Stcrt. 2010, 4089, datum inwerkingtreding 18-03-2010, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.
1 Als andere aangewezen bedrijfsmiddelen als bedoeld in artikel 3.34, tweede lid, van
de wet, worden voorts aangewezen: bedrijfsmiddelen die niet eerder in gebruik zijn
genomen, voor zover de belastingplichtige ter zake van de aanschaffing verplichtingen
is aangegaan of ter zake van de voortbrenging voortbrengingskosten heeft gemaakt in
het kalenderjaar 2009 of 2010, en het bedrijfsmiddel vóór 1 januari 2012, onderscheidenlijk
vóór 1 januari 2013, door hem in gebruik wordt genomen. Met betrekking tot een schip
waarvoor verplichtingen zijn aangegaan of voortbrengingskosten zijn gemaakt in het
kalenderjaar 2010, is de eerste volzin slechts van toepassing indien de winst met
betrekking tot dit schip ten minste tot 1 januari 2020 niet wordt bepaald met toepassing
van artikel 3.22 van de wet. De inspecteur kan voor situaties van een zakelijke vervreemding
ontheffing van de toepassing van de tweede volzin verlenen.
2 Tot de bedrijfsmiddelen, bedoeld in het eerste lid, behoren niet:
-
a. gebouwen;
-
b. woonschepen;
-
c. bromfietsen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de Wegenverkeerswet
1994;
-
d. motorrijwielen als bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid, van de Wet op de belasting
van personenauto’s en motorrijwielen 1992;
-
e. personenauto’s als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de belasting van personenauto’s
en motorrijwielen 1992, die niet zijn bestemd voor het beroepsvervoer over de weg,
en met uitzondering van zeer zuinige personenauto’s als bedoeld in het vierde lid;
-
f. immateriële activa;
-
g. dieren;
-
h. voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen en paden, daaronder begrepen
de in die wegen en paden liggende bruggen, viaducten, duikers en tunnels;
-
i. bedrijfsmiddelen die zijn bestemd om – direct of indirect – hoofdzakelijk ter beschikking
te worden gesteld aan derden, uitgezonderd bedrijfsmiddelen die zijn bestemd om voor
korte duur te worden verhuurd aan opeenvolgende huurders;
-
j. bedrijfsmiddelen waarop uit anderen hoofde willekeurig wordt afgeschreven.
3 De in het eerste lid genoemde datum van 1 januari 2012, onderscheidenlijk 1 januari
2013, waarvoor de ingebruikneming van het bedrijfsmiddel dient plaats te vinden, wordt
verschoven, indien de belastingplichtige aannemelijk maakt dat de ingebruikneming
door bijzondere omstandigheden is vertraagd. De verschuiving bedraagt zoveel dagen
als door die omstandigheden wordt gerechtvaardigd.
4 Voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel e, wordt onder een zeer zuinige personenauto
verstaan een personenauto met een CO2-uitstoot als bedoeld in artikel 3.20, zesde lid, van de wet van niet meer dan:
-
a. 95 gram per kilometer bij een auto die wordt aangedreven door een motor met een compressieontsteking,
en
-
b. 110 gram per kilometer bij een auto die niet wordt aangedreven door een motor met
compressieontsteking.