a. Vrijstelling
Op grond van artikel 72, eerste lid, onderdeel h, van de Wet MB’94 wordt onder bij
algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen, vrijstelling
verleend voor o.a. motorrijtuigen die zijn ingericht en uitsluitend worden gebruikt
als vuilniswagen. De voorwaarden en beperkingen zijn opgenomen in artikel 17 van het
Uitvoeringsbesluit MB’94:
-
– het kenteken van het motorrijtuig is ingeschreven in het kentekenregister op naam
van een openbaar lichaam of van een bedrijf dat zich bezighoudt met werkzaamheden
waarbij de vuilniswagen wordt ingezet; en
-
– de houder van het motorrijtuig legt een verklaring over dat het motorrijtuig is ingericht
en uitsluitend wordt gebruikt als vuilniswagen.
b. Gebruik als vuilniswagen
(1) Parlementaire geschiedenis
Bij de Wet MB’94 is de onder de Wet MB’66 geldende vrijstelling voor motorrijtuigen
gehouden door openbare lichamen (voornamelijk gemeenten en samenwerkingsverbanden
tussen gemeenten) en uitsluitend gebezigd voor de reinigingsdienst (artikel 9, eerste
lid, onderdeel b, Wet MB’66) enerzijds beperkt tot vuilniswagens, kolkenzuigers of
straatveegwagens, en anderzijds uitgebreid met bedrijven die zich met dergelijke werkzaamheden
bezig houden.
In het daartoe strekkende amendement (Kamerstukken II, 1993–1994, 22 238, nr. 26)
is aangegeven, dat het amendement bedoeld is om de vrijstelling te beperken tot motorrijtuigen
die uitsluitend worden gebruikt voor enkele specifieke taken ten behoeve van burgers
en bedrijven. Daarmee is de vrijstelling voor gemeenten voor niet voor specifieke
taken uitgeruste motorrijtuigen, zoals gewone vrachtauto’s en bestelauto’s, vervallen.
De indiener van het amendement geeft aan de vrijstelling te beperken tot de echte
vuilniswagens en deze vervolgens uit te breiden naar de private sector (vaste commissie
voor Financiën, 18 oktober 1993, UCV 6, blz. 6–7, 1e kolom).
(2) Overheidstaak
Uit de parlementaire geschiedenis kan worden afgeleid, dat de vrijstelling voor vuilniswagens
zich dient te beperken tot echte vuilniswagens waarmee in het kader van de overheidstaak
door of in opdracht van de overheid huishoudelijke afvalstoffen worden opgehaald.
Dit betekent dat:
-
– dit huishoudelijke afval huis aan huis wordt ingezameld;
-
– een eventuele vergoeding daarvoor aan de (gemeentelijke) overheid in het kader van
zijn publieke taak in dezen op grond van een (gemeentelijke) verordening direct of
indirect verschuldigd dient te zijn.
(3) Huishoudelijke afvalstoffen
Onder huishoudelijke afvalstoffen wordt verstaan: de afvalstoffen afkomstig van particuliere
huishoudens. Dit is onder meer zgn. GFT-afval (waaronder snoei- en tuinafval), restafval,
grofvuil, oud papier, metaalafval. Daaronder vallen niet de afvalsoorten gevaarlijk
afval (w.o. chemisch afval), grond en puin, omdat dit geen normaal huishoudelijk afval
is.
Huishoudelijke afvalstoffen kunnen in het kader van dit besluit afkomstig zijn van
zowel particulieren huishoudens als van bedrijven.
(4) Methoden van inzamelen
Het komt voor dat afval niet direct huis aan huis wordt ingezameld, maar bijvoorbeeld
door de huishoudens in een centrale container dicht bij de woonplek wordt gedeponeerd.
Het ter plaatse in een vuilniswagen ledigen van deze dicht bij de woonplek gesitueerde
container, waarbij deze ter plaatse blijft, kan worden aangemerkt als het huis aan
huis inzamelen.
Het ophalen van de containers en het ledigen daarvan op een vuilstortplaats of -inrichting,
valt hier niet onder.
c. Inrichting
De in de wet gestelde eis dat een vuilniswagen om voor de vrijstelling in aanmerking
te komen, als zodanig moet zijn ingericht, dient in het kader van het hiervoor beschreven
beperkt gebruik overeenkomstig de bedoeling van het amendement te worden uitgelegd.
Om voor de vrijstelling in aanmerking te komen, dient het motorrijtuig te zijn ingericht
om huis aan huis huishoudelijk afval op te halen. Daaronder wordt verstaan het zijn
voorzien van een vast aangebrachte gesloten inrichting om het afval op te slaan, apparatuur
om de omvang van het afval te verminderen (zoals het persen of pletten), alsmede een
speciale inrichting om het ingezamelde afval zelfstandig te kunnen storten.
Het ontmoet in dit kader geen bezwaar als de aangebrachte gesloten inrichting om het
ingezamelde huisafval te vervoeren, een verwisselbare opbouw is.
Indien de vast aangebrachte inrichting niet is voorzien van een pers-/pletinstallatie,
dient het motorrijtuig te zijn voorzien van vast aangebrachte apparatuur om de vuilcontainers
te heffen en in de huisvuilauto te ledigen.
d. Verhuren of leasen van vuilniswagens
In artikel 17 van het Uitvoeringsbesluit MB’94 geldt als eis voor toepassing van de
vrijstelling, dat het motorrijtuig in het kentekenregister op naam van een openbaar
lichaam staat ingeschreven, of op naam van een bedrijf dat zich bezighoudt met werkzaamheden
waarbij deze motorrijtuigen worden ingezet.
Als een vuilniswagen wordt verhuurd of geleast door een bedrijf dat niet zelf die
werkzaamheden uitvoert, wordt veelal niet aan die eis voldaan, omdat het kenteken
op naam van het verhuur- dan wel leasebedrijf is gesteld. Onder de volgende bijzondere
voorwaarden keur ik goed, dat voor verhuurde of geleaste vuilniswagens aan de in artikel
17 genoemde voorwaarde niet behoeft te worden voldaan:
-
– het motorrijtuig wordt feitelijk gebruikt door een openbaar lichaam of bedrijf zoals
bedoeld in artikel 17; en
-
– de Inspecteur heeft de feitelijk gebruiker aangemerkt als zgn. ‘afwijkend houder’
zoals bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet MB’94.
Indien er geen verzoek om afwijkend houderschap wordt gedaan of de Inspecteur een
daartoe strekkend verzoek niet kan inwilligen, is de vrijstelling niet van toepassing
en is de verhuurder dan wel het leasebedrijf als houder de belasting verschuldigd.