-
1. kennis hebben van de wettelijke bepalingen en de praktijken met betrekking tot het
gebruik van cheques, wissels, promesses, creditcards en andere betaalmiddelen of methoden;
-
2. kennis hebben van de verschillende kredietvormen (bankkrediet, documentair krediet,
waarborgsommen, hypotheken, leasing, renting, factoring enz.) en de daaruit voortvloeiende
lasten en verplichtingen;
-
3. weten wat een balans is, hoe een balans wordt opgesteld en moet worden geïnterpreteerd;
-
4. een winst- en verliesrekening kunnen lezen en interpreteren;
-
5. een analyse kunnen maken van de financiële situatie en de rentabiliteit van de onderneming,
met name op basis van de financiële ratio's;
-
6. een begroting kunnen opstellen;
-
7. weten hoe zijn kostprijs is samengesteld (vaste kosten, variabele kosten, bedrijfskosten,
afschrijvingen enz.) en berekeningen per voertuig, per kilometer, per reis of per
persoon kunnen maken;
-
8. een organisatieschema voor alle werknemers van de onderneming en werkplanningen enz.
kunnen opstellen;
-
9. kennis hebben van de beginselen van het marktonderzoek (marketing), de verkoopbevordering
voor vervoersdiensten, het opzetten van klantenbestanden, reclame, public relations
enz.;
-
10. kennis hebben van de verschillende typen verzekeringen die voor vervoersactiviteiten
van belang zijn (aansprakelijkheidsverzekering, verzekering van passagiers, bagage)
en de daarmee verband houdende waarborgen en verplichtingen;
-
11. kennis hebben van telematicatoepassingen op het gebied van het vervoer;
-
12. de regels met betrekking tot de tarieven en de prijsstelling in het personenvervoer
kunnen toepassen;
-
13. de regels inzake de facturering van personenvervoer kunnen toepassen.