-
a. richtlijn: richtlijn nr. 1999/13/EG van de Raad van de Europese Unie van 11 maart 1999 inzake de beperking van de emissie
van vluchtige organische stoffen ten gevolge van het gebruik van organische oplosmiddelen
bij bepaalde werkzaamheden en in installaties (PbEG L 85), naar de tekst zoals deze
bij die richtlijn is vastgesteld;
-
b. wet: Wet milieubeheer;
-
c. installatie: vaste technische eenheid waarbinnen een of meer van de activiteiten,
genoemd in bijlage I, plaatsvinden en alle andere daar rechtstreeks mee samenhangende activiteiten die
technisch verband houden met de binnen die eenheid verrichte activiteiten en van invloed
kunnen zijn op emissies;
-
d. bestaande installatie: een installatie in bedrijf binnen een inrichting waarvoor vóór
de inwerkingtreding van dit besluit vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de wet, is verleend of die is gemeld overeenkomstig artikel 8.41 van de wet of waarvoor naar het oordeel van het bevoegd gezag een volledige aanvraag om een
vergunning is ingediend, mits de installatie uiterlijk een jaar na de inwerkingtreding
van dit besluit in gebruik wordt genomen;
-
e. kleine installatie: een installatie met de laagste drempelwaarde van de punten 1,
3, 4, 5, 8, 10, 13, 16 of 17 van bijlage IIa of, voor de andere activiteiten van bijlage IIa, die minder dan 10 ton oplosmiddel per jaar verbruikt;
-
f. belangrijke wijziging:
-
1°. voor een kleine installatie: een verandering van de nominale capaciteit die leidt
tot een toename van de emissies van vluchtige organische stoffen met meer dan 25%,
alsmede elke verandering die naar de mening van het bevoegd gezag aanzienlijke negatieve
gevolgen voor de menselijke gezondheid of het milieu kan hebben;
-
2°. voor alle andere installaties: een verandering van de nominale capaciteit die leidt
tot een toename van de emissies van vluchtige organische stoffen met meer dan 10%,
alsmede elke verandering die naar de mening van het bevoegd gezag aanzienlijke negatieve
gevolgen voor de menselijke gezondheid of het milieu kan hebben;
-
g. vergunning: vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de wet;
-
h. bevoegd gezag: het bestuursorgaan dat bevoegd is een vergunning voor de betrokken
inrichting te verlenen;
-
i. emissie: uitstoot van vluchtige organische stoffen uit een installatie in het milieu;
-
j. diffuse emissies: emissies, in een andere vorm dan van afgassen, van vluchtige organische
stoffen in lucht, bodem of water alsmede, tenzij anders vermeld in bijlage IIa, oplosmiddelen die zich in enig product bevinden, waaronder begrepen de niet opgevangen
emissies die via ramen, deuren, ventilatiekanalen, ontluchtingen en soortgelijke openingen
in het milieu terechtkomen;
-
k. afgassen: de uiteindelijke uitworp in de lucht van gassen met vluchtige organische
stoffen of andere verontreinigende stoffen uit een afgaskanaal of uit nabehandelingsapparatuur,
waarbij het volumetrisch debiet wordt uitgedrukt in kubieke meters per uur bij normale
omstandigheden;
-
l. totale emissie: de som van diffuse emissies en emissies van afgassen;
-
m. emissiegrenswaarde: de massa van de vluchtige organische stoffen, uitgedrukt als bepaalde
specifieke parameters, concentratie, percentage of niveau van een emissie, berekend
in normale omstandigheden (N) die gedurende een of meer periodes niet overschreden
mogen worden;
-
n. stof: chemisch element en zijn verbindingen, die in de natuur voorkomen of door de
industrie worden geproduceerd, in vaste of vloeibare of gasvorm;
-
o. mengsel: een mengsel of een oplossing bestaande uit twee of meer stoffen;
-
p. organische verbinding: verbinding die ten minste het element koolstof bevat en daarnaast
een of meer van de volgende elementen: waterstof, halogenen, zuurstof, zwavel, fosfor,
silicium of stikstof, met uitzondering van koolstofoxiden, anorganische carbonaten
en bicarbonaten;
-
q. vluchtige organische stof (VOS): organische verbinding die bij 293,15 K een dampspanning
van 0,01 kPa of meer heeft of onder de specifieke gebruiksomstandigheden een vergelijkbare
vluchtigheid heeft, waarbij voor de toepassing van dit besluit de fractie creosoot
die deze dampspanning overschrijdt bij 293,15 K, als een VOS geldt;
-
r. organisch oplosmiddel: vluchtige organische verbinding die alleen of in combinatie
met andere stoffen en zonder een chemische verandering te ondergaan wordt gebruikt
om grondstoffen, producten of afvalmaterialen op te lossen of als schoonmaakmiddel
om verontreinigingen op te lossen, dan wel als verdunner, als dispergeermiddel, om
de viscositeit aan te passen, om de oppervlaktespanning aan te passen, als weekmaker
of als conserveermiddel;
-
s. gehalogeneerd organisch oplosmiddel: organisch oplosmiddel dat ten minste één broom-,
chloor-, fluor-, of iodiumatoom per molecule bevat;
-
t. coating: mengsel, met inbegrip van alle voor een juist gebruik benodigde organische
oplosmiddelen of mengsels, die organische oplosmiddelen bevatten, dat wordt gebruikt
om op een oppervlak voor een decoratief, beschermend of ander functioneel effect te
zorgen;
-
u. kleefstof: mengsel, met inbegrip van alle voor een juist gebruik benodigde organische
oplosmiddelen of mengsels, die organische oplosmiddelen bevatten, dat wordt gebruikt
om afzonderlijke delen van een product samen te kleven;
-
v. inkt: mengsel, met inbegrip van alle voor een juist gebruik benodigde organische oplosmiddelen
of mengsels, die organische oplosmiddelen bevatten, dat bij een drukactiviteit wordt
gebruikt om een tekst of afbeelding op een oppervlak af te drukken;
-
w. lak: een doorzichtige coating;
-
x. verbruik: de totale input van organische oplosmiddelen per twaalf maanden in een installatie,
verminderd met eventuele VOS die voor hergebruik wordt teruggewonnen;
-
y. input: de hoeveelheid organische oplosmiddelen en de hoeveelheid daarvan in mengsels
die tijdens het uitoefenen van een activiteit worden gebruikt, met inbegrip van de
gerecycleerde oplosmiddelen, binnen en buiten de installatie, die telkens worden meegerekend
wanneer zij worden gebruikt om de activiteit uit te oefenen;
-
z. hergebruik van organische oplosmiddelen: het gebruik van uit een installatie teruggewonnen
organische oplosmiddelen voor elk technisch of commercieel doel, met inbegrip van
het gebruik als brandstof maar met uitzondering van het verwijderen van deze teruggewonnen
organische oplosmiddelen als afval;
-
aa. massastroom: hoeveelheid vrijgekomen VOS, uitgedrukt in de eenheid van massa per uur;
-
ab. nominale capaciteit: massa van de organische oplosmiddelen die een installatie gemiddeld
over één dag maximaal als input gebruikt, als de installatie onder normale bedrijfsomstandigheden
bij de ontwerpoutput functioneert;
-
ac. normaal bedrijf: alle perioden waarin een installatie of een activiteit in bedrijf
is, met uitzondering van het opstarten, stilleggen en het onderhoud van apparatuur;
-
ad. normale omstandigheden: een temperatuur van 273,15 K en een druk van 101,3 kPa;
-
ae. gemiddelde over 24 uur: rekenkundig gemiddelde van alle valide waarden die gedurende
een periode van 24 uur bij normaal bedrijf zijn geregistreerd;
-
af. opstarten en stilleggen: activiteiten die worden uitgevoerd wanneer een activiteit,
een deel van de installatie of een reservoir in of buiten bedrijf wordt gesteld of
in of uit de onbelaste toestand wordt gebracht, waarbij regelmatig oscillerende activiteitenfasen
niet als opstarten of stilleggen gelden;
-
ag. risicozinnen: de bijzondere, aan het gebruik van een stof, die behoort tot een categorie
als bedoeld in artikel 9.2.3.1, tweede lid, van de Wet milieubeheer, verbonden gevaren als bedoeld in artikel 2 van de Nadere regels verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen
en preparaten;
-
ah. richtlijn 2007/46/EG: richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van
de Europese Unie van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring
van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische
eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (Kaderrichtlijn) (Pb EU L 263).