Besluit beleidskader stedelijke vernieuwing

[Regeling vervallen per 25-10-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005.]
Geraadpleegd op 25-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-12-2000.
Geldend van 01-12-2000 t/m 31-12-2004

Besluit van 22 november 2000, houdende de vaststelling van de landelijke doelstellingen van stedelijke vernieuwing en nadere regels omtrent het ontwikkelingsprogramma (Besluit beleidskader stedelijke vernieuwing)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 14 juli 2000, nr. MJZ2000083097, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op artikel 7, tweede lid, van de Wet stedelijke vernieuwing;

De Raad van State gehoord (advies van 31 augustus 2000, nr. W08.00.0305/V);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 16 november 2000, nr. MJZ2000127856, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 25-10-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 25-10-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. wet: Wet stedelijke vernieuwing;

  • b. A-woningen: woningen die op 1 maart 1986 een geluidbelasting vanwege een weg ondervonden van ten minste 65 dB(A), dan wel ten minste 60 dB(A) indien zij deel uitmaken van een verzameling van woningen waarvan ten minste één woning een geluidbelasting vanwege een weg ondervond van ten minste 65 dB(A);

  • c. railwoningen: woningen die op 1 juli 1987 een geluidbelasting ondervonden van meer dan 65 dB(A) vanwege een op die datum aanwezige spoorweg en

  • d. toegelaten instelling: instelling, toegelaten krachtens artikel 70 van de Woningwet.

Hoofdstuk 2. De landelijke doelstellingen van stedelijke vernieuwing

[Regeling vervallen per 25-10-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 25-10-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

De landelijke doelstellingen van stedelijke vernieuwing zijn:

  • a. vergroting van de variatie en differentiatie van woonmilieus;

  • b. huisvesting van specifieke bevolkingsgroepen die moeilijkheden ondervinden bij het vinden van hun passende huisvesting;

  • c. tegengaan van onvrijwillige segregatie;

  • d. verbetering van de omgevingskwaliteit;

  • e. zorgvuldig, duurzaam en intensief ruimtegebruik;

  • f. behoud van cultuurhistorische waarden;

  • g. verbetering van de fysieke voorwaarden voor economische activiteit;

  • h. verbetering van de milieukwaliteit en

  • i. versterking van de sociale infrastructuur.

Hoofdstuk 3. Nadere regels omtrent de eisen aan het ontwikkelingsprogramma

[Regeling vervallen per 25-10-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 25-10-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

  • 1 De in het ontwikkelingsprogramma op te nemen gemeentelijke doelstellingen op het gebied van stedelijke vernieuwing voor het desbetreffende investeringstijdvak en de oriëntatie op het daaropvolgende investeringstijdvak, als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel c, van de wet, hebben in ieder geval betrekking op de visie op de stad als geheel en op de in het zevende tot en met elfde lid van dit artikel gestelde eisen.

  • 2 In het ontwikkelingsprogramma worden de verschillende maatregelen ter verhoging van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving in hun onderlinge samenhang beschreven, alsmede in samenhang met de maatregelen op sociaal en economisch gebied.

  • 3 In het ontwikkelingsprogramma wordt aangegeven wat de gemeentelijke doelstellingen zijn op de verschillende relevante geografische schaalniveaus waarbij, in ieder geval bij wonen en bij wonen en economie, ook de regionale dimensie en de lagere schaalniveaus aan de orde komen.

  • 4 In het ontwikkelingsprogramma wordt ingegaan op de kansen die de stad heeft door ligging, bereikbaarheid, bevolkingsopbouw, milieukwaliteit, stedenbouwkundige kwaliteit, cultuurhistorie en economische mogelijkheden. Daarbij worden de voornemens aangegeven omtrent de wijze waarop die kansen benut zullen gaan worden.

  • 5 In het ontwikkelingsprogramma wordt aangegeven hoe de investeringen door de gemeente zich verhouden tot de investeringen door private partijen. Daarbij wordt ook ingegaan op de bijdragen van de gemeente uit eigen middelen. Voorts wordt per relevant geografisch schaalniveau vermeld in welke mate de aanpak van stedelijke vernieuwing naar verwachting voorziet in een verhoging van het aandeel van private partijen in het totaal van de investeringen.

  • 6 In het ontwikkelingsprogramma wordt aangegeven aan welke beleidsinhoudelijke thema's en welke doelgroepen bij de aanpak van stedelijke vernieuwing voorrang wordt gegeven, aan welke woongebieden of bedrijventerreinen extra aandacht zal worden gegeven en hoe de aanpak van stedelijke vernieuwing wordt gefaseerd. Daarbij wordt rekening gehouden met de procedures, waaronder de planologische procedures, die moeten worden doorlopen om de plannen gerealiseerd te krijgen. Tevens wordt in termen van organisatie van het proces aangegeven hoe gemeentelijke doelstellingen vorm zullen worden gegeven,waarbij in ieder geval wordt ingegaan op de betrokkenheid van (bewoners)organisaties, toegelaten instellingen en bedrijfsleven, zowel in financiële als in niet-financiële zin.

  • 7 In het ontwikkelingsprogramma wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gemeente de fysieke voorwaarden voor economische activiteiten wil verbeteren. In ieder geval wordt voorzien in maatregelen ten aanzien van:

    • a. het stimuleren van functiemenging van wonen en werken door het behouden en creëren van geschikte bedrijfsruimte in woongebieden;

    • b. het ontwikkelen van bedrijfsruimte ten behoeve van startende ondernemers;

    • c. het revitaliseren van verouderde en het ontwikkelen van nieuwe bedrijventerreinen;

    • d. het stimuleren van de voor de gemeente kansrijke sectoren en clusters en

    • e. het verbeteren van de bereikbaarheid van economische functies, in het bijzonder het verbeteren van de ontsluiting van bedrijfsruimten of bedrijventerreinen op het lokale wegennet.

  • 8 In het ontwikkelingsprogramma wordt aangegeven hoe de gemeente voornemens is te komen tot een variatie en differentiatie van woonmilieus met bijbehorende kenmerken, zoals woningtype, voorzieningen, functiemenging en dichtheid. Daarbij is de variatie en differentiatie op de regionale vraag naar woonmilieus toegesneden en wordt woningzoekenden voldoende keuzevrijheid gelaten. Indien er wordt voorzien in de sloop van woningen wordt aangegeven wat de redenen zijn om die woningen te slopen. In ieder geval wordt voorzien in maatregelen ten aanzien van:

    • a. de ontwikkeling van vraag en aanbod op verschillende schaalniveaus in samenhang met de uitvoeringsconvenanten, uitvoeringscontracten of uitvoeringsakkoorden in het kader van de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra (Vinex) en de uitvoeringsafspraken in het kader van de Actualisering Vinex;

    • b. huisvesting van specifieke bevolkingsgroepen die moeilijkheden ondervinden bij het vinden van hun passende huisvesting, waaronder in ieder geval ouderen, woonwagenbewoners, gehandicapten en dak- en thuislozen;

    • c. het bevorderen van eigenwoningbezit en particulier opdrachtgeverschap;

    • d. het tegengaan van onvrijwillige segregatie en

    • e. flexibel en aanpasbaar bouwen.

  • 9 In het ontwikkelingsprogramma wordt een samenhangend beeld gegeven van de gewenste omgevingskwaliteit op het niveau van de gemeente als geheel en op het niveau van de wijken waarop de aandacht van de gemeente zich in het bijzonder richt. Daarbij wordt de milieukwaliteit in de verbetering of nieuwbouw van wijken geïntegreerd en wordt ervan uitgegaan dat de omgevingskwaliteit wordt bepaald door een samenstel van ruimtelijke en milieucomponenten. Tevens gaat het ontwikkelingsprogramma in op de vraag of, en zo ja, welke maatregelen tot het behoud van cultuurhistorische waarden nodig zijn. Daarnaast wordt in ieder geval voorzien in maatregelen om te komen tot verbetering van het aanbod van groenvoorzieningen in de dagelijkse leefomgeving en grootschalige groenvoorzieningen in de stad. Met betrekking tot grootschalige groenvoorzieningen in de stad geldt daarbij dat de ruimtelijke samenhang met groen rond de stad aan de orde komt. Voorts komen met betrekking tot grootschalige groenvoorzieningen de mogelijkheden voor recreatief gebruik, de ecologische waarde, de architectonische kwaliteiten van de groenvoorzieningen en de wijze waarop het beheer van die voorzieningen wordt vormgegeven aan de orde.

  • 10 In het ontwikkelingsprogramma wordt aangegeven hoe doelstellingen met betrekking tot duurzaamheid worden geïntegreerd in het beleid ten aanzien van stedelijke vernieuwing. In ieder geval wordt voorzien in maatregelen ten aanzien van:

    • a. bodemsanering, waarbij wordt voorzien in de aanpak van, in verhouding tot de bodemverontreinigingen binnen de gemeente als geheel, voldoende gevallen van ernstige bodemverontreiniging en tevens wordt aangegeven op welke wijze en voor welk deel de gemeente de private partijen hierbij betrekt;

    • b. duurzaam bouwen, duurzame stedenbouw en energiebesparing in de gebouwde omgeving;

    • c. watersystemen, waarbij de gemeente aangeeft hoe zij wil omgaan met water en watersystemen;

    • d. de sanering van geluidhinder aan A- en railwoningen en

    • e. energiebesparing in het algemeen.

  • 11 In het ontwikkelingsprogramma wordt aangegeven welke woon- of werkgebieden kunnen worden verdund en welke andere woon- of werkgebieden, met name die rondom stedelijke vervoersknooppunten, kunnen worden verdicht. De gemeente geeft aan wat de mogelijkheden zijn tot optimaal, intensief en multifunctioneel gebruik van ruimte.

  • 12 De in het ontwikkelingsprogramma op te nemen maatregelen met betrekking tot het voeren van overleg, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel e, van de wet, betreffen in ieder geval de wijze van participatie van betrokken partijen in:

    • a. de veranderingsprocessen op het niveau van wijk en gemeente;

    • b. de organisatie van het beheer van de openbare ruimte en

    • c. de totstandkoming van de maatregelen ter bevordering van het eigenwoningbezit.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 25-10-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 25-10-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop het bij koninklijke boodschap van 13 november 1999 ingediende voorstel van wet ter stimulering van integrale stedelijke vernieuwing (Wet stedelijke vernieuwing) (kamerstukken I 1999/2000, 26 884, nr. 277), na tot wet te zijn verheven, in werking treedt, en werkt terug tot en met 1 januari 2000.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 25-10-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2005]

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit beleidskader stedelijke vernieuwing.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 22 november 2000

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. W. Remkes

Uitgegeven de dertigste november 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals