Vennootschapsbelasting, bedrijfsfusie, algemene toestemming aan de inspecteur voor [...] om toepassing van artikel 14, tweede lid, Wet Vpb

[Regeling vervallen per 11-10-2008.]
Geraadpleegd op 26-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2001.
Geldend van 01-01-2001 t/m 10-10-2008

Vennootschapsbelasting, bedrijfsfusie, algemene toestemming aan de inspecteur voor de afdoening van verzoeken om toepassing van artikel 14, tweede lid, Wet Vpb

De Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Als gevolg van de Invoeringswet IB 2001 is de regeling in artikel 14 Wet van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet Vpb) inzake bedrijfsfusies met ingang van 1 januari 2001 gewijzigd. De belangrijkste wijzigingen zijn vermeld in het besluit van 19 december 2000, nr. CPP2000/3041M (hierna: toelichtende besluit).

Met betrekking tot de vraag of een bedrijfsfusie valt onder artikel 14 (oud) Wet Vpb dan wel artikel 14 (nieuw) Wet Vpb merk ik het volgende op.

Indien de feitelijke overdracht plaatsvindt op of na 1 januari 2001 is de nieuwe wettekst van toepassing, met uitzondering van de situatie waarin de fiscale terugwerkende kracht ertoe leidt dat het overgangstijdstip ligt vóór 1 januari 2001; in dat laatste geval valt de bedrijfsfusie onder de werking van de oude wettekst.

Indien de bedrijfsfusie onder de oude wettekst valt, dient, ingeval geen sprake is van een situatie vallend onder artikel 14, eerste lid (oud) Wet Vpb, een beschikking op grond van artikel 14, vierde lid (oud) Wet Vpb te worden afgegeven overeenkomstig het besluit van 1 juli 1993, nr. DB93/2167M, BNB 1993/270 (laatstelijk gewijzigd bij besluit van 5 februari 1998, nr. DB97/3359M).

Indien de bedrijfsfusie onder de nieuwe wettekst valt, dient, ingeval geen sprake is van een situatie vallend onder artikel 14, eerste lid (nieuw) Wet Vpb, een beschikking op grond van artikel 14, tweede lid (nieuw) Wet Vpb te worden afgegeven.

Dit besluit geeft ter zake een algemene toestemming aan de inspecteur inzake de afdoening van verzoeken om toepassing van artikel 14, tweede lid Wet Vpb (wettekst vanaf 1 januari 2001).

1. Algemeen

[Regeling vervallen per 11-10-2008]

1.1. Inleiding

[Regeling vervallen per 11-10-2008]

Een bedrijfsfusie kan fiscaal geruisloos zonder tussenkomst van de inspecteur plaatsvinden als voldaan wordt aan de vereisten in artikel 14, eerste lid Wet Vpb. Deze vereisten zijn hetzelfde stelsel van winstbepaling, geen aanspraak op voorwaartse verliesverrekening bij de overnemer en latere heffing is verzekerd. Indien hieraan niet wordt voldaan, biedt artikel 14, tweede lid Wet Vpb de mogelijkheid de winst behaald als gevolg van de bedrijfsfusie desalniettemin buiten aanmerking te laten.

Dit besluit ziet op situaties waarin niet aan de vereisten van artikel 14, eerste lid Wet Vpb wordt voldaan, en begeleiding slechts op basis van artikel 14, tweede lid Wet Vpb kan plaatsvinden.

Voor de volledigheid merk ik op dat een fiscale begeleiding niet mogelijk is indien de bedrijfsfusie in overwegende mate is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing.

In het toelichtende besluit heb ik een aantal situaties aangegeven waarin latere heffing niet is verzekerd (zie de punten 5.1 t/m 5.7 van het toelichtende besluit). In die situaties kan fiscale begeleiding van de bedrijfsfusie dus slechts plaatsvinden met toepassing van artikel 14, tweede lid Wet Vpb.

Op grond van artikel 14, tweede lid Wet Vpb kan de Minister van Financiën op gezamenlijk verzoek van de overdrager en de overnemer onder te stellen nadere voorwaarden, de inspecteur belast met de aanslagregeling van de overdrager toestaan de winst behaald met of bij de overdracht geheel of ten dele buiten aanmerking te laten. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.

Dit besluit bevat een algemene toestemming aan de inspecteur tot het namens mij afdoen van verzoeken om toepassing van artikel 14, tweede lid Wet Vpb met betrekking tot bedrijfsfusies, met uitzondering van de situaties genoemd in paragraaf 1.3.

Dit besluit bevat zowel een instructie tot de afdoening van verzoeken die onder de algemene toestemming vallen alsmede tot de afdoening van verzoeken die niet onder de algemene toestemming vallen.

1.2. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 11-10-2008]

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • de Wet Vpb: de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;

  • het toelichtende besluit: het besluit van 19 december 2000, nr. CPP2000/3041M;

  • de onderneming: de overgedragen onderneming of het overgedragen zelfstandig onderdeel van een onderneming;

  • het overgangstijdstip: het tijdstip van wanneer af de overgedragen onderneming geacht wordt rechtstreeks voor rekening en risico van de overnemer te zijn uitgeoefend;

  • de overdracht: de feitelijke inbreng van activa in en overneming van passiva door de overnemer.

1.3. Omvang algemene toestemming

[Regeling vervallen per 11-10-2008]

Ik verleen de inspecteurs een algemene toestemming om namens mij te beslissen op alle verzoeken om toepassing van artikel 14, tweede lid Wet Vpb met betrekking tot bedrijfsfusies, met uitzondering van de navolgende situaties:

  • a. op het overgangstijdstip is voor de overdrager dan wel overnemer het Besluit reserve verzekeraars of het Besluit beleggingsinstellingen van toepassing (ingeval van toepassing van het Besluit beleggingsinstellingen: op het overgangstijdstip en/of in het jaar voorafgaand aan het overgangstijdstip);

  • b. bij de bedrijfsfusie wordt een negatieve winst behaald;

  • c. de overdrager en/of de overnemer de rechtsvorm van een coöperatie hebben;

  • d. de inspecteur is van mening dat het verzoek

    • 1. slechts kan worden ingewilligd onder het stellen van één of meer andere voorwaarden dan opgenomen in het toelichtende besluit (hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan situaties waarbij tot de overgedragen onderneming lidmaatschapsrechten of bewijzen van deelgerechtigdheid behoren);

    • 2. moet worden afgewezen om een andere reden dan in dit besluit of in het toelichtende besluit is opgenomen, waarbij niet is voldaan aan de in de wet gestelde vereisten.

1.4. Afdoeningstermijn

[Regeling vervallen per 11-10-2008]

Beschikkingen dienen in beginsel binnen acht weken na ontvangst van het verzoek te worden afgegeven. Indien een beschikking niet binnen deze termijn kan worden afgegeven, stelt de inspecteur op grond van het bepaalde in artikel 4:14 van de Algemene wet bestuursrecht de aanvrager daarvan in kennis en noemt daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking tegemoet kan worden gezien.

1.5. Bedrijfsfusie en fiscale eenheid

[Regeling vervallen per 11-10-2008]

Voor de samenloop van bedrijfsfusie en fiscale eenheid verwijs ik u naar punt 7.3 van het toelichtende Besluit van 19 december 2000, kenmerk CPP2000/3041M.

1.6. Verliezen

[Regeling vervallen per 11-10-2008]

Verliezen van de overdrager

De faciliteit van artikel 14 Wet Vpb biedt niet de mogelijkheid om de aanspraak op verrekening van verliezen van de overdrager mee te geven aan de overnemer. De nog te verrekenen verliezen blijven dus in beginsel achter bij de overdrager.

In een beperkt aantal situaties waarin de overdrager zijn gehele onderneming overdraagt en door de bedrijfsfusie de belastingplicht van de overdrager (hier te lande) eindigt, ben ik bereid – en onder het stellen van voorwaarden – goed te keuren dat de verliezen van de overdrager worden meegegeven aan de overnemer.

Dit beleid is omschreven in punt 8 van het toelichtende besluit. In het besluit nr. CPP2000/2179M heb ik de inspecteurs toestemming verleend in vorenbedoelde situaties verzoeken in te willigen om verliezen van de overdrager mee te geven aan de overnemer.

Verliezen van de overnemer

Indien de overnemer over aanspraken op nog te verrekenen verliezen beschikt, worden voorwaarden gesteld met betrekking tot de wijze van verliesverrekening bij de overnemer. Deze verliesverrekening zal plaatsvinden op basis van winstsplitsing.

Er zijn geen voorwaarden gesteld met betrekking tot de achterwaartse verliesverrekening bij de overnemer. Achterwaartse verliesverrekening kan derhalve zonder winstsplitsing plaatsvinden.

1.7. Indiening/doorzending verzoeken

[Regeling vervallen per 11-10-2008]

De overdrager en de overnemer moeten hun verzoek om toepassing van artikel 14, tweede lid Wet Vpb vóór de bedrijfsfusie (het overdrachtstijdstip) schriftelijk indienen bij de inspecteur die belast is met de aanslagregeling voor de vennootschapsbelasting van de overdrager. Belanghebbende dient in het verzoek aan te geven om welke reden(en) een beroep op basis van artikel 14, tweede lid Wet Vpb wordt gedaan.

De inspecteur beoordeelt of hij het verzoek op grond van de in punt 1.3 gegeven toestemming kan afdoen. Is dat niet het geval dan zendt hij het verzoek, met in acht neming van het bepaalde in punt 3, door naar het Ministerie van Financiën, Centrum voor proces- en productontwikkeling, Domein Winstbelastingen.

2. Beoordeling verzoeken

[Regeling vervallen per 11-10-2008]

De inspecteur die het verzoek in behandeling heeft genomen, beoordeelt het verzoek in ieder geval op de volgende aspecten:

2.1. Beoordeling of de bedrijfsfusie in overwegende mate is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing

[Regeling vervallen per 11-10-2008]

De inspecteur toetst, naar de feiten en omstandigheden die de hem bekend zijn bij de beoordeling van het verzoek, of de bedrijfsfusie is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing.

Zo ja, dan wijst de inspecteur het verzoek af: zie toelichtende besluit, punt 2, onder Lid 4.

2.2. Formele aspecten

[Regeling vervallen per 11-10-2008]

Is het verzoek ingediend vóór de overdracht van de onderneming?

Zo niet, dan zendt hij het verzoek, overeenkomstig het bepaalde in punt 3. van dit besluit, door naar het ministerie.

Is het verzoek ingediend door of namens de overdrager en overnemer of, indien deze laatste nog niet is opgericht, door of namens de oprichters van dat lichaam?

Zo niet dan stelt de inspecteur belanghebbenden in de gelegenheid het verzoek op dit punt alsnog aan te vullen.

2.3. Onderneming

[Regeling vervallen per 11-10-2008]

Is sprake van een onderneming in materiële zin?

Zo ja, kunnen de vermogensbestanddelen die worden overgedragen een zelfstandige onderneming vormen?

Zie punt 3.2 van het toelichtende besluit.

2.5. Uitreiking van aandelen en adequate tegenprestatie

[Regeling vervallen per 11-10-2008]

Vindt de overdracht van de onderneming plaats tegen uitreiking van aandelen, e.d., en wordt een adequate tegenprestatie (in de vorm van aandelen in de overnemer) ontvangen door de overdrager?

Zie de punten 3.3 en 3.4 (3.4.1 t/m 3.4.5) van het toelichtende besluit.

2.6. Terugwerkende kracht

[Regeling vervallen per 11-10-2008]

Is sprake van een overdracht aan een nieuw opgericht lichaam?

Zo ja, is voldaan aan de vereisten van punt 6 van het toelichtende besluit?

2.7. Gelijktijdige toepassing artikel 3.65 van de Wet IB 2001

[Regeling vervallen per 11-10-2008]

Is er sprake van een direct aan de overdracht voorafgaande toepassing van artikel 3.65 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001?

Indien dit het geval is, werkt de inspecteur het verzoek pas af nadat de beschikking voor de toepassing van artikel 3.65 Wet IB 2001 is afgegeven. Indien het verzoek om toepassing van artikel 14, tweede lid Wet Vpb gelijktijdig met het verzoek om toepassing van artikel 3.65 Wet IB 2001 wordt ingediend, deelt de inspecteur met inachtneming van het bepaalde in artikel 4:15 van de Awb aan de indiener van het verzoek mee dat het eerstgenoemd verzoek pas kan worden afgedaan nadat de het verzoek om toepassing van artikel 3.65 Wet IB 2001 is ingewilligd.

2.8. Inbreng van een binnenlandse vaste inrichting in een NV of BV

[Regeling vervallen per 11-10-2008]

Is het eigen vermogen van de overnemer ten minste gelijk aan het saldo van de tot de vaste inrichting behorende bezittingen en schulden?

Zie punt 8.1 van het toelichtende besluit.

3. Afdoening verzoeken die onder de algemene toestemming vallen; te stellen voorwaarden

[Regeling vervallen per 11-10-2008]

In de gevallen waarin de inspecteur op grond van de algemene toestemming het verzoek zelf kan afdoen, neemt hij zijn beslissing door middel van een voor bezwaar vatbare beschikking, waarbij hij het volgende in acht neemt.

a. Het verzoek wordt ingewilligd

Indien het verzoek wordt ingewilligd, richt de inspecteur de beschikking in conform bijlage 1, waarbij uitsluitend voorwaarden worden gesteld die overeenkomen met de voorwaarden, zoals gepubliceerd in het toelichtende besluit.

b. Het verzoek wordt afgewezen

Indien het verzoek met inachtneming van hetgeen is vermeld in punt 2 wordt afgewezen, richt de inspecteur de beschikking in conform bijlage 4.

c. Het verzoek wordt ingewilligd onder het stellen van een afwijkend overgangstijdstip

Indien de gevraagde terugwerkende kracht op grond van het gestelde in punt 6 van het toelichtende besluit niet aanvaardbaar is, doch wel aan alle overige vereisten is voldaan, willigt de inspecteur het verzoek in bij een voor bezwaar vatbare beschikking, onder het stellen van een (ander) overgangstijdstip dat blijkens het toelichtende besluit wel aanvaardbaar is. Voordat hij de beschikking afgeeft, stelt hij belanghebbenden in de gelegenheid te worden gehoord.

4. Verzoeken die niet onder de algemene toestemming vallen

[Regeling vervallen per 11-10-2008]

Indien het verzoek niet valt onder de in punt 1.3 van dit besluit aan de inspecteur verleende toestemming tot het afdoen van verzoeken, zendt de inspecteur het verzoek met zijn ambtsbericht ingericht overeenkomstig bijlage 3, binnen drie weken door naar het Ministerie van Financiën, Centrum voor proces- en productontwikkeling, Domein Winstbelastingen. Daar wordt het verzoek beoordeeld en een beschikking voorbereid. Vervolgens wordt de inspecteur, onder toezending van een concept-beschikking, toegestaan op het verzoek te beslissen. De inspecteur handelt verder overeenkomstig hetgeen hierna is vermeld.

a. Het verzoek wordt ingewilligd

Indien het verzoek wordt ingewilligd, geeft de inspecteur een voor bezwaar vatbare beschikking af conform de toestemming en de daarbij opgenomen voorwaarden. De voorwaarden worden als bijlage met de beschikking meegezonden.

b. Het verzoek wordt afgewezen

Indien het verzoek niet voor inwilliging vatbaar is, dan wijst de inspecteur het verzoek bij een voor bezwaar vatbare beschikking af, onder vermelding van de door de Staatssecretaris aangegeven overwegingen.

5. Afhandeling beschikkingen

[Regeling vervallen per 11-10-2008]

De bevoegde inspecteur stuurt, zowel voor de overdrager als de overnemer, een afschrift van de beschikking aan de indieners van het verzoek. Ook deponeert hij de beschikking in het dossier van de overdrager en een afschrift van de beschikking in het dossier van de overnemer.

Tevens legt hij in de desbetreffende dossiers vast wat de boekwaarde en het opgeofferde bedrag is van de deelneming welke door de overdrager wordt overgedragen aan de overnemer.

Indien de deelneming bij de overnemer geen deelneming vormt, dient het eventuele verschil tussen de boekwaarde en de waarde in het economische verkeer van de desbetreffende aandelen te worden vastgelegd.

6. Bezwaar tegen een beschikking

[Regeling vervallen per 11-10-2008]

Indien een belanghebbende een bezwaarschrift indient tegen de beschikking en het bezwaar betreft een geschil over een rechtsvraag waarop in de jurisprudentie of het uitvoeringsbeleid geen helder antwoord te vinden is, verzoek ik de inspecteurs in overleg te treden met het Ministerie van Financiën, Centrum voor proces- en productontwikkeling, Domein Winstbelastingen (conform het besluit van 21 juli 1995, nr. AFZ94/4519M zoals gewijzigd bij besluit van 26 januari 1998, nr. AFZ97/4609M, BNB 1998/90).

7. Inwerkingtreding van deze regeling

[Regeling vervallen per 11-10-2008]

Dit Besluit inzake artikel 14, tweede lid Wet Vpb is van toepassing op bedrijfsfusies waarbij feitelijke overdracht plaatsvindt op of na 1 januari 2001, met uitzondering van de situatie waarin de fiscale terugwerkende kracht ertoe leidt dat het overgangstijdstip ligt vóór 1 januari 2001.

In dat laatste geval en ingeval de feitelijke overdracht heeft plaatsgevonden vóór 1 januari 2001, valt de bedrijfsfusie onder de werking van artikel 14 (oud) Wet Vpb, en dient, ingeval geen sprake is van een situatie vallend onder artikel 14, eerste lid (oud) Wet Vpb, een beschikking op grond van artikel 14, vierde lid (oud) Wet Vpb te worden afgegeven overeenkomstig het besluit van 1 juli 1993, nr. DB93/2167M, BNB 1993/270 (laatstelijk gewijzigd bij besluit van 5 februari 1998, nr. DB97/3359M).

8. Samenloop verzoeken artikel 14 en artikel 15 Wet Vpb

[Regeling vervallen per 11-10-2008]

De overdracht van een onderneming zonder belastingheffing kan zowel plaatsvinden met toepassing van artikel 14 Wet Vpb als binnen een fiscale eenheid in de zin van artikel 15 Wet Vpb. Het is echter niet mogelijk om beide bepalingen toe te passen op dezelfde overdracht. Dit houdt in dat een verzoek artikel 14 Wet Vpb moet worden afgewezen, indien er een fiscale eenheid tussen de overdrager en de overnemer tot stand is gekomen en de overdracht binnen fiscale eenheid plaatsvindt. Indien er reeds een beschikking artikel 14 Wet Vpb is afgegeven en er komt ná die beschikking alsnog een fiscale eenheid tot stand, zodanig dat de overdracht binnen de fiscale eenheid plaatsvindt, dan heeft de beschikking haar belang verloren.

Hierbij merk ik op dat de overdracht van een onderneming aan een, met ingang van haar oprichtingsdatum gevoegde, dochtermaatschappij op grond van standaardvoorwaarde 1. fiscale eenheid, steeds tijdens het bestaan van de fiscale eenheid plaatsvindt (zie punt 7.4 van het besluit van 30 september 1991, nr. DB 91/2309).

9. Diversen

[Regeling vervallen per 11-10-2008]

9.1. Bijlagen

[Regeling vervallen per 11-10-2008]

Bij dit besluit zijn de volgende bijlagen gevoegd:

  • 1. inwilliging, waarbij uitsluitend voorwaarden worden gesteld die overeenkomen met de voorwaarden zoals gepubliceerd in het toelichtende besluit;

  • 2. inwilliging voor een geval van overdracht van de onderneming van een binnenlandse vaste inrichting;

  • 3. afwijzing verzoek om geruisloze overdracht;

  • 4. ambtsbericht.

De bijlagen en de voorwaarden worden tevens opgenomen in het Modellenboek Ondernemingen.

9.2. Inlichtingen

[Regeling vervallen per 11-10-2008]

Voor inlichtingen over fiscale begeleiding van afsplitsingen kunnen belanghebbenden contact opnemen met de bevoegde inspecteur van de Belastingdienst, die zich zonodig verstaat met de betreffende Kennisgroep fusies en fiscale eenheden.

Bijlage 1. Inwilliging; Beschikking met voorwaarden

[Regeling vervallen per 11-10-2008]

Belastingdienst/<eenheid>

Beschikking

Datum:

De Inspecteur van de Belastingdienst/ <aanduiding eenheid + plaats>, krachtens het besluit van de Directeur-Generaal Belastingdienst van 19 december 2000, nr. CPP2000/3042M, toegestaan te beschikken op het verzoek van <naam indiener verzoek>, van <datum>, kenmerk <nummer>, om vrijstelling van de heffing van vennootschapsbelasting ter zake van de in het verzoek omschreven overdracht van (het zelfstandige onderdeel van) de onderneming van <naam overdrager (fiscaal nummer)> te <vestigingsplaats> (hierna te noemen: overdrager) aan <naam overnemer (fiscaal nummer)> te <vestigingsplaats> (hierna te noemen: overnemer) tegen uitreiking van aandelen;

gelet op artikel 14, tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;

BESLUIT:

  • het verzoek in te willigen onder het stellen van de voorwaarden zoals opgenomen in het besluit van de Directeur-Generaal Belastingdienst van 19 december 2000, nr. CPP2000/3041M (als bijlage bij deze beschikking gevoegd);

  • het overgangstijdstip te stellen op <datum>, mits – ingeval van overdracht aan een daartoe op te richten lichaam – de oprichting en overdracht binnen 15 maanden na het overgangstijdstip plaatsvinden.

Hoogachtend,

Belastingdienst/<aanduiding eenheid + plaats>

De Inspecteur,

.............

Dit is een voor bezwaar vatbare beschikking. Als u het niet eens bent met deze beschikking kunt u binnen zes weken na dagtekening van deze beschikking een bezwaarschrift indienen bij de Belastingdienst. Het postadres staat op deze beschikking.

Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het binnen de bezwaartermijn is ontvangen. Bij verzending per post is een bezwaarschrift tijdig ingediend als het vóór het einde van de termijn ter post is bezorgd en niet later dan één week na afloop van de termijn is ontvangen.

Bijlage: voorwaarden bedrijfsfusie

Bijlage. Voorwaarden voor de toepassing van artikel 14, tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (bedrijfsfusie)

Besluit van 19 december 2000 nr. CPP2000/3041M.

In deze voorwaarden wordt verstaan onder:

de Wet Vpb: de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;

de onderneming: de overgedragen onderneming of het overgedragen zelfstandig onderdeel van een onderneming;

het overgangstijdstip: het tijdstip van wanneer af de overgedragen onderneming geacht wordt rechtstreeks voor rekening en risico van de overnemer te zijn uitgeoefend;

de overdracht: de feitelijke inbreng van activa in en overneming van passiva door de overnemer.

Onderlinge vorderingen en schulden

1. Vorderingen van de overnemer op de overdrager dan wel vorderingen van de overdrager op de overnemer, die als gevolg van de bedrijfsfusie door schuldvermenging te niet gaan, worden onmiddellijk voorafgaand aan het overgangstijdstip gewaardeerd op de bedrijfswaarde, doch niet hoger dan de nominale waarde. Schulden welke staan tegenover de in de vorige volzin bedoelde vorderingen, worden onmiddellijk voorafgaand aan het overgangstijdstip gewaardeerd op het bedrag waarvoor die vorderingen zijn gewaardeerd.

Verrekening van verliezen, buitenlandse resultaten en bronbelasting

2. Voor de toepassing van artikel 20 van de Wet Vpb op vóór het overgangstijdstip geleden verliezen door de overnemer vindt verrekening plaats onder de navolgende voorwaarden:

Winstsplitsing

2a. De winst van de overnemer wordt telkenjare gesplitst in een deel dat betrekking heeft op de vóór het overgangstijdstip door de overnemer gedreven onderneming en een deel dat betrekking heeft op de door de overdrager overgedragen onderneming (hierna: winstsplitsing).

Deze winstsplitsing vindt plaats alsof de bedrijfsfusie niet heeft plaatsgevonden, waarbij slechts winst aan de onderneming van de overdrager of de overnemer kan worden toegerekend voor zover deze als zodanig bij de overnemer tot uitdrukking komt.

Horizontale verrekening van verliezen

2b. Indien de winst van de overnemer positief is, wordt het aldus uit bovenstaande winstsplitsing eventueel voortvloeiende negatieve deel, voor zoveel mogelijk, in mindering gebracht op het positieve deel.

Aanspraak op verliezen

2c. Voor zover de nog te verrekenen verliezen van de overnemer reeds vóór het overgangstijdstip bij de overdrager tot uitdrukking zijn gekomen, worden deze verliezen niet verrekend met de winst van de overnemer.

Verticale verrekening van verliezen

2d. De vóór het overgangstijdstip geleden verliezen van de overnemer worden slechts verrekend met het overeenkomstig de onderdelen a en b bepaalde deel van de winst van de overnemer dat betrekking heeft op de vóór het overgangstijdstip door de overnemer gedreven onderneming, behalve voor zover de verrekening van deze verliezen uit anderen hoofde is beperkt.

Stallingsregeling en bronbelasting

2e. De overbrenging van buitenlandse winsten en verliezen van de overdrager respectievelijk de overnemer uit het jaar voorafgaande aan het overgangstijdstip ingevolge voorschriften ter voorkoming van dubbele belasting vindt uitsluitend plaats voor zover van de positieve binnenlandse winst respectievelijke de positieve buitenlandse winst van de overnemer een overeenkomstig de onderdelen a en b bepaald deel betrekking heeft op de onderneming van de desbetreffende rechtspersoon.

Op grond van de vorige volzin niet overgebrachte bedragen worden overgebracht naar volgende jaren. Bij deze overbrenging vindt de vorige volzin dienovereenkomstig toepassing.

De overbrenging van bronbelasting van de overdrager respectievelijk de overnemer uit het jaar voorafgaande aan het splitsingstijdstip ingevolge voorschriften ter voorkoming van dubbele belasting wordt bij de overnemer in aanmerking genomen tot ten hoogste het bedrag dat tot de belasting welke door de overnemer zou zijn verschuldigd zonder deze overbrenging in dezelfde verhouding staat als het bedrag van de dividenden, interest en royalty’s verminderd met de daarop rechtstreeks drukkende kosten, die deel uitmaken van de overeenkomstig de onderdelen a. en b. berekende winst van de onderneming van de rechtspersoon van wie de bronbelasting afkomstig is, staat tot de winst verminderd met de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet Vpb te verrekenen verliezen, voorzover deze bestaan uit negatieve winst van de overnemer.

Op grond van de vorige volzin niet overgebrachte bedragen worden overgebracht naar het volgende jaar. Bij deze overbrenging vindt de vorige volzin dienovereenkomstige toepassing.

Aandelenbezit verdwijnt

3. Indien onmiddellijk voorafgaand aan het overgangstijdstip de overdrager aandelen bezit in de overnemer en deze rechtspersoon de aandelen verkrijgt, worden deze aandelen op dat tijdstip gewaardeerd tegen de waarde in het economische verkeer en wordt het voordeel waarop de deelnemingsvrijstelling geen toepassing vindt tot de winst van de overdrager gerekend.

Aandelenbezit is artikel 13c-deelneming, dan wel artikel 13ca-deelneming

4. Indien onmiddellijk voorafgaand aan het overgangstijdstip de overdrager een deelneming als bedoeld in artikel 13c, eerste lid, van de Wet Vpb, dan wel in artikel 13ca, eerste lid, van de Wet Vpb, heeft in een overnemer en deze rechtspersoon de aandelen verkrijgt, wordt op dat tijdstip geacht zich een omstandigheid voor te doen als aangeduid in artikel 13c, tweede lid, eerste volzin van de Wet Vpb, dan wel moet op dat tijdstip het in artikel 13ca, vierde lid, eerste volzin, van de Wet Vpb genoemde verschil tot de winst worden gerekend.

Latent liquidatieverlies

5. Indien tot de onderneming van de overnemer respectievelijk de naar de overnemer overgedragen onderneming een deelneming behoort waarvan op het tijdstip waarop het fusievoorstel definitief is de onderneming geheel of nagenoeg geheel is gestaakt, dan wel daartoe besloten is, of indien op een dergelijke onderneming het bepaalde in artikel 13e van de Wet Vpb van toepassing is, komt, onverminderd het bepaalde in 13d en 13e van de Wet Vpb, een liquidatieverlies uit hoofde van die deelneming bij de bepaling van de winst van de overnemer slechts in aanmerking tot het bedrag van de (overige) winst dat met inachtneming van de in de tweede voorwaarde omschreven winstsplitsing aan de desbetreffende onderneming is toe te rekenen.

Het resterende bedrag wordt als liquidatieverlies in mindering gebracht op en tot ten hoogste de positief belastbare bedragen van de overnemer van de drie voorafgaande jaren en de volgende jaren, in de volgorde waarin deze zijn ontstaan, voor zover er winst met inachtneming van de winstsplitsing is toe te rekenen aan de desbetreffende onderneming. Hierbij geldt tevens dat voorzover het winst betreft afkomstig van de onderneming van de overdrager, niet verder wordt teruggegaan dan tot het overgangstijdstip.

Voorzover een liquidatieverlies in een voorafgaand jaar op het belastbaar bedrag in mindering wordt gebracht, zal de aanslag over dat jaar worden herzien. Over het bedrag van de herziening wordt geen heffingsrente vergoed.

Deelnemingsvrijstelling na bedrijfsfusie

6. Indien de overdrager aandelen bezit die geen deelneming vormen, welke geheel dan wel gedeeltelijk worden overgedragen, wordt de waarde waarvoor deze aandelen ten tijde van de bedrijfsfusie te boek zijn gesteld, voor een evenredig gedeelte toegerekend aan de aandelen die de overnemer direct na de bedrijfsfusie heeft.

Indien de overdrager aandelen bezit die een deelneming vormen, welke geheel dan wel gedeeltelijk worden overgedragen, treedt de overnemer voor het geheel, en voor de toepassing van artikel 13ca van de Wet Vpb naar evenredigheid verdeeld over de overdrager en de overnemer, in de plaats van de overdrager, met uitzondering van het bepaalde in artikel 13, tweede en derde lid, en artikel 13g van de Wet Vpb, mits de aandelen tot het vermogen van haar in Nederland gedreven onderneming gaan behoren.

De overdrager is stichting of vereniging

7. Ten laste van de winst van hetzij de overnemer of haar rechtsopvolger(s) onder algemene of bijzondere titel ter zake van (een deel van) de overgedragen onderneming, hetzij van een vennootschap die tot deze in een verhouding staat als omschreven in artikel 8, vijfde lid, onderdelen b en c van de Wet Vpb, komen, zolang de overdrager of haar rechtsopvolger(s) onder algemene of bijzondere titel in het bezit is/zijn van aandelen in de overnemer of haar rechtsopvolger(s), geen betalingen die direct of indirect betrekking hebben op vermogensbestanddelen welke toebehoren aan de overdrager en/of haar rechtsopvolger(s), indien en voor zover de daartegenover staande ontvangsten bij de overdrager dan wel haar rechtsopvolger(s) niet aan de heffing van vennootschapsbelasting zijn onderworpen.

Overgedragen vermogensbestanddelen zijn na de overdracht niet meer aan de heffing van vennootschapsbelasting onderworpen

8. Voor zover tot de overgedragen onderneming vermogensbestanddelen behoren die na de overdracht niet meer aan de Nederlandse heffing van vennootschapsbelasting zijn onderworpen, is de vrijstelling niet van toepassing op de overdrachtswinst die betrekking heeft op die vermogensbestanddelen.

Bijlage 2. Inwilliging; Beschikking met aangepaste voorwaarden i.v.m. overdracht binnenlandse vaste inrichting

[Regeling vervallen per 11-10-2008]

Belastingdienst/<eenheid> Beschikking

Datum:

De Inspecteur van de Belastingdienst/ <aanduiding eenheid + plaats>, krachtens het besluit van de Directeur-Generaal Belastingdienst van 19 december 2000, nr. CPP2000/3042M, toegestaan te beschikken op het verzoek van <naam indiener verzoek>, van <datum>, kenmerk <nummer>, om vrijstelling van de heffing van vennootschapsbelasting ter zake van de in het verzoek omschreven overdracht van (het zelfstandige onderdeel van) de onderneming van <naam overdrager (fiscaal nummer)> te <vestigingsplaats> (hierna te noemen: overdrager) aan <naam overnemer (fiscaal nummer)> te <vestigingsplaats> (hierna te noemen: overnemer) tegen uitreiking van aandelen;

gelet op artikel 14, tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;

BESLUIT:

  • het verzoek in te willigen onder het stellen van de voorwaarden zoals opgenomen in het besluit van de Directeur-Generaal Belastingdienst van 19 december 2000, nr. CPP2000/3041M (als bijlage bij deze beschikking gevoegd), met dien verstande dat de begripsbepalingen, voorafgaande aan deze voorwaarden, als volgt worden gewijzigd en aangevuld:

    de overdrager: de overdragende belastingplichtige, voor zover deze zijn onderneming in Nederland uitoefent;

    overgedragen onderneming c.q. onderneming van de overdrager: de in Nederland met behulp van een vaste inrichting door de overdrager uitgeoefende onderneming.

  • het overgangstijdstip te stellen op <datum>, mits – ingeval van overdracht aan een daartoe op te richten lichaam – de oprichting en overdracht binnen 15 maanden na het overgangstijdstip plaatsvinden.

Hoogachtend,

Belastingdienst/<aanduiding eenheid + plaats>

De Inspecteur,

.............

Dit is een voor bezwaar vatbare beschikking. Als u het niet eens bent met deze beschikking kunt u binnen zes weken na dagtekening van deze beschikking een bezwaarschrift indienen bij de Belastingdienst. Het postadres staat op deze beschikking.

Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het binnen de bezwaartermijn is ontvangen. Bij verzending per post is een bezwaarschrift tijdig ingediend als het vóór het einde van de termijn ter post is bezorgd en niet later dan één week na afloop van de termijn is ontvangen.

Bijlage: voorwaarden bedrijfsfusie

Bijlage 3. Afwijzing

[Regeling vervallen per 11-10-2008]

Belastingdienst/<eenheid> Beschikking

Datum:

De Inspecteur van de Belastingdienst/ <aanduiding eenheid + plaats>, krachtens het besluit van de Directeur-Generaal Belastingdienst van 19 december 2000, nr. CPP2000/3042M, toegestaan te beschikken op het verzoek van <naam indiener verzoek>, van <datum>, kenmerk <nummer>, om vrijstelling van de heffing van vennootschapsbelasting ter zake van de in het verzoek omschreven overdracht van (het zelfstandige onderdeel van) de onderneming van <naam overdrager (fiscaal nummer)> te <vestigingsplaats> (hierna te noemen: overdrager) aan <naam overnemer (fiscaal nummer)> te <vestigingsplaats> (hierna te noemen: overnemer) tegen uitreiking van aandelen;

gelet op artikel 14, tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;

overwegende dat

  • de bedrijfsfusie in overwegende mate is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing, en mitsdien het verzoek op grond van het bepaalde in artikel 14, vierde lid Wet Vpb niet voor inwilliging vatbaar is;

  • het verzoek niet is ingediend vóór de overdracht van de onderneming;

  • geen sprake is van een door de overdrager uitgeoefende onderneming in materiële zin;

  • de overgedragen vermogensbestanddelen voor de overnemer geen zelfstandige onderneming kunnen vormen;

  • de overdracht van de onderneming wordt gevolgd door vervreemding aan een derde van een wezenlijk deel van de overgedragen onderneming, en

    • aannemelijk is dat het voornemen daartoe al vóór de overdracht bestond, en

    • dit niet geschiedt in het kader van een bij de aard en omvang van de onderneming van de overnemer passende bedrijfsuitoefening, en

    • niet wordt voldaan aan het bepaalde in punt 3.1 van het besluit van 19 december 2000, nr. CPP2000/3041M;

  • geen sprake is van overdracht geheel tegen uitreiking van aandelen;

  • geen adequate tegenprestatie voor de overgedragen onderneming wordt verkregen.

  • de overdracht tegen preferente aandelen plaatsvindt, die

    • niet cumulatief preferent zijn;

    • niet à pari zijn geplaatst;

    • een te laag dividendpercentage hebben;

  • sprake is van een fiscale eenheid in de zin van artikel 15 Wet Vpb tussen overdrager en overnemer;

  • de voorovereenkomst of intentieverklaring niet binnen 9 maanden na de aanvang van het gewenste overgangstijdstip is gesloten en geregistreerd;

  • de oprichting van en de overdracht aan de overnemer niet hebben plaatsgevonden binnen 15 maanden na het gewenste overgangstijdstip;

  • het eerste boekjaar van de overnemer feitelijk de resultaten van meer dan 24 maanden omvat;

  • met het verlenen van terugwerkende kracht een incidenteel fiscaal voordeel wordt behaald;

besluit het verzoek af te wijzen.

Hoogachtend,

Belastingdienst/<aanduiding eenheid + plaats>

De Inspecteur,

.............

Dit is een voor bezwaar vatbare beschikking. Als u het niet eens bent met deze beschikking kunt u binnen zes weken na dagtekening van deze beschikking een bezwaarschrift indienen bij de Belastingdienst. Het postadres staat op deze beschikking.

Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het binnen de bezwaartermijn is ontvangen. Bij verzending per post is een bezwaarschrift tijdig ingediend als het vóór het einde van de termijn ter post is bezorgd en niet later dan één week na afloop van de termijn is ontvangen.

Bijlage 4. Ambtsbericht

[Regeling vervallen per 11-10-2008]

Vraagstelling uit te brengen ambtsbericht, voor zowel overdrager als overnemer:

  • 1. Volledige statutaire naam; feitelijke vestigingsplaats.

  • 2. Oprichtingsdatum; fiscaal nummer en entiteitsnummer.

  • 3. Boekjaar.

  • 4. Te verrekenen verliezen.

  • 5. Over te brengen of te verrekenen buitenlands resultaat.

  • 6. A) Is sprake van een onderneming in materiële zin?

    B) Vormen de overgedragen vermogensbestanddelen voor de overdrager een onderneming? (zie punt 3.2 van het toelichtende besluit).

  • 7. Is de berekening van de vrij te stellen winst aanvaardbaar?

  • 8. A) Geschiedt de overdracht geheel tegen uitreiking van aandelen?

    B) Bevinden zich onder de uit te reiken aandelen andere dan ‘gewone’ aandelen? Zo ja, welke?

  • 9. Is de bedrijfsfusie in overwegende mate gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing?

  • 10. Heeft de overdracht (civielrechtelijke inbreng) al plaatsgevonden? Zo ja, wanneer?

  • 11. Gegevens omtrent reeds eerder afgegeven beschikkingen uitspraken/beslissingen dan wel nog lopende verzoeken betreffende art. 14/15 Wet Vpb. of artikel 3.65 Wet IB 2001.

  • 12. A) Is de termijn voor het geven van een beschikking ingevolge artikel 4:15 van de Awb opgeschort? Zo ja, om welke reden en gedurende welke periode?

    B) Is een mededeling als bedoeld in artikel 4:14 van de Awb gedaan? Zo ja, welke nadere termijn is daarbij aangegeven?

  • 13. Reden waarom het verzoek niet op grond van de algemene toestemming op de eenheid kan worden afgedaan en andere bij de beoordeling van het verzoek mogelijk van belang zijnde punten.