Toelichting op inhoud en gebruik van de lijst
[Regeling vervallen per 01-01-2013]
In de lijst van ernstige overtredingen waarvoor een bestuurlijke boete kan worden
gegeven (voorts: ernstige beboetbare feiten) zijn werkzaamheden en situaties benoemd
die ernstig gevaar (kunnen) opleveren voor personen.
Indien een dergelijke werkzaamheid of situatie wordt geconstateerd, dan zal indien
er sprake is van ernstig gevaar voor personen worden overgegaan tot stillegging van
werk zoals bedoeld in artikel 28 van de Arbeidsomstandighedenwet.
Volgens artikel 28 is de Arbeidsinspectie bevoegd te bevelen dat:
-
– personen niet mogen blijven in door de inspecteur aangewezen plaatsen, of dat
-
– door de inspecteur aangewezen werkzaamheden worden gestaakt,
indien naar zijn of haar redelijk oordeel dat verblijf of die werkzaamheden ernstig
gevaar opleveren voor personen. Een inspecteur zal dit bevel pas intrekken als dit
gevaar is weggenomen.
De omschrijvingen in de lijst zijn een verbijzondering van het onderliggende artikel
uit de Arbeidsomstandighedenwet, het Arbeidsomstandighedenbesluit, of de Arbeidsomstandighedenregeling.
Ze moeten dan ook in het licht daarvan worden bezien. De formuleringen zijn over het
algemeen in een directe actieve vorm gesteld, zoals: ‘het werken op ..., het gebruiken
van ... en het blootstellen aan ....’.
Indien de ernstige beboetbare feiten zoals geformuleerd ook daadwerkelijk door een
inspecteur worden geconstateerd, dan is er sprake van ‘heterdaad’. Behalve het geven
van een bevel tot stillegging, zegt de inspecteur direct een boete aan.
Wanneer er geen sprake is van heterdaad, maar wel bewezen kan worden dat er sprake
was van een situatie zoals beschreven in de lijst (op basis van getuigenverklaringen
en onderzoek), wordt eveneens ook een boete aangezegd.
Treft de inspecteur situaties aan die naar zijn redelijk oordeel zouden kunnen leiden
tot ernstige feiten zoals geformuleerd in de lijst, terwijl er op het moment van constateren
niet wordt gewerkt, dan is deze bevoegd om op basis van artikel 28 van de Arbeidsomstandighedenwet
te bevelen dat werkzaamheden niet mogen worden aangevangen zolang het potentiële gevaar
aanwezig is. In dergelijke situaties wordt echter geen boete aangezegd.
Vooral de werkgever zal op het niet naleven van de ernstige beboetbare feiten worden
aangesproken. Indien ook werknemers een ernstig beboetbaar feit ten laste kan worden
gelegd, dan is dit in de lijst als volgt aangegeven:
Ten aanzien van de feiten waar een asterisk (*) achter de tekst is geplaatst, kan
ook een werknemer worden beboet, indien deze op grond van de desbetreffende bepalingen
-
a. de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen en hulpmiddelen niet
overeenkomstig de daarvoor geldende voorschriften gebruikt en zindelijk houdt (zie
artikel 9.3, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit, juncto artikel 11,
aanhef en onder a en b, van de Arbeidsomstandighedenwet, of
-
b. op de hoogte was van de betreffende voorschriften en verboden en deze niet naleeft
(zie artikel 9.3, tweede lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit).
De Arbeidsinspectie zal overigens terughoudend omgaan met het opleggen van een boete
aan werknemers. Indien aan de orde zal het veelal in combinatie zijn met een ten laste
legging aan de werkgever.
Het niet of onjuist gebruiken van ter beschikking gestelde noodzakelijke beveiligingen
of persoonlijke beschermingsmiddelen door een werknemer, waardoor ernstig gevaar bestaat
voor de werknemer zelf of voor andere personen dan de werknemer.*
(artikel 11, Arbowet 1998)
Het werken op, aan of in de nabijheid van wegen waarbij ernstig gevaar bestaat voor
aanrijden.1
(artikel 3.2, lid 1, Arbobesluit)
Het werken in gebouwen, waarvan wanden, vloeren, plafonds of installaties in zodanige
staat verkeren, dat ernstig gevaar bestaat voor instorten, verschuiven, omvallen of
kantelen.
(artikel 3.3, lid 1, Arbobesluit)
Het werken op plaatsen, waar ernstig gevaar bestaat voor instorten, verschuiven, omvallen
of kantelen van opgeslagen voorwerpen en stoffen.
(artikel 3.3, lid 2, Arbobesluit)
Het aanwezig zijn van niet afgeschermde, direct aanraakbare spanningvoerende delen
met een spanning hoger dan 50 volt bij wisselspanning of 120 volt bij zuivere gelijkspanning.
(artikel 3.4, lid 2, Arbobesluit)
Het verrichten van werkzaamheden aan of in de nabijheid van onder spanning staande
elektrische installaties, toestellen of leidingen met een spanning van hoger dan 50
volt bij wisselspanning of 120 volt bij zuivere gelijkspanning zonder het treffen
van de nodige veiligheidsmaatregelen.*
(artikel 3.5, lid 3, Arbobesluit)
Het ontbreken van doeltreffende maatregelen om het ontstaan van een explosieve atmosfeer
op de arbeidsplaats te voorkomen.
(artikel 3.5d, lid 1, Arbobesluit)
Het niet nemen van de volgende maatregelen in de hieronder aangegeven volgorde, indien
het voorkomen van het ontstaan van een explosieve atmosfeer, gezien de aard van het
werk, niet mogelijk is:
-
a. de ontsteking van explosieve atmosferen wordt voorkomen, waarbij rekening wordt gehouden
met elektrostatische ontladingen die van werknemers of de arbeidsplaats als ladingsdrager
of ladingsproducent kunnen uitgaan;
-
b. de schadelijke gevolgen van een explosie worden beperkt;
(artikel 3.5d, lid 2, Arbobesluit)
Het ontbreken van de volgende maatregelen in de gevarenzones, bedoeld in artikel 3.5d,
vijfde lid, en met betrekking tot de installaties in gebieden zonder explosiegevaar
die vereist zijn voor, of bijdragen tot het explosieveilig gebruik van installaties
die zich op plaatsen bevinden waar explosiegevaar heerst:
-
a. vrijkomende gassen, dampen, nevels of brandbaar stof die explosiegevaar kunnen doen
ontstaan, worden op passende wijze afgevoerd en onschadelijk gemaakt;
-
b. indien een explosieve atmosfeer meerdere soorten brandbare stoffen bevat, wordt bij
de veiligheidsmaatregelen uitgegaan van het grootste mogelijke risico;
(artikel 3.5e, onder a. en b., Arbobesluit)
Het in de gevarenzones niet gebruiken en toepassen van apparaten en beveiligingssystemen
overeenkomstig de categorieën als bedoeld in het Warenwetbesluit explosieveilig materieel
volgens de navolgende principes:
-
1°. gevarenzone 0 of 20: categorie 1-apparatuur;
-
2°. gevarenzone 1 of 21: categorie 1- of categorie 2-apparatuur;
-
3°. gevarenzone 2 of 22: categorie 1-, categorie 2- of categorie 3-apparatuur;
(artikel 3.5e, onder e, Arbobesluit)
Het schoonmaken, onderhouden, verbouwen, herstellen en slopen van K1-, K3-, KT- of
T-schepen, zonder veiligheids- en gezondheidsverklaring van een gasdeskundige.
(artikel 3.5h, lid 3, Arbobesluit)
Het werken op arbeidsplaatsen waar een doeltreffende vluchtweg ontbreekt of is geblokkeerd
en waarbij ernstig gevaar bestaat op brand, explosie of plotselinge blootstelling
aan gevaarlijke stoffen.
(artikel 3.6, lid 1, en artikel 3.7, lid 1, Arbobesluit)
Het werken op hoogten van meer dan 2.50 meter waarbij geen of onvoldoende voorzieningen
zijn getroffen tegen vallen.
(artikel 3.16, lid 1, Arbobesluit)
N.B. Indien het valgevaar gepaard gaat met risicoverhogende omstandigheden, zoals
het gevaar te vallen op of langs uitstekende delen, de aanwezigheid van verkeer, het
vallen in water e.d., dan kan er, afhankelijk van de toename van het risico, ook bij
geringere werkhoogte sprake zijn van een ernstig feit.
Het zodanig ingericht zijn van een arbeidsplaats dat daardoor ernstig gevaar bestaat
getroffen of geraakt te worden door voorwerpen, producten of onderdelen daarvan dan
wel vloeistoffen of gassen, of het gevaar bekneld te raken tussen voorwerpen, producten
of onderdelen daarvan.
(artikel 3.17, Arbobesluit)
Het toepassen van een laadplatform dat niet is afgestemd op de te vervoeren lading.
(artikel 3.18, lid 2, Arbobesluit)
Het werken op hoogten van meer dan 2.50 meter op instabiele en onvoldoende stevige
werkplekken op bouwplaatsen.
(artikel 3.28, lid 1, Arbobesluit)
Het werken op een bouwplaats indien bovengrondse elektriciteitsleidingen niet omgeleid
zijn of spanningsloos zijn gemaakt of, indien dit niet mogelijk is, hekken of waarschuwingsborden
ontbreken.
(artikel 3.29, lid 2, Arbobesluit)
Het werken op bouwplaatsen waarbij ernstig gevaar bestaat voor personen als gevolg
van beschadiging van ondergrondse elektriciteitsleidingen en -kabels.
(artikel 3.29, lid 5, Arbobesluit)
Het werken in bouwputten, tunnels, bij uitgravingen of andere ondergrondse werkzaamheden
waarbij onvoldoende stut- of taludvoorzieningen zijn getroffen tegen instortings-
of overstromingsgevaar.
(artikel 3.30, lid 1, Arbobesluit)
Het bij grondverzetwerkzaamheden niet op veilige afstand houden van de uitgegraven
aarde, gebruikte materialen en voertuigen, waardoor werknemers ernstig gevaar lopen
bedolven te worden.
(artikel 3.30, lid 2, Arbobesluit)
Onvoldoende draagkrachtige bekistingen, tijdelijke stutten of schoren op een bouwwerkplek,
waardoor werknemers ernstig gevaar lopen bekneld te raken of bedolven te worden.
(artikel 3.31, lid 2, Arbobesluit)
Het ontbreken van twee afzonderlijke uitgangen in verbinding met de oppervlakte bij
een ondergrondse ontginning.
(artikel 3.37c, lid 1, Arbobesluit)
Het niet zo spoedig mogelijk na het delven ondersteuningen aanbrengen, terwijl dit
vanwege de instabiliteit van het terrein noodzakelijk is voor de veiligheid van de
werknemers.
(artikel 3.37e, lid 1, Arbobesluit)
Het werken met stoffen als bedoeld in beleidsregel 4.1c-4, waarbij direct contact
met huid en ogen mogelijk is en kan leiden tot ernstige schade aan de gezondheid.
(artikel 4.1c, Arbobesluit)
Het blootstellen van werknemers aan concentraties van stoffen in de individuele ademhalingszone
van een werknemer van meer dan twee maal de (wettelijke of door de werkgever vastgestelde)
grenswaarde of van meer dan de ceilingwaarde.
(artikel 4.4, lid 1, juncto artikel 4.3, lid 3, Arbobesluit)
Het ontbreken van maatregelen bij aanwezigheid van kankerverwekkende of mutagene stoffen
waarbij ernstig gevaar bestaat voor plotselinge blootstelling.
(artikel 4.6, lid 1 Arbobesluit)
Het ontbreken van maatregelen bij aanwezigheid van gevaarlijke stoffen waardoor ernstig
gevaar bestaat voor brand of explosie of gezondheidsbedreigende blootstelling aan
gevaarlijke stoffen, dampen en gassen.
(artikel 4.6, lid 1, Arbobesluit)
Na een onvoorziene toename van het blootstellingsniveau aan kankerverwekkende of mutagene
stoffen, er niet voor gezorgd hebben dat werknemers uit de gevarenzone zijn verwijderd.
(artikel 4.7, lid 3, Arbobesluit)
Het niet werken volgens een vooraf opgesteld werkplan, als bedoeld in Bijlage VB van
de Arbeidsomstandighedenregeling, met betrekking tot opbouw, installeren, monteren,
assembleren, dan wel verwijderen na ontbranding, van professioneel vuurwerk.
(artikel 4.9, lid 1, Arbobesluit)
Het blootstellen van werknemers aan concentraties van kankerverwekkende en mutagene
stoffen in de individuele ademhalingszone van een werknemer boven de (wettelijke of
door de werkgever vastgestelde) grenswaarde.
(artikel 4.16, lid 3, Arbobesluit)
Het niet zo laag mogelijk onder de grenswaarde (0,01 vezel per kubieke centimeter
berekend over een referentieperiode van 8 uur) houden van de concentratie van asbeststof
in de lucht, door:
- het niet zo inrichten van de werkmethoden dat er geen asbeststof wordt geproduceerd
of indien dat technisch niet mogelijk is, dat er geen asbeststof in de lucht vrijkomt;*
- het niet doeltreffend en regelmatig reinigen van gebouwen, installaties en uitrustingen
die dienen voor het toepassen of het bewerken van asbest of asbesthoudende producten;*
- het niet opbergen en vervoeren in daarvoor geschikte en gesloten verpakking van
asbest, een asbesthoudend product of een product waaruit asbeststof vrijkomt*, of
- het niet zo spoedig mogelijk verzamelen en afvoeren van asbesthoudende afvalstoffen
in voor asbest geschikte, gesloten en gekenmerkte verpakking*.
(artikel 4.45, lid 1, Arbobesluit, juncto lid 2)
Het blootstellen van werknemers aan concentraties van asbeststof in de lucht boven
de grenswaarde van 0,01 vezel per kubieke centimeter, berekend over een referentieperiode
van acht uur.
(artikel 4.46, lid 1, Arbobesluit)
Het niet opsporen van de oorzaken van de overschrijding van de grenswaarde, bedoeld
in artikel 4.46, en het niet zo spoedig mogelijk nemen van doeltreffende maatregelen
om de concentratie asbeststof terug te brengen tot beneden die waarde.
(artikel 4.47a, lid 1, Arbobesluit)
Het laten voortzetten van de arbeid op een arbeidsplaats met overschrijding van de
grenswaarde, bedoeld in artikel 4.46, waar de maatregelen om de concentratie terug
te brengen nog niet volledig ten uitvoer zijn gelegd, zonder de betrokken werknemers
doeltreffend te beschermen tegen blootstelling aan asbeststof.
(artikel 4.47a, lid 3, Arbobesluit)
Het niet nemen van doeltreffende maatregelen ter bescherming van de betrokken werknemers,
indien, gelet op de aard van de werkzaamheden, overschrijding van de grenswaarde,
bedoeld in artikel 4.46, kan worden verwacht ondanks preventieve technische maatregelen
ter beperking van de asbestconcentratie in de lucht.
(artikel 4.48a, lid 1, Arbobesluit)
Het niet verwijderen van het aanwezige asbest dan wel de aanwezige asbesthoudende
producten, voordat wordt aangevangen met andere werkzaamheden.
(artikel 4.48a, lid 4, Arbobesluit)
Het bij slopen, verwijderen, reinigen en opruimen van asbest of van producten die
deze stof bevatten, niet conform het werkplan uitvoeren van de maatregelen ter bescherming
van de veiligheid en gezondheid van de betrokken werknemers.
(artikel 4.50, lid 5 Arbobesluit)
N.B. Als een werkplan ontbreekt of onvolledig is, wordt gehandhaafd op basis van de
in artikel 4.50, lid 3, en artikel 4.50 lid 4 onder a genoemde artikelen. Overtreding
daarvan wordt bij het slopen en verwijderen, reinigen en opruimen van asbest of van
producten die asbest bevatten, altijd aangemerkt als een ernstig beboetbaar feit
Het na reiniging van de arbeidsplaats niet op de desbetreffende arbeidsplaats in een
binnenruimte uitvoeren van een eindbeoordeling, waarbij de monsterneming wordt uitgevoerd
door een persoon als bedoeld in artikel 4.47, lid 7, Arbobesluit, en de monsteranalyse
door een laboratorium als bedoeld in artikel 4.47, lid 8, Arbobesluit.
(artikel 4.51a, lid 1, Arbobesluit)
Het bij de eindbeoordeling bedoeld in artikel 4.51a, lid 1, Arbobesluit, niet uitvoeren
van een visuele inspectie gevolgd door een eindmeting, om vast te stellen of de concentratie
van asbeststof in de lucht niet hoger is dan 0,01 vezel per cm3, uitgaande van een referentieperiode van twee uur.
(artikel 4.51a, lid 2, Arbobesluit)
Het na het reinigen van de arbeidsplaats, op de betreffende arbeidsplaats in de buitenlucht
geen visuele inspectie uitvoeren met vaststelling dat de aanwezigheid van asbest niet
meer visueel waarneembaar is door een bedrijf dat daartoe adequaat is toegerust, voordat
met andere werkzaamheden een aanvang wordt gemaakt.
(artikel 4.51a, lid 3, Arbobesluit)
Het na het beëindigen van werkzaamheden in de buitenlucht met asbesthoudende grond,
niet uitvoeren van een visuele inspectie op de aanwezigheid van asbest teneinde vast
te stellen dat de concentratie asbest niet hoger is dan honderd milligram per kilogram
droge stof als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van het Productenbesluit asbest,
door een bedrijf dat daartoe adequaat is toegerust.
(artikel 4.51a, lid 4, Arbobesluit)
Het niet uitvoeren van een eindbeoordeling in aanvulling op artikel 4.51a, lid 1 en
lid 2, in de naast de arbeidsplaats gelegen ruimten in een binnensituatie bij risicoklasse
3.
(artikel 4.54 Arbobesluit)
Het bij risicoklasse 3 – in het kader van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2 –
niet volledig inventariseren van de aanwezigheid van asbest of asbesthoudende producten
voordat wordt aangevangen met de volgende werkzaamheden:
-
a. het geheel of gedeeltelijk afbreken of uit elkaar nemen van bouwwerken, met uitzondering
van grondwerken, of objecten waarin asbest of asbesthoudende producten is respectievelijk
zijn verwerkt;
-
b. het verwijderen van asbest of asbesthoudende producten uit de bouwwerken of objecten,
bedoeld in onderdeel a;
-
c. het opruimen van asbest of asbesthoudende producten die ten gevolge van een incident
zijn vrijgekomen.
(artikel 4.54a, lid 1, Arbobesluit)
Het ontzanden van gietstukken, door middel van stralen, buiten de voor dat doel bestemde
gesloten toestellen of ruimten.*
(artikel 4.61, lid 3, Arbobesluit)
Het bij ontzanden van gietstukken, door middel van stralen, afvoeren van afgezogen
lucht naar ruimtes waar personen moeten verblijven.*
(artikel 4.61, lid 5, Arbobesluit)
Het blootstellen van werknemers aan biologische agentia waarbij ernstig gevaar bestaat
voor schade aan de gezondheid.
(artikel 4.87a, lid 1, Arbobesluit)
Het blootstellen van thuiswerkers aan concentraties van stoffen in de individuele
ademhalingszone van een werknemer aan meer dan twee maal de (wettelijke of door de
werkgever vastgestelde) grenswaarde of aan meer dan de ceilingwaarde.
(artikel 4.113, Arbobesluit)
Het door thuiswerkers werken met stoffen als bedoeld in beleidsregel 4.1c-4, waarbij
direct contact met huid en ogen mogelijk is en kan leiden tot ernstige schade aan
de gezondheid.
(artikel 4.113, Arbobesluit)
Onvoldoende of onjuiste maatregelen of voorzieningen bij thuiswerk met gevaarlijke
stoffen waardoor ernstig gevaar bestaat voor brand of explosie of gezondheidsbedreigende
blootstelling aan gevaarlijke stoffen, dampen en gassen.
(artikel 4.115, lid 2, Arbobesluit)
Het verrichten van werkzaamheden zonder individuele gehoorbescherming in situaties
waarbij de dagelijkse blootstelling aan lawaai 85 dB(A) of hoger is of de piekgeluidsdruk
140 Pa of hoger is.
(artikel 6.8, lid 9, Arbobesluit)
Het verrichten van werkzaamheden in situaties waarbij de dagelijkse blootstelling
aan lawaai, rekening houdend met de dempende werking van de door de werknemer gedragen
individuele gehoorbeschermers, hoger is dan 87 dB(A) of de piekgeluidsdruk hoger is
dan 200 Pa
(artikel 6.8, lid 10, Arbobesluit)
Het blootstellen van werknemers aan trillingen boven de grenswaarde voor blootstelling,
bedoeld in artikel 6.11 a, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, onderdeel a Arbobesluit.
(artikel 6.11c, lid 2, Arbobesluit)
Het niet onverwijld treffen van maatregelen om de blootstelling terug te brengen tot
onder de grenswaarde voor blootstelling, bij overschrijding van de grenswaarde voor
blootstelling aan trillingen, bedoeld in artikel 6.11 a, tweede lid, onderdeel a,
en derde lid, onderdeel a Arbobesluit.
(artikel 6.11c, lid 3 onder a, Arbobesluit)
Het niet onderzoeken van de oorzaak van de overschrijding bij overschrijding van de
grenswaarde voor blootstelling aan trillingen, bedoeld in artikel 6.11 a, tweede lid,
onderdeel a, en derde lid, onderdeel a Arbobesluit.
(artikel 6.11c, lid 3 onder b, Arbobesluit)
Het niet aanpassen van de beschermings- en preventiemaatregelen om te voorkomen dat
de grenswaarde opnieuw wordt overschreden bij overschrijding van de grenswaarde voor
blootstelling aan trillingen, bedoeld in artikel 6.11 a, tweede lid, onderdeel a,
en derde lid, onderdeel a Arbobesluit.
(artikel 6.11c, lid 3 onder c, Arbobesluit)
Het verrichten van duikarbeid, caissonarbeid of overige arbeid onder overdruk zonder
dat aan de beperkende voorschriften volgend uit een arbeidsgezondheidskundig onderzoek
wordt voldaan.
(artikel 6.14a, lid 5, Arbobesluit)
Het niet aan werknemers ter beschikking stellen van materiaal dat in deugdelijke staat
verkeert en van voldoende ademgas van goede kwaliteit.
(artikel 6.15, lid 1, Arbobesluit)
Het verrichten van duikarbeid zonder te worden bijgestaan door een reserveduiker.
(artikel 6.16, lid 1, Arbobesluit)
Het verrichten van duikwerkzaamheden op een diepte van 15 meter (of bij een druk van
1,5 maal 105 Pascal) of meer waarbij geen geschikte compressiekamer aanwezig is.
(artikel 6.18, lid 1, Arbobesluit)
Het ontbreken van een compressiekamer bij het verrichten van duikwerkzaamheden op
een locatie waarbij de reistijd naar de dichtstbijzijnde behandelfaciliteit met compressiekamer
meer dan twee uur bedraagt.
(artikel 6.18, lid 2, Arbobesluit)
Het door één persoon verrichten van caissonarbeid.*
(artikel 6.19, lid 1, Arbobesluit)
Het verrichten van caissonwerkzaamheden onder een druk van meer dan 1,5 maal 105 Pascal zonder een geschikte compressiekamer.
(artikel 6.20, lid 1, Arbobesluit)
Het ontbreken van een compressiekamer bij het verrichten van caissonarbeid op een
locatie waarbij de reistijd naar de dichtstbijzijnde behandelfaciliteit met compressiekamer
meer dan twee uur bedraagt.
(artikel 6.20, lid 2, Arbobesluit)
Het gebruiken van arbeidsmiddelen op een andere wijze of plaats dan waarvoor zij zijn
ingericht en bestemd.
(artikel 7.3, lid 2, Arbobesluit)
Het niet of onvoldoende treffen van beschermende maatregelen bij het gebruik van een
arbeidsmiddel, waardoor ernstig gevaar bestaat voor persoonlijk letsel.
(artikel 7.3, lid 4, Arbobesluit)
Het zodanig geplaatst of ingericht zijn van een arbeidsmiddel dat daardoor ernstig
gevaar bestaat voor verschuiven, omvallen, kantelen, getroffen worden door het arbeidsmiddel
of onderdelen daarvan, oververhitting, brand, ontploffen, blikseminslag en directe
of indirecte aanraking met elektriciteit.
(artikel 7.4, lid 3, Arbobesluit)
Het zodanig geplaatst of ingericht zijn van een arbeidsmiddel dat daardoor ernstig
gevaar bestaat getroffen of geraakt te worden door voorwerpen, producten of onderdelen
daarvan dan wel vloeistoffen of gassen, of bekneld te raken tussen voorwerpen, producten
of onderdelen daarvan.
(artikel 7.4, lid 4, Arbobesluit)
Het onderhouden, repareren en reinigen van arbeidsmiddelen die ingeschakeld zijn en
onder druk of elektrische spanning staan.*
(artikel 7.5, lid 2, Arbobesluit)
Het afstellen van arbeidsmiddelen die ingeschakeld zijn en onder druk of elektrische
spanning staan.*
(artikel 7.5, lid 3, Arbobesluit)
Het op niet veilige wijze (de)monteren van arbeidsmiddelen.
(artikel 7.5, lid 5, Arbobesluit)
Het ontbreken of onjuist toepassen van voorgeschreven beveiligingen en afschermingen,
alsmede het overbruggen dan wel buiten werking stellen van noodzakelijke beveiligingen
van arbeidsmiddelen.
(artikel 7.7, lid 1, Arbobesluit)
Het kunnen aanraken van (onderdelen van) arbeidsmiddelen met een zeer hoge of lage
temperatuur.
(artikel 7.9, Arbobesluit)
Het loskoppelen en opnieuw aansluiten van een arbeidsmiddel van en op een krachtbron.
(artikel 7.11, lid 2, Arbobesluit)
Het ontbreken van een noodstopvoorziening op arbeidsmiddelen waarbij dit noodzakelijk
is.
(artikel 7.16, Arbobesluit)
Het vervoeren van personen met een mobiel arbeidsmiddel dat daartoe niet is uitgerust.
(artikel 7.17a, lid 1 Arbobesluit)
Het gebruik van mobiele arbeidsmiddelen (m.u.v. heftrucks) waarmee personen kunnen
worden vervoerd zonder beschermingsconstructies ter voorkoming van kantelen of de
gevolgen daarvan.
(artikel 7.17a, lid 2, Arbobesluit)
Het gebruik van heftrucks waarmee personen kunnen worden vervoerd zonder beschermingsconstructies
ter voorkoming van kantelen of de gevolgen daarvan.
(artikel 7.17a, lid 5, Arbobesluit)
Het ontbreken van een rem- en stopvoorziening, alsmede een noodstopvoorziening voorzover
deze noodzakelijk is, op een mobiel arbeidsmiddel met eigen aandrijving.
(artikel 7.17b, lid 2, Arbobesluit)
Het meerijden op mobiele arbeidsmiddelen met eigen aandrijving zonder speciaal daartoe
ingerichte veilige plaatsen.*
(artikel 7.17c, lid 2, Arbobesluit)
Het zwaarder belasten van een hijs- of hefwerktuig, dan de toegelaten bedrijfslast
of dan een veilig gebruik toelaat.*
(artikel 7.18, lid 2, Arbobesluit)
Het vervoeren van personen met een hijs- of werktuig, dat daarvoor niet is bestemd
of ingericht. *
(artikel 7.18, lid 4, Arbobesluit)
Het zodanig opgesteld zijn van hijs- en hefwerktuigen, dat daardoor ernstig gevaar
bestaat dat lasten werknemers kunnen raken.*
(artikel 7.18, lid 6, Arbobesluit)
Het zich bevinden van werknemers onder hangende lasten.*
(artikel 7.18, lid 7, Arbobesluit)
Het zodanig gebruik van een mobiel hijs- of hefwerktuig dat daardoor ernstig gevaar
bestaat voor kantelen, ongewild in beweging komen of wegglijden.*
(artikel 7.18a, lid 3, Arbobesluit)
Het gebruik van hijs- en hefwerktuigen in slechte weersomstandigheden.*
(artikel 7.18a, lid 13, Arbobesluit)
Het hijsen of heffen van personen op een onbeveiligd platform.
(artikel 7.18b, lid 1, Arbobesluit)
Het overbelasten van laad- en losgerei met meer dan 10%.*
(artikel 7.20, lid 4, Arbobesluit)
Het ontbreken van technische of organisatorische maatregelen, indien zich in een schacht
twee of meer liften bevinden, om te voorkomen dat personen bij werkzaamheden aan een
van de liften, getroffen worden door een naastliggende lift.
(artikel 7.21, lid 1, Arbobesluit)
Het niet stilzetten van de naastgelegen lift tijdens werkzaamheden in een liftschacht
waarbij gevaren veroorzaakt door deze lift niet zijn tegengegaan.*
(artikel 7.21, lid 2, Arbobesluit)
Het niet kiezen van de meest geschikte arbeidsmiddelen bij tijdelijke werkzaamheden
op hoogte, waardoor:
-
a. de arbeidsmiddelen niet zijn afgestemd op de aard van de te verrichten werkzaamheden
en op de voorzienbare belastingen en dat de arbeidsmiddelen niet zodanig zijn dat
zonder gevaar doorgang mogelijk is; of
-
b. het gekozen toegangsmiddel niet de mogelijkheid van ontruiming biedt bij dreigend
gevaar; of
-
c. het overstappen van een toegangsmiddel op platformen, vloeren of loopbruggen en omgekeerd
extra valrisico’s oplevert.
(artikel 7.23, lid 1, Arbobesluit)
Het ontbreken van een valbeveiliging om de aan een arbeidsmiddel verbonden valrisico’s
voor werknemers te minimaliseren.
(artikel 7.23, lid 5, Arbobesluit)
De bij een arbeidsmiddel behorende valbeveiliging is niet van een zodanige configuratie
en sterkte dat vallen van hoogte wordt voorkomen of dat een eventuele val wordt gestopt,
zodanig dat letsel bij de werknemers zoveel mogelijk wordt voorkomen.
(artikel 7.23, lid 6, Arbobesluit)
Het onderbreken van collectieve valbeveiligingen op andere plekken dan daar waar zich
een toegang tot een ladder of trap bevindt.
(artikel 7.23, lid 7, Arbobesluit)
Het laten werken op plaatsen waar geen doeltreffende, vervangende veiligheidsvoorzieningen,
zijn getroffen en waarbij de collectieve valbeveiliging – in verband met de werkzaamheden
– tijdelijk is verwijderd.
(artikel 7.23, lid 9, Arbobesluit)
Het laten uitvoeren van tijdelijke werkzaamheden op hoogte wanneer de weersomstandigheden
de veiligheid en gezondheid van de werknemers in gevaar brengen.
(artikel 7.23, lid 11, Arbobesluit)
N.B. Indien het valgevaar gepaard gaat met risicoverhogende omstandigheden, bijvoorbeeld
het gevaar te vallen op of langs uitstekende delen, de aanwezigheid van verkeer, het
vallen in water, het vallen in hete of bijtende vloeistoffen, het vallen tussen bewegende
delen van machines [dit is geen limitatieve opsomming], dan kan er, afhankelijk van
de toename van het risico, ook bij geringere werkhoogte sprake zijn van een ernstig
feit.
Het gebruiken van ladders of trappen, zonder maatregelen om de stabiliteit te waarborgen.
(artikel 7.23a, lid 1, Arbobesluit)
Ladders en trappen gebruiken zonder dat:
-
a. wegglijden van de ladder- of trapvoet door een voorziening is voorkomen;
-
b. toegangsladders bij overigens ontbrekende veilige houvast niet ten minste 1 meter
uitsteken boven het toegangsniveau;
-
c. de onderdelen van meerdelige (schuif)ladders ten opzichte van elkaar geborgd zijn;
-
d. verrolbare ladders en trappen zijn vastgezet voor het betreden.
(artikel 7.23a, lid 2, Arbobesluit)
Het (laten) gebruiken van ladders en trappen waarbij niet ten minste een hand aan
de ladder kan worden gehouden.
(artikel 7.23a, lid 3, Arbobesluit)
De ondersteuningen van een steiger zijn niet beveiligd tegen wegglijden, hetzij door
bevestiging aan het steunvlak, hetzij door een antislipinrichting of een andere, even
doeltreffende oplossing.
(artikel 7.23b, lid 3, Arbobesluit)
De steunpunten van de steiger zijn niet op een stabiele, stevige ondergrond van voldoende
omvang geplaatst, waardoor de stabiliteit niet wordt gewaarborgd.
(artikel 7.23b, lid 4, Arbobesluit)
Niet verzekerde stabiliteit van steigers door onvoldoende verankering en/of schoren.
(artikel 7.23b, lid 5, Arbobesluit)
Het niet zodanig monteren van de vloeren van steigers dat hun onderdelen bij normaal
gebruik niet kunnen bewegen.
(artikel 7.23b, lid 7, Arbobesluit)
Tussen de onderdelen van de vloeren en de verticale inrichtingen van de collectieve
valbeveiligingen komen gevaarlijke openingen voor.
(artikel 7.23b, lid 7, Arbobesluit)
Het werken aan één enkele lijn, waarbij geen sprake is van een afzonderlijk verankerde
veiligheidslijn die als reservelijn fungeert en is uitgerust met een beweegbaar valbeveiligingsmechanisme
dat de werknemer in zijn beweging volgt.
(artikel 7.23c, lid 1, Arbobesluit)
Het vervoeren van werknemers met behulp van een werkbak die is bevestigd aan een mobiel
hefwerktuig waarbij de belasting van de volbelaste werkbak méér bedraagt dan de helft
van de maximaal toegestane belasting van het hefwerktuig in zijn meest ongunstige
stand.
(artikel 7.18, lid 4, juncto artikel 7.23d, lid 2, Arbobesluit)
Het vervoeren van werknemers met behulp van een werkbak die is bevestigd aan een mobiel
hijswerktuig waarbij de belasting van de volbelaste werkbak en het bijbehorend hijsgereedschap
méér bedraagt dan één kwart van de maximaal toelaatbare werklast van het hijswerktuig
in zijn meest ongunstige stand.
(artikel 7.18, lid 4, juncto artikel 7.23d, lid 2, Arbobesluit)
Het vervoeren van werknemers met behulp van een werkbak die is bevestigd aan een vast
opgesteld of railrijdend hijswerktuig waarbij de belasting van de volbelaste werkbak
en het bijbehorend hijsgereedschap méér bedraagt dan driekwart van de nominale belasting
waarvoor het hijswerktuig is ontworpen.
(artikel 7.18, lid 4, juncto artikel 7.23d, lid 2, Arbobesluit)
Het verblijf van werknemers in een werkbak waarbij de bedieningsplaats van het hijs-
of hefwerktuig niet bezet is.
(artikel 7.18, lid 4, juncto artikel 7.23d, lid 3, Arbobesluit)
Horizontale verplaatsing van werknemers in een boven 0,2 meter geheven werkbak aan
een mobiel hefwerktuig met grotere snelheid dan 2,5 km/uur.
(artikel 7.18, lid 4, juncto artikel 7.23d, lid 4, Arbobesluit)
Rijden met een mobiele hijskraan waaraan een bemande werkbak is bevestigd.
(artikel 7.18, lid 4, juncto artikel 7.23d, lid 5, Arbobesluit)
Rijden over een kraanbaan met hogere snelheid dan 2,5 km/uur van een hijskraan met
een bemande werkbak.
(artikel 7.18, lid 4, juncto artikel 7.23d, lid 5, Arbobesluit)
Ontbreken van doeltreffend(e) communicatie(middel(en)) bij vervoer en verblijf van
werknemers in een werkbak aan een hijs- of hefwerktuig.
(artikel 7.18, lid 4, juncto artikel 7.23d, lid 6, Arbobesluit)
Het hijsen of heffen van luiken van schepen zonder dat deze daartoe geschikte bevestigingen
hebben voor het vastmaken van hijsgereedschap.
(artikel 7.25, lid 1, Arbobesluit)
Het plaatsen of verwijderen van luiken op schepen terwijl in het ruim onder de luikopening
wordt gewerkt.*
(artikel 7.25, lid 6, Arbobesluit)
Het laden en lossen van schepen zonder dat luiken die niet afdoende tegen verplaatsing
kunnen worden geborgd, verwijderd zijn.
(artikel 7.25, lid 7, Arbobesluit)
Het opnieuw gebruiken van voor eenmalig gebruik bestemde bind- of hijsmiddelen.
(artikel 7.27, lid 2, Arbobesluit)
Het niet aanwezig zijn van middelen zodat werknemers bij het aanbrengen of verwijderen
van sjorringen van containers aan ernstig gevaar worden blootgesteld.
(artikel 7.28, Arbobesluit)
Het werken op een overbelaste steiger.
(artikel 7.34, lid 2, Arbobesluit)
Het werken op verrijdbare steigers die niet zijn beveiligd tegen ongewilde verplaatsing.
(artikel 7.34, lid 3, Arbobesluit)
Het verrichten van trekkerarbeid, het werken met wilde, giftige of andere dieren die
gevaar opleveren, het industrieel slachten of werken onder tempodwang door jeugdige
werknemers zonder toezicht.
(artikel 7.39, Arbobesluit)
Het ontbreken of het onjuist toepassen van voorgeschreven beveiligingen, alsmede het
overbruggen dan wel buiten werking stellen van noodzakelijke beveiligingen aan arbeidsmiddelen
in thuiswerksituaties.
(artikel 7.41, lid 1, Arbobesluit)
Het niet ter beschikking stellen van doeltreffende persoonlijke beschermingsmiddelen
aan werknemers bij werkzaamheden, waardoor ernstig gevaar bestaat voor veiligheid
of gezondheid van betrokken werknemers.
(artikel 8.3, lid 1, Arbobesluit)
Het onvoldoende er voor zorgen dat werknemers aan hen beschikbaar gestelde persoonlijke
beschermingsmiddelen (juist) gebruiken, waardoor ernstig gevaar bestaat voor de veiligheid
of gezondheid van betreffende werknemers.
(artikel 8.3, lid 2, Arbobesluit)