1. Maatstaf Ozb waarde woningen eigenaren
|
Het op grond van artikel 8, tweede lid, van de Financiële-verhoudingswet gecorrigeerde
totaal van de vastgestelde waarden van onroerende zaken. Het gecorrigeerde totaal
wordt gedeeld door de uitkeringsfactor over het uitkeringsjaar. Het betreft de onroerende
zaken die tot woning dienen waarover onroerende zaakbelastingen (Ozb), bedoeld in
artikel 220, onderdeel b, van de Gemeentewet, geheven kan worden van eigenaren. De
waarde van de onroerende zaken wordt bepaald op grond van hoofdstuk IV van de Wet
waardering onroerende zaken.
|
CBS
|
|
1a. Maatstaf Ozb niet-woningen eigenaren
|
Het op grond van artikel 8, tweede lid, van de Financiële-verhoudingswet gecorrigeerde
totaal van de vastgestelde waarden van onroerende zaken in de gemeente. Het gecorrigeerde
totaal wordt gedeeld door de uitkeringsfactor over het uitkeringsjaar. Het betreft
onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen en waarover onroerende zaakbelastingen
(Ozb), bedoeld in artikel 220, onderdeel b, van de Gemeentewet, kan worden geheven
van eigenaren. De waarde van de onroerende zaken wordt bepaald op grond van hoofdstuk
IV van de Wet waardering onroerende zaken.
|
CBS
|
|
1b. Maatstaf Ozb niet-woningen gebruikers
|
Het op grond van artikel 8, tweede lid, van de Financiële-verhoudingswet gecorrigeerde
totaal van de vastgestelde waarden van onroerende zaken in de gemeente.
Het gecorrigeerde totaal wordt gedeeld door de uitkeringsfactor over het uitkeringsjaar.
Het betreft onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen en waarover onroerende
zaakbelastingen (Ozb) kan worden geheven van de gebruikers, zoals bedoeld in artikel
220, onderdeel a, van de Gemeentewet. De waarde van de onroerende zaken wordt bepaald
op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken.
|
CBS
|
|
2. Maatstaf inwoners
|
Het aantal inwoners van de gemeente.
|
CBS
|
|
2a. Maatstaf gebruik Nedap-stemmachine (geen vervanging SDU-stemmachine) bij TK-verkiezingen
in 2006
|
Het aantal inwoners van de gemeenten waar in 2006 bij de Tweede Kamerverkiezingen
gebruik is gemaakt van Nedap-stemmachines, niet ter vervanging van SDU-stemmachines.
|
BZK
|
|
2b. Maatstaf gebruik Nedap-stemmachine (vervanging SDU-stemmachine) bij TK-verkiezingen
in 2006
|
Het aantal inwoners van de gemeenten, waar in 2006 bij de Tweede Kamerverkiezingen
gebruik is gemaakt van Nedap-stemmachines, die dienden ter vervanging van de SDU-stemmachine.
|
BZK
|
|
2c. Maatstaf gebruik stembiljetten en rood schrijfmateriaal (ter vervanging van SDU-stemmachine)
bij TK-verkiezingen in 2006
|
Het aantal inwoners van de gemeenten waar in 2006 bij de Tweede Kamerverkiezingen
gebruik is gemaakt van stembiljetten en rood schrijfmateriaal ter vervanging van de
SDU-stemmachines.
|
BZK
|
|
3. Maatstaf inwoners ∗ bodemfactor buitengebied
|
Het aantal inwoners van de gemeente vermenigvuldigd met de bodemfactor als bedoeld
in artikel 12, tweede lid, voor zover deze betrekking heeft op het gebied buiten de
woonkern als bedoeld in artikel 8.
|
CBS
|
|
3a. Maatstaf éénouderhuishoudens
|
Het aantal particuliere huishoudens in een gemeente bestaande uit een ouder met een
of meer thuiswonende kinderen.
|
CBS
|
|
4. Maatstaf jongeren
|
Het aantal inwoners van de gemeente dat 19 jaar of jonger is.
|
CBS
|
|
5. Maatstaf ouderen
|
Het aantal inwoners van de gemeente dat 65 jaar of ouder is.
|
CBS
|
|
5a. Maatstaf inwoners 75 tot 85 jaar
|
Het aantal inwoners van een gemeente van 75 jaar tot 85 jaar.
|
CBS
|
|
6. Maatstaf inwoners waddengemeenten
|
Voor de gemeenten Texel, Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog: het aantal
inwoners van de gemeente. Daarbij vindt een verdeling plaats in drie maatstaven, overeenkomstig
de volgende schijven: a. het aantal inwoners in het interval tot en met 2500 inwoners;
b. het aantal inwoners in het interval van 2501 tot en met 7500 inwoners; c. het aantal
inwoners boven de 7500 inwoners.
|
CBS
|
|
7. Maatstaf huishoudens met een laag inkomen 2006 en 2007
|
Het aantal huishoudens met een laag inkomen: de uitkomst van de berekening: a(b/c),
waarin a, b en c staan voor:
a. Het aantal huishoudens in de gemeente, waarvan het inkomen hoger is dan inkomensgrens
s en niet hoger is dan inkomensgrens t. Inkomensgrens s wordt zodanig bepaald dat
juist bij 10% van het landelijk aantal huishoudens het inkomen onder de grens ligt.
Inkomensgrens t wordt zodanig bepaald dat juist bij 40% van het landelijk aantal huishoudens
het inkomen onder de grens ligt.
b. Het aantal woonruimten in de gemeente op peildatum 1 januari 2002.
c. Het aantal woonruimten in de gemeente op 1 januari van het uitkeringsjaar.
|
CBS
|
De inkomensstatistiek die is gebruikt voor het uitkeringsjaar 2002.
|
7a. Maatstaf huishoudens met een laag inkomen met drempel
|
Het aantal huishoudens in de gemeente volgens maatstaf 7, voor zover dit aantal méér
is dan 10% van het aantal woonruimten in de gemeente.
|
CBS
|
De meest recente op het uitkeringsjaar of een daarvóór gelegen tijdstip betrekking
hebbende inkomensstatistiek, voor zover deze is bekendgemaakt op uiterlijk 1 september
van het tweede jaar volgend op het uitkeringsjaar.
|
8. Bijstandsmaatstaf
|
Het totaal aantal personen die in een gemeente een periodieke uitkering ontvangen
op grond van:
1. de Wet werk en bijstand (WWB) voor zover die personen thuiswonend en jonger dan
65 jaar zijn;
2. het Besluit WWB of het Besluit WWB 2007;
3. de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers
of
4. de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.
Indien een normuitkering wordt verdeeld onder verschillende personen, worden deze
personen geteld als één persoon.
|
CBS
|
31 december van het jaar voorafgaand aan het uitkeringsjaar
|
9. Maatstaf schaalnadeel uitvoering regelgeving SZW
|
Het aantal personen met een uitkering volgens maatstaf 8, gedeeld door de som van
350 en dit aantal.
|
CBS
|
31 december van het jaar voorafgaand aan het uitkeringsjaar
|
10. Maatstaf schaalvoordeel uitvoering regelgeving SZW
|
Het aantal personen met een uitkering volgens maatstaf 8 tot de macht 0,87.
|
CBS
|
31 december van het jaar voorafgaand aan het uitkeringsjaar
|
11. Maatstaf uitkeringsontvangers
|
Het aantal personen met een uitkering volgens maatstaf 8 plus
1. het aantal personen dat ingevolge de Wet sociale werkvoorziening in een dienstbetrekking
tot de gemeente staat, plus
2. het totaal aantal personen jonger dan 65 jaar van de gemeente dat een periodieke
uitkering ontvangt op grond van
a. de bij of krachtens de Kaderwet militaire pensioenen vastgestelde bepalingen;
b. de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen;
c. de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;
d. de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
e. de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of
f. het Reglement van het Algemeen Mijnwerkersfonds.
|
1: SZW
2, onderdeel a: Het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) of de Algemene Pensioen
Groep (APG)
2, onderdelen b t/m e: het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV)
2, onderdeel f: het Algemeen Mijnwerkersfonds van de steenkolenmijnen in Limburg
|
31 december van het jaar voorafgaand aan het uitkeringsjaar
|
12. Maatstaf minderheden
|
Het totaal van het aantal inwoners van de gemeente dat behoort tot een etnische minderheid.
Hiertoe worden in ieder geval gerekend personen van Turkse, Marokkaanse, Surinaamse
of Antilliaanse afkomst van de eerste en tweede generatie, alsmede houders van een
verblijfsvergunning op grond van asiel.
|
CBS
|
|
13. Maatstaf klantenpotentieel lokaal
|
Het aantal potentiële lokale klanten van een woonkern. Dat is het aantal klanten dat
een woonkern van een gemeente aantrekt uit alle woonkernen binnen een straal van 20
kilometer rondom de eigen woonkern, met inbegrip van die woonkern zelf. Verondersteld
wordt dat de lokale aantrekkingskracht van een kern lineair toeneemt met het aantal
inwoners van die kern en afneemt met het kwadraat van de afstand tot die kern. Het
totaal aantal potentiële lokale klanten in Nederland is gelijk aan het aantal inwoners.
|
CBS
|
|
14. Maatstaf klantenpotentieel regionaal
|
Het aantal potentiële regionale klanten van een woonkern. Dat is het aantal klanten
dat een woonkern van een gemeente aantrekt uit alle woonkernen binnen een straal van
60 kilometer rondom de eigen woonkern, met inbegrip van die woonkern zelf. Verondersteld
wordt dat de regionale aantrekkingskracht van een kern toeneemt met het kwadraat van
het aantal inwoners van die kern en afneemt met het kwadraat van de afstand tot die
kern. Het totaal aantal potentiële regionale klanten in Nederland is gelijk aan het
aantal inwoners.
|
CBS
|
|
15. Leerlingmaatstaf voortgezet onderwijs
|
Het gecorrigeerde aantal leerlingen die in een gemeente op de peildatum voortgezet
onderwijs volgen.
|
OCW
|
1 oktober van het jaar voorafgaand aan het uitkeringsjaar
|
15a. Leerlingmaatstaf speciale school voor basisonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs
|
Het gecorrigeerde aantal leerlingen die in een gemeente op de peildatum één van de
volgende vormen van onderwijs volgen:
1.onderwijs aan een speciale school voor basisonderwijs;
2. voortgezet speciaal onderwijs.
|
OCW
|
1 oktober van het jaar voorafgaand aan het uitkeringsjaar
|
15b. Maatstaf extra groei leerlingen voortgezet onderwijs
|
Het aantal leerlingen boven de toename van het ongecorrigeerde aantal leerlingen van
10%, in een gemeente waar het ongecorrigeerde aantal leerlingen, bedoeld in maatstaf
15, in tien jaar tijd met meer dan 10% is toegenomen.
|
OCW
|
|
15c. Maatstaf extra groei jongeren
|
Voor de gemeente waar het aantal jongeren, bedoeld in maatstaf 4, in 10 jaar tijds
met meer dan 10% is toegenomen, het aantal jongeren waarmee de toename de 10 procent
overstijgt.
|
CBS
|
|
15d. Leerlingmaatstaf voorgezet speciaal onderwijs voor 12-jarigen of ouder, inclusief
onderwijs aan zeer moeilijk lerende kinderen (ZMLK)
|
Het aantal leerlingen die op de peildatum een van de volgende vormen van onderwijs
volgen:
1. speciaal onderwijs inclusief onderwijs aan zeer moeilijk lerende kinderen (ZMLK),
op een school zonder voorgezet speciaal onderwijscomponent (VSO-component) voor leerlingen
die voor 1993 zijn geboren;
2. voortgezet speciaal onderwijs (met inbegrip van ZMLK).
Leerlingen die op grond van artikel 76a, zevende lid, van de Wet op de expertisecentra
toelaatbaar zijn verklaard, worden meegeteld in de gemeente waar zij naar school gaan.
|
OCW
|
1 oktober van het jaar 2005 De voor het uitkeringsjaar voorlopig geleverde aantallen
worden voor deze maatstaf als definitieve aantallen gebruikt.
|
15e Leerlingmaatstaf voorgezet speciaal onderwijs voor 12-jarigen of ouder (uitsluitend
onderwijs aan ZMLK)
|
Het aantal leerlingen dat op de peildatum een van de volgende vormen van onderwijs
volgt:
1. speciaal onderwijs (uitsluitend onderwijs aan ZMLK), op een school zonder VSO-component
voor leerlingen die vóór 1993 zijn geboren;
2.voortgezet speciaal onderwijs (uitsluitend ZMLK).
Leerlingen die op grond van artikel 76a, zevende lid, van de Wet op de expertisecentra
toelaatbaar zijn verklaard, worden meegeteld in de gemeente waar zij naar school gaan.
|
OCW
|
1 oktober van het jaar 2005. De voor het uitkeringsjaar voorlopig geleverde aantallen
worden voor deze maatstaf als definitieve aantallen gebruikt.
|
16. Maatstaf land
|
Het aantal hectaren land in de gemeente.
|
CBS
|
|
17. Maatstaf land ∗ percentage slechte grond
|
Het aantal hectaren land als bedoeld in maatstaf 16 vermenigvuldigd met het percentage
slechte grond als bedoeld in artikel 12 eerste lid.
|
CBS
|
|
18. Maatstaf land ∗ bodemfactor gemeente
|
Het aantal hectaren land als bedoeld in maatstaf 16, vermenigvuldigd met de bodemfactor
als omschreven in artikel 12, tweede lid.
|
|
|
19. Maatstaf binnenwater
|
Het aantal hectaren binnenwater in de gemeente.
|
CBS
|
|
20. Maatstaf buitenwater
|
Het aantal hectaren buitenwater in de gemeente.
|
CBS
|
|
21. Maatstaf oppervlak bebouwing
|
Het totale oppervlak van de bebouwing binnen de gemeente. Indien nodig wordt dit oppervlak
jaarlijks geïndexeerd
|
CBS
|
|
22. Maatstaf oppervlak bebouwing woonkern ∗ bodemfactor woonkern
|
Het oppervlak van de bebouwing binnen de woonkernen, vermenigvuldigd met de bodemfactor
bedoeld in artikel 12, tweede lid, voor de woonkernen van de gemeente.
|
CBS
|
|
23. Maatstaf oppervlak bebouwing buitengebied ∗ bodemfactor buitengebied
|
Het oppervlak van de bebouwing buiten de woonkernen, vermenigvuldigd met de bodemfactor
bedoeld in artikel 12, tweede lid, voor de gebieden buiten de woonkernen.
|
CBS
|
|
24. Maatstaf woonruimten
|
Het aantal woonruimten in de gemeente.
|
CBS
|
|
25. Maatstaf woonruimten ∗ bodemfactor woonkern
|
Het aantal woonruimten in de gemeente vermenigvuldigd met de voor het gebied binnen
de woonkern berekende bodemfactor als bedoeld in artikel 12, tweede lid.
|
CBS
|
|
26. Maatstaf woonruimten ∗ percentage slechte grond
|
Het aantal woonruimten in de gemeente vermenigvuldigd met het percentage slechte grond
als bedoeld in artikel 12, eerste lid.
|
CBS
|
|
27. Maatstaf historische kernen
|
Voor de gemeente waarin historiche kernen zijn gelegen, bedoeld in artikel 17, het
aantal hectaren historische kernen in de gemeente. Kernen met een oppervlak van minder
dan 5 hectaren worden buiten beschouwing gelaten.
|
CBS
|
|
28. Maatstaf historische waterweg
|
Voor de gemeente waarin historische kernen zijn gelegen het aantal meters historische
waterweg in en rondom de kernen
|
CBS
|
|
29. Maatstaf bewoonde oorden 1930
|
Voor de gemeente, waarin oorden zijn gelegen, die in de in 1930 gehouden volkstelling
zijn geregistreerd als een bewoond oord met 500 of meer woningen het historisch aantal
woningen in deze oorden.
|
CBS
|
|
30. Maatstaf woningen 1930 in bewoonde oorden
|
Voor de gemeente, waarin bewoonde oorden zijn gelegen als bedoeld in maatstaf 29,
waarbij in de bewoonde oorden historische kernen zijn gelegen als bedoeld in maatstaf
27: het historisch aantal woningen in deze bewoonde oorden.
|
CBS
|
|
31. Maatstaf ISV
|
Het aandeel van de gemeente in de tegemoetkoming zoals door Onze Ministers op grond
van artikel 18 is vastgesteld.
|
Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
|
|
32. Maatstaf omgevingsadressendichtheid
|
De gemiddelde omgevingsadressendichtheid van de adressen in de gemeente, in adressen
per vierkante kilometer, vermenigvuldigd met het aantal woonruimten in de gemeente.
|
CBS
|
|
33. Maatstaf omgevingsadressendichtheid ∗ percentage slechte grond
|
De uitkomst van de berekening in maatstaf 32, vermenigvuldigd met het percentage slechte
grond als bedoeld in artikel 12, eerste lid.
|
CBS
|
|
34. Maatstaf oeverlengte*bodemfactor gemeente
|
Voor de gemeente waarin binnenwater is gelegen: de totale lengte van de oevers van
het binnenwater in hectometers, vermenigvuldigd met de bodemfactor voor de gemeente,
bedoeld in artikel 12, tweede lid
|
|
|
35. Maatstaf oeverlengte*bodemfactor gemeente*dichtheidsfactor
|
Voor de gemeente waarin binnenwater als bedoeld in maatstaf 34 is gelegen: de uitkomst
van de berekening van maatstaf 34, vermenigvuldigd met de dichtheidsfactor. De dichtheidsfactor
bestaat uit het quotiënt van het inwonertal, bedoeld in de maatstaf onder nummer 2,
en de som van de oppervlakken land en binnenwater, bedoeld in de maatstaven onder
de nummers 16 en 19.
|
CBS
|
|
36. Maatstaf meerkernigheid
|
Het aantal woonkernen in de gemeente.
|
CBS
|
|
37. Maatstaf meerkernigheid ∗ bodemfactor buitengebied
|
Het aantal woonkernen in de gemeente, vermenigvuldigd met de bodemfactor bedoeld in
artikel 12, tweede lid, voor het gebied buiten de woonkernen.
|
|
|
38. Maatstaf bedrijven
|
Het aantal bedrijfsvestigingen in de gemeente.
|
CBS
|
|
39. Maatstaf vast bedrag
|
Eén eenheid voor iedere gemeente.
|
|
|
40. Maatstaf vast bedrag Amsterdam
|
Eén eenheid voor de gemeente Amsterdam.
|
|
|
41. Maatstaf vast bedrag Rotterdam
|
Eén eenheid voor de gemeente Rotterdam.
|
|
|
42. Maatstaf vast bedrag Den Haag
|
Eén eenheid voor de gemeente Den Haag.
|
|
|
43. Maatstaf vast bedrag Utrecht
|
Eén eenheid voor de gemeente Utrecht.
|
|
|
44. Maatstaf vast bedrag Waddengemeenten
|
Voor de gemeenten Texel, Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog: één eenheid.
|
|
|
44a. Vast bedrag Baarle-Nassau
|
Eén eenheid voor de gemeente Baarle-Nassau
|
|
|
45. Herindelingsmaatstaf
|
Voor gemeenten waar een wijziging van de gemeentelijke indeling heeft plaatsgevonden,
indien ten gevolge van deze wijziging twee of meer gemeenten zijn samengevoegd tot
één gemeente, en de datum van samenvoeging ligt in het uitkeringsjaar of in één van
de drie daaraan voorafgaande jaren, de uitkomst van de volgende berekening in euro:
[1585065*a + 53,29* (b–c) ]*d
Waarin:
a = het aantal gemeenten waarmee het totaal aantal gemeenten ten gevolge van de samenvoeging
verminderd wordt;
b = het totaal aantal inwoners per 1 januari van het jaar voorafgaand aan de samenvoeging
van de gemeenten die bij de herindeling worden samengevoegd;
c = het aantal inwoners per 1 januari van het jaar voorafgaand aan de samenvoeging
van de bij de samenvoeging betrokken gemeente met het grootste aantal inwoners;
d = de uitkeringsfactor die is vastgesteld voor het jaar waarin de samenvoeging plaatsvindt.
Het aldus berekende bedrag wordt uitgekeerd in vier jaarlijkse gecorrigeerde termijnen,
verdeeld als volgt:
40% van het bedrag wordt uitgekeerd in het uitkeringsjaar waarin de samenvoeging plaatsvindt;
20% van het bedrag wordt uitgekeerd in elk der drie daarop volgende uitkeringsjaren.
Correctie vindt plaats door de termijnen te delen door de uitkeringsfactor over het
uitkeringsjaar.
|
CBS
|
|