In deze regeling wordt verstaan onder:
-
a. VCM: vinylchloride-monomeer;
-
b. EDC: 1,2-dichloorethaan;
-
c. chloroform: de chemische verbinding CHCl3 (c.a.s. nr. 67-66-3);
-
d. gechloreerde koolwaterstoffen: de som van de verbindingen EDC, VCM, chloroform, tetrachloorkoolstof,
trichloorethaan, methylchloride en hexachloorbenzeen en andere soortgelijke stoffen;
-
e. dioxines: polychloordibenzo-p-dioxines en polychloordibenzofuranen, uitgedrukt in
toxiciteitsequivalent (TEQ);
-
f. productie van VCM: industrieel proces waarbij VCM wordt geproduceerd;
-
g. productie van EDC: industrieel proces waarbij EDC wordt geproduceerd;
-
h. VCM-bedrijf: bedrijf dat VCM of EDC produceert uit etheen en chloor of uit etheen
of waterstofchloride als grondstoffen;
-
i. bijlage: bij deze regeling behorende bijlage;
-
j.
lozen: brengen van:
-
1°. stoffen in een oppervlaktewaterlichaam;
-
2°. afvalwater of andere afvalstoffen in een openbaar hemelwaterstelsel, een openbaar
ontwateringstelsel, een openbaar vuilwaterriool of een andere voorziening voor de
inzameling en het transport van afvalwater, of
-
3°. stoffen op een zuiveringtechnisch werk met behulp van een werk niet zijnde een voorziening
voor de inzameling en het transport van afvalwater.
-
1 Voor een VCM-bedrijf gelden als de hoogst toelaatbare gewichtshoeveelheid en concentratie
van stoffen voorkomend in afvalwater die worden geloosd, de grenswaarden die overeenkomen
met de waarden die het resultaat zijn van toepassing van de beste bestaande technieken,
met dien verstande dat die gewichtshoeveelheid en concentratie in ieder geval niet
hoger zijn dan de in bijlage I opgenomen grenswaarden.
-
1 Bij het bemonsteren, meten en analyseren van de concentraties en vrachten voor de
stoffen waarvoor in bijlage I grenswaarden zijn vastgesteld, wordt ten minste voldaan
aan de in bijlage II gestelde eisen.
Voorzover de in deze regeling vastgestelde grenswaarden voor afvalwater dat vrijkomt
bij de productie van EDC, strenger zijn dan de grenswaarden, vastgesteld in de regeling
van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 3 januari
1992 houdende grenswaarden voor EDC in afvalwater (Stb. 25), blijven de bepalingen
van laatstgenoemde regeling buiten toepassing en gelden de bepalingen van de onderhavige
regeling.
-
2 Deze regeling blijft tot 1 januari 2006 buiten toepassing voor een VCM-bedrijf dat
op de datum van inwerkingtreding van deze regeling in werking is, tenzij na die datum
naar het oordeel van het bevoegd gezag de capaciteit voor het produceren van VCM of
EDC aanzienlijk is uitgebreid of aanzienlijke technische wijzigingen van het productieproces
hebben plaatsgevonden.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling grenswaarden afvalwater VCM-bedrijven.
Bijlage II. , behorende bij artikel 3, eerste lid, van de Regeling Grenswaarden afvalwater
VCM-bedrijven
BIJLAGE II: Eisen voor bemonstering, meting en analyse
1.
Het bemonsteren, meten en analyseren geschiedt door het VCM-bedrijf.
2.
Monsters worden op een zodanige wijze genomen dat deze representatief zijn voor de
lozing gedurende een periode van een etmaal.
3.
Het bemonsteren en meten van gechloreerde koolwaterstoffen, adsorbeerbare organische
halogeenverbindingen of extraheerbare organische halogeenverbindingen wordt uitgevoerd
via steekproefmonsters over een periode van een etmaal.
4.
De controlefrequentie wordt bepaald door het bevoegd gezag. Hierbij wordt rekening
gehouden met de resultaten van de bemonstering, meting en analyse.
5.
Dioxines worden één keer per jaar gemeten en bemonsterd, tenzij naar het oordeel van
het bevoegd gezag met de gebruikte methode van monsterneming geen representatief monster
kan worden genomen.
6.
De monsters worden indien de voorgeschreven analysemethode dit toelaat, gehomogeniseerd
in behandeling genomen zonder dat daaruit bezinkbare of opdrijvende bestanddelen zijn
verwijderd.
7.
Ten aanzien van het monsternamepunt wordt aan de in bijlage I gestelde eisen voldaan.