Beleidsregels arbeidsomstandighedenwetgeving

[Regeling vervallen per 01-01-2013.]
Geraadpleegd op 24-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2011.
Geldend van 01-01-2011 t/m 04-03-2011

Besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst, van 27 november 2001, Directie Arbeidsomstandigheden, Arbo/AIS 0174663, tot vaststelling van beleidsregels op het gebied van de arbeidsomstandighedenwetgeving (Beleidsregels arbeidsomstandighedenwetgeving)

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst,

Besluit:

Hoofdstuk 1. Beleidsregels Arbeidsomstandighedenwet

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Beleidsregel 8. Voorlichting en onderricht aan zwangere werknemers en werknemers tijdens lactatie

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Grondslag Arbowet artikel 8, juncto Arbobesluit
  • 1 De verplichting van de werkgever om er voor te zorgen dat een werknemer doeltreffend wordt voorgelicht en dat aan werknemers doeltreffend onderricht wordt verstrekt houdt mede in dat specifieke voorlichting en onderricht wordt gegeven aan zwangere werknemers en werknemers tijdens lactatie.

  • 2 De werkgever geeft een zwangere werknemer voorlichting over de risico's van haar werk voor haarzelf en haar (ongeboren) kind en de genomen maatregelen om deze risico's te voorkomen Bij deze voorlichting wordt ook aandacht besteed aan de rustruimte binnen het bedrijf. Deze voorlichting vindt plaats binnen twee weken nadat de zwangere werknemer aan de werkgever gemeld heeft zwanger te zijn.

  • 3 Tevens geeft de werkgever voorlichting aan de werknemer vóór het bevallingsverlof over de risico's van het werk voor de pas bevallen werknemer en de genomen maatregelen om deze risico's te voorkomen. Deze voorlichting betreft ook informatie inzake risico's van het werk voor kwaliteit en kwantiteit van de borstvoeding en de genomen maatregelen om deze risico's te voorkomen.

Beleidsregel 33. Boeteoplegging

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 Bij de berekening van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 33, eerste en tweede lid, en artikel 34 van de Arbeidsomstandighedenwet worden voor alle overtredingen waarvoor een bestuurlijke boete kan worden opgelegd de normbedragen gehanteerd van de ‘Tarieflijst boetenormbedragen bestuurlijke boete’ welke als bijlage 1 bij deze beleidsregels is gevoegd. Bij de toepassing hiervan wordt onderscheid gemaakt tussen:

    • a. overtredingen waarvoor eerst een waarschuwing wordt gegeven of een eis wordt gesteld en pas in tweede instantie, nadat is geconstateerd dat de betreffende tekortkoming niet is opgeheven, wordt overgegaan tot boeteoplegging;

    • b. ernstige overtredingen waarvoor een bestuurlijke boete kan worden gegeven zoals genoemd in de lijst welke is opgenomen als bijlage 2 bij deze beleidsregels.

    • c. overtredingen waarvoor direct een bestuurlijke boete kan worden gegeven zoals genoemd in de lijst welke is opgenomen als bijlage 3 bij deze beleidsregels;

  • 2 De in bijlage 1 genoemde normbedragen zijn uitgangspunt voor de berekening van op te leggen bestuurlijke boetes voor bedrijven of instellingen met 500 of meer werknemers. Voor bedrijven of instellingen van geringere omvang worden de volgende uitgangspunten gehanteerd voor de berekening van op te leggen bestuurlijke boetes:

    • a. bedrijven of instellingen met minder dan 5 werknemers betalen 10 procent;

    • b. bedrijven of instellingen met 5 tot en met 9 werknemers betalen 20 procent;

    • c. bedrijven of instellingen met 10 tot en met 39 werknemers betalen 30 procent;

    • d. bedrijven of instellingen met 40 tot en met 99 werknemers betalen 50 procent;

    • e. bedrijven of instellingen met 100 tot en met 249 werknemers betalen 60 procent;

    • f. bedrijven of instellingen met 250 tot en met 499 werknemers betalen 80 procent.

    Een al dan niet op bedrijfsgrootte gecorrigeerd normbedrag is het uitgangsbedrag voor eventuele verdere boeteberekening. Voor overtredingen waarvoor een bestuurlijke boete kan worden gegeven begaan door anderen dan de werkgever, bedoeld in artikel 16, achtste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet, te weten de opdrachtgever, de ontwerpende partij en de uitvoerende partij, bedoeld in artikel 1.1, tweede lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit, vindt geen correctie op het aantal werknemers plaats, maar zijn de in bijlage 1 genoemde normbedragen uitgangspunt voor de berekening van de op te leggen bestuurlijke boete.

  • 3 Voor de boeteberekening van overtredingen waarvoor een bestuurlijke boete kan worden gegeven geconstateerd op locaties of in filialen, wordt als bedrijfs/instellingsgrootte het aantal werknemers van de gehele juridische eenheid gehanteerd.

  • 4 Bij de berekening van de op te leggen bestuurlijke boete kunnen één of meer van de volgende factoren aan de orde zijn en achtereenvolgens leiden tot verhoging respectievelijk verlaging van het al dan niet op bedrijfsgrootte gecorrigeerde normbedrag:

    • a. in geval van ernstige overtredingen waarvoor een bestuurlijke boete kan worden gegeven zoals genoemd in bijlage 2, wordt het normbedrag met twee vermenigvuldigd;

    • b. vervolgens kunnen één of meer van de volgende factoren aan de orde zijn die achtereenvolgens leiden tot verlaging van het al dan niet op bedrijfsgrootte gecorrigeerde verdubbelde normbedrag:

      • 1°. indien de werkgever aantoont dat hij de risico’s van de werkzaamheden waarbij de overtreding waarvoor een bestuurlijke boete kan worden gegeven, zich heeft voorgedaan voldoende heeft geïnventariseerd en op grond daarvan de nodige maatregelen heeft getroffen en deugdelijke, voor de arbeid geschikte, arbeidsmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking heeft gesteld, wordt de bestuurlijke boete met eenderde gematigd;

      • 2°. indien de werkgever bovendien aantoont dat hij voldoende instructies heeft gegeven, wordt de bestuurlijke boete met nog eenderde gematigd.

      • 3°. indien de werkgever bovendien aantoont dat hij adequaat toezicht heeft gehouden, wordt geen bestuurlijke boete opgelegd;

    • c. indien meer dan tien, respectievelijk meer dan vijftig werknemers aan een niet-administratieve overtreding zijn blootgesteld, wordt het al dan niet op grond a. verhoogde of verlaagde normbedrag met anderhalf, respectievelijk twee vermenigvuldigd;

    • d. overtredingen waarvoor een bestuurlijke boete kan worden gegeven die meermalen voorkomen, kunnen maximaal drie keer in de berekening van de op te leggen bestuurlijke boete worden meegenomen;

    • e. indien sprake is van recidive van een overtreding waarvoor een bestuurlijke boete kan worden gegeven wordt de op te leggen bestuurlijke boete met anderhalf vermenigvuldigd.

  • 5 De totale bij een boetebeschikking op te leggen bestuurlijke boete bestaat, in geval er sprake is van meerdere overtredingen waarvoor een bestuurlijke boete kan worden gegeven, uit de som van de per overtreding berekende boetebedragen.

  • 6 De bestuurlijke boete die per boetebeschikking aan een werkgever (rechtspersoon of een natuurlijk persoon), of anderen dan de werkgever, bedoeld in het tweede lid, kan worden opgelegd bedraagt:

    • a. minimaal € 100;

    • b. maximaal € 100.000.

  • 7 Overtredingen waarvoor ook een werknemer beboet kan worden zijn in de bijlagen 1 tot en met 3 gemarkeerd met een asterisk achter het boetenormbedrag. De bestuurlijke boete die per boetebeschikking aan een werknemer kan worden opgelegd bedraagt maximaal € 225.

  • 8 Bij een arbeidsongeval dat leidt tot de dood, een blijvend letsel of een ziekenhuisopname als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet worden vaste boetebedragen opgelegd waarbij de volgende criteria worden gehanteerd:

    • a. afhankelijk van de categorie-indeling, bedoeld in artikel 34, vierde lid, van de Arbeidsomstandighedenwet, van de overtreding waarvoor een bestuurlijke boete kan worden gegeven, dat de directe aanleiding is geweest voor het arbeidsongeval en afhankelijk van het aantal werknemers van het bedrijf of de instelling gelden de volgende bedragen per werkgever:

      OMVANG BEDRIJF # werknemers

      Blijvend letsel/ziekenhuisopname

      Dodelijk letsel

      Boetecategorie

      Boetecategorie

      I

      II

      I

      II

      < 5

      1.350

      2.700

      1.800

      4.500

      5–9

      2.700

      5.400

      3.600

      9.000

      10–39

      4.050

      8.100

      4.500

      10.800

      40–99

      4.500

      9.000

      5.400

      13.500

      100–249

      5.400

      10.800

      6.750

      16.200

      250–499

      6.100

      12.000

      8.100

      20.000

      > 500

      6.750

      13.500

      9.000

      22.500

    • b. indien sprake is van meer dan één slachtoffer wordt het boetebedrag als volgt verhoogd:

      • 1°. in geval van twee slachtoffers wordt het boetebedrag met anderhalf vermenigvuldigd;

      • 2°. bij drie of meer slachtoffers wordt het boetebedrag met twee vermenigvuldigd, met dien verstande dat het boetebedrag per overtreding waarvoor een bestuurlijke boete kan worden gegeven de per categorie vastgestelde maximale bedragen (€ 9.000 of € 22.500) niet overschrijdt.

    • c. bij de berekening van de op te leggen bestuurlijke boete kunnen de drie factoren aan de orde zijn, genoemd in het vierde lid, onder b, en op overeenkomstige wijze leiden tot verlaging van het al dan niet op bedrijfsgrootte gecorrigeerde normbedrag.

Hoofdstuk 2. Beleidsregels arbeidsomstandighedenbesluit

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Paragraaf 1. Hoofdstuk 1 Definities en toepassingsgebied

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Beleidsregel 1.42. Organisatie van de arbeid van zwangere werknemers en werknemers tijdens de lactatie

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 De verplichting van de werkgever om de arbeid van een zwangere werknemer en werknemer tijdens lactatie zodanig te organiseren dat de arbeid voor die werknemer geen gevaren met zich kan brengen voor haar veiligheid en gezondheid en geen terugslag kan veroorzaken op de zwangerschap of lactatie, houdt ten minste in dat:

    • a. de zwangere werknemer bij de arbeid niet wordt blootgesteld aan lichaamstrillingen of schokken met een versnelling van meer dan 0,25 m/s²;

    • b. de zwangere werknemer bij de arbeid niet wordt blootgesteld aan equivalente geluidsniveaus boven de 80 dB(A) en piekgeluiden boven 200 Pa;

    • c. de zwangere werknemer niet wordt blootgesteld aan klimaatomstandigheden, die kunnen worden beschouwd als onbehaaglijk;

    • d. de noodzaak tot bukken, hurken of knielen bij de arbeid voor de zwangere werknemer zoveel mogelijk wordt voorkomen. In de laatste drie maanden mogen zwangere werknemers niet worden verplicht dagelijks meer dan eenmaal per uur te hurken, knielen, bukken of staande voetpedalen te bedienen;

    • e. de noodzaak tot handmatig tillen van gewichten bij de arbeid door de zwangere of pas bevallen werknemer tot drie maanden na de bevalling zoveel mogelijk wordt beperkt en, als er toch handmatig gewichten getild worden:

      • 1°. het in één handeling te tillen gewicht gedurende de gehele zwangerschap en de periode tot drie maanden na de bevalling minder dan 10 kilogram bedraagt;

      • 2°. vanaf de twintigste week van de zwangerschap gewichten van meer dan 5 kilogram niet meer dan 10 keer per dag worden getild;

      • 3°. vanaf de dertigste week van de zwangerschap gewichten van meer dan 5 kilogram niet meer dan 5 keer per dag worden getild;

    • f. de zwangere werknemer of werknemer tijdens lactatie bij de arbeid niet wordt blootgesteld aan stoffen die de gezondheid van henzelf en/of hun (ongeboren) kind kunnen schaden;

    • g. de zwangere werknemer niet wordt verplicht, om in direct contact te komen met een ultrasonore trillingsbron. Voor ultrasonore luchttrillingen met frequenties boven 20 kHz geldt als voorlopige grenswaarde 110 dB(A) per tertsband.

  • 2 Klimaatomstandigheden worden beschouwd als onbehaaglijk als bedoeld in het eerste lid, onder c wanneer het predicted percentage of dissatisfied (PPD) bepaald op basis van NEN-EN-ISO 7730: 1996 "Gematigde thermische bmnenomstandigheden Bepalingen van de PMV- en de PPD-waarde en specificaties van de voorwaarden voor thermische behaaghjkheid", meer bedraagt dan 20%.

  • 3 Tot de stoffen bedoeld in het eerste lid, onder f, worden in elk geval gerekend:

    • a. stoffen die de gezondheid schade kunnen toebrengen via een zogenaamd genotoxisch werkingsmechanisme en die via de moeder het ongeboren kind of de zuigeling kunnen bereiken, waaronder alle mutagene en vrijwel alle kankerverwekkende stoffen,

    • b. stoffen die, via een niet-genotoxisch werkingsmechanisme door blootstelling van de moeder de gezondheid van het ongeboren kind of de zuigeling kunnen schaden.

Paragraaf 2. Hoofdstuk 2 Arbozorg en organisatie van de arbeid

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Beleidsregel 2-1. Verplichtstelling arbeidsveiligheidsrapport, aanwijzing installaties

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag Arbobesluit afdeling 2 van hoofdstuk 2

Beleidsregel 2-2. Aanvullende eisen risico-inventarisatie en - evaluatie, aanwijzing installaties

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 Bij de uitwerking van de begripsomschrijving van een installatie voor bewerking, als bedoeld in artikel 2.2, aanhef en onder g, van het Arbeidsomstandighedenbesluit namelijk het stelsel van vaten, apparaten en leidingen dat ten aanzien van de omsloten gevaarlijke stof als één geheel is te beschouwen, wordt, in volgorde van belangrijkheid, het volgende drietal elementen betrokken.

    • a. De procesmatige afbakening. Bij procesmatige afbakening, passend in de begripsomschrijving ‘installatie voor bewerking’, wordt zoveel mogelijk aaneengesloten bij de definitie van proces, zijnde een samenhangend geheel van een of meer bewerkingen en/of reacties, waaraan stof(fen) word(t)(en) onderworpen. Voor de aanwijzing wordt de totale hoeveelheid gevaarlijke stof welke zich in de afgebakende installatie bevindt berekend.

    • b. De organisatorische afbakening. Geeft het criterium ‘procesmatige afbakening’ onvoldoende duidelijkheid, dan wordt de organisatorische afbakening toegepast. De afgebakende installatie bevat alleen procesapparatuur die wordt bediend door uitvoerend personeel behorende tot één organisatorische eenheid.

    • c. De ruimtelijke afbakening. Geeft het criterium ‘organisatorische afbakening’ vervolgens onvoldoende duidelijkheid, dan wordt de ruimtelijke afbakening toegepast. Bij de afbakening van installaties voor bewerking wordt rekening gehouden met de ruimterijke ligging van de processen ten opzichte van elkaar. De processtappen bevinden zich binnen een herkenbare ruimtelijke begrenzing van de installatie voor bewerking, dat wil zeggen in de onmiddellijke nabijheid van elkaar.

  • 2 In artikel 2.2 van het Arbeidsomstandighedenbesluit is aangegeven dat een installatie voor verlading wordt aangemerkt als een installatie voor bewerking. De hoeveelheid gevaarlijke stof die zich in een transporteenheid bevindt wordt echter niet in de totale hoeveelheid meegenomen, tenzij de transporteenheid zich binnen de ruimtelijke grenzen van de afgebakende installatie bevindt. Indien de transporteenheid zich buiten de ruimtelijke grenzen van de afgebakende installatie bevindt, dient deze te worden aangemerkt als een installatie voor opslag.

  • 4 Voor de opslag van gevaarlijke stoffen in verpakkingseenheden (zakken, drums, flessen enz.) als bedoeld in artikel 2.2, onder h, van het Arbeidsomstandighedenbesluit dient voor wat betreft de aanwijzing de totale hoeveelheid gevaarlijke stof in de zich op één plaats bevindende eenheden van verpakking beschouwd te worden. Bij het samenstellen van de ARIE kan ervoor gekozen worden de beschrijving van verschillende opslaginstallaties te combineren. Voor een tankpark kan dan met één set scenario’s worden volstaan. De verschillende risico’s moeten wel duidelijk beschreven blijven.

  • 5 Het uitgangspunt van de aanwijzing, als bedoeld in artikel 2.3, van het Arbeidsomstandighedenbesluit is de vergelijking van de gecorrigeerde hoeveelheid gevaarlijke stof in de installatie met de grenswaarde van die stof. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

    • a. De installatie is aangewezen als met betrekking tot enige gevarensoort geldt:

      • Q x O ≥ G, of anders geschreven A ≥ 1, waarbij A = (Q x O) / G

        Q = de hoeveelheid in de installatie aanwezige stof (of groep van stoffen) [kg];

        O = de totale omstandigheidsfactor [-];

        G = de grenswaarde van de stof (of groep van stoffen) [kg]; en

        A = aanwijzingsgetal [-].

    • b. Bij mengsels van stoffen moeten de per stof berekende aanwijzingsgetallen per categorie (brandbaar, extreem toxisch en toxisch) gesommeerd worden. Omdat alleen bij mengsels van toxische stoffen sprake kan zijn van verschillende grenswaarden geldt die bepaling in de praktijk alleen daarvoor.

    • c. Bij ontplofbare stoffen (onder deze categorie zijn ook mengsels begrepen) schuilt, anders dan bij de hiervoor vermelde categorieÎn van gevaarlijke stoffen, het gevaar in de stof zelf, in die zin, dat de stof niet eerst vrij hoeft te komen alvorens het gevaar voor de werknemer manifest kan worden. Voor deze groep van stoffen zijn de heersende omstandigheden dan ook niet relevant en worden geen omstandigheidsfactoren in rekening gebracht.

  • 6 Bij de afleiding van grenswaarden voor toxische stoffen, als bedoeld in artikel 2.4, tweede lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit wordt uitgegaan van het volgende schema:

    LC50 IHL-RAT/1h mg/m3

    Hoedanigheid bij 25 ºC

    Grenswaarde (kg)

    20 < LC ≤ 100

    gasvormig

    3

    vloeibaar (L)

    10

    vloeibaar (M)

    30

    vloeibaar (H)

    100

    vast ¹

    300

    100 < LC ≤ 500

    gasvormig

    30

    vloeibaar (L)

    100

    vloeibaar (M)

    300

    vloeibaar (H)

    1000

    vast ¹

    3000

    500 < LC ≤ 2.000

    gasvormig

    300

    vloeibaar (L)

    1000

    vloeibaar (M)

    3000

    vloeibaar (H)

    10000

    vast ¹

    GEEN

    2.000 < LC ≤ 20.000

    gasvormig

    3000

    vloeibaar (L)

    10000

    vloeibaar (M)

    GEEN

    vloeibaar (H)

    GEEN

    vast ¹

    GEEN

    ¹ als respirabele stof

    L: atmosferisch kookpunt tussen 25 °C en 50 °C

    M: atmosferisch kookpunt tussen 50 °C en 100 °C

    H: atmosferisch kookpunt boven 100 °C

  • 7 Op basis van het gestelde in artikel 2.4, tweede lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit is een lijst van grenswaarden van toxische stoffen opgesteld, welke is opgenomen als bijlage 4 bij deze beleidsregels. Tevens is een lijst van explosieve stoffen vastgesteld, welke is opgenomen als bijlage 5a bij deze beleidsregels. De lijsten zijn niet limitatief. Ze kunnen worden aangevuld dan wel gewijzigd indien meer of betere gegevens bekend worden. Het kan daadoor voorkomen dat een installatie op het moment van aanvulling van de lijst ARIE-plichtig wordt. De verplichting tot het opstellen van een ARIE is dan gekoppeld aan het tijdstip waarop de desbetreffende stof met de bijbehorende grenswaarde voor het eerst op de lijst verschijnt’.

  • 9 De in artikel 2.5 van het Arbeidsomstandighedenbesluit omschreven omstandigheidsfactoren kunnen als volgt in tabelvorm samengevat worden:

    Omstandigheidsfactoren

    Waarde

    a.

    Factor Os voor stof in opslag

    0,01

    b.

    Factor Oc voor installatie binnen een omhulling

    10

    c.

    Factor Op : voor stof onder procesomstandigheden

     

    vloeistof met procestemperatuur ¹ boven atmosferisch kookpunt ²

    1 tot 10 (zie tabel)

    vloeistof met procestemperatuur ¹ beneden atmosferisch kookpunt ²

    0,1 tot 1 (zie tabel)

    stof in de gasfase

    10

    stof in de vaste fase (respirabel poeder) ³

    0,1

    ¹ Voor een procestemperatuur beneden 25 °C, zie 10e lid, onder d.

    ² Voor gecompliceerde mengsels, zie 10e lid, onder a.

    ³ Vaste toxische en extreem toxische stoffen worden alleen in beschouwing genomen voor zover ze in poedervorm voorkomen (respirabel).

    Berekeningswijze factor Op voor vloeistoffen

    Procestemperatuur ten opzichte van het atmosferisch kookpunt:

    Factor Op

    meer dan 90 °C lager

    0,1

    80 °C tot 90 °C lager

    0,2

    70 °C tot 80 °C lager

    0,3

    60 ∞C tot 70 °C lager

    0,4

    50 °C tot 60 °C lager

    0,5

    40 °C tot 50 °C lager

    0,6

    30 °C tot 40 °C lager

    0,7

    20 °C tot 30 °C lager

    0,8

    10 °C tot 20 °C lager

    0,9

    minder dan 10 °C lager of hoger danwel gelijk aan atm. kpt.

    1

    10 °C tot 20 °C hoger

    2

    20 °C tot 30 °C hoger

    3

    30 °C tot 40 °C hoger

    4

    40 °C tot 50 °C hoger

    5

    50 °C tot 60 °C hoger

    6

    60 °C tot 70 °C hoger

    7

    70 °C tot 80 °C hoger

    8

    80 °C tot 90 °C hoger

    9

    meer dan 90 °C hoger

    10

  • 10 Gecompliceerde mengsels. Bepaling van de factor Op

    • a. Indien sprake is van een mengsel van een groot aantal stoffen met verschillende kookpunten, is het vaak niet doenlijk de berekening voor elke stof afzonderlijk uit te voeren (te denken valt aan aardolieproducten). In die gevallen kan voor het kookpunt van het mengsel het zogenaamde 10% punt aangehouden worden (de temperatuur waarbij tien procent van het mengsel bij een standaard- testmethode overgedestilleerd is).

    • b. Voor gevaarlijke stoffen die zijn verdund met een ongevaarlijk oplosmiddel, bijvoorbeeld ammoniak in water, zoutzuur in water of alcohol in water, moet uitsluitend de in de installatie aanwezige hoeveelheid gevaarlijke stof, los van het oplosmiddel beschouwd worden.

    • c. De factor Op mag in een dergelijk geval tussen de grenzen 0,1 en 10 worden afgestemd op het onder de procescondities te verwachten dampgenererend vermogen bij de ontsnapping van de oplossing. De factor wordt berekend door de partiële dampspanning van de gevaarlijke stof boven de oplossing bij de procestemperatuur, te delen door de atmosferische druk. Bij de berekening van de factor moet deze op een geheel getal afgerond worden indien het resultaat tussen één en tien ligt en op één decimaal indien het resultaat kleiner dan één is, met dien verstande dat de ondergrens 0,1 is.

      Bij de voorbeelden in de toelichting bij deze beleidsregel is een dergelijk geval uitgewerkt.

    • d. Bij een procestemperatuur beneden 25°C wordt Op voor vloeistoffen als volgt verhoogd:

      procestemperatuur:

      25 °C tot -25 °C

      Op + 0

      -25 °C tot -75 °C

      Op + 1

      -75 °C tot -125 °C

      Op + 2

      -125 °C tot -175 °C

      Op + 3

      met dien verstande dat de resulterende Op maximaal 10 bedraagt.

    • e. De totale omstandigheidsfactor O is gelijk aan het product van de factor voor opslag (Os), de factor voor omhulling(Oc) en de procesfactor(Op) .

  • 11 Omstandigheidsfactor voor opslag.

    In of aan installaties voor opslag kunnen voorzieningen zijn getroffen die tot doel hebben de opgeslagen stof onder opslagcondities te houden. (Bijvoorbeeld een warmtewisselaar, roerwerk, circulatiesysteem, doseersysteem). Het in gebruik hebben van een dergelijke voorziening heeft niet tot gevolg dat de installatie voor opslag als een installatie voor bewerking bezien moet worden. De toe te kennen omstandigheidsfactor blijft 0,01.

Beleidsregel 2.21. Opleidingsprofiel bedrijfshulpverlener.

[Vervallen per 01-01-2007]

Grondslag Arbobesluit artikel 2.21, eerste lid , en artikel 2.22.

Paragraaf 3. Hoofdstuk 3 Inrichting arbeidsplaatsen

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Beleidsregel 3.2. Buisrailsystemen in kassen

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 3.2, artikel 3.16, eerste lid, artikel 3.17, artikel 7.3, derde lid, artikel 7.4, artikel 7.4a, eerste tot en met zesde lid, artikel 7.5, eerste en vijfde lid, artikel 7.17a, eerste tot en met vierde lid, en artikel 7.18b, eerste lid.

Beleidsregel 3.4. Aanleg en gebruik van elektrische installaties

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 3.4.

Beleidsregel 3.5. Elektrotechnische, bedienings- en andere werkzaamheden

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 3.5.

Beleidsregel 3.5g -1. Onderzoek in ruimten waar gevaar bestaat voor verstikking, bedwelming, vergiftiging, brand of explosie

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 Adequaat onderzoek als bedoeld in artikel 3.5g, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit houdt in dat voor het betreden van de ruimte in deze ruimte met geschikte meetapparatuur wordt vastgesteld of de feitelijke situatie zodanig is dat gevaren voor verstikking, bedwelming, vergiftiging, brand of explosie niet zullen optreden. Dit wordt vastgesteld door achtereenvolgens:

    • a. bepaling van het zuurstofgehalte als de kans op verstikking of van een met zuurstof verrijkte atmosfeer bestaat;

    • b. bepaling van de samenstelling van het mengsel dat een risico vormt ten aanzien van brand of explosie;

    • c. bepalingen van de concentraties van aanwezige stoffen wanneer de kans op vergiftiging of bedwelming bestaat en vergelijking van de gemeten waarden met wettelijke grenswaarden.

  • 2 Gedurende de werkzaamheden worden frequente herhalingsmetingen uitgevoerd van de aanwezige stoffen en zuurstof indien de kans op brand, vergiftiging, verstikking of bedwelming in de ruimte of nabij de toegang van de ruimte tijdens de werkzaamheden blijft bestaan of vergroot wordt.

  • 3 Het onderzoek wordt uitgevoerd door personen, die zowel op de hoogte zijn van de gevaren van bedoelde ruimten als van de van toepassing zijnde meetmethoden en zodanig dat de resultaten eenduidig en betrouwbaar zijn. De resultaten worden schriftelijk vastgelegd.

Beleidsregel 3.5g -2. Onderzoek in ruimten waar gevaar bestaat voor verstikking, bedwelming, vergiftiging, brand of explosie

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 3.5g, tweede en vierde lid, juncto artikel 8.4

Beleidsregel 3.6. Vluchtwegen en nooduitgangen

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 3.6.

Beleidsregel 3.9. Noodverlichting

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 3.9 en artikel 3.7, vijfde lid

Beleidsregel 3.13. Automatische deuren en hekken en doorgangen voor voetgangers

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 3.13, zesde tot en met achtste lid.

Beleidsregel 3.16. Voorzieningen bij valgevaar

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 Het tegengaan van valgevaar bij het verrichten van arbeid op pluklorries, die voor 1-1-1992 in gebruik zijn genomen in champignonkwekerijen of kassen, is in overeenstemming met artikel 3.16, eerste lid, indien randbeveiliging is aangebracht bij valgevaar van 1,20 m of meer.

  • 2 Het tegengaan van valgevaar bij montage van liften in liftschachten vanaf een montageplatform of vanaf een bewegende vloer is in overeenstemming met het gestelde in artikel 3.16, eerste lid indien wordt voldaan aan de eisen voor bewegende vloeren in liftschachten, zoals werden gepubliceerd in Mededeling 236, derde kwartaal 1992 van het Liftinstituut.

  • 3 Hekwerken cq. randbeveiligmgen worden als doelmatig aangemerkt indien:

    • a. ten aanzien van de constructie

      • 1°. zij aan de bovenzijde zijn voorzien van een stevige leuning op tenminste 1,0 m boven het werkvlak,

      • 2°. zij bij open constructies aan de onderzijde aansluitend op het werkvlak zijn voorzien van een kantplank van 15 cm hoog, indien uitsteeksels het aansluiten verhinderen, is hierop enige afwijking (15 cm) toegestaan, mits in overeenstemming met het gestelde in artikel 3.17 maatregelen zijn genomen die voorkomen, dat personen kunnen worden getroffen door voorwerpen, die door de aldus ontstane opening(-en) vallen of rollen en

      • 3°. in open constructies de openingen zodanig beperkt blijven, dat een kubus met zijden van 47 cm de openingen niet kan passeren.

    • b. ten aanzien van de sterkte

      • 1°. zij niet bezwijken bij een op de meest ongunstige plaats aangebrachte neerwaartse belasting van 1,25 kN danwel de vervorming ten gevolge van die belasting van dien aard is dat de functionaliteit van het hekwerk c.q. de randbeveiliging gewaarborgd blijft,

      • 2°. zij zijdelings niet meer dan 3,5 cm doorbuigen en niet worden verplaatst bij een horizontale belasting van 0,3 kN en

      • 3°. zij in functie blijven (niet uit een aanwezige bevestiging worden getild) bij een opwaarts gerichte belasting van 0,3 kN.

  • 4 Hekwerken cq. randbeveiligingen kunnen bij niet schuine werkvlakken achterwege blijven, indien de arbeid op meer dan 4,0 m afstand van de rand van het werkvlak wordt uitgevoerd en de arbeidszone alsmede de weg daar naar toe duidelijk gemarkeerd zijn Indien de arbeidszone en de weg daar naar toe tevens zijn afgezet, kan deze afstand tot 2,0 m beperkt worden.

  • 5 Werkvloeren zijn altijd gesloten of dichtgelegd. Voor afwateringsdoeleinden e.d. zijn geringe openingen toegestaan, die door een kubus met zijden van 8 cm met kunnen worden gepasseerd.

  • 6 Onder "het verrichten van arbeid waarbij valgevaar bestaat" wordt ook verstaan het zich begeven naar de arbeidsplaats. Doelmatige voorzieningen hiervoor kunnen ladders zijn, mits deze bij klimhoogten van 10 m of meer op maximale afstanden van 7,50 m zijn onderbroken door rustbordessen. Op het te betreden vlak is aan weerszijden van de toegang randbeveiliging aangebracht over een lengte van 4,0 m of sluit de toegang aan op de aanwezige randbeveiliging.

Deze beleidsregel is niet van toepassing aan boord van schepen. Voor schepen gelden de voorschriften voor de voorzieningen bij valgevaar zoals die in de schepenwetgeving zijn opgenomen.

Beleidsregel 3.19. Afmetingen van arbeidsplaatsen in kantoren

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 3.19.

Beleidsregel 3.40. Kogelwerend en slagvast glas in benzinestations

[Vervallen per 01-01-2007]

Grondslag: Arbobesluit artikel 3.40 onder c.

Paragraaf 4. Hoofdstuk 4 Gevaarlijke stoffen en biologische agentia

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Beleidsregel 4.1c -1. Zorgvuldigheid, ordelijkheid en zindelijkheid bij het verrichten van arbeid met gevaarlijke stoffen

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 4.1c, eerste lid, onder f.

Beleidsregel 4.1c -2. Etikettering gevaarlijke stoffen die op de werkplek aanwezig zijn

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 Aan de vermelding op de verpakking van de naam van de stof en van de aanduiding van de aard van de gevaren van een stof, als bedoeld in artikel 4.1c, eerste lid, onder i, van het Arbeidsomstandighedenbesluit wordt voldaan als de vermelding tenminste omvat:

    • a. de naam van de gevaarlijke stof en de relevante gevaarlijke bestanddelen,

    • b. gevaarssymbolen en gevaarsbenamingen,

    • c. waarschuwingszinnen

  • 2 Voor de aanduiding geldt dat een stof niet alleen in een gevaarscategorie wordt ingedeeld als de desbetreffende indelingscriteria van de Wet milieubeheer (Wm) daartoe aanleiding geven, maar ook als onderzoeksresultaten met die stof voldoen aan de criteria van de Wm.

  • 3 In afwijking van het eerste lid worden op laboratoriumhulpmiddelen die voor steeds wisselende chemicaliën worden gebruikt, niet steeds alle voor de werkpleketikettering verplichte aanduidingen aangebracht. In dit geval wordt aan de verplichting als bedoeld in artikel 4.1c, eerste lid, onder i, van het Arbeidsomstandighedenbesluit voldaan als voor een enkelvoudige stof de officiële stofnaam, en voor een meervoudige stof de gangbare benaming of de gevaarlijke bestanddelen op de bedoelde hulpmiddelen worden aangebracht. Deze aanduidingen zijn niet verplicht wanneer hulpmiddelen alleen gebruikt worden voor kortdurende handelingen.

  • 4 In afwijking van het eerste lid wordt in het geval van opslag van stoffen in grotere hoeveelheden in speciale opslagruimten aan artikel 4.1c, eerste lid, onder i, van het Arbeidsomstandighedenbesluit voldaan, wanneer voor meerdere identieke verpakkingen door middel van één etiket-afdruk (bijvoorbeeld op een bord) opvallend en goed leesbaar de verplichte aanduidingen aangebracht zijn. Deze aanduidingen worden zodanig aangebracht dat voor elke afzonderlijk opgeslagen verpakking te allen tijde ter plekke duidelijk is dat de aanduidingen op de betreffende verpakking van toepassing zijn. Wanneer stoffen uitsluitend voor de verkoop zijn opgeslagen kan worden volstaan met het aanbrengen van de aanduidingen welke krachtens de Wm of andere regelgeving bij aflevering in Nederland verplicht zijn.

  • 5 In afwijking van het eerste lid wordt in geval van het vervoer en het laden en lossen van gevaarlijke stoffen aan artikel 4.1c, eerste lid, onder i, voldaan, als de vervoerders (chauffeurs en bijrijders) en de laders en lossers tijdens hun werkzaamheden ter plekke beschikken over de gegevens welke op grond van het tweede lid op het etiket zouden moeten zijn vermeld. Het in het eerste lid gestelde vindt geen toepassing voor die gevallen waarop de Wet vervoer gevaarlijke stoffen van toepassing is.

Beleidsregel 4.1c -3. Maatregelen ter preventie van huid- en luchtwegklachten bij arbeid in kappersbedrijven

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 4.1c, eerste lid aanhef en onder a, b, d, e en g, artikel 4.4 juncto Hoofdstuk 8, afdeling 1.

Beleidsregel 4.1c -4. Doeltreffende beheersing van blootstelling aan gevaarlijke stoffen

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 3 Maatregelen als bedoeld in artikel 4.1c, eerste lid, en artikel 4.4, eerste tot en met vierde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit zijn niet doeltreffend als huidcontact aanwezig is of mogelijk blijkt met stoffen, die voldoen aan de criteria voor toekenning van de volgende gevaarszinnen en veiligheidsaanbevelingen (R- en S-zinnen):

    • a. R21: "Schadelijk bij aanraking met de huid"

    • b. R24: "Vergiftig bij aanraking met de huid"

    • c. R27: "Zeer vergiftig bij aanraking met de huid"

    • d. R34: "Veroorzaakt brandwonden"

    • e. R35: "Veroorzaakt ernstige brandwonden"

    • f. R38: "Irriterend voor de huid"

    • g. R43: "Kan overgevoeligheid veroorzaken bij contact met de huid"

    • h. S36: "Draag geschikte beschermende kleding"

    • i. S37: "Draag geschikte handschoenen"

    In dergelijke situaties worden doelmatige persoonlijke huidbeschermingsmiddelen gedragen als bedoeld in artikel 4.9, achtste lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit.

Deze beleidsregel is niet van toepassing op stoffen die in de vorm van lading vervoerd worden.

Beleidsregel 4.1c -5. Doeltreffende maatregelen bij blootstelling aan rook als gevolg van lassen, gutsen, plasmasnijden en solderen van metaal

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 4.1c, eerste lid, artikel 4.3. eerste, derde en vierde lid, artikel 4.4, artikelen 4.16, 4.17, 4.18, juncto hoofdstuk 8, afdeling 1

Beleidsregel 4.1c -6. Doeltreffende beheersing van de blootstelling aan gevaarlijke stoffen bij werken in of met verontreinigde grond of verontreinigd grondwater

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 3.22, tweede en vierde lid, artikel 3.23, eerste en tweede lid, juncto artikel 3.24, eerste lid, artikel 4.1c, eerste lid, artikel 4.2, eerste lid, artikel 4.4, artikel 4.6, eerste en tweede lid, artikel 4.15, eerste lid, artikel 4.18, artikel 4.19, artikel 4.20, eerste tot en met vierde lid, artikel 4.45, eerste en tweede lid, artikel 4.45a, artikel 4.45b, artikel 4.46, artikel 4.47, artikel 4.47a, artikel 4.47c, artikel 4.51, artikel 4.53.

Beleidsregel 4.1c -7. Doeltreffende beheersing van de blootstelling aan inhalatie anesthetica in ziekenhuizen

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 4.1c, eerste lid, artikel 4.4 en artikel 4.10d

Beleidsregel 4.2 -1. Wijze van beoordelen van blootstelling aan gevaarlijke stoffen en enkele aanvullende regels voor asbest

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 Aan de verplichting tot het bepalen van de gevaren van de blootstelling, bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit, wordt voor wat betreft de blootstelling via inademingslucht voldaan als de werkgever het vastgestelde blootstellingsniveau van een stof toetst aan de voor die stof vastgestelde grenswaarde, volgens de methodiek beschreven in NEN-EN 689:1995 "Werkplekatmosfeer.

  • 2 Aan de verplichting tot beoordeling van de aard van de blootstelling, als bedoeld in artikel 4.2, tweede lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit, wordt voldaan als de werkgever over die stoffen welke door blootstelling aan werknemers schade aan hun gezondheid kunnen veroorzaken, de volgende gegevens vastlegt:

    • a. de identiteit van de stof,

    • b. de aard van de gevaren,

    • c. de wijze van mogelijke blootstelling en

    • d. het werk of de werkwijze die met de blootstelling verband houdt.

  • 3 Als de beoordeling van de mate van de blootstelling, zoals bedoeld in artikel 4.2, derde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit, door middel van een schatting wordt uitgevoerd, voldoet de werkgever aan het gestelde in dit lid alleen als hij deze schatting door middel van een berekening kwantitatief goed kan onderbouwen en schriftelijk heeft weergegeven bij de bepaling of een schatting van de mate van blootstelling in een gegeven blootstellingssituatie volstaat dienen de randvoorwaarden zoals genoemd in NEN-EN 689 in acht te worden genomen.

Beleidsregel 4.2 -2. Wijze van beoordelen van blootstelling aan gevaarlijke stoffen bij werken in of met verontreinigde grond of verontreinigd grondwater

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 4.2, derde lid

Beleidsregel 4.3 -1. Doeltreffende beheersing van de blootstelling aan stoffen door gebruik van persoonlijke ademhalingsbeschermingsmiddelen

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 4.3, vierde lid, en artikel 4.4, vijfde lid, juncto hoofdstuk 8, afdeling 1

Beleidsregel 4.4 -2. Opslag van gevaarlijke stoffen in verpakkingen

[Vervallen per 01-01-2007]

Grondslag: Arbobesluit artikel 4.4, eerste tot en met vierde lid

Beleidsregel 4.4 -4. Noodhulp bij vergiftiging door zeer giftige stoffen

[Vervallen per 01-01-2007]

Grondslag: Arbobesluit artikel 4.4, vierde lid.

Beleidsregel 4.4 -7. Bescherming werknemers bij automatische brandblusinstallaties met chemische en inerte blusstoffen

[Vervallen per 01-01-2007]

Grondslag: Arbobesluit artikel 4.4, eerste lid juncto artikel 3.8, eerste lid en artikel 3.6

Beleidsregel 4.6 -1. Voorkomen van calamiteiten bij opslag, gebruik en transport van gascylinders

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 4.6, eerste en tweede lid

Beleidsregel 4.6 -2. Voorkomen van ongewilde gebeurtenissen bij het verladen van natriumhypochloriet

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 4.6, eerste lid.

Beleidsregel 4.6 -3. Voorkomen van ongewilde gebeurtenissen bij werkzaamheden met gevaarlijke stoffen

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 3.5d, vijfde lid, en artikel 4.6, eerste en tweede lid

Beleidsregel 4.6 -4. Het gebruik van chemicaliën in zweminrichtingen

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit, artikel 4.6, eerste en tweede lid

Beleidsregel 4.6 -5. Voorkomen van brand en explosie en het beperken van de gevolgen van brand bij het werken in verfspuitcabines

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 4.6, eerste en tweede lid en artikel 3.6, tweede lid

Beleidsregel 4.6 -6. Voorkomen van verstikking of bedwelming bij toepassing van kooldioxide

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Ten aanzien van de opslag of toepassing van kooldioxide worden de volgende voorzieningen adequaat geacht ter vermijding van een ongewilde gebeurtenis als bedoeld in artikel 4.6, eerste en tweede lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit, danwel ter beperking van de gevolgen van een ongewilde gebeurtenis als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder c, van het Arbeidsomstandighedenbesluit.

  • 1 In betreedbare ruimten waar kooldioxide wordt opgeslagen of toegepast, waaronder begrepen arbeid aan of verwijderen van reservoirs, installaties of andere verpakkingen waarin zich kooldioxide bevindt, wordt het kooldioxidegehalte permanent gemeten met een vast opgestelde detector in de volgende situaties:

    • a. in ruimten kleiner dan 100 m3 inhoud waar de luchtverversing van de totale inhoud van de ruimte minder dan vier keer per uur bedraagt;

    • b. in ruimten groter dan 100 m3 inhoud waar de luchtverversing van de totale inhoud van de ruimte minder dan twee keer per uur bedraagt.

  • 2 Indien ventilatie wordt toegepast vindt afzuiging dicht bij de bodem (op ca 25 cm boven de bodem) plaats.

  • 3 Indien in situaties als bedoeld in het eerste lid een stationaire meting redelijkerwijs niet uitvoerbaar is wordt voordat de ruimte wordt betreden alsmede tijdens het verblijf in die ruimte het kooldioxidegehalte gemeten met een draagbare detector.

  • 4 De detectoren, bedoeld in het eerste en tweede lid, zijn voorzien van CE-markering en hebben.

    • a. een vooralarm dat in werking treedt wanneer de kooldioxideconcentratie in de ruimte 30 000 mg/m3 (1,5 volumeprocent) bedraagt,

    • b. een hoofdalarm dat in werking treedt wanneer de kooldioxideconcentratie in de ruimte 55 000 mg/m3 (3,0 volumeprocent) bedraagt.

  • 5 Bij overschrijding van een kooldioxideconcentratie van 55 000 mg/m3 worden maatregelen getroffen om de toegang tot de ruimte te beletten dan wel wordt de ruimte alleen betreden met gebruik van onafhankelijke ademhalingsbeschermingsmiddelen.

  • 6 De goede werking van de detectoren, bedoeld in het eerste en tweede lid, is gewaarborgd door middel van periodiek onderhoud en deskundige controle.

  • 7 Deze beleidsregel is niet van toepassing op

    • a. ruimten waarin de aanwezige hoeveelheid kooldioxide minder dan 3,0 kg bedraagt en

    • b. kooldioxide in kleine draagbare brandblusapparaten tot 20 kg totale massa

(Deze beleidsregel is in werking getreden op 1 maart 2001 en aangepast middels het onderhavige besluit)

Beleidsregel 4.6 -7. Voorkomen van verstikking bij toepassing van vloeibare stikstof

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Ten aanzien van de opslag en toepassing van vloeibare stikstof worden de volgende voorzieningen adequaat geacht ter vermijding van een ongewilde gebeurtenis als bedoeld in artikel 4.6, eerste en tweede lid. van het Arbeidsomstandighedenbesluit, danwel ter beperking van de gevolgen van een ongewilde gebeurtenis als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder c, van het Arbeidsomstandighedenbesluit.

  • 1 In betreedbare ruimten waar vloeibare stikstof wordt opgeslagen of toegepast, waaronder begrepen het vullen, leegmaken of verwijderen van reservoirs of installaties, wordt het zuurstofgehalte permanent gemeten met een vast opgestelde detector in de volgende situaties:

    • a. in ruimten kleiner dan 100 m3 inhoud waar de luchtverversing van de totale inhoud van de ruimte minder dan vier keer per uur bedraagt;

    • b. in ruimten groter dan 100 m3 inhoud waar de luchtverversing van de totale inhoud van de ruimte minder dan twee keer per uur bedraagt.

  • 2 Indien in situaties als bedoeld in het eerste lid een stationaire meting redelijkerwijs met uitvoerbaar is wordt voordat de ruimte wordt betreden alsmede tijdens het verblijf in die ruimte het zuurstofgehalte gemeten met een draagbare detector.

  • 3 De detectoren bedoeld in het eerste en tweede lid zijn voorzien van CE-markering en hebben.

    • a. een vooralarm dat in werking treedt wanneer de zuurstofconcentratie in de ruimte 19 volumeprocent bedraagt;

    • b. een hoofdalarm dat in werking treedt wanneer de zuurstofconcentratie in de ruimte lager is dan 18 volumeprocent.

  • 4 Bij een zuurstofconcentratie van 18 volumeprocent of lager worden maatregelen getroffen om de toegang tot de ruinte te beletten dan wel wordt de ruimte alleen betreden met gebruik van onafhankelijke ademhalingsbeschermingsmiddelen.

  • 5 De goede werking van de detector blijft gewaarborgd door middel van periodiek onderhoud en deskundige controle.

  • 6 Deze beleidsregel is niet van toepassing voor ruimten waarin de aanwezige hoeveelheid vloeibare stikstof minder dan 3,0 kg bedraagt.

(Deze beleidsregel is in werking getreden op 1 maart 2001 en aangepast middels het onderhavige besluit)

Beleidsregel 4.14. Beoordelen blootstelling aan kankerverwekkende stoffen waaronder enkele aanvullende regels voor asbest

[Vervallen per 19-04-2002]

Grondslag: Arbobesluit artikel 4.14.

Beleidsregel 4.16. Doeltreffende beheersing van de blootstelling aan kankerverwekkende stoffen door gebruik van ademhalingsbeschermingsmiddelen

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag Arbobesluit artikel 4.16, derde lid en artikel 4.18, vierde lid, juncto hoofdstuk 8, afdeling 1 en artikel 9.3, eerste lid

Beleidsregel 4.18 -1. Doeltreffende beheersing van blootstelling aan kankerverwekkende stoffen

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Maatregelen als bedoeld in artikel 4.18, eerste tot en met derde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit zijn niet doeltreffend als

  • 1. het blootstellingsniveau van een kankerverwekkende stof met een niet-genotoxisch werkingsmechanisme de wettelijke grenswaarde voor die stof, zoals opgenomen in de bijlage XIII van de Arbeidsomstandighedenregeling, overschrijdt;

  • 2. het blootstellingsniveau van een kankerverwekkende stof met een genotoxisch werkingsmechanisme de wettelijke grenswaarde voor die stof, zoals opgenomen in de bijlage XIII van de Arbeidsomstandighedenregeling, overschrijdt. Bovendien moet een zo laag mogelijk blootstellingsniveau worden nagestreefd;

  • 3. huidcontact aanwezig is of mogelijk blijkt met kankerverwekkende stoffen waarvoor een huidnotatie is vastgesteld zoals opgenomen in de lijst van grenswaarden in bijlage XIII van de Arbeidsomstandighedenregeling, of die kankerverwekkend zijn voor de huid. In dergelijke situaties worden doelmatige persoonlijke huidbeschermingsmiddelen gedragen als bedoeld in 4.18, derde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit.

  • 4. huidcontact aanwezig is of mogelijk blijkt met kankerverwekkende of mutagene stoffen, die voldoen aan de criteria voor toekenning van de volgende gevaarszinnen en veiligheidsaanbevelingen (R- en S-zinnen):

    • a. R21: "Schadelijk bij aanraking met de huid"

    • b. R24: "Vergiftig bij aanraking met de huid"

    • c. R27: "Zeer vergiftig bij aanraking met de huid"

    • d. R34: "Veroorzaakt brandwonden"

    • e. R35: "Veroorzaakt ernstige brandwonden"

    • f. R38: "Irriterend voor de huid"

    • g. R43: "Kan overgevoeligheid veroorzaken bij contact met de huid"

    • h. S36: "Draag geschikte beschermende kleding"

    • i. S37: "Draag geschikte handschoenen"

    In dergelijke situaties worden doelmatige persoonlijke huidbeschermingsmiddelen gedragen, als bedoeld in 4.18, derde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit.

  • 5. oogcontact aanwezig is of mogelijk blijkt met kankerverwekkende stoffen, die voldoen aan de criteria voor toekenning van de volgende gevaarszinnen en veiligheidsaanbevelingen (R- en S-zinnen):

    • a. R34: "Veroorzaakt brandwonden"

    • b. R35: "Veroorzaakt ernstige brandwonden"

    • c. R36: "Irriterend voor de ogen"

    • d. R41: "Gevaar voor ernstig oogletsel"

    • e. S39: "Een beschermingsmiddel voor de ogen/voor het gezicht dragen"

    In dergelijke situaties worden doelmatige persoonlijke oog- of gezichtsbeschermingsmiddelen gedragen, als bedoeld in artikel 4.18, derde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit.

Beleidsregel 4.18 -2. Voorkoming of beperking van blootstelling aan kankerverwekkende stoffen en schadelijk geluid bij de APK-keuring van dieselmotoren

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag Arbobesluit artikel 4.1c, eerste lid en artikel 4.18, eerste en tweede lid en artikel 6.8.

Beleidsregel 4.18 -3. Gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen bij overschrijding de grenswaarde bij werkzaamheden met asbest en asbesthoudende producten

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 4.18, derde lid, artikel 4.47a, derde en vierde lid, artikel 4.48a, tweede lid, onder a, juncto hoofdstuk 8, afdeling1, en artikel 9.3, eerste lid

Beleidsregel 4.18 -4. Doeltreffende beheersing van blootstelling aan kristallijn, respirabel kwarts in de bouw

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 4.1c, eerste lid, artikel 4.16, derde en vierde lid, artikel 4.18, eerste tot en met derde lid, juncto hoofdstuk 8, afdeling 1, en artikel 9.3, eerste lid

Beleidsregel 4.18-5. Doeltreffende beheersing van de blootstelling aan cytostatica in ziekenhuizen

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 4.1c, eerste lid, artikel 4.7, artikel 4.18, eerste tot en met derde lid, artikel 4.19, juncto hoofdstuk 8, afdeling 1 en 2.

Beleidsregel 4.19. Informatie voor werknemers bij het werken met kankerverwekkende en mutagene stoffen

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 Aan het gestelde in artikel 4.19, onder a van het Arbeidsomstandighedenbesluit wordt voldaan als mondeling en schriftelijk voorlichting en onderricht wordt gegeven over:

    • a. de gevaren van desbetreffende kankerverwekkende en mutagene stoffen en de werkzaamheden ermee;

    • b. het veilig omgaan met deze stoffen;

    • c. hoe blootstelling zoveel mogelijk kan worden voorkomen;

    • d. hoe bij calamiteiten dient te worden gehandeld, een en ander conform de in artikel 4.7 van het Arbeidsomstandighedenbesluit bedoelde procedure;

    • e. het voorkomen op de lijst van blootgestelde werknemers en het recht op inzage;

    • f. het arbeidsgezondheidskundig onderzoek. De voorlichting en instructie worden tenminste een keer per jaar herhaald.

  • 2 Aan het gestelde in artikel 4.19, onder c, van het Arbeidsomstandighedenbesluit wordt voldaan als gevarenzones duidelijk zijn afgebakend en de toegangen tot een gevarenzone zijn gemarkeerd met een doodshoofdsymbool dat met betrekking tot de vormgeving voldoet aan het gestelde in of krachtens artikel 8.4 en dat voorzien is van de tekst "kankerverwekkende stoffen. Verboden voor onbevoegden".

  • 3 [Red: Vervallen.]

Beleidsregel 4.45. Verpakking en vervoer van bepaalde bulkmaterialen, verontreinigd met asbesthoudende materialen

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 4.45 eerste en tweede lid, onder d, juncto artikel 6.2, eerste, tweede en derde lid

Beleidsregel 4.47. Doeltreffend meten van asbeststof in de lucht

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 4.47, derde, zevende en achtste lid

Beleidsregel 4.47c. Melding werkzaamheden met asbest

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Indien de melding als bedoeld in artikel 4.47c, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit schriftelijk wordt verricht, wordt hij als tijdig beschouwd als de melding van de in dit artikel genoemde gegevens schriftelijk wordt gedaan uiterlijk vijf werkdagen vóór het tijdstip dat met de werkzaamheden wordt begonnen. In afwijking daarvan kan bij spoedgevallen worden volstaan met een melding met een uiterste termijn van twee werkdagen voor het tijdstip dat met de werkzaamheden wordt begonnen. Indien de melding elektronisch wordt verricht, wordt hij als tijdig beschouwd, als de melding wordt gedaan uiterlijk twee werkdagen voor het tijdstip dat met de werkzaamheden wordt begonnen. Als asbest onverwacht wordt aangetroffen tijdens een sloop of bij calamiteiten kan worden volstaan met een onmiddellijke melding. Indien dit laatste betekent dat de melding buiten kantooruren zou moeten plaatsvinden, dient deze te geschieden direct bij het begin van de eerstvolgende werkdag.

Beleidsregel 4.51. Hygiënische beschermingsmaatregelen bij werkzaamheden met asbest in risicoklasse 2 en 3

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 4.50, vierde lid, artikel 4.51, eerste lid, juncto artikel 4.20, eerste tot en met vierde lid

Beleidsregel 4.51a. Voorschriften voor de eindbeoordeling

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 4.47b, eerste en tweede lid, 4.51a, tweede en derde lid en artikel 4.54

Beleidsregel 4.54. Melding slopen asbest of crocidoliet

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 4.54, derde lid.

Beleidsregel 4.55. Voorschriften eindmeting bij asbestsloop

[Vervallen per 01-01-2007]

Grondslag: Arbobesluit artikel 4.55, eerste lid, onder d.

Beleidsregel 4.60. Het be- en verwerken van zandsteen in monumenten

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Onder het bewerken of verwerken van zandsteen dat noodzakelijk is voor het behoud van monumenten als bedoeld in de Monumentenwet 1988 als bedoeld in artikel 4.60, tweede lid, onder a, van het Arbeidsomstandighedenbesluit, wordt verstaan:

  • 1. het uitvoeren van herstelwerkzaamheden in de vorm van het bewerken of verwerken van bestaande zandsteen-elementen in een monumentl;

  • 2. het gebruik van nieuwe zandsteen onder de volgende voorwaarden:

    • a. De nieuwe zandsteen is van dezelfde soort als de verwijderde zandsteen.

    • b. De hoeveelheid nieuwe zandsteen bedraagt met meer dan de hoeveelheid verwijderde zandsteen.

    • c. De nieuwe zandsteen wordt in het zicht aangebracht.

    • d. De toepassing van nieuwe zandsteen is noodzakelijk in verband met de eigenschappen van de steen, zowel ten aanzien van zichtbare verweringsaspecten als van verstoring in het watertransport.

    • e. Er is sprake van het behoud van een architectonische eenheid, die destijds als één bouwfase is gerealiseerd en nagenoeg geheel uit zandsteen bestaat.

    • f. In geval van een "lappendeken" van verschillende steensoorten wordt geen nieuwe zandsteen toegepast, tenzij de betreffende zandstenen onderdelen een zelfstandige architectonische eenheid vormen.

    • g. Beschilderde zandsteen wordt niet door nieuwe zandsteen vervangen, tenzij de eigenschappen van de steen in het betreffende object, toepassing van andere steensoorten onmogelijk maken in verband met verstoring in het watertransport.

Beleidsregel 4.87a. Doeltreffend maatregelen ter voorkoming of beperking van blootstelling aan legionellabacteriën bij het in bedrijf nemen en houden van een koeltoren die water in aërosolvorm in de lucht kan brengen

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbowet artikel 5, Arbobesluit artikel 4.87a.

Beleidsregel 4.87b. Doeltreffende maatregelen ter voorkoming of beperking van blootstelling aan legionellabacteriën bij het in bedrijf nemen en houden van een luchtbevochtigingsinstallatie en een waterinstallatie die water in aërosolvorm in de lucht kan brengen

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbowet artikel 5, Arbobesluit artikel 4.87b, eerste lid.

Beleidsregel 4.64. Wijze van beoordelen van blootstelling aan lood

[Vervallen per 19-04-2002]

Grondslag: Arbobesluit artikel 4.64, eerste lid.

Beleidsregel 4.87-2. Voorkoming van infecties ten gevolge van accidenteel bloedcontact met humaan bloed

[Vervallen per 01-01-2007]

Grondslag: Arbobesluit artikel 4.87, derde lid.

Beleidsregel 4.91. Vaccinatie tegen hepatitis B

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 4.91, zesde, achtste en negende lid.

Beleidsregel 4.113. Doeltreffende maatregelen tegen blootstelling aan gevaarlijke stoffen in thuiswerk

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 Maatregelen als bedoeld in artikel 4.113 van het Arbeidsomstandighedenbesluit zijn in elk geval niet doeltreffend als de concentraties van stoffen in de individuele ademhalingszone van thuiswerkers de voor die stoffen vastgestelde grenswaarden overschrijden. Daarnaast wordt in acht genomen dat bij blootstelling aan stoffen waarvan bekend is dat de afzonderlijke componenten dezelfde toxische werking hebben op eenzelfde orgaansysteem, de zogenaamde additieregel geldt, als bedoeld in bijlage 7, behorend bij beleidsregel 4.2-1, voor het vaststellen van de waarde die niet mag worden overschreden. Daarnaast wordt het volgende in acht genomen:

    • a. Als voor de desbetreffende stof geen wettelijke of bestuurlijke grenswaarde is vastgesteld, geldt dat overschrijding van een door de werkgever vast te stellen grenswaarde, die naar de huidige stand van wetenschap en inzicht als een veilige blootstellingsgrens kan worden beschouwd, strijdig is met het bepaalde in dit lid.

    • b. Bij blootstelling aan stoffen waarvan bekend is dat de afzonderlijke componenten dezelfde toxische werking hebben op eenzelfde orgaansysteem, geldt de zogenaamde additieregel, als bedoeld in bijlage 7 bij deze beleidsregels, voor het vaststellen van de waarde die met mag worden overschreden.

  • 2 Het ter beschikking stellen van persoonlijke ademhalingsbeschermingsmiddelen ingeval van voorzienbare overschrijding van de in het eerste lid bedoelde waarde is geen doeltreffende maatregel als bedoeld in artikel 4.113 van het Arbeidsomstandighedenbesluit.

  • 4 Maatregelen als bedoeld in artikel 4.113 van het Arbeidsomstandighedenbesluit zijn met doeltreffend als huidcontact aanwezig is of mogelijk blijkt met stoffen, die voldoen aan de criteria voor toekenning van de volgende gevaarszinnen en veiligheidsaanbevelingen (R- en S-zinnen):

    • a. R21: "Schadelijk bij aanraking met de huid"

    • b. R24: "Vergiftig bij aanraking met de huid"

    • c. R27: "Zeer vergiftig bij aanraking met de huid"

    • d. R34: "Veroorzaakt brandwonden"

    • e. R35: "Veroorzaakt ernstige brandwonden"

    • f. R38: "Irriterend voor de huid"

    • g. R43: "Kan overgevoeligheid veroorzaken bij contact met de huid"

    • h. S36: "Draag geschikte beschermende kleding"

    • i. S37: "Draag geschikte handschoenen"

    In dergelijke situaties worden doelmatige persoonlijke huidbeschermingsmiddelen gedragen.

  • 5 Maatregelen als bedoeld in artikel 4.113 van het Arbeidsomstandighedenbesluit zijn niet doeltreffend als oogcontact aanwezig is of mogelijk blijkt met stoffen, die voldoen aan de criteria voor toekenning van de volgende gevaarszinnen en veiligheidsaanbevelingen.

    • a. R34: "Veroorzaakt brandwonden"

    • b. R35: "Veroorzaakt ernstige brandwonden"

    • c. R36: "Irriterend voor de ogen"

    • d. R41: "Gevaar voor ernstig oogletsel"

    • e. S39: "Een beschermingsmiddel voor de ogen/voor het gezicht dragen".

    In dergelijke situaties worden doelmatige persoonlijke oog- of gezichtbeschermingsmiddelen gedragen.

Paragraaf 5. Hoofdstuk 5 Fysieke belasting

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Beleidsregel 5.2 -1. Fysieke belasting bij handbediende trekkenwanden

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 5.2, 5.5, eerste lid, en 5.6.

Beleidsregel 5.2 -2. Fysieke belasting in kinderdagverblijven

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 5.2 .

Beleidsregel 5.3 -1. Tillen op bouwplaatsen

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 5.3

Beleidsregel 5.3 -2. Fysieke belasting in kappersbedrijven

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag Arbobesluit artikel 5.3 en 5.4.

Beleidsregel 5.4 -1a. Zittend werk

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 5.4.

Beleidsregel 5.4 -1b. Gebruik van een stasteun

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 5.4

Beleidsregel 5.4 -2. Zitgelegenheid bij kassawerk in zelfbedieningswinkels

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 5.4.

Beleidsregel 5.4 -3. Zitgelegenheid bij baliewerk

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 5.4.

Beleidsregel 5.11. Bescherming van ogen en gezichtsvermogen bij beeldschermwerk

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 5.11.

Paragraaf 6. Hoofdstuk 6 Fysische factoren

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Beleidsregel 6.1. Temperatuur

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 6.1.

Beleidsregel 6.2. Luchtverversing

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 6.2, eerste lid.

Beleidsregel 6.3. Verlichting

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 6.3.

Beleidsregel 6.4. Daglicht

[Vervallen per 01-01-2007]

Grondslag: Arbobesluit artikel 6.4, derde lid.

Beleidsregel 6.7. Beoordelen en zo nodig meten van de lawaainiveaus

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 6.7.

Beleidsregel 6.8. Voorkomen of beperken van de blootstelling aan schadelijk lawaai

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 6.8 , juncto artikel 8.1.

Beleidsregel 6.9. Weekgemiddelde schadelijk geluid

[Vervallen per 25-03-2006]

Grondslag: Arbobesluit artikel 6.9, eerste lid.

Beleidsregel 6.14. Caissonarbeid

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 6.14, artikel 6.15, artikel 6.19 en artikel 6.20, juncto artikel 6.18.

Beleidsregel 6.15. Duikarbeid

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit, artikel 6.15 , juncto artikel 6.16, en artikel 6.18.

Beleidsregel 6.23. Geluidsvoorschriften zeeschepen en luchtvaartuigen

[Vervallen per 25-03-2006]

Grondslag: Arbobesiuit artikel 6.23.

Paragraaf 7. Hoofdstuk 7 Arbeidsmiddelen en specifieke werkzaamheden

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Beleidsregel 7.3 -1. Handbediende hogedrukreinigers

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 7.3.

Beleidsregel 7.3 -2. Geschiktheid afkortzagen voor aluminium

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 7.3.

Beleidsregel 7.3 -3. Geschiktheid hijs- en hefgereedschap

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 7.3.

Beleidsregel 7.3 -4. Inventarisatie en evaluatie van gevaren van arbeidsmiddelen

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 7.3, eerste lid, juncto artikel 5 Arbowet.

Beleidsregel 7.3 -5. Geschiktheid freesgereedschap en ronde zaagbladen bij houtbewerkina

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 7.3, vierde lid .

Beleidsregel 7.3 -6. Geschiktheid werkbakken

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 7.3, vierde lid

Beleidsregel 7.3 -7. Geschiktheid hijs- en hefwerktuigen die in combinatie met werkbakken worden gebruikt

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 7.3, derde lid

Beleidsregel 7.4-1. Deugdelijkheid hijskranen

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 7.4.

Beleidsregel 7.4 -2. Deugdelijkheid hijs- en hefgereedschap

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 7.4.

Beleidsregel 7.4 -3. Deugdelijkheid van vierwielige trekkers

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 Vierwielige trekkers met een massa groter dan 800 kg zijn ter voldoening aan artikel 7.4, eerste en tweede lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit, ter bescherming van de bestuurder of meerijder(s) tegen het gevaar van kantelen of achter overslaan, uitgerust met een doelmatige veiligheids-cabine, -frame of -beugel.

    In geval zij zijn voorzien van een open veiligheidsframe of -beugel zijn zij tevens uitgerust met veiligheidsgordels voor de zitplaatsen van bestuurder en meerijder(s);

Beleidsregel 7.4 -4. Deugdelijkheid ladders

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 7.4.

Beleidsregel 7.4 -5. De kwaliteit en de constructie van steigers

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 7.4.

Beleidsregel 7.4 -6. Deugdelijkheid werkbakken

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 7.4

Beleidsregel 7.5 -1. Onderhoud werkbakken

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 7.5, eerste en vierde lid

Beleidsregel 7.7. Veiligheidsvoorzieningen in verband met bewegende delen van arbeidsmiddelen

[Vervallen per 01-01-2008]

Grondslag: Arbobesluit artikel 7.7, eerste tot en met zesde lid.

Beleidsregel 7.9. Voorkoming aanraking arbeidsmiddelen met zeer hoge of zeer lage temperatuur

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 7.9..

Beleidsregel 7.13. Bedieningssystemen

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 7.13, eerste en vijfde lid.

Beleidsregel 7.14. In werking stellen van arbeidsmiddelen

[Vervallen per 01-01-2008]

Grondslag: Arbobesluit artikel 7.14, eerste lid.

Beleidsregel 7.15. Stopzetten van arbeidsmiddelen

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 7.15, eerste en derde lid.

Beleidsregel 7.16. Noodstopvoorziening

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 7.16.

Beleidsregel 7.17b. Verhinderen onverhoeds in beweging komen van mobiele arbeidsmiddelen met elektrische aandrijving

[Vervallen per 01-01-2007]

Grondslag: Arbobesluit artikel 7.17b, tweede lid onder b.

Beleidsregel 7.20. Hijs- en hefgereedschap; onderzoek en beproeving

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 7.20, zesde en zevende lid.

Beleidsregel 7.21. Werkzaamheden in liftschachten

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 7.21, eerste lid.

Beleidsregel 7.23d. Vervoer van personen in werkbakken

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 7.23d, eerste en zesde lid.

Beleidsregel 7.22. Vervoer van personen in werkbakken

[Vervallen per 01-01-2007]

Grondslag: Arbobesluit, artikel 7.22, tweede en derde lid.

Beleidsregel 7.34. Toezicht op steigerbouw

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 7.34, eerste lid.

Paragraaf 8. Hoofdstuk 8 Persoonlijke beschermingsmiddelen en veiligheids- en gezondheidssignalering

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Beleidsregel 8.2. Keuze van persoonlijke beschermingsmiddelen

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arbobesluit artikel 8.2.

Hoofdstuk 3. Beleidsregels arbeidsomstandighedenregeling

[Vervallen per 01-01-2011]

Beleidsregel 4.32a. Vervangingsplicht vluchtige organische stoffen

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arboregeling artikel 4.32a, eerste lid, onder b.

Beleidsregel 5.1. Beeldschermarbeid; apparatuur en meubilair

[Vervallen per 01-01-2011]

Grondslag: Arboregeling artikel 5.1.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1. Het besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 11 oktober 1999, Directie Arbeidsomstandigheden, Arbo/AIS 9955491, tot vaststelling van beleidsregels op het gebied van de Arbeidsomstandighedenwetgeving (Beleidsregels arbeidsomstandighedenwetgeving) wordt ingetrokken.

  • 2. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2002.

  • 3. Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregels arbeidsomstandighedenwetgeving.

De Beleidsregels arbeidsomstandighedenwetgeving zullen met de toelichting en de bijlagen in een bijlage bij de Staatscourant worden geplaatst. Van deze plaatsing zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant.

's-Gravenhage, 27 november 2001

De

Staatssecretaris

van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

J.F. Hoogervorst

namens deze,
De

Directeur-Generaal

w.g. drs. R.IJ.M. Kuipers

Bijlage 1

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

behorend bij beleidsregel 33 Arbowet

Tarieflijst boetenormbedragen* bestuurlijke boete Arbeidsomstandighedenwet

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

deel 1

tarieven Arbowet

deel 2

tarieven Arbobesluit

deel 3

tarieven Arboregeling

*Ten aanzien van de feiten waar een asterisk (*) achter de boetenormbedragen is geplaatst, kan ook een werknemer worden beboet, indien deze op grond van de desbetreffende bepalingen:

Tarieflijst boetenormbedragen deel 1 Arbowet

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Tarieflijst Boetenormbedragen Deel 1 Arbowet

Artikel

Lid

Beboetbare feiten

Boete normbedrag

3

1

Arbobeleid

 
   

De werkgever zorgt voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers inzake alle met de arbeid verbonden aspecten en voert daartoe een beleid dat is gericht op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden, waarbij hij, gelet op de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening, het volgende in acht neemt:

€ 1.800

   

a. tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd organiseert de werkgever de arbeid zodanig dat daarvan geen nadelige invloed uitgaat op de veiligheid en de gezondheid van de werknemer;

 
   

b. tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd worden de gevaren en risico's voor de veiligheid of de gezondheid van de werknemer zoveel mogelijk in eerste aanleg bij de bron daarvan voorkomen of beperkt;

 
   

naar de mate waarin dergelijke gevaren en risico's niet bij de bron kunnen worden voorkomen of beperkt, worden daartoe andere doeltreffende maatregelen getroffen waarbij maatregelen gericht op collectieve bescherming voorrang hebben boven maatregelen gericht op individuele bescherming; slechts indien redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat maatregelen worden getroffen die zijn gericht op individuele bescherming, worden doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen aan de werknemer ter beschikking gesteld;

 
   

c. de inrichting van de arbeidsplaatsen, de werkmethoden en de bij de arbeid gebruikte arbeidsmiddelen alsmede de arbeidsinhoud worden zoveel als redelijkerwijs kan worden gevergd aan de persoonlijke eigenschappen van werknemers aangepast;

 
   

d. monotone en tempogebonden arbeid wordt, zoveel als redelijkerwijs kan worden gevergd, vermeden dan wel, indien dat niet mogelijk is, beperkt;

 
   

e. doeltreffende maatregelen worden getroffen op het gebied van de eerste hulp bij ongevallen, de brandbestrijding en de evacuatie van werknemers en andere aanwezige personen, en doeltreffende verbindingen worden onderhouden met de desbetreffende externe hulpverleningsorganisaties;

 
   

f. elke werknemer moet bij ernstig en onmiddellijk gevaar voor zijn eigen veiligheid of die van anderen, rekening houdend met zijn technische kennis en middelen, de nodige passende maatregelen kunnen nemen om de gevolgen van een dergelijk gevaar te voorkomen, waarbij artikel 29, eerste lid, derde zin, van overeenkomstige toepassing is.

 
 

2

De werkgever voert, binnen het algemeen arbeidsomstandighedenbeleid, een beleid gericht op voorkoming en indien dat niet mogelijk is beperking van psychosociale arbeidsbelasting

€ 540

 

3

Ter uitvoering van het eerste lid draagt de werkgever zorg voor een goede verdeling van bevoegdheden en verantwoordelijkheden tussen de bij de werkgever werkzame personen, waarbij hij rekening houdt met de bekwaamheden van de werknemers.

€ 540

 

4

De werkgever toetst het arbeidsomstandighedenbeleid regelmatig aan de ervaringen die daarmee zijn opgedaan en past maatregelen aan zo dikwijls als de daarmee opgedane ervaring daartoe aanleiding geeft.

€ 540

       

4

 

Aanpassing arbeidsplaats werknemer met structurele functionele beperking

 
 

1

In aanvulling op artikel 3, eerste lid, aanhef en onder c, past de werkgever, bedoeld in artikel 1, onderdeel a, onder 1°, uit hoofde van de uitoefening van zijn taak, bedoeld in artikel 7:658a van het Burgerlijk Wetboek en artikel 76e van de Ziektewet,

€ 1.800

   

a. de inrichting van de arbeidsplaats, de werkmethoden en de bij de arbeid gebruikte arbeidsmiddelen, alsmede de arbeidsinhoud aan zijn werknemer, die in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte verhinderd is de bedongen arbeid te verrichten aan, en

 
   

b. de inrichting van het bedrijf aan die werknemer aan, voorzover de behoefte daaraan wordt opgeroepen door de deelneming van die werknemer aan de werkzaamheden of het daarmee samenhangende verblijf in het bedrijf.

 
       

5

 

Inventarisatie en evaluatie van risico's

 
 

1

De werkgever legt in een inventarisatie en evaluatie schriftelijk vast welke risico’s de arbeid voor werknemers met zich mee brengt. Deze risico-inventarisatie en -evaluatie bevat tevens een beschrijving van de gevaren en de risico-beperkende maatregelen en risico's voor bijzondere categorieën van werknemers.

€ 1.800

 

2

In de risico-inventarisatie en -evaluatie wordt aandacht besteed aan de toegang van werknemers tot een deskundige werknemer of persoon, bedoeld in de artikelen 13 en 14, of de arbodienst.

€ 450

 

3

Een plan van aanpak, waarin is aangegeven welke maatregelen zullen worden genomen in verband met de bedoelde risico’s en de samenhang daartussen, een en ander overeenkomstig artikel 3, maakt deel uit van de risico-inventarisatie en -evaluatie.

€ 450

   

In het plan van aanpak wordt tevens aangegeven binnen welke termijn deze maatregelen zullen worden genomen.

 
 

4

De risico-inventarisatie en -evaluatie wordt aangepast zo dikwijls als de daarmee opgedane ervaring, gewijzigde werkmethoden of werkomstandigheden of de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening daartoe aanleiding geven.

€ 450

 

5

Indien de werkgever arbeid doet verrichten door een werknemer die hem ter beschikking wordt gesteld, verstrekt hij tijdig voor de aanvang van de werkzaamheden aan degene, die de werknemer ter beschikking stelt, de beschrijving uit de risico-inventarisatie en -evaluatie van de gevaren en risicobeperkende maatregelen en van de risico’s voor de werknemer op de in te nemen arbeidsplaats, opdat diegene deze beschrijving verstrekt aan de betrokken werknemer.

€ 900

       

8

 

Voorlichting en onderricht

 
 

1

De werkgever dient de werknemer doeltreffend te informeren over de te verrichten werkzaamheden en daaraan verbonden risico's alsmede over de maatregelen die erop gericht zijn deze risico’s te voorkomen of te beperken.

€ 540

   

Tevens zorgt de werkgever ervoor dat de werknemers doeltreffend worden ingelicht over de wijze waarop de deskundige bijstand in zijn bedrijf of inrichting is georganiseerd.

€ 540

 

2

De werkgever zorgt ervoor dat aan de werknemers doeltreffend en aan hun onderscheiden taken aangepast onderricht wordt verstrekt met betrekking tot de arbeidsomstandigheden.

€ 540

 

3

Indien persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking van de werknemers worden gesteld en indien op arbeidsmiddelen of anderszins beveiligingen zijn aangebracht, zorgt de werkgever ervoor dat de werknemers op de hoogte zijn van hun doel en werking en de wijze waarop zij deze dienen te gebruiken.

€ 540

 

4

De werkgever ziet toe op naleving van instructies en voorschriften gericht op het voorkomen of beperken van in het eerste lid genoemde risico's alsmede op het juiste gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen

€ 1.800

 

5

Indien binnen de onderneming werknemers jonger dan 18 jaar werkzaam zijn, houdt de werkgever bij de uitvoering van de in de voorgaande leden genoemde verplichtingen in het bijzonder rekening met de aan de jeugdige leeftijd inherente werkervaring en onvoltooide lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van deze werknemers.

€ 540

       

9

 

Melding arbeidsongevallen

 
 

1

De werkgever meldt arbeidsongevallen die leiden tot de dood, een blijvend letsel of een ziekenhuisopname direct aan de daartoe aangewezen toezichthouder en rapporteert hierover desgevraagd zo spoedig mogelijk schriftelijk aan deze toezichthouder.

€ 4.500

 

2

De werkgever houdt een lijst bij van de gemelde arbeidsongevallen en van arbeidsongevallen welke hebben geleid tot een verzuim van meer dan drie werkdagen en registreert daarop de aard en datum van het ongeval.

€ 270

       

11

 

Algemene verplichtingen van de werknemers

 
   

De werknemer is verplicht om in zijn doen en laten op de arbeidsplaats, overeenkomstig zijn opleiding en de door de werkgever gegeven instructies, naar vermogen zorg te dragen voor zijn eigen veiligheid en gezondheid en die van de andere betrokken personen. Met name is hij verplicht om:

€ 450*

   

a. arbeidsmiddelen en gevaarlijke stoffen op de juiste wijze te gebruiken;

 
   

b. de hem ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen op de juiste wijze te gebruiken en na gebruik op de daartoe bestemde plaats op te bergen, een en ander voor zover niet krachtens deze wet is bepaald dat werknemers niet verplicht zijn beschermingsmiddelen als vorenbedoeld te gebruiken;

 
   

c. de op arbeidsmiddelen of anderszins aangebrachte beveiligingen niet te veranderen of buiten noodzaak weg te halen en deze op de juiste wijze te gebruiken;

 
   

d. mede te werken aan het voor hem georganiseerde onderricht bedoeld in artikel 8;

 
   

e. de door hem opgemerkte gevaren voor de veiligheid of de gezondheid terstond ter kennis te brengen aan de werkgever of degene die namens deze ter plaatse met de leiding is belast;

 
   

f. de werkgever en de werknemers en de andere deskundige personen, bedoeld in artikel 13, eerste tot en met derde lid, de personen, bedoeld in artikel 14, eerste lid, en de arbodienst, indien nodig bij te staan bij de uitvoering van hun verplichtingen en taken op grond van deze wet.

 
       

13

 

Bijstand deskundige werknemers op het gebied van preventie en bescherming

 
 

1

De werkgever laat zich ten aanzien van de naleving van zijn verplichtingen op grond van deze wet bijstaan door een of meer deskundige werknemers.

€ 900

 

2

Voorzover de mogelijkheden onvoldoende zijn om de bijstand binnen het bedrijf of de inrichting te organiseren, wordt de bijstand verleend door een combinatie van deskundige werknemers en andere deskundige personen.

€ 900

 

3

Indien er geen mogelijkheden zijn om de bijstand binnen het bedrijf of de inrichting te organiseren, wordt de bijstand verleend door andere deskundige personen.

€ 900

 

4

De werknemers en de andere deskundige personen beschikken over een zodanige deskundigheid, ervaring en uitrusting, zijn zodanig in aantal, gedurende zoveel tijd beschikbaar en zodanig georganiseerd, dat zij de bijstand naar behoren kunnen verlenen.

€ 1.800

 

9

In de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5, worden de maatregelen beschreven die nodig zijn om te voldoen aan het vierde en tiende lid.

€ 450

 

10

In afwijking van het eerste tot en met het derde lid, kunnen bij werkgevers met niet meer dan 25 werknemers de taken in het kader van de bijstand ook worden verricht door de werkgever zelf, indien deze natuurlijk persoon is, of door de directeur indien de werkgever rechtspersoon is, indien deze personen beschikken over voldoende deskundigheid, ervaring en uitrusting om deze taken naar behoren te vervullen.

€ 900

       

14

 

Maatwerkregeling aanvullende deskundige bijstand bij specifieke taken op het gebied van preventie en bescherming

 
 

1

In aanvulling op artikel 13 laat de werkgever zich bij de volgende taken bijstaan door een of meer deskundige personen ten behoeve van wie overeenkomstig artikel 20 een certificaat is afgegeven of die als bedrijfsarts is ingeschreven in een erkend specialistenregister als bedoeld in artikel 14 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg:

€ 900

   

a. het toetsen van de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5, en daarover adviseren;

 
   

b. de bijstand bij de begeleiding van werknemers die door ziekte niet in staat zijn hun arbeid te verrichten, met inbegrip van de bijstand bij de uitvoering van bij of krachtens artikel 25, eerste, tweede, derde, vierde en zevende lid van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, dan wel bij of krachtens artikel 71a, eerste, tweede, derde, vierde en zevende lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering gestelde regels;

 
   

c. het uitvoeren van:

 
   

1°. het arbeidsgezondheidskundig onderzoek, bedoeld in artikel 18;

 
   

2°. de aanstellingskeuring, indien de werkgever deze laat verrichten.

 
 

2

Bij de toepassing van het eerste lid wordt het volgende in acht genomen:

€ 900

   

a. de bijstand bij de taken, bedoeld in het eerste lid, wordt doeltreffend uitgevoerd;

 
   

b. de bijstand bij de taak, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt binnen het bedrijf of de inrichting georganiseerd;

 
   

c. voorzover de mogelijkheden onvoldoende zijn om de bijstand bij de taak, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, binnen het bedrijf of de inrichting te organiseren, wordt de bijstand verleend door een of meer andere deskundige personen ten behoeve van wie overeenkomstig artikel 20 een certificaat is afgegeven;

 
   

d. de personen die de bijstand verrichten zijn zodanig in aantal, gedurende zoveel tijd beschikbaar en zodanig georganiseerd, dat zij de bijstand van de taken, bedoeld in het eerste lid, naar behoren kunnen verlenen.

 
 

7

De deskundige werknemers en andere deskundige personen, bedoeld in artikel 13, en de personen, bedoeld in het eerste lid, werken bij het verlenen van bijstand aan een werkgever samen.

€ 270

       

14a

 

Vangnetregeling aanvullende deskundige bijstand op het gebied van preventie en bescherming

 
 

2

De werkgever laat zich met betrekking tot de taken, bedoeld in artikel 14, eerste lid, bijstaan door een arbodienst, ten behoeve waarvan overeenkomstig artikel 20 een certificaat is afgegeven en die deel uitmaakt van de organisatie van het bedrijf of de inrichting.

€ 900

 

3

Voorzover de mogelijkheden onvoldoende zijn om de bijstand binnen het bedrijf of de inrichting te organiseren, wordt de bijstand verleend door een andere arbodienst ten behoeve waarvan, overeenkomstig artikel 20, een certificaat is afgegeven.

€ 900

 

4

De deskundige werknemers en andere deskundige personen, bedoeld in artikel 13, en de werknemers van een arbodienst, werken bij het verlenen van bijstand aan een werkgever samen.

€ 270

       

15

 

Deskundige bijstand op het gebied van bedrijfshulpverlening

 
 

1

De werkgever laat zich ten aanzien van de naleving van zijn verplichtingen op grond van artikel 3, eerste lid, onder e, van deze wet bijstaan door een of meer werknemers die door hem zijn aangewezen als bedrijfshulpverleners.

€ 1.800

 

3

De bedrijfshulpverleners beschikken over een zodanige opleiding en uitrusting, zijn zodanig in aantal en zodanig georganiseerd dat zij de in het tweede lid genoemde taken naar behoren kunnen vervullen .

€ 1.800

       

18

 

Arbeidsgezondheidskundig onderzoek

 
   

De werkgever stelt de werknemers periodiek in de gelegenheid een onderzoek te ondergaan, dat erop gericht is de risico's die de arbeid voor de gezondheid van de werknemers met zich mee brengt zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

€ 90

       

19

 

Verschillende werkgevers

 
 

1

Indien in een bedrijf of inrichting verschillende werkgevers arbeid doen verrichten, moeten zij onderling op doelmatige wijze samenwerken, teneinde naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde te verzekeren.

€ 270

 

2

Alvorens werkzaamheden behorende tot een bij AMvB aangewezen categorie aanvangen, moeten de werkgevers ervoor zorgen dat schriftelijk is vastgelegd op welke wijze zal worden samengewerkt, welke voorzieningen daarbij zullen worden getroffen en op welke wijze op die voorzieningen toezicht zal worden uitgeoefend.

€ 90

Tarieflijst boetenormbedragen deel 2 Aarbeidsomstandighedenbesluit

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Artikel

Lid

Beboetbare feiten

Boete normbedrag

Hoofdstuk 1

Definities en toepassingsgebied

 

Afdeling 8

Jeugdige werknemers

 

1.36

 

Nadere voorschriften inventarisatie en evaluatie

 
 

1

Indien in een bedrijf of inrichting een of meer jeugdige werknemers werkzaam zijn of plegen te zijn wordt in de risico-inventarisatie en evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, in het bijzonder aandacht besteed aan:

€ 450

   

a. de specifieke gevaren op het gebied van arbeidsomstandigheden als gevolg van een gebrek aan werkervaring, het niet goed kunnen inschatten van gevaren en het niet voltooid zijn van de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van de jeugdige werknemer;

 
   

b. de uitrusting en inrichting van de arbeidsplaats;

 
   

c. de aard, de mate en de duur van de blootstelling aan stoffen, agentia en fysische factoren;

 
   

d. de keuze en het gebruik van arbeidsmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen;

 
   

e. het geheel van werkzaamheden in het bedrijf of de inrichting en de organisatie daarvan, en

 
   

f. het opleidingsniveau van de jeugdige werknemers en de aan hen te geven voorlichting.

 
 

2

Indien in een bedrijf of inrichting een of meer jeugdige werknemers werkzaam zijn, dan moet in de ri&e bijzondere aandacht worden besteed aan de niet-volledige lijst van agentia, procédés en werkzaamheden opgenomen in de bijlage van Richtlijn nummer 94/33/EEG.

€ 450

       

1.37

 

Deskundig toezicht

 
 

1

Indien in een bedrijf of inrichting jeugdige werknemers arbeid verrichten, moet op die arbeid adequaat deskundig toezicht worden uitgeoefend. De inhoud en mate van dit toezicht is afhankelijk van uit de ri&e gebleken gevaren.

€ 1.800

 

2

Indien uit de ri&e blijkt dat jeugdige werknemers arbeid moeten verrichten waaraan specifieke gevaren zijn verbonden, mag die arbeid slechts worden verricht, indien deskundig toezicht zodanig is georganiseerd dat die gevaren worden voorkomen. Indien dat niet mogelijk is, mag die arbeid niet door jeugdige werknemers worden verricht.

€ 2.700

       

1.38

 

Arbeidsgezondheidskundig onderzoek

 
   

Indien jeugdige werknemers blijkens de ri&e blootstaan aan specifieke gevaren worden zij in de gelegenheid gesteld tot het ondergaan van arbeidsgezondheidskundig onderzoek.

€ 90

       

Afdeling 9

Zwangere werknemers en werknemers tijdens de lactatie

 

1.41

 

Risico-inventarisatie en evaluatie

 
   

Indien in een bedrijf of inrichting een zwangere werknemer, of een werknemer tijdens de lactatie werkzaam is of pleegt te zijn, wordt in de ri&e in het bijzonder aandacht besteed aan de niet-limitatieve lijst van agentia, procédés en arbeidsomstandigheden, opgenomen in bijlage 1 van de Richtlijn nr. 92/85/EEG.

€ 450

       

1.42

 

Organisatie van de arbeid

 
 

1

De werkgever organiseert de arbeid van een zwangere werknemer en een werknemer tijdens de lactatie zodanig, richt de arbeidsplaats zodanig in, past een zodanige productie- en werkmethode toe en laat zodanige arbeidsmiddelen gebruiken dat de arbeid voor die werknemer geen gevaren met zich kan brengen voor haar veiligheid en gezondheid en geen terugslag kan veroorzaken op de zwangerschap of lactatie.

€ 900

 

2

Indien nakoming van het eerste lid redelijkerwijs niet mogelijk is, wordt door tijdelijke aanpassing van de arbeid of arbeids- en rusttijden voorkomen dat gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de zwangere werknemer, en de werknemer tijdens de lactatie wordt veroorzaakt en wordt voorkomen dat een terugslag kan worden veroorzaakt op de zwangerschap of lactatie.

€ 900

 

3

Indien nakoming van het tweede lid redelijkerwijs niet mogelijk is, wordt aan de zwangere werknemer en de werknemer tijdens lactatie tijdelijk andere arbeid gegeven.

€ 900

 

4

Indien nakoming van het derde lid redelijkerwijs niet mogelijk is, worden de zwangere werknemer en de werknemer tijdens de lactatie tijdelijk vrijgesteld van het verrichten van arbeid.

€ 900

       

Afdeling 10

Thuiswerkers

 

1.44

 

Beschikbaarheid van gegevens

 
   

Van de thuiswerkers zijn gegevens beschikbaar omtrent naam, adres, woonplaats, verrichte werkzaamheden en van de stoffen, hulpmiddelen en werktuigen die daarbij worden gebruikt.

€ 90

       

1.45

 

Voorraad

 
   

Het is niet toestaan aan de thuiswerker een grotere hoeveelheid aan grondstoffen, halffabrikaten en gerede producten in voorraad te geven of te laten houden dan strikt noodzakelijk is.

€ 900

       

1.46

 

Melding arbeidsongevallen

 
   

Indien aan een thuiswerker in het verband met het verrichten van arbeid een arbeidsongeval (artikel 9 Arbowet) overkomt, wordt door de thuiswerker hiervan onverwijld mededeling gedaan aan de thuiswerkgever.

€ 450

       

Hoofdstuk 2

Arbozorg en organisatie van de arbeid

 

Afdeling 3

Arbodiensten en deskundigen

 

2.13

 

Samenwerkingsverband

 
 

1

Het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 2.6a, tweede lid, wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen de werkgever en de externe deskundigen of de werkgever van deze deskundigen. In deze overeenkomst wordt in ieder geval de taakverdeling vastgelegd tussen de interne deskundige en de externe deskundigen

€ 90

 

2

Het samenwerkingsverband wordt aangegaan voor een periode die in ieder geval even lang is als de geldigheidsduur van het certificaat arbodienst, bedoeld in artikel 2.14, tweede lid, dat ten behoeve van dat samenwerkingsverband wordt verleend.

€ 90

       

2.14a

 

Taken deskundigen

 
 

1

Bij de taak, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel a, van de wet wordt bijstand verleend door een deskundige die in het bezit is van tenminste een van de certificaten, bedoeld in artikel 2.7, tweede lid of door een bedrijfsarts als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef, van de wet.

€ 1.800

 

2

Bij de taken, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdelen b en c, van de wet wordt bijstand verleend door een bedrijfsarts als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef, van de wet.

€ 1.800

       

Afdeling 4

Psychosociale arbeidsbelasting

 

2.15

 

Maatregelen ter voorkoming of beperking van psychosociale arbeidsbelasting

 
 

1

Indien werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan psychosociale arbeidsbelasting worden in het kader van de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, de risico’s ten aanzien van psychosociale arbeidsbelasting beoordeeld en worden in het plan van aanpak, bedoeld in artikel 5 van de wet, met inachtneming van de stand van de wetenschap maatregelen vastgesteld en uitgevoerd om psychosociale arbeidsbelasting te voorkomen of indien dat niet mogelijk is te beperken.

€ 450

 

2

Aan werknemers die arbeid verrichten waarbij gevaar bestaat voor blootstelling aan psychosociale belasting wordt voorlichting en onderricht gegeven over de risico’s voor psychosociale arbeidsbelasting alsmede over de maatregelen die er op zijn gericht die belasting te voorkomen of te beperken

€ 540

       

Artikelen 2.18, 2.19, 2.20, 2.21 en 2.22 vervallen

Maatgevende factoren voor de bedrijfshulpverlening

 
     

Afdeling 5

Bouwproces

 

2.26

 

Algemene uitgangspunten inzake veiligheid en gezondheid bij het ontwerpen van een bouwwerk

 
   

De opdrachtgever zorgt ervoor dat in de ontwerpfase rekening wordt gehouden met de verplichtingen voor de arbeidsomstandigheden die gelden in de uitvoeringsfase, in het bijzonder de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 3, 5, eerste en derde lid, en 8 van de wet.

€ 1.800

       

2.27

 

Kennisgeving

 
 

1

De opdrachtgever zorgt ervoor dat de toezichthouder, overeenkomstig het bij ministeriële regeling voorgeschreven model, vóór de aanvang van de werkzaamheden op de bouwplaats, in kennis wordt gesteld van de voorgenomen totstandbrenging van een bouwwerk, indien:

€ 1.800

   

a. de geraamde duur van de totstandbrenging van het bouwwerk meer dan 30 werkdagen beslaat en op die bouwplaats meer dan 20 werknemers tegelijkertijd arbeid zullen gaan verrichten, of

 
   

b. met de totstandbrenging van het bouwwerk meer dan 500 mensdagen zullen zijn gemoeid.

 
 

2

De kennisgeving wordt zichtbaar op de bouwplaats aangebracht. Indien met betrekking tot de in de kennisgeving vermelde gegevens veranderingen optreden, wordt deze dienovereenkomstig gewijzigd.

€ 90

       

2.28

 

Veiligheids- en gezondheidsplan

 
 

1

De opdrachtgever zorgt ervoor dat ten aanzien van bouwwerken die voor de veiligheid en gezondheid van werknemers bijzondere gevaren met zich meebrengen als bedoeld in bijlage II bij de richtlijn of een bouwwerk ten aanzien waarvan een kennisgeving verplicht is, een veiligheids- en gezondheidsplan wordt opgesteld.

€ 1.800

 

2

Afhankelijk van de voortgang in het bouwproces, worden in het veiligheids- en gezondheidsplan ten minste vermeld:

€ 1.800

   

a. een beschrijving van het tot stand te brengen bouwwerk, een overzicht van de betrokken ondernemingen op de bouwplaats, de naam van de coördinator voor de ontwerp- en uitvoeringsfase;

 
   

b. een inventarisatie en evaluatie van de specifieke gevaren die het gevolg zijn van de gelijktijdige en achtereenvolgende uitvoering van de bouwwerkzaamheden en in voorkomend geval van de wisselwerking met doorgaande exploitatiewerkzaamheden;

 
   

c. de maatregelen die volgen uit de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld onder b;

 
   

d. de afspraken met betrekking tot de uitvoering van de maatregelen, bedoeld onder c;

 
   

e. de wijze waarop toezicht op de maatregelen wordt uitgeoefend;

 
   

f. de bouwkundige, technische en organisatorische keuzen die in verband met de veiligheid en gezondheid van de werknemers in de ontwerpfase worden gemaakt;

 
   

g. de wijze waarop voorlichting en instructie aan de werknemers op de bouwplaats wordt gegeven.

 
       

2.29

 

Aanstelling coördinatoren

 
   

Indien in de uitvoeringsfase werkzaamheden worden verricht door:

€ 1.800

   

a. twee of meer werkgevers;

 
   

b. één werkgever en één of meer zelfstandigen of

 
   

c. twee of meer zelfstandigen,

 
   

stelt de opdrachtgever één of meer coördinatoren voor de ontwerpfase aan en stelt de uitvoerende partij één of meer coördinatoren voor de uitvoeringsfase aan.

 
       

2.30 + 2.31 vervallen

Coördinatietaken gedurende de ontwerpfase + verplichtingen opdrachtgever

 
       

2.32

 

Aanvullende verplichtingen opdrachtgever

 
 

1

De opdrachtgever neemt zodanige maatregelen dat:

€ 1.800

   

a. de coördinator de taken, bedoeld in artikel 2.30, naar behoren kan vervullen;

 
   

b. de coördinator de taken, bedoeld in artikel 2.30, naar behoren uitoefent;

 
   

c. het veiligheids- en gezondheidsplan, bedoeld in artikel 2.28, deel uitmaakt van het bestek betreffende het bouwwerk en vóór aanvang van de werkzaamheden op de bouwplaats beschikbaar is.

 
 

2

De opdrachtgever zorgt ervoor dat de verplichtingen voor de uitvoerende partij, bedoeld in de artikelen 2.29 en 2.33, zijn vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst met de uitvoerende partij.

€ 1.800

       

2.33

 

Aanvullende verplichtingen uitvoerende partij

 
   

De uitvoerende partij neemt zodanige maatregelen dat:

€ 1.800

   

a. de coördinator de taken, bedoeld in artikel 2.31, naar behoren kan vervullen;

 
   

b. de coördinator de taken, bedoeld in artikel 2.31, naar behoren uitoefent.

 
       

2.34

 

Verplichtingen ontwerpende partij

 
   

In het geval van een opdrachtgever-consument zorgt de ontwerpende partij of, indien er sprake is van meer ontwerpende partijen, zorgen de ontwerpende partijen ervoor dat aan alle verplichtingen van de opdrachtgever wordt voldaan.

€ 1.800

       

2.35

 

Verplichtingen werkgever

 
 

1

Bij de uitvoering van zijn verplichtingen op grond van de artikelen 3, 5, 8 en 19, eerste lid, van de wet neemt de werkgever, die bij de totstandbrenging van een bouwwerk arbeid doet verrichten, doeltreffende maatregelen ter bescherming van de veiligheid en de gezondheid van zijn werknemers. Deze maatregelen hebben met name betrekking op:

 
   

a. het in goede orde en met voldoende bescherming van de veiligheid en gezondheid van de werknemers in stand houden van de bouwplaats;

€ 1.800

   

b. de veilige plaatsing van de verschillende werkplekken op de bouwplaats, rekening houdend met de toegangsmogelijkheden tot die bouwplaats en de verbindingswegen daarop;

€ 1.800

   

c. het interne transport van de verschillende materialen op de bouwplaats;

€ 1.800

   

d. het onderhoud, de controle vóór inbedrijfstelling en de periodieke controle van installaties en toestellen, teneinde gebreken te voorkomen die de veiligheid en gezondheid van werknemers in gevaar kunnen brengen;

€ 1.800

   

e. de afbakening en inrichting van zones voor definitieve en tussenopslag van verschillende materialen, met name in geval van gevaarlijke materialen of stoffen;

€ 450

   

f. de voorzieningen voor de verwijdering van gebruikte gevaarlijke materialen;

€ 1.800

   

g. de opslag en de verwijdering of de afvoer van afval en puin;

€ 540

   

h. de aanpassing van de daadwerkelijke duur van de uit te voeren werkzaamheden of de fasen waarin die werkzaamheden worden uitgevoerd, afhankelijk van de voortgang van het bouwwerk;

€ 540

   

i. de samenwerking met andere werkgevers en zelfstandigen op de bouwplaats;

€ 2.700

   

j. de wisselwerking met exploitatiewerkzaamheden op of in de nabijheid van de bouwplaats.

€ 2.700

 

2

De mede op grond van het eerste lid te nemen maatregelen voldoen in ieder geval aan de afdelingen 1 en 2 van hoofdstuk 3 van dit besluit.

€ 1.800

 

3

De werkgever is verplicht tot naleving van en medewerking aan het veiligheids- en gezondheidsplan, bedoeld in artikel 2.28, voor zover en op de wijze als daarin ten aanzien van de door hem te doen verrichten werkzaamheden is bepaald en daarbij rekening te houden met de aanwijzingen van de coördinator voor de uitvoeringsfase.

€ 2.700

       

2.36, 2.37 en 2.38 vervallen

Verplichtingen ontwerpende en uitvoerende partij en werkgever

 
     

Afdeling 6

Winningsindustrieën in dagbouw, ondergronds of met behulp van boringen

 

2.41

 

Verplichtingen van de werkgever

 
 

1

Indien bemande arbeidsplaatsen in de winningsindustrie in gebruik zijn, wordt toezicht uitgeoefend door een verantwoordelijke persoon.

€ 1.800

 

2

Werkzaamheden waaraan een bijzonder gevaar is verbonden, worden uitsluitend opgedragen aan vakbekwaam personeel met voldoende ervaring en uitgevoerd overeenkomstig de verstrekte instructies.

€ 1.800

 

3

In verband met het veilig gebruik van een helikopterdek op een mijnbouwinstallatie worden werknemers aangewezen, die belast zijn met het toezicht op dit gebruik van het helikopterdek en daartoe over de noodzakelijke vaardigheid en deskundigheid beschikken.

€ 1.800

 

4

Op arbeidsplaatsen in de winningsindustrie worden met regelmatige tussenpozen veiligheidsoefeningen gehouden.

€ 270

 

5

Opdat in geval van nood onmiddellijk hulp-, vlucht-, evacuatie- en reddingsmaatregelen genomen kunnen worden, worden in aanvulling op de bedrijfshulpverlening de nodige alarm- of andere communicatiesystemen ter beschikking gesteld.

€ 540

 

6

Indien op een arbeidsplaats in de winningsindustrie slechts een werknemer aanwezig is, beschikt deze over telecommunicatiemiddelen om zich met anderen in verbinding te kunnen stellen.

€ 270

       

2.42

 

Samenwerking, veiligheids- en gezondheidsdocument

 
 

2

Voor de aanvang van het werk moet een veiligheids- en gezondheidsdocument worden opgesteld.

€ 1.800

 

3

In aanvulling op het tweede lid, onder d, coördineert de op de arbeidsplaats verantwoordelijke werkgever de uitvoering van alle veiligheids- en gezondheidsmaatregelen en geeft daarbij in het veiligheids- en gezondheidsdocument het doel, de maatregelen en de wijze van uitvoering van de coördinatie aan.

€ 1.800

 

4

Het veiligheids- en gezondheidsdocument wordt bij iedere belangrijke wijziging, uitbreiding of verbouwing van de arbeidsplaats in de winningsindustrie herzien.

€ 900

 

6

De werkzaamheden moeten overeenkomstig het veiligheids- en gezondheidsdocument worden uitgevoerd.

€ 1.800

       

2.42a

 

Werkvergunning

 
   

Wanneer de veiligheid en de gezondheid van de werknemers dat vereisen, wordt een systeem van werkvergunningen toegepast voor de uitvoering van gevaarlijke werkzaamheden en voor de uitvoering van gewoonlijk ongevaarlijke werkzaamheden die in combinatie met andere werkzaamheden ernstige risico's met zich mee kunnen brengen.

€ 1.800

   

De werkvergunning wordt door een verantwoordelijke persoon gegeven voor de aanvang van de werkzaamheden en daarbij wordt aangegeven aan welke voorwaarden moet worden voldaan en welke voorzorgsmaatregelen moeten worden genomen voor, tijdens en na de werkzaamheden.

€ 90

       

2.42b

 

Personenregister

 
   

Op doelmatige plaatsen is een register aanwezig, waarin van degenen die werkzaamheden verrichten in de winningsindustrie in dagbouw, de ondergrondse winningsindustrie en de winningsindustrie met behulp van boringen zijn vermeld:

€ 90

   

a. naam, voornamen, geslacht;

 
   

b. aard, nummer en een afschrift van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht;

 
   

c .gegevens en data betreffende indiensttreding en tewerkstelling;

 
   

d. de onderscheiden functies, waarin zij zijn tewerkgesteld en de data van tewerkstelling daarin;

 
   

e. data en aard van geneeskundige onderzoeken en geneeskundige verklaringen, voorzover deze op grond van dit besluit zijn vereist;

 
   

f. gegevens van certificaten, voorzover die voor het verrichten van de werkzaamheden op grond van dit besluit en het Mijnbouwbesluit zijn vereist.

 
       

2.42c

 

Melding van ongevallen en bijna-ongevallen

 
 

1

In aanvulling op artikel 9, eerste lid, van de wet doet de werkgever tevens onverwijld mededeling aan de toezichthouder:

€ 4.500

   

a. van alle belangrijke bij het verkeer of vervoer voorgekomen bijzondere gebeurtenissen die de veiligheid in gevaar hebben gebracht of hadden kunnen brengen;

 
   

b. wanneer de veiligheid op enigerlei wijze wordt bedreigd of personen zich in levensgevaar bevinden of bevonden hebben;

 
   

c. van alle bij het gebruik, het vervoer of de opslag van ontplofbare stoffen opgetreden voorvallen, die de veiligheid in gevaar hadden kunnen brengen of hebben gebracht.

 
 

2

Eenmaal per maand wordt van alle ongevallen en andere voorvallen die de veiligheid in gevaar hebben gebracht of hadden kunnen brengen, opgave gedaan aan de toezichthouder, voorzover er geen melding is gedaan als bedoeld in het eerste lid.

€ 90

       

Afdeling 6a

Winningsindustrieën met behulp van boringen

 

2.42f

 

Veiligheids- en gezondheidsdocument

 
 

2

Bij de planning en tenuitvoerlegging van alle in artikel 3.2, eerste lid, tweede volzin, bedoelde fasen worden de in het desbetreffende veiligheids- en gezondheidsdocument vermelde procedures en uitvoeringsbepalingen in acht genomen.

€ 1.800

       

2.42g

 

Veiligheidsoefeningen

 
   

Op alle normaliter bemenste arbeidsplaatsen worden op gezette tijden veiligheidsoefeningen gehouden die erop gericht zijn:

€ 270 *

   

a. werknemers aan wie in noodgevallen concrete taken worden opgedragen, waarbij noodapparatuur moet worden gebruikt, gehanteerd of bediend, hierin te trainen en na te gaan of zij bekwaam zijn die taken te vervullen;

 
   

b. alle bij de oefeningen gebruikte noodapparatuur te controleren, schoon te maken en zo nodig opnieuw op te laden of te vervangen en alle gebruikte draagbare apparatuur opnieuw naar de plaats te brengen waar zij zich normaliter bevindt;

 
   

c. na te gaan of de reddingsvaartuigen gebruiksklaar zijn.

 
       

2.42h

 

Handelingen in noodgevallen

 
 

1

De werknemers worden getraind in het uitvoeren van de handelingen die in noodgevallen moeten worden verricht.

€ 1.800

 

2

Op mijnbouwinstallaties waar werknemers langere tijd verblijven zijn bij helikopterbewegingen op het helikopterdek voldoende werknemers aanwezig die tot taak hebben bij noodgevallen in actie te komen. Deze werknemers zijn hiertoe voldoende getraind.

€ 270

 

3

In aanvulling op het eerste en tweede lid worden werknemers die werkzaam zijn op mijnbouwinstallaties ook getraind in het uitvoeren van de handelingen die op een specifieke arbeidsplaats moeten worden verricht. Deze handelingen worden voor de desbetreffende arbeidsplaats nader omschreven in het veiligheids- en gezondheidsdocument, bedoeld in artikel 2.42.

€ 270

 

4

Werknemers die werkzaam zijn op mijnbouwinstallaties worden getraind in de toepassing van overlevingstechnieken, met inachtneming van de criteria die zijn vastgesteld in het veiligheids- en gezondheidsdocument bedoeld in artikel 2.42.

€ 270

       

Afdeling 7

Nachtarbeid

 
   

Arbeidsgezondheidskundig onderzoek

 
 

2

Iedere werknemer die voor de eerste keer arbeid in nachtdienst gaat verrichten wordt, in aanvulling op artikel 18 van de Arbowet, in de gelegenheid gesteld om voor de aanvang van die arbeid een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan

€ 90

       

Hoofdstuk 3

Inrichting arbeidplaatsen

 

Afdeling 1

Definities en toepasselijkheid

 

3.1b

 

Gebruiksvoorschrift

 
   

Een arbeidsplaats in een gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet wordt slechts gebruikt indien het gebouw voldoet aan de bij of krachtens het Bouwbesluit 2003 gegeven voorschriften met betrekking tot de van toepassing zijnde gebruiksfunctie in de zin van dat besluit.

€ 1.800

       

3.2

 

Algemene vereisten

 
 

1

Arbeidsplaatsen zijn veilig toegankelijk en kunnen veilig worden verlaten.

€ 1.800

   

Ze worden zodanig ontworpen, gebouwd, uitgerust, in bedrijf gesteld, gebruikt en onderhouden, dat gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers zoveel mogelijk is voorkomen.

 
   

Voorts worden zij zindelijk, zoveel mogelijk vrij van stof en voor zover de veiligheid van de arbeidsplaats dat vereist, ordelijk gehouden.

 
 

2

Regelmatig wordt gecontroleerd of de op de arbeidsplaats ter bescherming van de werknemers aanwezige voorzieningen en genomen maatregelen nog adequaat functioneren.

€ 1.800

 

3

Geconstateerde gebreken met betrekking tot de in het tweede lid bedoelde voorzieningen en maatregelen die de veiligheid of gezondheid kunnen beïnvloeden, worden zo spoedig mogelijk hersteld.

€ 1.800

       

3.3

 

Stabiliteit en stevigheid

 
 

1

Gebouwen en andere opstallen bestaan uit deugdelijk materiaal, zijn van een deugdelijke constructie en verkeren in een zodanige staat, dat er geen gevaar bestaat voor het geheel of gedeeltelijk instorten of omvallen.

€ 2.700

 

2

De arbeidsplaats is zodanig ingericht, dat de daar aanwezige voorwerpen of stoffen geen gevaar voor de veiligheid of gezondheid opleveren, door instorten, verschuiven, omvallen of kantelen.

€ 2.700

       

3.4

 

Elektrische installaties

 
 

1

Elektrische installaties zijn zodanig ontworpen, ingericht, aangelegd, onderhouden en gekenmerkt, dat een veilig gebruik van elektriciteit zo goed mogelijk is gewaarborgd. Hiertoe zijn de nodige voorzieningen en beschermingsmaatregelen aangebracht. Daarbij is rekening gehouden met bijzondere eisen die kunnen voortkomen uit de wijze van het gebruik, de gebruiksomstandigheden, de te verwachten uitwendige invloeden en onderhoudswerkzaamheden.

€ 2.700

 

2

In een elektrische installatie zijn doeltreffende maatregelen genomen tegen het gevaar van brand, ontploffing, directe en indirecte aanraking en te dichte nadering.

€ 2.700

 

3

Van iedere elektrische installatie zijn duidelijke, steeds bijgewerkte schema's beschikbaar alsmede alle overige gegevens die nodig zijn voor een veilig gebruik van de elektrische installatie.

€ 90

       

3.5

 

Elektrotechnische, bedienings- en andere werkzaamheden aan of nabij een elektrische installatie

 
 

1

Elektrotechnische werkzaamheden en bedieningswerkzaamheden die gevaren kunnen opleveren, worden door deskundige, voldoend onderrichte en daartoe bevoegde werknemers uitgevoerd.

€ 1.800*

 

2

Een ruimte waarin zich een elektrische installatie voor hoogspanning bevindt waarvan de delen niet of onvoldoende zijn beschermd tegen directe of indirecte aanraking dan wel te dichte benadering, wordt slechts betreden in aanwezigheid van een tweede daartoe bevoegd persoon.

€ 1.800*

 

3

Werkzaamheden aan of in nabijheid van een elektrische installatie worden slechts uitgevoerd, indien de installatie of het gedeelte waaraan of in nabijheid waarvan wordt gewerkt, spanningsloos is.

€ 2.700*

 

4

De daartoe bevoegde werknemer neemt doeltreffende maatregelen om een veilig verloop van de werkzaamheden te waarborgen

€ 2.700*

 

7

Werkzaamheden bestaande uit het reinigen van elektrisch materieel in een elektrische installatie voor hoogspanning als bedoeld in artikel 3.5, zesde lid, onder c, worden slechts uitgevoerd, indien:

€ 2.700*

   

a. tot het uitvoeren van die werkzaamheden door de daartoe bevoegde werknemer uitdrukkelijk opdracht is gegeven;

 
   

b. gebruik wordt gemaakt van de voor deze werkzaamheden geschikte arbeidsmiddelen, reinigingsmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen; en

 
   

c. de werknemers zich met de arbeidsmiddelen waarmee zij fysiek in contact staan, niet behoeven te begeven in de gevarenzone van de installatie of delen daarvan die onder spanning staan

 
       

Paragraaf 2a

Explosieve atmosferen

 

3.5b

 

Samenwerking en coördinatie

 
 

2

In aanvulling op artikel 19, tweede lid, van de wet coördineert de werkgever die verantwoordelijk is voor de arbeidsplaats, bedoeld in het eerste lid, de uitvoering van alle maatregelen inzake veiligheid en gezondheid.

€ 1.800

       

3.5c

 

nadere voorschriften risico-inventarisatie en - evaluatie; explosieveiligheidsdocument

 
 

1

De gevaren in verband met explosieve atmosferen en de bijzondere risico’s die daaruit kunnen voortvloeien, worden in het kader van de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, voor de aanvang van de arbeid en bij iedere belangrijke wijziging, uitbreiding of verbouwing van de arbeidsplaats, de arbeidsmiddelen of het arbeidsproces, in hun geheel beoordeeld en schriftelijk vastgelegd in een explosieveiligheidsdocument

€ 900

 

2

Bij de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval rekening gehouden met:

€ 900

   

a. de waarschijnlijkheid van het voorkomen en het voortduren van explosieve atmosferen;

 
   

b. de waarschijnlijkheid dat ontstekingsbronnen, elektrostatische ontladingen daaronder begrepen, aanwezig zijn, actief worden en daadwerkelijk ontsteken;

 
   

c. de aanwezige installaties, de gebruikte stoffen, de processen en hun mogelijke wisselwerkingen;

 
   

d. de omvang van de te verwachten gevolgen

 
 

3

Bij de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, worden tevens ruimten in aanmerking genomen die via openingen verbonden zijn of kunnen worden verbonden met ruimten waar explosieve atmosferen kunnen voorkomen

€ 900

 

4

In het explosieveiligheidsdocument zijn ten minste vermeld:

€ 450

   

a. een identificatie en beoordeling van de explosierisico’s;

 
   

b. de wijze waarop de arbeidsplaatsen en arbeidsmiddelen, met inbegrip van de alarminstallaties, met de vereiste aandacht voor de veiligheid zijn ontworpen, worden gebruikt of bediend en onderhouden;

 
   

c. welke gebieden zijn ingedeeld in zones als bedoeld in artikel 3.5d, vijfde lid;

 
   

d. de wijze waarop uitvoering is gegeven aan de maatregelen, bedoeld in de artikelen 3.5d, 3.5e en 3.5f.

 
   

e. indien op arbeidsplaatsen als bedoeld in artikel 3.5b, eerste lid, meerdere werkgevers arbeid doen verrichten, de wijze waarop voldaan is aan artikel 19, tweede lid, van de wet en het doel, de maatregelen en de wijze van uitvoering van de coördinatie, bedoeld in artikel 3.5b, tweede lid.

 
       

3.5d

 

Algemene preventieve maatregelen

 
 

1

Doeltreffende maatregelen zijn genomen om het ontstaan van een explosieve atmosfeer op de arbeidsplaats te voorkomen.

€ 4.500

 

2

Indien het voorkomen van het ontstaan van een explosieve atmosfeer, gezien de aard van het werk niet mogelijk is, worden in de hieronder aangegeven volgorde de volgende maatregelen genomen:

€ 4.500

   

a. de ontsteking van explosieve atmosferen wordt voorkomen, waarbij rekening wordt gehouden met elektrostatische ontladingen die van werknemers of de arbeidsplaats als ladingsdrager of ladingsproducent kunnen uitgaan;

 
   

b. de schadelijke gevolgen van een explosie worden beperkt.

 
 

3

In aanvulling op de maatregelen, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt de mogelijkheid tot uitbreiding van een explosie beperkt.

€ 4.500

 

4

Indien werknemers of anderen door explosieve atmosferen gevaar kunnen lopen, wordt, in aanvulling op het eerste tot en met derde lid, de arbeidsplaats zodanig ingericht dat veilig kan worden gewerkt.

€ 1.800

   

Indien werknemers of anderen door explosieve atmosferen gevaar kunnen lopen, wordt, in aanvulling op het tweede en derde lid, er op de arbeid passend toezicht, met inbegrip van het gebruik van passende technische middelen, uitgeoefend. De inhoud en de mate van het toezicht is afhankelijk van de uit de beoordeling, bedoeld in artikel 3.5c, eerste lid, gebleken gevaren

€ 1.800

 

5

Indien uit de beoordeling, bedoeld in artikel 3.5c, eerste lid, is gebleken dat er explosieve atmosferen kunnen voorkomen, worden gebieden waar deze atmosferen kunnen heersen ingedeeld in gevarenzones als bedoeld in bijlage I bij richtlijn nr. 1999/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 december 1999 (PbEG 2000, L 23) betreffende minimumvoorschriften voor de verbetering van de gezondheidsbescherming en van de veiligheid van werknemers die door explosieve atmosferen gevaar kunnen lopen (vijftiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, eerste lid, van richtlijn nr. 89/391/EEG).

€ 900

 

6

Gevarenzones worden gemarkeerd door middel van waarschuwingsborden die voldoen aan de bepalingen, vastgesteld bij of krachtens afdeling 2 van hoofdstuk 8.

€ 540

       

3.5e

 

Maatregelen in gevarenzones

 
   

In de gevarenzones, bedoeld in artikel 3.5d, vijfde lid, en met betrekking tot de installaties in gebieden zonder explosiegevaar die vereist zijn voor, of bijdragen tot het explosieveilig gebruik van installaties die zich op plaatsen bevinden waar explosiegevaar heerst, worden in ieder geval de volgende maatregelen genomen:

 
 

a

vrijkomende gassen, dampen, nevels of brandbaar stof die explosiegevaar kunnen doen ontstaan, worden op passende wijze afgevoerd en onschadelijk gemaakt;

€ 4.500

 

b

indien een explosieve atmosfeer meerdere soorten brandbare stoffen bevat, wordt bij de veiligheidsmaatregelen uitgegaan van het grootste mogelijke risico op basis van de beoordeling, bedoeld in artikel 3.5c, eerste lid;

€ 4.500

 

c

installaties, apparaten, beveiligingssystemen en het installatiemateriaal, worden, met inachtneming van onderdeel e, slechts in gebruik genomen indien uit het explosieveiligheidsdocument op basis van de beoordeling, bedoeld in artikel 3.5c, eerste lid, is gebleken dat aan het gebruik ervan geen explosiegevaar verbonden is;

€ 1.800

 

d

onderdeel c is van overeenkomstige toepassing op arbeidsmiddelen en de verbindingsstukken ervan die geen apparaten en beveiligingssystemen zijn als bedoeld in het Warenwetbesluit explosieveilig materieel, indien hun opneming in de installaties aanleiding kan geven tot ontstekingsgevaar;

€ 1.800

 

e

voor zover het explosieveiligheidsdocument op basis van de beoordeling, bedoeld in artikel 3.5c, eerste lid, geen andere eisen stelt, worden in de gevarenzones apparaten en beveiligingssystemen gebruikt overeenkomstig de categorieën als bedoeld in het Warenwetbesluit explosieveilig materieel en toegepast volgens de navolgende principes:

€ 4.500

   

1º. gevarenzone 0 of 20: categorie 1-apparatuur;

 
   

2º. gevarenzone 1 of 21: categorie 1- of categorie 2-apparatuur;

 
   

3º. gevarenzone 2 of 22: categorie 1-, categorie 2- of categorie 3-apparatuur

 
 

f

de nodige maatregelen worden getroffen ter voorkoming van verwisseling van installatiemateriaal;

€ 1.800

 

g

in gebieden waar een explosieve atmosfeer kan ontstaan wordt aan werknemers werkkleding ter beschikking gesteld die voldoet aan afdeling 1 van hoofdstuk 8 en die door de werknemers bij de arbeid steeds wordt gedragen;

€ 1.350

 

h

indien een toestand ontstaat waarin een explosie zich kan gaan voordoen, worden werknemers optisch of akoestisch gewaarschuwd en teruggetrokken;

€ 4.500

 

i

voor de eerste inbedrijfstelling van een arbeidsplaats en bij iedere belangrijke wijziging, uitbreiding of verbouwing van de arbeidsplaats, arbeidsmiddelen of het arbeidsproces waarbij explosieve atmosferen kunnen voorkomen, wordt de explosieveiligheid van de gehele installatie gecontroleerd door een ter zake deskundig persoon.

€ 1.800

       

3.5f

 

Bijzondere maatregelen

 
   

Voor zover uit de resultaten van de beoordeling, bedoeld in artikel 3.5c, eerste lid, hiertoe de noodzaak is gebleken, worden in aanvulling op artikel 3.5e de volgende maatregelen genomen:

 
 

a

schriftelijke instructies worden verstrekt met betrekking tot de uitvoering van arbeid;

€ 540

 

b

voor de aanvang van arbeid dat gevaar kan opleveren, wordt toestemming verleend door een daartoe bevoegde persoon om deze arbeid te verrichten;

€ 540

 

c

apparaten en beveiligingssystemen worden, wanneer stroomuitval extra gevaren teweeg kan brengen, onafhankelijk van de rest van de installatie, bij stroomuitval in een veilige bedrijfstoestand gehandhaafd;

€ 1.800

 

d

automatisch gestuurde apparaten en beveiligingssystemen die van de voorziene bedrijfsomstandigheden afwijken, worden zonder gevaar manueel uitgeschakeld. Deze ingrepen worden door bevoegde werknemers uitgevoerd;

€ 1.800

 

e

indien de noodstopinrichtingen in werking worden gesteld, wordt de opgeslagen energie zo snel en zo veilig mogelijk afgevoerd of geïsoleerd, zodat zij niet langer een bron van gevaar vormt;

€ 1.800

 

f

vluchtmiddelen worden beschikbaar en gebruiksklaar gehouden zodat werknemers de gevaarlijke gebieden snel en veilig kunnen verlaten.

€ 2.700

       

3.5g

 

gevaar voor verstikking bedwelming, vergiftiging, brand of explosie

 
 

4

Indien het niet mogelijk is om maatregelen, bedoeld in het tweede lid, te nemen en het noodzakelijk is om zich in de gevaarlijke atmosfeer bedoeld in het eerste lid, te begeven, dan wordt de werknemer permanent geobserveerd en worden doeltreffende maatregelen genomen om deze werknemer:

€ 4.500*

   

a. te beschermen tegen het gevaar, bedoeld in het tweede lid;

 
   

b. bij direct gevaar onmiddellijk op doeltreffende wijze hulp te bieden.

 
       

3.5h

 

Veiligheid aan, op of in tankschepen

 
 

2

De in het eerste lid bedoelde werkzaamheden worden op veilige wijze verricht door of onder toezicht van een persoon die beschikt over voldoende deskundigheid.

€ 1.800*

 

3

Bij ministeriële regeling worden werkzaamheden aangewezen, die uitsluitend worden verricht, indien een gasdeskundige vooraf de gevaren voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers heeft beoordeeld en een verklaring heeft afgegeven die voldoet aan een bij ministeriële regeling vast te stellen model.

€ 4.500

 

4

Een gasdeskundige als bedoeld in het derde lid is in het bezit van een certificaat van vakbekwaamheid gasdeskundige, dat is afgegeven door Onze Minister of een certificerende instelling.

€ 1.800*

 

5

Het certificaat van vakbekwaamheid gasdeskundige of een afschrift daarvan is op de arbeidsplaats aanwezig en wordt desgevraagd getoond aan de toezichthouder.

€ 90*

       

3.6

 

Vluchtwegen en nooduitgangen

 
 

1

Doeltreffende maatregelen zijn genomen teneinde het voor werknemer mogelijk te maken, indien een toestand ontstaat waarin direct gevaar voor veiligheid en gezondheid aanwezig is, zich snel via de kortst mogelijke weg in veiligheid kan stellen.

€ 2.700

 

2

Het aantal, de plaats en de afmetingen van de daartoe beschikbare vluchtwegen en nooduitgangen zijn afhankelijk van het gebruik, de uitrusting en de afmetingen van de arbeidsplaatsen alsmede van het maximum aantal werknemers en andere personen dat zich op deze plaatsen kan ophouden.

€ 2.700

       

3.7

 

Veilig gebruik van vluchtwegen en nooduitgangen

 
 

1

Vluchtwegen en nooduitgangen zijn vrij van obstakels.

€ 2.700

 

2

Nooduitgangen kunnen te allen tijde worden geopend.

€ 2.700

 

3

Deuren van nooduitgangen en deuren op het traject van de vluchtwegen zijn op eenvoudige wijze van binnenuit naar buiten toe te openen.

€ 540

 

4

Schuif- en draaideuren worden niet als nooduitgang gebruikt.

€ 540

 

5

Vluchtwegen en nooduitgangen die bij het uitvallen van de verlichting slecht zichtbaar zijn, zijn voorzien van een adequate noodverlichting.

€ 540

 

6

Vluchtwegen, deuren en poorten op het traject van de vluchtwegen, alsmede nooduitgangen zijn gemarkeerd door signalen die voldoen aan het bij of krachtens afdeling 2 van hoofdstuk 8 bepaalde.

€ 540

       

3.8

 

Brandmelding en brandbestrijding

 
 

1

In aanvulling op de regelgeving terzake van bedrijfshulpverlening (artikel 15 Arbowet) zijn op arbeidsplaatsen, afhankelijk van de aard van de te verrichten arbeid en de gevaren en het maximaal aantal werknemers en andere personen dat zich daar bevindt, voldoende passende brandbestrijdingsmiddelen aanwezig.

€ 900

 

2

Indien nodig moeten, in aanvulling op het eerste lid, branddetectoren en alarmsystemen aanwezig zijn.

€ 900

 

3

Niet-automatische brandbestrijdingsmiddelen zijn gemakkelijk bereikbaar en gemakkelijk te bedienen.

€ 540

 

4

Niet automatische brandbestrijdingsmiddelen zijn voorzien van signalering die voldoet aan artikel 8.4. Signalering is duurzaam en op de juiste plaats aangebracht.

€ 540

       

3.9

 

Noodverlichting

 
   

Arbeidsplaatsen waar werknemers bij uitvallen van kunstlicht aan bijzondere gevaren zijn blootgesteld zijn voorzien van adequate noodverlichting.

€ 1.350

   

Indien noodverlichting niet mogelijk is, beschikken werknemers over individuele verlichting.

 
       

3.10

 

Redden van drenkelingen

 
   

Op arbeidsplaatsen waar gevaar bestaat voor verdrinking wordt dit gevaar zoveel mogelijk voorkomen en zijn doelmatige middelen voor het redden van drenkelingen op goed zichtbare plaats beschikbaar.

€ 2.700

       

3.11

 

Vloeren, muren en plafonds van arbeidsplaatsen

 
 

1

Vloeren van arbeidsplaatsen zijn zo veel mogelijk vrij van oneffenheden en gevaarlijke hellingen en zijn voorts zo veel mogelijk vast, stabiel en stroef.

€ 540

 

2

Het oppervlak van vloeren, muren en plafonds van arbeidsplaatsen. is zodanig dat deze te behoeve van de hygiëne op de arbeidsplaats kunnen worden schoongemaakt en onderhouden.

€ 270

 

3

Besloten ruimten waar arbeid wordt verricht zijn, rekening houdend met aard van werkzaamheden en te leveren fysieke belasting voldoende thermisch geïsoleerd.

€ 270

 

4

Transparante of lichtdoorlatende wanden van arbeidsplaatsen zijn voor zover mogelijk in verband met de aard van de arbeidsplaats:

€ 540

   

duidelijk gemarkeerd en van veiligheidsmateriaal vervaardigd, of

 
   

op een zodanige wijze aangebracht of afgeschermd dat de werknemers niet gewond kunnen raken.

 
       

3.12

 

Ramen en bovenlichtvoorzieningen van de ruimten

 
 

1

Indien ramen, bovenlichtvoorzieningen en ventilatievoorzieningen geopend en gesloten kunnen worden,

€ 540

   

kan dit op veilige wijze geschieden;

 
   

kunnen zij tevens op veilige wijze geregeld en vastgezet worden; en

 
   

leveren zij in geopende stand geen gevaar op.

 
 

2

Ramen en bovenlichtvoorzieningen kunnen zonder gevaar worden schoongemaakt.

€ 540

       

3.13

 

Deuren, beweegbare hekken en andere doorgangen

 
 

1

De plaats, het aantal en de afmeting van deuren, beweegbare hekken en andere doorgangen alsmede de materialen waarvan zij zijn vervaardigd, zijn afgestemd op de aard en het gebruik van de arbeidsplaats.

€ 540

 

2

Op transparante deuren is op ooghoogte een markering aangebracht.

€ 540

 

3

Afhankelijk van de aard van de arbeidsplaats en de arbeid die daar wordt verricht, zijn klapdeuren transparant of van transparante panelen voorzien.

€ 540

 

4

Indien deuren of andere doorgangen beschikken over transparante of licht doorlatende oppervlakten, zijn doeltreffende maatregelen genomen om te voorkomen dat werknemers door ongewild contact met die oppervlakten gewond raken.

€ 540

 

5

Deuren en beweegbare hekken die uit of van hun geleidingen kunnen raken zijn tegen uitlichten of aflopen dan wel tegen vallen geborgd.

€ 900

 

6

Automatische deuren en hekken functioneren zodanig dat zij geen gevaar opleveren. Ze zijn uitgerust met makkelijk herkenbare beveiligingen, die voorkomen dat werknemers gewond raken.

€ 900

 

7

Automatische deuren en hekken kunnen met de hand worden geopend, tenzij ze bij een stroomstoring automatisch opengaan.

€ 900

 

8

In de onmiddellijke nabijheid van deuren, beweegbare hekken of andere doorgangen die hoofdzakelijk voor verkeer van voertuigen of transportmiddelen zijn bestemd, bevinden zich – tenzij veilig voor voetgangers – afzonderlijke doorgangen voor voetgangers.

€ 540

 

9

De in het achtste lid bedoelde doorgangen voor voetgangers zijn duidelijk zichtbaar en vrij van obstakels.

€ 540

 

10

Kettingen of soortgelijke voorzieningen die worden gebruikt om te verhinderen dat een bepaalde ruimte wordt betreden, zijn goed zichtbaar en op doelmatige wijze voorzien van verbods- of waarschuwingsborden.

€ 540

       

3.14

 

Verbindingswegen

 
 

1

De verbindingswegen op de arbeidsplaats zijn zodanig gelegen en ingericht dat zij op eenvoudige wijze, veilig en overeenkomstig hun bestemming, door voetgangers en voertuigen of transportmiddelen kunnen worden gebruikt.

€ 900

 

2

Voorkomen wordt dat werknemers die in de nabijheid van de verbindingswegen arbeid verrichten, gevaar lopen.

€ 900

 

3

De afmeting van de verbindingswegen is afgestemd op het aantal gebruikers en de aard van de arbeid die in het bedrijf of de inrichting wordt verricht.

€ 900

 

4

Indien op verbindingswegen – voorzover het niet op de openbare weg betreft – voertuigen of transportmiddelen worden gebruikt, zijn de nodige verkeersregels vastgesteld.

€ 900

 

5

In gevallen als bedoeld in het vierde lid, is tevens een veilige ruimte voor de voetgangers gewaarborgd of zijn andere doeltreffende maatregelen ter bescherming van de voetgangers genomen.

€ 900

 

6

De voor voertuigen of transportmiddelen bestemde verbindingswegen zijn gelegen op voldoende afstand van de overige verbindingswegen op de arbeidsplaats.

€ 900

 

7

Voor zover het gebruik of de inrichting van de arbeidsplaats zulks vereist, zijn de verbindingswegen duidelijk afgebakend.

€ 900

       

3.15

 

Markering gevaarlijke plaatsen

 
 

1

De plaatsen waar door de aard van het werk gevaar, met inbegrip van valgevaar of gevaar voor vallende voorwerpen voorkomt of waar obstakels niet verwijderd kunnen worden, een gevaar voor de veiligheid vormen bij verplaatsing van voertuigen of personen worden duidelijk gemarkeerd door signalen die voldoen aan artikel 8.4.

€ 540

 

2

Alleen werknemers, die beroepshalve of uit hoofde van hun functie de in het eerste lid bedoelde plaatsen moeten betreden, worden daar toegelaten.

€ 900

       

3.16

 

Voorkomen valgevaar

 
 

1

Bij het verrichten van arbeid waarbij valgevaar bestaat:

€ 4.500

   

– is zo mogelijk een veilige steiger, stelling, bordes of werkvloer aangebracht, of

 
   

– is het gevaar tegengegaan door het aanbrengen van doelmatige hekwerken, leuningen of andere dergelijke voorzieningen.

 
 

4

Indien de voorzieningen ter voorkoming van valgevaar niet of slechts ten dele kunnen worden aangebracht of indien het aanbrengen of wegnemen daarvan grotere gevaren meebrengt dan de arbeid ter beveiliging waarvan zij zouden moeten dienen:

€ 4.500

   

– zijn voldoende sterke en voldoende grote vangnetten op doelmatige plaatsen en wijze aangebracht, of

 
   

– worden doelmatige veiligheidsgordels met vanglijnen van voldoende sterkte gebruikt, of

 
   

– worden andere technische middelen toegepast, die eenzelfde mate van beveiliging geven. Daarbij hebben maatregelen gericht op collectieve bescherming de voorkeur boven maatregelen gericht op individuele bescherming.

 
       

3.17

 

Voorkomen gevaar door voorwerpen, producten, vloeistoffen of gassen

 
   

Het gevaar te worden getroffen of geraakt door voorwerpen, producten of onderdelen daarvan dan wel vloeistoffen of gassen, of het gevaar bekneld te raken tussen voorwerpen, producten of onderdelen daarvan, wordt voorkomen en indien dat niet mogelijk is zoveel mogelijk beperkt. Artikel 3.16, vierde lid, laatste volzin, is van toepassing: m aatregelen op collectief niveau hebben de voorkeur boven maatregelen op individueel niveau.

€ 4.500

       

3.18

 

Specifieke maatregelen voor roltrappen, rolpaden en laadplatforms

 
 

1

Roltrappen en -paden functioneren veilig en zijn uitgerust met noodzakelijke veiligheidsvoorzieningen, waaronder gemakkelijk herkenbare en toegankelijke noodstopvoorzieningen.

€ 2.700

 

2

Laadplatforms en -hellingen zijn afgestemd op de afmetingen van te vervoeren ladingen. Zij beschikken over ten minste één uitgang.

€ 540

       

3.19

 

Afmetingen en luchtvolume van ruimten; bewegingsruimte op de arbeidsplaats

 
 

1

Afmetingen en luchtvolume van de arbeidsplaats zijn zodanig dat de werknemer zonder gevaar voor de veiligheid of de gezondheid zijn arbeid kan verrichten.

€ 540

 

2

Afmetingen van de arbeidsplaats zijn zodanig dat de werknemer bij het verrichten van zijn arbeid over voldoende bewegingsruimte beschikt.

€ 540

 

3

Indien in verband met de aard van de arbeid niet over voldoende bewegingsruimte kan worden beschikt, is in de nabijheid een andere open of besloten ruimte met voldoende bewegingsvrijheid voor betrokken werknemers beschikbaar.

€ 540

       

3.20

 

Ontspanningsruimten

 
   

In het bedrijf of de inrichting of in de directe nabijheid is een gemakkelijk toegankelijke ruimte beschikbaar waar werknemers de pauzes kunnen doorbrengen.

€ 540

   

De ruimte waar werknemers de pauzes kunnen doorbrengen,

 
   

is daartoe geschikt en afhankelijk van het aantal werknemers, voldoende ruim bemeten en uitgerust met voldoende tafels en stoelen.

 
       

3.21

 

Nachtverblijven

 
   

Voor werknemers die gedurende de tijdsruimte tussen het einde en het begin van de dagelijkse arbeidstijd, in het bedrijf of de inrichting waar zij werkzaam zijn, plegen te verblijven is een nachtverblijf beschikbaar.

€ 540

   

Een nachtverblijf is adequaat ingericht.

 
   

Een nachtverblijf is uitsluitend bestemd voor personen van gelijk geslacht.

 
       

3.22

 

Kleedruimten

 
 

1

Iedere werknemer beschikt over een plaats om zijn kleding op te hangen.

€ 270

 

2

Voor werknemers die speciale werkkleding moeten dragen zijn doelmatige voldoende ruime, van stoelen of banken voorziene en naar seksen gescheiden kleedruimten beschikbaar.

€ 540

   

Deze ruimten zijn zoveel mogelijk in de nabijheid van de open of besloten ruimten waar de arbeid pleegt te worden verricht.

 
   

Natte werkkleding kan zo nodig worden gedroogd.

€ 270

 

3

In de kleedruimten kan kleding die werknemers tijdens arbeid niet dragen op doelmatige wijze en afgesloten worden bewaard.

€ 270

 

4

Indien omstandigheden zulks vereisen kunnen de speciale werkkleding en de persoonlijke kleding van de werknemers gescheiden van elkaar op doelmatige wijze en afgesloten worden bewaard.

€ 270

       

3.23

 

Wasgelegenheden en douche ruimten

 
 

1

Indien werknemers blootstaan aan vuil of stof is een wasruimte met een voldoende aantal wasbakken aanwezig.

€ 270

   

De wasbakken zijn functioneel geplaatst en naar seksen gescheiden.

 
   

De wasbakken beschikken over koud, en zo nodig over warm stromend water

 
 

2

Indien werknemers zodanig bloot staan aan vuil, stof of hoge temperaturen dat een reiniging van het lichaam nodig is die meer omvat dan die van handen en gezicht of zulks uit de aard van hun arbeid of de zorg voor de gezondheid voortvloeit, is tevens een doucheruimte met een voldoende aantal douches aanwezig.

€ 540

   

De doucheruimte is voldoende ruim, doelmatig ingericht en naar seksen gescheiden.

 
   

De douches beschikken over warm en koud stromend water.

 
 

3

Indien douche- of wasruimten en de kleedruimten zich niet in dezelfde ruimte bevinden, zijn deze onderling gemakkelijk en binnendoor bereikbaar.

€ 270

       

3.24

 

Toiletten en wastafels

 
 

1

In een bedrijf of inrichting zijn in de nabijheid van de ruimten waar de werknemers hun werkzaamheden verrichten een voldoende aantal toiletten aanwezig.

€ 540

 

2

In of in de onmiddellijke nabijheid van de ruimten waarin de toiletten zich bevinden zijn voldoende wastafels.

€ 540

 

3

De toiletten of het gebruik van de toiletten zijn naar seksen gescheiden.

€ 540

       

3.25

 

Eerstehulpposten

 
 

1

Indien de aard van de arbeid of de daaraan verbonden gevaren dit noodzakelijk maken, zijn in aanvulling op artikel 15 Arbowet, in het bedrijf of de inrichting voldoende eerstehulpposten aanwezig.

€ 540

 

2

In de eerstehulpposten zijn duidelijk zichtbare instructies voor eerste hulp bij ongevallen aanwezig.

€ 270

 

3

In de eerstehulpposten is een alarmnummer duidelijk zichtbaar aangebracht.

€ 270

 

4

De eerstehulpposten zijn voorzien van de noodzakelijke eerstehulpuitrusting.

€ 270

 

5

De eerstehulpposten zijn gemakkelijk met brancards bereikbaar.

€ 270

 

6

De eerstehulpposten en de eerstehulpuitrusting zijn voorzien van een signalering die aan artikel 8.4 voldoet.

€ 540

       

Afdeling 2

Aanvullende voorschriften bouwplaatsen

 

3.27

 

Algemene vereisten

 
 

1

Een bouwplaats is gemarkeerd en afgebakend.

€ 540

 

2

Op een bouwplaats is voldoende drinkwater of andere alcoholvrije drank beschikbaar.

€ 270

 

3

Op een bouwplaats zijn zo nodig faciliteiten voor het bereiden van maaltijden beschikbaar.

€ 270

       

3.28

 

Stabiliteit en stevigheid

 
 

1

Werkplekken op een bouwplaats die niet op de begane grond zijn gesitueerd, zijn stabiel en stevig, waarbij rekening wordt gehouden met het aantal werknemers dat zich daar bevindt, de maximale belasting en de verdeling daarvan en met externe invloeden.

€ 4.500

   

Zo nodig zijn ten behoeve van de stabiliteit doeltreffende bevestigingsmiddelen aangebracht.

 
 

2

De stabiliteit en stevigheid worden regelmatig en in ieder geval na iedere relevante verandering van de hoogte of de diepte van de hiervoor bedoelde werkplekken, doeltreffend gecontroleerd.

€ 1.800

       

3.29

 

Elektrische installaties en leidingen

 
 

1

Elektrische installaties die voor aanvang van de werkzaamheden reeds op de bouwplaats aanwezig zijn, worden geïdentificeerd, gecontroleerd en duidelijk gekenmerkt.

€ 1.800

 

2

Bovengrondse elektriciteitsleidingen worden zoveel mogelijk buiten de bouwplaats om geleid of spanningsloos gemaakt.

€ 2.700

   

Indien dat niet mogelijk is worden hekken of waarschuwingsborden geplaatst.

 
 

3

Indien voertuigen onder elektriciteitsleidingen door moeten rijden worden beschermingen onder de leidingen aangebracht.

€ 2.700

 

4

Ondergrondse elektriciteitsleidingen, leidingen voor andere distributiesystemen en kabels worden voor de aanvang van grondverzetwerkzaamheden geïdentificeerd.

€ 1.800

 

5

Doeltreffende maatregelen worden genomen om de gevaren voor de werknemers, verbonden aan beschadiging van ondergrondse leidingen en kabels, zoveel mogelijk te voorkomen.

€ 2.700

       

3.30

 

Bouwputten, tunnels, uitgravingen,en andere ondergrondse werkzaamheden en grondverzetwerkzaamheden

 
 

1

In een bouwput, een tunnel, bij een uitgraving of andere ondergrondse werkzaamheden worden doeltreffende stut- of taludvoorzieningen aangebracht ter voorkoming van instorting of overstroming.

€ 2.700

 

2

Bij grondverzetwerkzaamheden worden de uitgegraven aarde, het gebruikte materiaal en de daarbij gebruikte voertuigen op veilige afstand van de uitgraving gehouden.

€ 2.700

   

Zo nodig wordt rond een uitgraving doeltreffend hekwerk geplaatst.

 
       

3.31

 

Metaal- en betonconstructies, bekistingen en zware prefab-elementen

 
 

1

Metaal- en betonconstructies alsmede onderdelen daarvan, bekistingen, prefab-elementen of tijdelijke stutten en schoren worden slechts gemonteerd of gedemonteerd onder toezicht van een speciaal daartoe aangewezen persoon.

€ 1.800

 

2

Bekistingen, tijdelijke stutten en schoren kunnen zonder gevaar voor de werknemers de krachten dragen waaraan zij blootstaan.

€ 2.700

       

Afdeling 3

Aanvullende voorschriften winningsindustrieën in dagbouw, ondergronds of met behulp van boringen

 

3.33

 

Schriftelijke voorlichting

 
   

Voor iedere arbeidsplaats in de winningsindustrie zijn schriftelijke instructies opgesteld, waarin de regels zijn opgenomen die moeten worden nageleefd om de veiligheid en gezondheid van de werknemers, alsmede het veilig gebruik van de arbeidsmiddelen te garanderen. Deze instructies bevatten tevens aanwijzingen voor het gebruik van de noodapparatuur en de te volgen handelwijze in noodsituaties.

€ 540

       

3.34

 

Gevaar voor explosie

 
   

De maatregelen gericht op het voorkomen van gevaar voor explosie, bedoeld in artikel 3.5g. tweede lid, worden opgenomen in het veiligheids- en gezondheidsplan, bedoeld in artikel 2.42, tweede lid.

€ 450

       

3.35

 

Reanimatie-apparatuur

 
 

1

In aanvulling op artikel 15 van de wet, zijn in zones waar gevaar voor verstikking, bedwelming of vergiftiging bestaat doelmatige reanimatieapparaten aanwezig

€ 2.700

 

2

Op de arbeidsplaats in de winningsindustrie zijn voldoende werknemers aanwezig die de in het eerste lid bedoelde reanimatieapparaten kunnen bedienen

€ 2.700

 

3

De reanimatie apparaten worden doelmatig onderhouden en opgeslagen.

€ 540

       

3.36

 

Beperken en bestrijden van brand

 
   

Vervallen.

 
       

Afdeling 3a

Aanvullende voorschriften winningsindustrieën in dagbouw

 

3.37

 

Voorkomen instabiliteit

 
 

1

Telkens voor aanvang van werkzaamheden aan afgravings- of ontginningsfronten boven werkterreinen of verkeerswegen wordt nagegaan of er geen instabiele massa's of rotsblokken zijn. Losse steenblokken worden zo nodig verwijderd.

€ 900

 

2

Voor het ontstaan van instabiliteit bij het ontginnen van fronten of steenhopen wordt gewaakt.

€ 900

       

Afdeling 3b

Aanvullende voorschriften ondergrondse winningsindustrieën

 

3.37b

 

Plattegronden en bewegwijzering

 
 

1

Er worden plattegronden gemaakt en regelmatig bijgewerkt, waarop de galerijen en de ontginningswerkzaamheden en alle bekende factoren die van invloed kunnen zijn op de ontginning en de veiligheid daarvan zijn aangegeven op een schaal die een duidelijke voorstelling mogelijk maakt. De plattegronden zijn op de arbeidsplaats aanwezig en worden desgevraagd getoond aan de toezichthouder. De plattegronden zijn gemakkelijk toegankelijk en worden zolang bewaard als met het oog op de veiligheid noodzakelijk is.

€ 540

 

2

In de galerijen is een bewegwijzering aangebracht, zodat de werknemers zich gemakkelijk kunnen oriënteren.

€ 540

       

3.37c

 

Uitgangen

 
 

1

Iedere ondergrondse ontginning staat via ten minste twee afzonderlijke uitgangen met de oppervlakte in verbinding. Deze uitgangen zijn degelijk geconstrueerd en gemakkelijk toegankelijk voor de werknemers die ondergrondse werkzaamheden verrichten.

€ 2.700

 

2

Wanneer voor het gebruik van deze uitgangen een bijzondere krachtsinspanning nodig is, zijn zij uitgerust met mechanische transportmiddelen voor de werknemers.

€ 2.700

       

3.37d

 

Transportinstallaties

 
 

1

Transportinstallaties worden zodanig aangelegd, gebruikt en onderhouden, dat de veiligheid en de gezondheid van de werknemers die ze besturen of gebruiken, of zich in de nabijheid daarvan ophouden, gewaarborgd is.

€ 4.500

 

2

Bij vervoer van werknemers met mechanische transportmiddelen wordt gezorgd voor passende voorzieningen en speciale schriftelijke instructies.

€ 4.500

       

3.37e

 

Ondersteuning en stabiliteit

 
 

1

Zo spoedig mogelijk na het delven worden er ondersteuningen aangebracht, tenzij dit vanwege de stabiliteit van het terrein niet noodzakelijk is voor de veiligheid van de werknemers. Deze ondersteuningen worden volgens schema's en schriftelijke instructies aangebracht.

€ 2.700

 

2

Alle voor werknemers toegankelijke werkplekken worden regelmatig op de stabiliteit van het terrein onderzocht.

€ 900

 

3

Bij het onderhoud van de ondersteuningen wordt rekening gehouden met de uitkomsten van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid.

€ 900

       

3.37f

 

Instortingen en waterdoorbraken

 
 

1

In zones waar zich instortingen of waterdoorbraken kunnen voordoen, wordt een winningsprogramma opgesteld en uitgevoerd dat zoveel mogelijk gericht is op een veilig werksysteem en op de bescherming van de werknemers.

€ 2.700

 

2

Er worden maatregelen genomen om de zones, bedoeld in het eerste lid, te kunnen herkennen, om de werknemers die in of in de nabijheid van die zones werken te beschermen en om de risico's te beheersen.

€ 2.700

       

3.37g

 

Voorkoming van brand en temperatuurstijging

 
 

1

Er worden maatregelen genomen om temperatuurstijgingen te voorkomen of vroegtijdig te signaleren.

€ 4.500

 

2

Het gebruik van brandbare materialen wordt tot het strikt noodzakelijke minimum beperkt.

€ 1.350

 

3

De te gebruiken hydraulische vloeistoffen zijn voorzover mogelijk moeilijk ontvlambaar en voldoen aan specificaties en beproevingsvoorwaarden betreffende de brandbaarheid ervan alsmede aan criteria betreffende de hygiëne. Indien de te gebruiken hydraulische vloeistoffen niet aan de in de eerste volzin gestelde eisen voldoen, worden aanvullende maatregelen genomen.

€ 2.700

       

3.37h

 

Verlichting

 
   

In aanvulling op artikel 3.9 beschikt elke werknemer over een voor het werk geschikte lamp.

€ 540

       

3.37i

 

Aanwezigheidscontrole

 
   

Het werk is zodanig georganiseerd dat op ieder moment kan worden vastgesteld wie er ondergronds is.

€ 90

       

Afdeling 3c

Aanvullende voorschriften winningsindustrieën met behulp van boringen

 

3.37k

 

Vereisten inrichting mijnbouwinstallaties

 
 

1

In aanvulling op de artikelen 3.2 en 3.3 zijn mijnbouwinstallaties zodanig ontworpen, gebouwd, ingericht, bediend, gecontroleerd en onderhouden dat zij aan de te verwachten omgevingskrachten weerstand kunnen bieden. Zij dienen een constructie en stevigheid te hebben die zijn afgestemd op het gebruik dat ervan wordt gemaakt.

€ 2.700

 

2

Op mijnbouwinstallaties worden zo nodig brandbarrières aangebracht met het oog op de afscheiding van zones waar brandrisico bestaat.

€ 2.700

       

3.37l

 

Verkeer en vervoer

 
   

Vervallen.

 
       

3.37m

 

Onderhoud van veiligheidsapparatuur

 
   

Doelmatige veiligheidsapparatuur staat steeds gebruiksklaar en wordt in goede staat gehouden. Bij het onderhoud daarvan wordt naar behoren rekening gehouden met de uitgeoefende activiteiten.

€ 4.500

       

3.37n

 

Nooduitgangen

 
 

1

Woon- en verblijfruimten op mijnbouwinstallaties hebben op elk niveau ten minste twee afzonderlijke nooduitgangen, die zo ver mogelijk van elkaar zijn gelegen en uitkomen in een veilige zone, een veilig verzamelpunt of een veilig evacuatiestation.

€ 2.700

 

2

In afwijking van artikel 3.7, vierde lid, zijn nooduitgangen op mijnbouwinstallaties voorzien van deuren die op eenvoudige wijze van binnenuit naar buiten toe zijn te openen of indien dit niet mogelijk is, van schuifdeuren.

€ 540

       

3.37p

 

Gevarenzones

 
 

1

Arbeidsplaatsen waar door de aard van het werk gevarenzones, met inbegrip van valgevaar of gevaar voor vallende voorwerpen, voorkomen, worden zoveel mogelijk uitgerust met voorzieningen die beletten dat werknemers deze zones zonder toestemming betreden.

€ 4.500

 

2

Er worden doeltreffende maatregelen getroffen om de werknemers die de gevarenzones mogen betreden te beschermen.

€ 4.500

       

3.37q

 

Afstandsbediening in noodgevallen

 
 

1

Indien de veiligheid en de gezondheid van de werknemers dat vereisen wordt bepaalde apparatuur in geval van nood vanaf geschikte locaties op afstand bediend.

€ 1.800

 

3

Ten behoeve van de afstandsbediening, bedoeld in het eerste lid, zijn er controleposten op geschikte locaties die in geval van nood kunnen worden gebruikt, indien nodig met inbegrip van controleposten op veilige verzamelpunten en in evacuatiestations.

€ 1.800

       

3.37r

 

Communicatiesystemen

 
 

1

Indien de veiligheid en de gezondheid van de werknemers dat vereisen wordt iedere bemande arbeidsplaats uitgerust met:

€ 2.700

   

a. een audiovisueel systeem waarmee een alarmmelding zo nodig kan worden doorgestuurd naar elk bemand deel van de arbeidsplaats;

 
   

b. een luidsprekersysteem, dat duidelijk kan worden gehoord in alle delen van de installatie waar zich vaak werknemers ophouden;

 
   

c. een systeem waarmee de verbinding met het vasteland en de hulpdiensten kan worden onderhouden.

 
 

2

Op mijnbouwinstallaties blijven de systemen, bedoeld in het eerste lid, in geval van nood operationeel. Het luidsprekersysteem wordt aangevuld met communicatiesystemen die niet afhankelijk zijn van kwetsbare stroomvoorzieningsinstallaties.

€ 2.700

 

3

De voorzieningen voor het slaan van alarm zijn op doelmatige plaatsen aangebracht.

€ 2.700

 

4

Indien werknemers aanwezig zijn op arbeidsplaatsen die normaliter niet door werknemers bemand zijn, is er een doelmatig communicatiesysteem.

€ 2.700

       

3.37s

 

Verzamelpunten en monsterrol

 
 

1

Indien de veiligheid en de gezondheid van de werknemers dat vereisen worden er verzamelpunten vastgesteld, wordt een monsterrol bijgehouden en worden de hiervoor noodzakelijke maatregelen getroffen.

€ 90

 

2

Doelmatige maatregelen worden genomen om:

€ 4.500

   

a. de evacuatiestations en de veilige verzamelpunten te beschermen tegen warmte en rook, en, zoveel mogelijk, tegen de gevolgen van explosies;

 
   

b. de vluchtroutes van en naar de evacuatiestations en verzamelpunten te allen tijde bruikbaar te laten blijven;

 
   

c. de evacuatiestations en de veilige verzamelpunten gemakkelijk bereikbaar te laten zijn vanuit de verblijfsaccommodatie en de werkruimten.

 
 

3

De maatregelen, bedoeld in het tweede lid, zijn zodanig dat ze de werknemers lang genoeg bescherming bieden om, indien nodig, in alle veiligheid een evacuatie- en reddingsoperatie te kunnen organiseren en uitvoeren.

€ 4.500

 

4

Indien de veiligheid en de gezondheid van de werknemers dat vereisen, is een van de beschermde plaatsen, bedoeld in het eerste lid, voorzien van afstandbedieningssystemen voor noodgevallen als bedoeld in artikel 3.37q en van een communicatiesysteem als bedoeld in artikel 3.37r, eerste lid, onder c.

€ 1.350

 

5

Op een mijnbouwinstallatie wordt voor elk veilig verzamelpunt een lijst opgesteld, bijgehouden en ter plaatse aangeplakt met de namen van de werknemers voor wie dat verzamelpunt is bestemd.

€ 90

 

6

Een lijst met de namen van de werknemers die in geval van nood speciale taken hebben wordt opgesteld en bijgehouden en op doelmatige plaatsen aangeplakt. De namen van deze werknemers worden eveneens vermeld in de schriftelijke instructies, bedoeld in artikel 3.33.

€ 90

       

3.37t

 

Reddingsmiddelen

 
 

1

Op een mijnbouwinstallatie zijn voor onmiddellijk gebruik voldoende geschikte middelen voor redding, evacuatie en voor directe ontsnapping in zee in noodgevallen beschikbaar.

€ 2.700

 

2

Als evacuatie van werknemers moet geschieden langs moeilijke vluchtwegen of via plaatsen waar de lucht niet of mogelijk niet ingeademd kan worden, staat zelfreddingsapparatuur voor onmiddellijk gebruik op de werkplek ter beschikking van de werknemers.

€ 2.700

 

3

Reddingsmiddelen als bedoeld in het eerste lid voldoen aan de volgende voorschriften:

€ 900

   

a. ze zijn functioneel en zo nodig uitgerust met voorzieningen om lang genoeg te kunnen overleven;

 
   

b. er zijn er voldoende van om alle werknemers die zich in de installatie kunnen ophouden te kunnen evacueren;

 
   

c. het type is afgestemd op de arbeidsplaats;

 
   

d. ze zijn van betrouwbare materialen gemaakt, rekening houdend met de reddingsfunctie en de omstandigheden waarin ze eventueel zullen worden gebruikt of waarin ze gebruiksklaar worden gehouden; en

 
   

e. ze hebben een kleur die opvalt wanneer ze worden gebruikt en zijn uitgerust met voorzieningen waarmee de gebruiker de aandacht van de redders kan trekken.

 
 

4

Het materiaal, dat nodig is in geval bij een ongeval vervoer per helikopter plaatsvindt, ligt gebruiksklaar opgeslagen in de onmiddellijke nabijheid van de helikopterlandingsplaats.

€ 2.700

       

3.37u

 

Beveiliging noodsystemen

 
   

Op mijnbouwinstallaties worden branddetectie- en brandbeschermingssystemen, inrichtingen voor brandblussing of branddoving en alarmsystemen afgeschermd tegen ongelukken en wel op zodanige wijze dat hun functies in noodgevallen operationeel blijven. Zo nodig worden dergelijke systemen in dubbele uitvoering aangebracht.

€ 2.700

       

3.37w

 

Verblijfsaccommodatie

 
 

1

In aanvulling op artikel 3.21 wordt, wanneer de aard, de omvang en de duur van de werkzaamheden op een mijnbouwinstallatie zulks vereisen, de nodige verblijfsaccommodatie ter beschikking gesteld.

€ 540

 

2

Leidingen die in geval van lekkage direct gevaar voor de gezondheid kunnen opleveren worden buiten de accommodatie en de hiermee in verbinding staande gangen gehouden. Deze accommodatie:

 
   

a. is afdoende beschermd tegen de gevolgen van explosies, binnendringen van rook en gas en het uitbreken en de verbreiding van brand, zoals omschreven in het veiligheids- en gezondheidsdocument, bedoeld in artikel 2.42;

€ 4.500

   

b. is beschermd tegen weersomstandigheden en tegen geluids- en stankhinder en ontwikkeling van rookgassen uit andere ruimten, welke gevaarlijk voor de gezondheid kunnen zijn;

€ 1.800

   

c. staat niet in rechtstreekse verbinding met besloten ruimten, waarin machines, ketels, tanks, drukvaten en dergelijke zijn opgesteld;

€ 1.800

   

d. is afgescheiden van elke werkplek en buiten gevarenzones liggen;

€ 1.800

   

e. staat, voorzover het een slaapverblijf betreft, niet in rechtstreekse verbinding met ontspanningsruimten, noch met ruimten voor het bereiden en bewaren van voedsel.

€ 1.800

 

3

De verblijfsaccommodatie is voorzien van voldoende bedden of kooien, rekening houdend met het aantal werknemers dat naar verwachting in de installatie zal slapen. In een slaapverblijf bevinden zich ten hoogste twee slaapplaatsen.

€ 540

 

4

Elke verblijfsaccommodatie beschikt over voldoende plaats voor het opbergen van kleding.

€ 270

       

3.37x

 

Kookgelegenheid

 
   

Vervallen.

 
       

3.37y

 

Veiligheid en stabiliteit

 
   

Tijdens de plaatsing van een mijnbouwinstallatie worden alle noodzakelijke maatregelen genomen om de veiligheid en de gezondheid van de werknemers te waarborgen.

€ 2.700

       

Afdeling 4

Aanvullende voorschriften benzinestations

 

3.39 t/m 3.40

Vervallen.

 
       

Afdeling 5

Bijzondere sectoren en bijzondere categorieën werknemers

 

3.46

 

Deskundig toezicht (jeugdigen)

 
   

Deskundig toezicht als bedoeld in artikel 1.37 is van toepassing op jeugdige werknemers die:

€ 2.700

   

arbeid verrichten waarbij gevaar voor instorting bestaat, of

 
   

arbeid verrichten aan, met of in directe nabijheid van hoogspanningsinstallaties.

 
       

3.48

 

Rustruimten (zwangere werknemers)

 
   

Voor zwangere werknemers en werknemers tijdens de lactatie is een geschikte, af te sluiten besloten ruimte beschikbaar, waarin gelegenheid is of onmiddellijk kan worden gemaakt voor het nemen van rust.

€ 540

   

In een rustruimte is een deugdelijk, al of niet opvouwbaar bed of een deugdelijke rustbank beschikbaar.

 
       
Tarieflijst Boetenormbedragen Deel 2 Arbeidsomstandighedenbesluit (vervolg)

Artikel

Lid

Beboetbare feiten

Boete normbedrag

Hoofdstuk 4

Gevaarlijke stoffen en biologische agentia

 

Afdeling 1

Gevaarlijke stoffen

 

4.1b

 

Zorgplicht van de werkgever

 
 

1

In alle gevallen waarin werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen, zorgt de werkgever voor een doeltreffende bescherming van de gezondheid en veiligheid van de werknemer.

€ 1.800

 

2

Aan het bepaalde in het eerste lid wordt voldaan indien:

 
   

a. in het kader van de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, de aard, mate en duur van de blootstelling is beoordeeld in overeenstemming met artikel 4.2;

 
   

b. doeltreffende maatregelen zijn getroffen ter voorkoming of beperking van de blootstelling in overeenstemming met de artikelen 4.1c en 4.4 dan wel in overeenstemming met de artikelen 4.17, 4.18 en 4.19;

 
   

c. preventieve maatregelen zijn getroffen ter voorkoming van ongewilde gebeurtenissen in overeenstemming met artikel 4.6.

 
   

Lid 2 wordt beboet via lid 1.

 
       

4.1c

 

Beperken van blootstelling; algemene preventieve maatregelen

 
 

1

In alle gevallen waarin arbeid wordt verricht waarbij werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen, wordt, in het kader van artikel 3 van de wet, de blootstelling van werknemers aan gevaarlijke stoffen voorkomen of geminimaliseerd door:

 
 

a

het ontwerp en de organisatie van de arbeidssystemen op de werkplek;

€ 4.500

 

b

gebruik te maken van adequate arbeidsmiddelen;

€ 4.500

 

c

gebruik te maken van adequate voorzieningen bij het uitvoeren van reparatie- of onderhoudswerkzaamheden;

€ 4.500

 

d

het aantal werknemers, dat wordt of kan worden blootgesteld te minimaliseren;

€ 4.500

 

e

de mate en duur van de blootstelling te minimaliseren;

€ 4.500

 

f

de grootst mogelijke zorgvuldigheid, ordelijkheid en zindelijkheid in acht te nemen;

€ 900*

 

g

de hoeveelheid gevaarlijke stoffen op de werkplek zoveel mogelijk te beperken;

€ 4.500

 

h

passende werkmethoden in te voeren, met inbegrip van regelingen voor de veilige behandeling, opslag en vervoer op de werkplek van gevaarlijke stoffen en van afvalstoffen die gevaarlijke stoffen bevatten;

€ 4.500

 

i

op de verpakking van een gevaarlijke stof opvallend en goed leesbaar de naam van de stof en een aanduiding van de aard van het gevaar of de gevaren, verbonden aan die stof te vermelden;

€ 540

 

j

arbeid slechts te laten verrichten door personen die in een zodanige lichamelijke en geestelijke toestand verkeren en op het gebied van die arbeid over een zodanige basiskennis beschikken, dat zij voldoende in staat zijn de daaraan verbonden gevaren te onderkennen en te voorkomen;

€ 540*

 

k

te zorgen dat op plaatsen waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn, niet wordt gerookt, gegeten, gedronken, geslapen of voedsel wordt bewaard;

€ 4.500*

 

2

De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, zijn in overeenstemming met de stand van de wetenschap en techniek.

€ 4.500

       

4.2

 

Nadere voorschriften risico-inventarisatie en -evaluatie, beoordelen

 
 

1

Indien werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen, ongeacht of met deze stoffen daadwerkelijk arbeid wordt of zal worden verricht , worden in het kader van de ri&e: de aard, mate en duur van die blootstelling beoordeeld teneinde de gevaren of de hinder voor de werknemers te bepalen.

€ 900

 

2

Met betrekking tot de aard van de blootstelling wordt in ieder geval vastgesteld aan welke gevaarlijke stoffen werknemers worden of kunnen worden blootgesteld, wat de gevaren zijn die aan die stoffen zijn verbonden, in welke situaties blootstelling zich kan voordoen en op welke wijze blootstelling kan plaatsvinden.

€ 900

 

3

Met betrekking tot de mate van blootstelling aan gevaarlijke stoffen wordt in ieder geval vastgesteld wat het blootstellingsniveau is.

€ 900

 

4

Voor het doeltreffend vaststellen van het blootstellingniveau wordt gebruik gemaakt van geschikte, genormaliseerde meetmethodes, dan wel andere voor het doel geschikte meetmethodes of kwantitatieve evaluatiemethodes.

€ 900

 

5

Bij de beoordeling bedoeld in het eerste lid, worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:

€ 900

   

a. de informatie over de veiligheid en gezondheid die door de leverancier van een gevaarlijke stof bij of krachtens wettelijk voorschrift moet worden verstrekt, alsmede de voor de risico-evaluatie noodzakelijke aanvullende informatie van de leverancier of uit andere gemakkelijk toegankelijke bronnen;

 
   

b. de omstandigheden tijdens werkzaamheden waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, waaronder begrepen de hoeveelheid gevaarlijke stoffen waaraan werknemers worden of kunnen worden blootgesteld;

 
   

c. de redelijkerwijs voorzienbare gebeurtenissen die kunnen leiden tot een aanzienlijke toename van de mate van blootstelling ook indien er preventieve maatregelen zijn getroffen;

 
   

d. de effectiviteit van de genomen of te nemen preventiemaatregelen;

 
   

e. voor zover van toepassing, de resultaten van de arbeidsgezondheidskundige onderzoeken, bedoeld in de artikelen 4.10a en 4.10b.

 
 

6

Indien sprake is van verschillende gevaarlijke stoffen, wordt de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, gebaseerd op het risico dat die gevaarlijke stoffen in combinatie opleveren.

€ 900

 

7

De in het eerste lid bedoelde mate van blootstelling wordt overeenkomstig het vierde lid getoetst aan de voor de betrokken stof vastgestelde grenswaarde.

€ 900

 

8

De beoordeling, bedoeld in het eerste lid, wordt regelmatig herzien, in ieder geval indien wordt aangevangen met nieuwe werkzaamheden waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken en voorts wanneer gewijzigde omstandigheden of de resultaten van de arbeidsgezondheidskundige onderzoeken, bedoeld in de artikelen 4.10a en 4.10b, hiertoe aanleiding geven.

€ 1.800

       

4.2a

 

Nadere voorschriften risico-inventarisatie en -evaluatie, aanvullende registratie

 
   

Indien op de arbeidsplaats in verband met de aard van de werkzaamheden die daar worden uitgevoerd, gevaarlijke stoffen plegen voor te komen die bij of krachtens de Wet milieubeheer worden ingedeeld in de categorie ‘voor de voortplanting vergiftig’, bedoeld in artikel 9.2.3.1, tweede lid, onder n, van die wet, alsmede stoffen als bedoeld in richtlijn nr. 67/548/EEG van de Raad van de Europese Economische Gemeenschap van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke

€ 450

   

bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (PbEG L 196) die met de waarschuwingszin R64 worden gekenmerkt overeenkomstig de criteria in paragraaf 3.2.8 van bijlage VI bij deze richtlijn, worden met betrekking tot die stoffen in de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, in aanvulling op artikel 4.2, de volgende gegevens vermeld:

 
   

a. de hoeveelheid van de stof die per jaar pleegt te worden vervaardigd of gebruikt dan wel aanwezig pleegt te zijn in verband met opslag;

 
   

b. het aantal werknemers dat arbeid pleegt te verrichten op de arbeidsplaats waar de stof pleegt voor te komen;

 
   

c. de vorm van de arbeid die met de stof pleegt te worden verricht.

 
       

4.2b

 

Zorgvuldigheid, ordelijkheid en zindelijkheid

 
   

Vervallen.

 
       

4.3

 

Grenswaarden

 
 

2

Indien er geen wettelijke grenswaarde voor een bepaalde gevaarlijke stof is vastgesteld, stelt de werkgever een grenswaarde voor die stof vast. Deze grenswaarde is op een zodanig niveau vastgesteld dat er geen schade kan ontstaan aan de gezondheid van de werknemer.

€ 4.500

 

3

Bij overschrijding van een grenswaarde worden, met inachtneming van artikel 4.4, onverwijld doeltreffende maatregelen genomen om de concentratie terug te brengen tot beneden die waarde.

€ 4.500

 

4

Zolang de maatregelen, bedoeld in het derde lid, nog niet volledig ten uitvoer zijn gelegd of niet tot een doeltreffende bescherming leiden, wordt de arbeid alleen voortgezet, indien doeltreffende maatregelen zijn genomen om schade aan de gezondheid van de werknemers te voorkomen.

€ 4.500

       

4.3a

 

Beperken van blootstelling; algemene preventieve maatregelen

 
   

a. Vervallen.

 
       

4.4

 

Arbeidshygiënische strategie

 
 

1

Voor zover uit de resultaten van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2, blijkt dat er gevaar voor de veiligheid of de gezondheid van de werknemers bestaat, zijn doeltreffende maatregelen genomen om te voorkomen dat de werknemers bij hun arbeid kunnen worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen in zodanige mate, dat hun veiligheid in gevaar kan worden gebracht of dat schade kan worden toegebracht aan hun gezondheid.

€ 4.500

 

2

Voor zover dit redelijkerwijs mogelijk is, worden bij de toepassing van het eerste lid gevaarlijke stoffen vervangen door stoffen waarbij de werknemers, gelet op de eigenschappen van die stoffen, de aard van de arbeid, de werkmethoden en de werkomstandigheden, niet of minder aan gevaar voor hun veiligheid of gezondheid worden blootgesteld.

€ 4.500

 

3

Indien vervanging redelijkerwijs niet mogelijk is of indien er nog een gevaar voor de veiligheid of gezondheid van de werknemers resteert, worden voor de toepassing van het eerste lid, zodanige technische maatregelen, werkprocessen, uitrustingen en materialen toegepast, dat het vrijkomen van gevaarlijke stoffen is voorkomen of zodanig beperkt, dat gevaar voor de veiligheid of de gezondheid van de werknemers is voorkomen of zoveel mogelijk verminderd.

€ 4.500

 

4

Voor zover de maatregelen, genoemd in het tweede en derde lid, redelijkerwijs niet mogelijk zijn of het gevaar voor de veiligheid of de gezondheid niet volledig wegnemen, worden voor de toepassing van het eerste lid collectieve beschermingsmaatregelen bij de bron of organisatorische maatregelen getroffen, zodanig dat gevaar voor de veiligheid of de gezondheid wordt voorkomen.

€ 4.500

 

5

Voor zover de maatregelen zoals genoemd in het tweede, derde en vierde lid, redelijkerwijs niet mogelijk zijn of het gevaar voor de veiligheid of de gezondheid niet volledig wegnemen, worden voor de toepassing van het eerste lid, daarvoor geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking gesteld.

€ 4.500

 

6

De duur van het dragen van de persoonlijke beschermingsmiddelen, bedoeld in het vijfde lid, wordt voor ieder van de werknemers tot het strikt noodzakelijke beperkt.

€ 1.800

       

4.5

 

Ventilatie

 
 

1

Indien verontreinigde lucht wordt afgevoerd, is gelijktijdig voldoende toevoer van niet-verontreinigde lucht gewaarborgd.

€ 1.350

       

4.6

 

Voorkomen van ongewilde gebeurtenissen

 
 

1

In alle gevallen waarin werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen zijn zodanige maatregelen getroffen dat het gevaar, dat zich met betrekking tot die stoffen of met betrekking tot de arbeid met die stoffen een ongewilde gebeurtenis voordoet, zoveel mogelijk is vermeden. Met name worden maatregelen getroffen om:

€ 4.500

   

a. de aanwezigheid van gevaarlijke concentraties van ontvlambare stoffen of gevaarlijke hoeveelheden chemisch onstabiele stoffen op de werkplek te voorkomen of, wanneer dat gezien de aard van de werkzaamheden niet mogelijk is;

 
   

b. ervoor te zorgen dat er geen ontbrandingsbronnen aanwezig zijn die brand en explosies kunnen veroorzaken, of om ongunstige omstandigheden te vermijden die ertoe kunnen leiden dat chemisch onstabiele stoffen of mengsels van stoffen ongelukken met ernstige fysieke gevolgen veroorzaken, en

 
   

c. de schadelijke gevolgen voor de gezondheid en de veiligheid van de werknemers als gevolg van brand en explosies ten gevolge van het ontbranden van ontvlambare stoffen, of ernstige fysieke gevolgen ten gevolge van ongelukken veroorzaakt door chemisch onstabiele stoffen of mengsels van stoffen te verminderen.

 
 

2

De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, zijn afgestemd op de aard van de activiteiten, waaronder begrepen opslag, behandeling en scheiding van onverenigbare gevaarlijke stoffen, en deze maatregelen beschermen de werknemers tegen de gevaren van fysisch-chemische eigenschappen van gevaarlijke stoffen.

€ 4.500

       

4.7

 

Maatregelen bij ongewilde gebeurtenissen

 
 

1

Voor zover uit de resultaten van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2, blijkt dat er gevaar voor de veiligheid of de gezondheid van de werknemers bestaat, zijn in aanvulling op artikel 15 van de wet doeltreffende procedures opgesteld die in werking treden indien zich een ongewilde gebeurtenis voordoet.

€ 1.800

 

2

Op grond van de procedures, bedoeld in het eerste lid, zijn zodanige technische of organisatorische maatregelen genomen, dat wanneer zich een ongewilde gebeurtenis voordoet de gevolgen hiervan zoveel mogelijk worden beperkt.

€ 4.500

 

3

Ter naleving van het tweede lid worden in ieder geval de volgende maatregelen genomen:

 
   

a. er worden onmiddellijk doeltreffende maatregelen genomen om de gevolgen van een ongewilde gebeurtenis zoveel mogelijk te beperken en er wordt zo spoedig mogelijk zorg gedragen voor het herstel van de veilige toestand;

€ 3.600

   

b. de werknemers worden onverwijld ingelicht over de ongewilde gebeurtenis en er wordt zorg voor gedragen dat zij zich verwijderen uit de getroffen zone;

€ 540

   

c. uitsluitend de werknemers of andere personen, belast met het uitvoeren van de noodzakelijke herstelwerkzaamheden, betreden, met gebruik van doeltreffende middelen en persoonlijke beschermingsmiddelen, de getroffen zone;

€ 4.500*

   

d. de werknemers en andere personen, bedoeld in onderdeel c, zijn niet langer dan strikt noodzakelijk voor het herstel van de veilige toestand in de getroffen zone aanwezig;

€ 4.500*

   

e. er zijn in aanvulling op artikel 15 van de wet doeltreffende waarschuwings- en andere communicatiesystemen beschikbaar ten behoeve van de signalering van een toegenomen risico voor de veiligheid en gezondheid en die voldoen aan het bepaalde bij of krachtens afdeling 2 van hoofdstuk 8;

€ 1.800

   

f. er wordt voorkomen dat anderen dan de personen, bedoeld in onderdeel c., de getroffen zone betreden.

€ 540

 

4

De werkgever zorgt ervoor dat de bedrijfshulpverleners, bedoeld in artikel 15 van de wet , en de externe hulpverleningsorganisaties desgewenst kennis kunnen nemen van de maatregelen, bedoeld in het derde lid.

€ 90

 

5

De informatie over de maatregelen, bedoeld in het vierde lid, omvat in ieder geval:

€ 90

   

a. een beschrijving van de gevaren op grond van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2;

 
   

b. een beschrijving van de redelijkerwijs voorzienbare specifieke gevaren op grond van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2, die kunnen ontstaan bij een ongewilde gebeurtenis;

 
   

c. een beschrijving van de maatregelen die zijn getroffen ter naleving van artikel 4.6, eerste en tweede lid;

 
   

d. een omschrijving van de procedures, bedoeld in het eerste lid.

 
       

4.7

 

Veiligheid aan, op of in tankschepen

 
   

Vervallen.

 
       

4.8

 

Ontplofbare stoffen

 
 

1

Arbeid waarbij voor demolitie, zijnde het springen van objecten of materialen, of voor onderhoud, gebruik wordt gemaakt van stoffen die op grond van de Wet milieubeheer voldoen aan de criteria voor indeling in de categorie ‘ontplofbaar’, bedoeld in artikel 9.2.3.1, tweede lid, onder a, van die wet, wordt verricht volgens een vooraf opgesteld springplan of bij de verkenning naar, opsporing of winning van delfstoffen, een vooraf opgesteld programma. De inhoud van het springplan of programma bevat een deugdelijke beschrijving van de uit te voeren werkzaamheden, de daaraan verbonden gevaren en de wijze waarop deze gevaren zoveel mogelijk voorkomen of beperkt zullen worden.

€ 1.800

 

2

Demolitie- en onderhoudswerkzaamheden als bedoeld in het eerste lid worden verricht door of onder voortdurend toezicht van een persoon die in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid springmeester met betrekking tot de soort arbeid die wordt verricht dat is afgegeven door Onze Minister of een certificerende instelling.

€ 1.800*

 

3

Werkzaamheden bestaande uit het springen van materialen ten behoeve van de verkenning, opsporing of winning van delfstoffen als bedoeld in het eerste lid worden verricht door personen die in het bezit zijn van een getuigschrift van schietmeester dat is afgegeven door Onze Minister of een door Onze Minister daartoe aangewezen instelling.

€ 1.800*

 

4

Het springplan of programma, bedoeld in het eerste lid, het certificaat van vakbekwaamheid springmeester, bedoeld in het tweede lid, dan wel het getuigschrift van schietmeester, bedoeld in het derde lid of een afschrift daarvan zijn op de arbeidsplaats beschikbaar en worden desgevraagd getoond aan de toezichthouder.

€ 90*

       

4.9

 

Professioneel vuurwerk

 
 

1

Arbeid waarbij professioneel vuurwerk als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit tot ontbranding wordt gebracht, ten behoeve daarvan ter plaatse wordt opgebouwd, geïnstalleerd, gemonteerd, geassembleerd, dan wel na ontbranding verwijderd, wordt verricht volgens een vooraf opgesteld werkplan, dat een deugdelijke beschrijving bevat van de uit te voeren werkzaamheden, de daaraan verbonden gevaren en de wijze waarop deze gevaren zoveel mogelijk voorkomen of beperkt zullen worden.

€ 4.500

 

2

De arbeid, bedoeld in het eerste lid, alsmede arbeid bestaande uit het bewerken van professioneel vuurwerk in een inrichting als bedoeld in artikel 3.2.1 van het Vuurwerkbesluit, wordt verricht door of onder voortdurend toezicht van een persoon, die in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid professioneel vuurwerk dat is afgegeven door de minister van SZW of een certificerende instelling.

€ 1.800*

 

3

Het in het eerste onderscheidenlijk tweede lid bedoelde werkplan en certificaat van vakbekwaamheid of een afschrift daarvan zijn op de arbeidsplaats aanwezig en worden desgevraagd getoond aan de toezichthouder.

€ 90*

       

4.8b

 

Grenswaarden

 
   

Vervallen.

 
       

4.9

 

Arbeidshygiënische strategie

 
   

Vervallen.

 
       

4.10

 

Conventionele explosieven

 
 

2

Arbeid bestaande uit het opsporen van conventionele explosieven wordt verricht door een bedrijf dat voor de te verrichten arbeid in het bezit is van een procescertificaat opsporen conventionele explosieven dat is afgegeven door Onze Minister of een certificerende instelling.

€ 1.800

 

3

Het certificaat, bedoeld in het tweede lid, of een afschrift daarvan is op de arbeidsplaats aanwezig en wordt desgevraagd getoond aan de toezichthouder.

€ 90

       

4.10a

 

Onderzoek

 
 

1

Iedere werknemer die voor de eerste keer kan worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen, wordt, in aanvulling op artikel 18 van de wet, in de gelegenheid gesteld om vóór de aanvang van de werkzaamheden waarbij blootstelling kan ontstaan een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan.

€ 90

 

2

Indien bij een werknemer een schadelijke invloed op de gezondheid dan wel een aantoonbare ziekte wordt geconstateerd die het gevolg zou kunnen zijn van blootstelling aan gevaarlijke stoffen, worden werknemers, die op soortgelijke wijze zijn blootgesteld, tussentijds in de gelegenheid gesteld een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan.

€ 90

 

4

De werknemer wordt geïnformeerd over de wijze waarop hij na beëindiging van de blootstelling in de gelegenheid wordt gesteld een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan.

€ 90

 

5

Alle gegevens die nodig zijn om de blootstelling van de werknemers aan gevaarlijke stoffen te kunnen beoordelen en te kunnen adviseren over de periodiciteit en inhoud van de arbeidsgezondheidskundige onderzoeken, en de te nemen preventieve maatregelen kunnen worden ingezien door de deskundige persoon, bedoeld in artikel 2.14a, tweede lid, of de arbodienst.

€ 90

       

4.10b

 

Onderzoek en biologische grenswaarden

 
 

1

Iedere werknemer die wordt of kan worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen waarvoor een biologische grenswaarde als bedoeld in artikel 4.1, tweede lid, onderdeel b, is vastgesteld, wordt in de gelegenheid gesteld om een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan:

€ 90

   

a. vóór de aanvang van de blootstelling;

 
   

b. bij het overschrijden van de biologische grenswaarde.

 
 

2

Het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, omvat onder meer een onderzoek naar het gehalte van de betreffende stof in het bij de biologische grenswaarde vastgestelde biologische medium.

€ 90

       

4.10c

 

Uitvoering en inhoud van onderzoek

 
   

Vervallen.

 
       

4.10c

 

Dossiers en registratie

 
 

4

De resultaten van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek worden in passende vorm geregistreerd en voor iedere werknemer tot ten minste 40 jaar na beëindiging van diens blootstelling aan gevaarlijke stoffen bewaard, evenals de lijst van werknemers, bedoeld in artikel 4.15, en het register van blootgestelde werknemers, bedoeld in artikel 4.53, eerste lid.

€ 90

 

5

In geval de werkzaamheden in het bedrijf of de inrichting van de werkgever gedurende de termijn van 40 jaar, bedoeld in het vierde lid, worden gestaakt, worden de documenten, bedoeld in het vierde lid, overgedragen aan de toezichthouder.

€ 90

       

4.10d

 

Voorlichting en onderricht

 
 

1

In alle gevallen waarbij arbeid wordt verricht waarbij werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen, wordt in overeenstemming met artikel 8 van de wet, voorlichting en onderricht gegeven, waarbij ten minste aandacht wordt besteed aan:

€ 540

   

a. mogelijke gevaren voor de gezondheid die zijn verbonden aan het werken met gevaarlijke stoffen op grond van de resultaten van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2;

 
   

b. aard van de blootstelling, bedoeld in artikel 4.2, eerste lid;

 
   

c. grenswaarden;

 
   

d. de te treffen voorzorgsmaatregelen om blootstelling te voorkomen of te beperken tot een zo laag mogelijk niveau;

 
   

e. de te treffen voorzorgsmaatregelen om zoveel mogelijk te voorkomen dat zich met betrekking tot gevaarlijke stoffen een ongewilde gebeurtenis voordoet;

 
   

f. de hygiënische maatregelen;

 
   

g. het dragen en gebruiken van persoonlijke beschermingsmiddelen;

 
   

h. de te nemen maatregelen in geval zich een ongewilde gebeurtenis voordoet met gevaarlijke stoffen.

 
 

2

De werkgever brengt de werknemers op de hoogte van de informatie over de veiligheid en gezondheid die door de leverancier van een gevaarlijke stof wordt verstrekt, waaronder begrepen de verplichte informatie die bij of krachtens wettelijk voorschrift wordt verstrekt.

€ 90

 

3

De wijze van voorlichting en onderricht is afgestemd op de resultaten van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2.

€ 540

 

4

De voorlichting en het onderricht worden geactualiseerd indien gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding geven.

€ 540

       

Afdeling 2

Aanvullende voorschriften kankerverwekkende of mutagene stoffen en kankerverwekkende processen

 

4.13

 

Nadere voorschriften inventarisatie en evaluatie

 
   

In alle gevallen waarin arbeid wordt verricht waarbij werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan kankerverwekkende of mutagene stoffen of aan stoffen die vrijkomen bij kankerverwekkende processen, worden, met betrekking tot deze stoffen of processen in de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet en in aanvulling op artikel 4.2, in ieder geval de volgende gegevens opgenomen:

€ 450

   

a. de reden waarom het gebruik van een kankerverwekkende stof of het toepassen van een kankerverwekkend proces voor het verrichten van de arbeid strikt noodzakelijk is en vervanging technisch niet uitvoerbaar is;

 
   

b. de hoeveelheid van de kankerverwekkende of mutagene stof die per jaar pleegt te worden vervaardigd of gebruikt dan wel aanwezig pleegt te zijn in verband met de opslag respectievelijk de frequentie waarmee een proces per jaar pleegt te worden toegepast;

 
   

c. de soort arbeid die met de kankerverwekkende of mutagene stof pleegt te worden verricht of waarbij het kankerverwekkende proces pleegt te worden toegepast;

 
   

d. het aantal werknemers dat aan een kankerverwekkende of mutagene stof of een kankerverwekkend proces pleegt te worden blootgesteld of kan worden blootgesteld;

 
   

e. de preventieve maatregelen die zijn genomen om de blootstelling van werknemers aan kankerverwekkende of mutagene stoffen of aan stoffen die vrijkomen bij kankerverwekkende processen te voorkomen of te minimaliseren;

 
   

f. de persoonlijke beschermingsmiddelen die worden gebruikt bij arbeid waarbij werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan kankerverwekkende of mutagene stoffen of aan stoffen die vrijkomen bij kankerverwekkende processen;

 
   

g. de gevallen waarin kankerverwekkende of mutagene stoffen of kankerverwekkende processen worden vervangen door stoffen of processen waarbij de werknemers niet of minder aan gevaar voor hun veiligheid of gezondheid worden blootgesteld.

 
       

4.15

 

Lijst van werknemers

 
 

1

Er wordt een lijst bijgehouden van werknemers die worden of kunnen worden blootgesteld aan kankerverwekkende of mutagene stoffen of stoffen die vrijkomen bij een kankerverwekkend proces, , onder vermelding van de blootstelling die zij hebben ondergaan.

€ 90

 

2

Iedere werknemer heeft recht op inzage in de gegevens die in voornoemde lijst met betrekking tot hem zijn opgenomen.

€ 90

       

4.16

 

Grenswaarden

 
 

2

Indien er geen wettelijke grenswaarde voor een bepaalde kankerverwekkende of mutagene stof of stof die vrijkomt bij een kankerverwekkend proces is vastgesteld, stelt de werkgever een zo laag mogelijke grenswaarde voor die stof vast.

€ 4.500

 

3

Bij overschrijding van een grenswaarde worden, met inachtneming van de artikelen 4.17 en 4.18, onverwijld doeltreffende maatregelen genomen om de concentratie terug te brengen tot beneden die waarde.

€ 4.500

 

4

Zolang de maatregelen, bedoeld in het derde lid nog niet volledig ten uitvoer zijn gelegd of niet tot een doeltreffende bescherming leiden, wordt de arbeid alleen voortgezet, indien doeltreffende maatregelen zijn genomen om schade aan de gezondheid van de werknemers te voorkomen, dan wel om het blootstellingniveau tot een zo laag mogelijk niveau onder de grenswaarde te brengen.

€ 4.500

       

4.17

 

Voorkomen van blootstelling; vervangen

 
   

Zodanige technische en organisatorische maatregelen zijn genomen dat de kans op blootstelling van werknemers aan kankerverwekkende of mutagene stoffen of stoffen die vrijkomen bij kankerverwekkende processen zoveel mogelijk bij de bron daarvan wordt voorkomen, met name door kankerverwekkende of mutagene stoffen en kankerverwekkende processen, voor

€ 4.500

   

zover dit technisch uitvoerbaar is, te vervangen door stoffen of processen waarbij de werknemers, gelet op de eigenschappen van die stoffen of processen, de aard van de arbeid, de werkmethoden en de werkomstandigheden, niet of minder aan gevaar voor hun veiligheid of gezondheid worden blootgesteld.

 
       

4.18

 

Voorkomen of beperken van blootstelling

 
 

1

Voor zover uit de resultaten van de beoordeling, bedoeld in het artikel 4.2, eerste lid, blijkt dat er gevaar voor de gezondheid van de werknemers bestaat en dat het op doeltreffende wijze voorkomen van blootstelling door het nemen van maatregelen als bedoeld in artikel 4.17 technisch niet uitvoerbaar is, wordt de blootstelling, voor zover dit technisch uitvoerbaar is, bij de bron voorkomen of teruggebracht tot een zo laag mogelijk niveau onder de grenswaarde, met name door de productie en het gebruik van kankerverwekkende of mutagene stoffen of kankerverwekkende processen plaats te doen vinden in een gesloten systeem.

€ 4.500

 

2

Indien het voorkomen van blootstelling of het terugbrengen van blootstelling tot een zo laag mogelijk niveau onder de grenswaarde technisch niet uitvoerbaar is, worden collectieve maatregelen genomen om kankerverwekkende of mutagene stoffen of stoffen die vrijkomen bij kankerverwekkende processen op doeltreffende wijze bij de bron te verwijderen, onder meer door plaatselijke afvoer van de lucht, zo nodig aangevuld door algemene ventilatie, waarbij, met inachtneming van artikel 4.5, gelijktijdig voldoende toevoer van niet-verontreinigde lucht is gewaarborgd zonder dat hierbij gevaar ontstaat voor de volksgezondheid en het milieu.

€ 4.500

 

3

Indien het technisch niet uitvoerbaar is om blootstelling van werknemers te voorkomen of te beperken tot een zo laag mogelijk niveau onder de grenswaarde door middel van de maatregelen, bedoeld in het tweede lid , worden aan de werknemers die worden of kunnen worden blootgesteld, persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking gesteld.

€ 4.500*

   

Voor dit feit kan een werknemer uitsluitend worden beboet voor het niet gebruiken van de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen.

 
 

4

Indien de werkzaamheden worden verricht met gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen overeenkomstig het derde lid, wordt de duur van het dragen daarvan voor ieder van deze werknemers tot het strikt noodzakelijke beperkt.

€ 1.800

       

4.19

 

Beperken van blootstelling

 
   

In alle gevallen waarin arbeid wordt verricht waarbij werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan kankerverwekkende of mutagene stoffen of stoffen die vrijkomen bij kankerverwekkende processen, worden in aanvulling op artikel 4.1c en artikel 4.18 de volgende maatregelen genomen om blootstelling van werknemers te voorkomen of te beperken tot een zo laag mogelijk niveau onder de grenswaarde:

 
   

a) de werknemers zijn voldoende vertrouwd met de aard van hun werkzaamheden en hebben voldoende kennis van de gevaren die aan de blootstelling zijn verbonden en van de voorzieningen die getroffen zijn of door hen moeten worden getroffen om die gevaren te voorkomen of te beperken;

€ 1.800*

   

b) voorkomen wordt dat gevarenzones worden betreden door anderen dan de werknemers of andere personen die de zones in verband met hun arbeid moeten betreden;

€ 1.350

   

c) gevarenzones worden gemarkeerd door middel van waarschuwings- en veiligheidssignalen die voldoen aan het bij of krachtens afdeling 2 van hoofdstuk 8 bepaalde;

€ 540

   

d) gebruik wordt gemaakt van doeltreffende middelen voor veilig opslaan, hanteren en vervoeren van kankerverwekkende of mutagene stoffen, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van hermetisch gesloten en duidelijk zichtbaar gekenmerkte houders;

€ 4.500

   

e) gebruik wordt gemaakt van doeltreffende middelen voor het veilig verzamelen, opslaan en verwijderen van afvalstoffen, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van hermetisch gesloten en duidelijk zichtbaar gekenmerkte houders.

€ 4.500

       

4.20

 

Hygiënische beschermingsmaatregelen

 
 

1

Zones zijn ingericht waar de werknemers zonder gevaar voor blootstelling kunnen eten en drinken.

€ 1.350

 

2

Aan werknemers die worden of kunnen worden blootgesteld aan mutagene of kankerverwekkende stoffen of stoffen die vrijkomen bij kankerverwekkende processen wordt doeltreffende werkkleding ter beschikking gesteld die voldoet aan afdeling 1 van hoofdstuk 8 en die door de werknemers bij de arbeid steeds wordt gedragen.

€ 1.350*

 

3

In aanvulling op artikel 3.22 wordt de werkkleding op een andere plaats opgeborgen dan de overige kleding.

€ 1.350*

 

4

In aanvulling op artikel 3.23 zijn voor de werknemers doelmatige wasgelegenheden en doucheruimten beschikbaar.

€ 1.350

 

5

Persoonlijke beschermingsmiddelen worden volgens instructie op de daartoe aangewezen plaats bewaard en na ieder gebruik gereinigd en voor ieder gebruik gecontroleerd.

€ 1.350*

   

Voor de feiten in dit artikel kan een werknemer uitsluitend worden beboet voor het niet gebruiken van de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen.

 
       

4.23

 

Uitvoering en inhoud van onderzoek

 
 

2

De deskundige persoon, bedoeld in artikel 2.14a, tweede lid, of de arbodienst heeft recht op inzage in de in artikel 4.15 bedoelde lijst van blootgestelde werknemers. Hem staan voorts alle gegevens ter beschikking die hij nodig heeft om de blootstelling van de werknemers aan kankerverwekkende of mutagene stoffen en stoffen die vrijkomen bij kankerverwekkende processen te kunnen beoordelen en te kunnen adviseren over de periodiciteit en inhoud van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek, bedoeld in het eerste lid, de te nemen preventieve maatregelen of persoonlijke beschermende maatregelen.

€ 90

       

Afdeling 4

Benzeen en gechloreerde koolwaterstoffen

 

4.36

 

Verbod van benzeen en gechloreerde koolwaterstoffen

 
   

Vervallen.

 
       

Afdeling 5

Aanvullende voorschriften asbest

 

4.45

 

Preventieve maatregelen

 
 

1

De concentratie van asbeststof in de lucht wordt zo laag mogelijk onder de grenswaarde, bedoeld in artikel 4.46, gehouden.

€ 4.500

   

Ter naleving van het eerste lid worden de volgende maatregelen genomen:

 
   

a. de werkmethoden zijn zo ingericht dat er geen asbeststof wordt geproduceerd of indien dat technisch niet mogelijk is, dat geen asbeststof in de lucht vrijkomt;

*

   

b. gebouwen, installaties en uitrustingen die dienen voor het toepassen of het bewerken van asbest of van asbesthoudende producten worden doeltreffend en regelmatig gereinigd en onderhouden;

*

   

c. asbest, een asbesthoudend product en een product waaruit asbeststof vrijkomt worden opgeborgen en vervoerd in een daartoe geschikte en gesloten verpakking;

*

   

d. afvalstoffen, ontstaan als gevolg van het bewerken of verwerken van asbest of van asbesthoudende producten, worden zo spoedig mogelijk verzameld en afgevoerd in een daartoe geschikte en gesloten verpakking, voorzien van een etiket met de duidelijke en goed leesbare vermelding dat de inhoud daarvan asbest bevat.

*

   

Voor het ten laste leggen van één of meer van deze onderdelen wordt het boetenormbedrag bij het eerste lid gehanteerd (€ 4.500).

 
       

4.45a

 

Voorlichting

 
   

Aan werknemers die arbeid verrichten waarbij gevaar voor blootstelling aan asbeststof bestaat, wordt doeltreffende voorlichting gegeven over:

€ 540

   

a. mogelijke gevaren voor de gezondheid van blootstelling aan asbeststof;

 
   

b. de noodzaak van het toezicht op het asbestgehalte in de lucht en de daarvoor geldende grenswaarden;

 
   

c. de maatregelen inzake de hygiëne, bedoeld in artikel 4.51;

 
   

d. maatregelen om de blootstelling aan asbeststof zo laag mogelijk te houden;

 
   

e. het juiste gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen en kleding.

 
       

4.45b

 

Onderricht

 
 

1

Voor alle werknemers die werkzaamheden verrichten waarbij zij aan asbeststof worden of kunnen worden blootgesteld wordt met regelmatige tussenpozen een passende opleiding verzorgd.

€ 540

 

2

Deze opleiding is toegespitst op het kennisniveau en de ervaring van de werknemers en verschaft hen de nodige kennis en vaardigheden inzake veiligheid en preventie met name met betrekking tot:

€ 540

   

a. eigenschappen van asbest en de invloed van asbest op de gezondheid, met inbegrip van het synergetische effect van roken;

 
   

b. soorten producten en materialen die asbest kunnen bevatten;

 
   

c. handelingen die kunnen leiden tot blootstelling aan asbest en het belang van preventieve controles om blootstelling tot een minimum te beperken;

 
   

d. veilige werkwijzen, controles en beschermingsmiddelen;

 
   

e. de keuze en selectie, de beperkingen en het juiste gebruik van ademhalingsapparatuur;

 
   

f. noodprocedures;

 
   

g. ontsmettingsprocédés;

 
   

h. de wijze waarop de verwijdering van afvalstoffen veilig kan worden uitgevoerd;

 
   

i. de eisen inzake medisch toezicht.

 
       

4.46

 

Grenswaarde

 
   

De concentratie van asbeststof in de lucht overschrijdt niet de grenswaarde van 0,01 vezel per kubieke centimeter, berekend over een referentieperiode van 8 uur.

€ 4.500

       

4.47

 

Meten en monsterneming

 
 

1

Om de naleving van de grenswaarde, bedoeld in artikel 4.46, te kunnen waarborgen, wordt, in het kader van de risicobeoordeling, bedoeld in artikel 4.2, de concentratie asbeststof in de lucht waaraan de werknemers in verband met de arbeid worden blootgesteld, gemeten.

€ 900

 

2

Het meten geschiedt op gezette tijden, afhankelijk van de resultaten van de eerste risicobeoordeling, bedoeld in artikel 4.2.

€ 900

 

5

De monsterneming is representatief voor de individuele blootstelling van de werknemers aan asbeststof.

€ 900

 

6

De monsterneming wordt zodanig uitgevoerd dat door meting, of door berekening van deze meting, gewogen in de tijd, de blootstelling van werknemers aan asbeststof kan worden vastgesteld die representatief is voor een referentieperiode van 8 uur.

€ 900

 

7

Het nemen van monsters wordt uitgevoerd door een persoon die de daarvoor vereiste deskundigheid bezit.

€ 1.800

 

8

De na het nemen van monsters uit te voeren monsteranalyse wordt uitgevoerd in een laboratorium dat daarvoor adequaat is toegerust alsmede ervaring heeft met de vereiste identificatietechnieken.

€ 1.800

       

4.47a

 

Maatregelen bij overschrijding van de grenswaarde

 
 

1

Bij overschrijding van de grenswaarde, bedoeld in artikel 4.46, worden de oorzaken voor de overschrijding opgespoord en worden zo spoedig mogelijk doeltreffende maatregelen genomen om de concentratie terug te brengen tot beneden die waarde.

€ 4.500

 

3

Zolang de in het eerste lid bedoelde maatregelen om de concentratie terug te brengen nog niet volledig ten uitvoer zijn gelegd, wordt de arbeid op de betreffende arbeidsplaats alleen voortgezet indien de betrokken werknemers doeltreffend zijn beschermd tegen blootstelling aan asbeststof.

€ 4.500*

 

4

Wanneer in de situatie, bedoeld in het derde lid, de blootstelling niet met andere middelen kan worden beperkt en de grenswaarde het dragen van individuele ademhalingsapparatuur vereist, wordt de duur van het dragen daarvan voor iedere werknemer tot het strikt noodzakelijke beperkt.

€ 900

 

5

Wanneer individuele ademhalingsapparatuur wordt gebruikt, wordt voorzien in rustpauzes.

€ 900

 

6

Het aantal rustpauzes, bedoeld in het vijfde lid, en de duur daarvan wordt bepaald door de fysieke en klimatologische belasting waaronder de werknemer de werkzaamheden moet verrichten.

€ 900

 

8

Nadat de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, zijn genomen wordt de concentratie van asbeststof in de lucht gemeten overeenkomstig artikel 4.47 en wordt de indeling in een risicoklasse als bedoeld in de artikelen 4.44, 4.48 of 4.53a opnieuw bepaald.

€ 900

       

4.47b

 

Visuele inspectie

 
 

1

Na werkzaamheden met asbest wordt, voordat met andere werkzaamheden een aanvang wordt gemaakt, op de betreffende arbeidsplaats een eindbeoordeling uitgevoerd.

€ 1.800

 

2

De eindbeoordeling, bedoeld in het eerste lid, betreft een visuele inspectie waarbij is vastgesteld dat de aanwezigheid van asbest niet meer visueel waarneembaar is.

€ 900

       

4.47c

 

Melding

 
 

1

Voor aanvang van de werkzaamheden wordt tijdig door de werkgever schriftelijk een melding gedaan aan een daartoe aangewezen toezichthouder. Deze melding bevat tenminste een beknopte beschrijving van:

€ 1.800

   

a. de plaats waar de werkzaamheden worden verricht;

 
   

b. de soorten en hoeveelheden asbesthoudende producten;

 
   

c. de werkzaamheden die met asbest of asbesthoudende producten worden verricht, de werkmethoden alsmede de indeling van de concentratie asbeststof in de lucht in een risicoklasse;

 
   

d. het aantal betrokken werknemers;

 
   

e. de datum en het tijdstip waarop de werkzaamheden aanvangen, alsmede de duur ervan;

 
   

f. de maatregelen die zullen worden getroffen om blootstelling van werknemers aan asbest te beperken

 
 

2

Telkens wanneer een verandering in de arbeidsomstandigheden kan leiden tot een aanzienlijke toename van de blootstelling aan asbeststof of asbesthoudende producten, wordt een nieuwe melding gedaan.

€ 1.800

       

4.48a

 

Aanvullende maatregelen

 
 

1

Indien, gelet op de aard van de werkzaamheden, overschrijding van de grenswaarde, bedoeld in artikel 4.46, kan worden verwacht ondanks preventieve technische maatregelen ter beperking van de asbestconcentratie in de lucht, neemt de werkgever doeltreffende maatregelen ter bescherming van de betrokken werknemers.

€ 4.500*

 

2

Tot de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, behoren in ieder geval:

 
   

a. het ter beschikking stellen en het verplichten te dragen van passende ademhalingsapparatuur en andere persoonlijke beschermingsmiddelen;

*

   

b. het aanbrengen van waarschuwingsborden die voldoen aan het bij of krachtens afdeling 2 van hoofdstuk 8 bepaalde, ter aanduiding dat een overschrijding van de in artikel 4.46 genoemde grenswaarde kan worden verwacht;

 
   

c. het voorkomen van de verspreiding van stof afkomstig van asbest of asbesthoudende materialen buiten de ruimten waar de werkzaamheden plaatsvinden.

 
   

Voor dit feit kan een werknemer uitsluitend worden beboet voor het niet gebruiken van de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen.

 
   

Indien uitsluitend onderdeel 2b) ten laste wordt gelegd, geldt een boetenormbedrag van € 540,–. In andere gevallen wordt het boetenormbedrag bij het eerste lid gehanteerd (€ 4.500,–).

 
 

4

Voordat wordt aangevangen met andere werkzaamheden, wordt respectievelijk worden het aanwezige asbest dan wel de aanwezige asbesthoudende producten verwijderd, behalve wanneer dit voor de werknemers een groter gevaar voor de veiligheid en gezondheid zou inhouden.

€ 4.500*

       

4.50

 

Werkplan

 
 

1

Voordat wordt aangevangen met de werkzaamheden wordt door de werkgever van het bedrijf, bedoeld in artikel 4.54d, eerste lid, een schriftelijk werkplan opgesteld dat doeltreffende, op de specifieke situatie van de betreffende arbeidsplaats toegespitste, maatregelen bevat ter bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de betrokken werknemers.

€ 1.800

 

2

Indien een inventarisatierapport als bedoeld in artikel 4.54a, derde lid, is opgesteld, worden de resultaten van dat rapport opgenomen in het werkplan.

€ 1.800

 

3

In het werkplan wordt voorgeschreven dat de werkgever van het bedrijf, bedoeld in artikel 4.54d, eerste lid, zich ervan vergewist dat na de eindbeoordeling, bedoeld in artikel 4.51a, er geen risico’s van bloostelling aan asbest of asbesthoudende producten meer zijn.

€ 1.800

 

4

In het werkplan worden de volgende gegevens opgenomen:

€ 1.800

   

a. een beschrijving van de maatregelen, bedoeld in de artikelen 4.1c, eerste lid, aanhef en onderdelen d en g, 4.7, derde lid, onderdelen b, c en e, 4.18, 4.19, aanhef en onderdelen b en c, 4.20, eerste tot en met vierde lid, 4.45, eerste en tweede lid, onderdelen a, b, en d, 4.48a, tweede en vierde lid, en 4.51;

 
   

b. een beschrijving van de aard, duur en plaats van de werkzaamheden alsmede van de werkmethode;

 
   

c. een beschrijving van de werktuigen, machines, toestellen en overige hulpmiddelen die bij de werkzaamheden worden gebruikt;

 
   

d. de namen van de werknemers en personen, bedoeld in artikel 4.54d, vijfde en zevende lid.

 
 

5

De werkzaamheden worden overeenkomstig het opgestelde werkplan uitgevoerd.

€ 4.500*

 

6

Het werkplan of een afschrift daarvan is op de arbeidsplaats aanwezig en wordt desgevraagd getoond aan de toezichthouder.

€ 90*

       

4.51

 

Hygiënische beschermingsmaatregelen

 
 

1

De werkkleding mag uitsluitend buiten het bedrijf of de inrichting worden gebracht indien dit geschiedt met het doel deze te laten reinigen in daartoe adequaat uitgeruste wasserijen.

€ 1.350*

 

2

In gevallen, als bedoeld in het eerste lid, wordt de werkkleding in daartoe geschikte en gesloten verpakking vervoerd.

€ 1.350*

 

3

Wanneer beschermende uitrusting wordt verstrekt, wordt deze op een daartoe aangewezen plaats bewaard en na ieder gebruik gecontroleerd en gereinigd. Defecte uitrusting mag niet worden gebruikt.

€ 1.350*

       

4.51a

 

Eindbeoordeling

 
 

1

Na de werkzaamheden wordt na reiniging van de arbeidsplaats en voordat met andere werkzaamheden een aanvang wordt gemaakt, op de betreffende arbeidsplaats in een binnenruimte een eindbeoordeling uitgevoerd waarbij de monsterneming wordt uitgevoerd door een persoon als bedoeld in artikel 4.47, zevende lid, en de monsteranalyse door een laboratorium als bedoeld in artikel 4.47, achtste lid.

€ 1.800

 

2

De eindbeoordeling, bedoeld in het eerste lid, betreft een visuele inspectie gevolgd door een eindmeting, teneinde vast te stellen of de concentratie van asbeststof in de lucht lager is dan 0,01 vezel per kubieke centimeter, uitgaande van een referentieperiode van twee uur.

€ 1.800

 

3

Na de werkzaamheden wordt na reiniging van de arbeidsplaats en voordat met andere werkzaamheden een aanvang wordt gemaakt, op de betreffende arbeidsplaats in de buitenlucht door een bedrijf dat daartoe adequaat is toegerust een visuele inspectie uitgevoerd, waarbij is vastgesteld dat de aanwezigheid van asbest niet meer visueel waarneembaar is.

€ 1.800

 

4

Indien de werkzaamheden in de buitenlucht betrekking hebben op asbesthoudende grond, wordt na het beëindigen van die werkzaamheden door een bedrijf dat daartoe adequaat is toegerust, een visuele inspectie uitgevoerd op de aanwezigheid van asbest teneinde vast te stellen dat de concentratie asbest niet hoger is dan honderd milligram per kilogram droge stof als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van het Productenbesluit asbest.

€ 1.800

       

4.52

 

Arbeidsgezondheidskundig onderzoek

 
 

1

Zolang de blootstelling aan asbeststof duurt, worden, in aanvulling op artikel 4.10a, derde lid, de betrokken werknemers ten minste éénmaal in de drie jaar opnieuw in gelegenheid gesteld om een arbeidsgezondheidskundig onderzoek als bedoeld in artikel 4.10a te ondergaan.

€ 90

 

3

Indien het resultaat van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek, bedoeld in artikel 4.10a, daartoe aanleiding geeft, worden doeltreffende maatregelen genomen om schade voor de gezondheid van de betrokken werknemer door blootstelling aan asbeststof te voorkomen.

€ 4.500

 

4

In aanvulling op artikel 4.10a, vierde lid, kan een deskundige persoon, bedoeld in artikel 2.14a, tweede lid, of de arbodienst verklaren dat het medisch toezicht na de beëindiging van de blootstelling zolang moet worden voortgezet als voor de gezondheid van de betrokkene noodzakelijk wordt geacht.

€ 90

       

4.53

 

Registratie

 
 

1

Van iedere werknemer die in verband met de arbeid wordt blootgesteld aan asbeststof wordt aantekening gehouden in een register, waarbij de aard en de duur van de arbeid alsmede de mate van de blootstelling worden vermeld.

€ 90

 

2

De gegevens die in het register zijn vermeld kunnen worden ingezien door de deskundige persoon, bedoeld in artikel 2.14a, tweede lid, of de arbodienst.

€ 90

 

3

Iedere werknemer krijgt inzage in zijn persoonlijke gegevens in het register.

€ 90

       

4.54

 

Verzwaarde eindbeoordeling

 
   

In aanvulling op artikel 4.51a, eerste en tweede lid, wordt er tevens een eindbeoordeling uitgevoerd in de naast de arbeidsplaats gelegen ruimten. Artikel 4.51a, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

€ 1.800

       

4.54a

 

Asbestinventarisatie

 
 

1

In het kader van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2, wordt de aanwezigheid van asbest of asbesthoudende producten volledig geïnventariseerd voordat wordt aangevangen met de volgende werkzaamheden:

€ 1.800

   

a. het geheel of gedeeltelijk afbreken of uit elkaar nemen van bouwwerken, met uitzondering van grondwerken, of objecten waarin asbest of asbesthoudende producten is respectievelijk zijn verwerkt;

 
   

b. het verwijderen van asbest of asbesthoudende producten uit de bouwwerken of objecten, bedoeld in onderdeel a;

 
   

c. het opruimen van asbest of asbesthoudende producten die ten gevolge van een incident zijn vrijgekomen.

 
 

2

Op grond van de inventarisatie, bedoeld in het eerste lid, wordt in het kader van de risicobeoordeling, bedoeld in artikel 4.2, door het bedrijf, bedoeld in het vierde lid, bepaald in welke risicoklasse als bedoeld in de artikelen 4.44, 4.48 of 4.53a de werkzaamheden vallen.

€ 1.800

 

3

De resultaten van de inventarisatie, bedoeld in het eerste lid, en de indeling in een risicoklasse, bedoeld in het tweede lid, worden opgenomen in een inventarisatierapport.

€ 1.800

 

4

De inventarisatie, bedoeld in het eerste lid, en het inventarisatierapport, bedoeld in het derde lid, worden uitgevoerd , onderscheidenlijk opgesteld, door een bedrijf dat in het bezit is van een certificaat asbestinventarisatie dat is afgegeven door Onze Minister of een certificerende instelling.

€ 1.800

 

5

Een afschrift van het inventarisatierapport wordt verstrekt aan het bedrijf dat asbest verwijdert.

€ 90

 

6

Het certificaat asbestinventarisatie of een afschrift daarvan is op de arbeidsplaats aanwezig en wordt desgevraagd getoond aan een ambtenaar als bedoeld in artikel 24 van de wet.

€ 90

       

4.54d

 

Deskundigheid bij het werken met asbest

 
 

1

De volgende werkzaamheden, indien de concentratie van asbeststof is ingedeeld in risicoklasse 2 of 3, worden verricht door een bedrijf dat in het bezit is van een certificaat asbestverwijdering, dat is afgegeven door Onze Minister of een certificerende instelling:

€ 1.800

   

a. de werkzaamheden, bedoeld in artikel 4.54a, eerste lid;

 
   

b. het reinigen van de arbeidsplaats nadat een handeling als bedoeld in artikel 4.54a, eerste lid, onderdeel a of b, is uitgevoerd.

 
 

3

Voordat wordt aangevangen met het verwijderen van asbest is het bedrijf, bedoeld in artikel 4.54a, vijfde lid, in het bezit van een afschrift van een inventarisatierapport als bedoeld in artikel 4.54a, derde lid, voorzover van toepassing.

€ 90

 

4

Bij de uitvoering van de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, wordt in het kader van de risicobeoordeling, bedoeld in artikel 4.2, de indeling van de risicoklasse in het inventarisatierapport als ondergrens gehanteerd.

€ 1.800*

 

5

De werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, worden verricht door of onder voortdurend toezicht van een persoon die in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid voor het toezicht houden op het werken met asbest, dat is afgegeven door Onze Minister of een certificerende instelling.

€ 1.800

 

6

Bij een bedrijf als bedoeld in het eerste lid is ten minste één persoon als bedoeld in het vijfde lid werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst.

€ 1.800*

 

7

Voorzover de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, mede worden verricht door een andere persoon dan de persoon, bedoeld in het vijfde lid, is deze andere persoon in het bezit van een certificaat vakbekwaamheid voor het verwijderen van asbest, dat is afgegeven door Onze Minister of een certificerende instelling.

€ 1.800 1

 

8

Indien de handelingen, bedoeld in artikel 5, onderdelen e en f, van het Productenbesluit asbest betrekking hebben op werkzaamheden met asbesthoudende grond, worden deze werkzaamheden begeleid door een persoon die in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid arbeidhygiëne of veiligheidskunde als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid.

€ 1.800*

 

9

De certificaten, bedoeld in het eerste, vijfde en zevende lid, of afschriften daarvan en een afschrift van het inventarisatierapport, bedoeld in artikel 4.54a, derde lid, zijn op de arbeidsplaats aanwezig en worden desgevraagd getoond aan een ambtenaar als bedoeld in artikel 24 van de wet.

€ 90

       

Afdeling 6

Specifieke gezondheidsschadelijke stiffen

 

4.61

 

Zandstraalverbod

 
 

3

Het ontzanden mag slechts plaatsvinden in voor dat doel bestemde gesloten toestellen of ruimten.

€ 2.700*

 

4

Het bij het ontzanden ontstane stof moet op doelmatige wijze worden afgezogen, uit de luchtstroom afgescheiden en verzameld.

€ 2.700*

 

5

De bij het ontzanden afgezogen lucht mag niet worden afgevoerd naar een ruimte waarin personen moeten verblijven.

€ 2.700*

       

Afdeling 7

Vluchtige organische stoffen

 

4.62b

 

Voorkomen van blootstelling; vervangen

 
   

Ten aanzien van bij ministeriële regeling aangewezen werkzaamheden wordt het gevaar van blootstelling van werknemers aan vluchtige organische stoffen zoveel mogelijk voorkomen door vluchtige organische stoffen te vervangen door onschadelijke of minder schadelijke stoffen of door producten die vluchtige organische stoffen bevatten te vervangen door bij ministeriële regeling ten aanzien van die werkzaamheden aangewezen producten.

€ 4.500

   

Loodwit (Vervallen)

 
       

4.79 en 4.80

 

Schriftelijke voorlichting en wasgelegenheden en doucheruimten

 
   

Vervallen.

 
       

Afdeling 9

Biologische agentia

 

4.85

 

Nadere voorschriften risico-inventarisatie en evaluatie

 
 

1

Indien een werknemer wordt of kan worden blootgesteld aan een of meer specifiek bij zijn arbeid voorkomende of naar verwachting voorkomende biologische agentia, wordt, in het kader van de in artikel 5 van de wet bedoelde risico-inventarisatie en evaluatie, de aard, de mate en de duur van de blootstelling beoordeeld teneinde het gevaar voor de werknemer te bepalen. Deze beoordeling geschiedt met inachtneming van met name:

€ 900

   

a. de categorie of categorieën,waarin de biologische agentia waaraan werknemers kunnen worden blootgesteld, zijn ingedeeld;

 
   

b. informatie over ziekten die werknemers kunnen oplopen of al hebben opgelopen als gevolg van blootstelling aan biologische agentia;

 
   

c. mogelijke allergische of vergiftigingseffecten die de werknemers als gevolg van blootstelling aan biologische agentia ondervinden of kunnen ondervinden;

 
   

d. de resultaten van de arbeidsgezondheidskundige onderzoeken, bedoeld in artikel 4.91, alsmede de ziekten waarvan bekend is dat een werknemer hieraan lijdt en de medicijnen waarvan bekend is dat die door een werknemer worden gebruikt, een en ander in statistische, niet tot individuen herleidbare vorm;

 
   

e. de door een daartoe bevoegde instantie verstrekte aanbevelingen om het biologische agens onder controle te houden teneinde de gezondheid van de werknemers te beschermen wanneer de werknemers ten gevolge van hun werk aan een dergelijk agens worden of kunnen worden blootgesteld.

 
 

2

Indien sprake is van verschillende biologische agentia, wordt de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, gebaseerd op het risico dat die biologische agentia in combinatie opleveren.

€ 900

 

3

De beoordeling, bedoeld in het eerste lid, wordt regelmatig herzien, in ieder geval telkens wanneer er een wijziging plaatsvindt in de omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de blootstelling van werknemers aan biologische agentia.

€ 450

       

4.86

 

Gevolgen categorie-indeling

 
 

3

In alle, niet in artikel 4.86, eerste en tweede lid bedoelde gevallen, wordt bij de arbeid de grootst mogelijke zorgvuldigheid, ordelijkheid en zindelijkheid in acht genomen en worden de noodzakelijke hygiënische voorzieningen getroffen.

€ 900*

       

4.87

 

Voorkomen van blootstelling; vervangen

 
   

Indien de aard van de arbeid het toelaat, worden schadelijke biologische agentia vervangen door biologische agentia die, gelet op de stand van de wetenschap en de techniek en de werkomstandigheden, niet of minder gevaarlijk zijn voor de veiligheid of gezondheid van de werknemers.

€ 4.500

       

4.87a

 

Voorkomen of beperken van blootstelling

 
 

1

Voor zover uit de resultaten van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.85, blijkt dat er risico voor de veiligheid of gezondheid van de werknemers bestaat en dat het in verband met de aard van de arbeid niet uitvoerbaar is om biologische agentia te vervangen door biologische agentia die niet gevaarlijk zijn, worden, voor zover dit technisch uitvoerbaar is, zodanige andere maatregelen genomen dat blootstelling van werknemers aan biologische agentia wordt voorkomen en de risico’s beperkt

€ 4.500

 

2

Voor zover de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, technisch niet uitvoerbaar zijn, wordt blootstelling van werknemers aan biologische agentia tot een zodanig laag niveau teruggebracht als voor een adequate bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers noodzakelijk is.

€ 4.500

 

3

Ter uitvoering van het tweede lid worden ten minste de volgende maatregelen genomen:

*

   

a. de kans op blootstelling wordt zoveel mogelijk beperkt;

 
   

b. het aantal werknemers dat gevaar loopt aan een of meer biologische agentia te worden blootgesteld is niet groter dan voor het verrichten van de arbeid strikt noodzakelijk is;

 
   

c. er worden collectieve beschermingsmaatregelen genomen en, wanneer dit geen of geen afdoende bescherming biedt, worden persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking gesteld;

 
   

d. bij de arbeid wordt de grootst mogelijke ordelijkheid en zindelijkheid betracht om te voorkomen dan wel de kans te beperken dat een of meer biologische agentia buiten de arbeidsplaats terecht komen;

 
   

e. biologische agentia worden zodanig bewaard en vervoerd en afvalstoffen worden op zodanige wijze verzameld, opgeslagen en verwijderd, zo nodig na passende behandeling en voorzien van een deugdelijk opschrift, dat de kans op blootstelling zoveel mogelijk wordt voorkomen alsmede wordt voorkomen dat zij in handen van onbevoegden kunnen geraken;

 
   

f. indien noodzakelijk en technisch mogelijk wordt onderzoek gedaan naar de aanwezigheid op de werkplek van biologische agentia buiten de eerste fysieke omhulling;

 
   

g. op de arbeidsplaats is een doeltreffende schriftelijke werkinstructie voor de werknemers voorhanden, waarvan ten minste deel uitmaken de bij de arbeid in acht te nemen procedures, waaronder een regeling voor het veilig omgaan met en het vervoeren van biologische agentia binnen het bedrijf of de inrichting alsmede een doeltreffend noodplan voor het geval zich ongevallen of incidenten met biologische agentia voordoen.

 
   

Lid 3 wordt beboet via lid 2.

 
       

4.87b

 

maatregelen ter voorkoming of beperking van blootstelling aan legionellabacteriën bij het in bedrijf nemen en houden van een luchtbevochtiginginstallatie en een waterinstallatie

 
 

1

Bij het in bedrijf nemen en houden van:

€ 4.500

   

a. een luchtbevochtigingsinstallatie anders dan een stoombevochtiger;

 
   

b. een waterinstallatie die water in aërosolvorm in de lucht kan brengen, niet zijnde een collectieve watervoorziening als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder j, of een collectief leidingnet als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder k, van de Waterleidingwet;

 
   

zijn de maatregelen, bedoeld in artikel 4.87a, eerste en tweede lid, ter voorkoming of beperking van de blootstelling aan legionellabacteriën, doeltreffend, indien het water in deze installaties minder dan 100 kolonievormende eenheden legionellabacteriën per liter bevat.

 
 

2

Het nemen en analyseren van monsters ter controle van de aanwezigheid van legionellabacteriën geschiedt overeenkomstig een geschikte genormaliseerde methode.

€ 900

       

4.88

 

Veiligheidssignalering

 
   

De plaatsen waar arbeid wordt verricht met biologische agentia worden duidelijk afgebakend en worden gemarkeerd met een veiligheidssignalering dat voldoet aan het bij of krachtens afdeling 2 van hoofdstuk 8 bepaalde.

€ 540

       

4.89

 

Hygiënische beschermingsmaatregelen

 
 

1

Op plaatsen waar gevaar bestaat voor blootstelling aan biologische agentia wordt niet gerookt noch wordt daar voedsel of drank genuttigd.

€ 1.350*

 

2

Werkkleding die voldoet aan afdeling1 van hoofdstuk 8 wordt aan de werknemers ter beschikking gesteld en wordt bij de arbeid gedragen.

€ 1.350

   

Voor dit feit kan een werknemer uitsluitend worden beboet voor het niet gebruiken van de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen.

 
 

3

in aanvulling op artikel 3.23 zijn voor de werknemers doelmatige sanitaire voorzieningen beschikbaar met inbegrip van, voor zover noodzakelijk, douches, oogdouches en huidantiseptica.

€ 1.350

 

4

Indien aan de werknemer persoonlijke beschermingsmiddelen worden verstrekt, worden deze op een daartoe aangewezen plaats bewaard en na ieder gebruik gereinigd en voor ieder gebruik gecontroleerd.

€ 1.350*

 

5

In aanvulling op artikel 3.22 worden de werkkleding en andere persoonlijke beschermingsmiddelen waarin of waarop zich biologische agentia bevinden of kunnen bevinden bij het verlaten van de arbeidsplaats uitgetrokken en op een andere plaats opgeborgen dan de overige kleding.

€ 1.350

 

6

De werkkleding en andere persoonlijke beschermingsmiddelen, bedoeld in het vijfde lid, worden ontsmet, gereinigd of zo nodig vernietigd.

€ 1.350

 

7

De werkkleding en andere persoonlijke beschermingsmiddelen, bedoeld in het vijfde lid, worden buiten het bedrijf of de inrichting gebracht in een daartoe geschikte en gesloten verpakking en uitsluitend met het doel deze te laten reinigen, ontsmetten of vernietigen.

€ 1.350

       

4.90

 

Registratie

 
 

1

In een register wordt bijgehouden welke werknemers aan biologische agentia van categorie 3 en 4 worden of kunnen worden blootgesteld.

€ 450

 

2

In dit register wordt tevens per werknemer geregistreerd welke werkzaamheden hij heeft verricht en, voor zover dit te bepalen is, aan welk biologisch agens of welke biologische agentia hij als gevolg van deze werkzaamheden of als gevolg van een incident of ongeval, eventueel is blootgesteld.

€ 90

 

3

Het in het eerste lid bedoelde register wordt ten minste tien jaar na de laatste blootstelling of mogelijke blootstelling bewaard.

€ 90

 

4

Het register wordt een navenant langere tijd, doch niet meer dan veertig jaar na de laatste blootstelling bewaard, in geval een werknemer is blootgesteld of mogelijk is blootgesteld aan een biologisch agens dat infecties tot gevolg kan hebben die:

€ 90

   

naar bekend is latent of hardnekkig kunnen zijn;

 
   

op basis van de huidige stand van de techniek naar verwachting eerst jaren later kunnen worden onderkend;

 
   

een lange incubatietijd hebben;

 
   

ondanks behandeling steeds weer terugkeren, of

 
   

ernstige complicaties op langere termijn hebben.

 
 

5

Iedere werknemer heeft recht op inzage in de hem betreffende gegevens uit het register.

€ 90

 

6

Aan de bedrijfsarts, bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef, van de wet, of de arbodienst wordt desgevraagd inzage verschaft in het register, bedoeld in het eerste lid

€ 90

       

4.91

 

Onderzoek en vaccins

 
 

1

Iedere werknemer die is of kan worden blootgesteld aan biologische agentia wordt in aanvulling op artikel 18 van de wet, in de gelegenheid gesteld bij de aanvang van de arbeid waarbij blootstelling kan ontstaan, een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan.

€ 90

 

2

iedere werknemer die een infectie of ziekte heeft opgelopen als gevolg van blootstelling aan een biologisch agens, wordt – in aanvulling op het eerste lid – tussentijds in de gelegenheid gesteld een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan.

€ 90

 

3

Iedere werknemer die aan eenzelfde biologisch agens is blootgesteld als gevolg waarvan een andere werknemer een infectie of ziekte heeft opgelopen, wordt – in aanvulling op het eerste lid – in de gelegenheid gesteld een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan.

€ 90

 

5

Indien het resultaat van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek daartoe aanleiding geeft, worden doeltreffende maatregelen genomen om schade voor de gezondheid van de betrokken werknemer door blootstelling aan biologische agentia te voorkomen.

€ 4.500

 

6

Voor zover mogelijk worden aan iedere werknemer die nog niet immuun is voor de biologische agentia waaraan hij is of kan worden blootgesteld, doeltreffende vaccins ter beschikking gesteld. Daarbij wordt bijlage VII bij EU-richtlijn nr. 2000/54/EG in acht genomen.

€ 1.350

 

10

Iedere werknemer wordt geïnformeerd over de wijze waarop hij na beëindiging van de blootstelling in de gelegenheid wordt gesteld een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan.

€ 90

       

4.94

 

Kennisgeving

 
 

1

Ten minste 30 dagen voordat voor de eerste maal arbeid met één of meer biologische agentia van categorie 2, 3 of 4 wordt verricht, wordt hiervan een schriftelijke kennisgeving gezonden aan een daartoe aangewezen toezichthouder.

€ 1.800

 

3

Met inachtneming van het eerste lid wordt tevens kennis gegeven van arbeid met ieder volgend biologisch agens van categorie 4 en, wanneer door de werkgever dit agens voorlopig zelf is ingedeeld, van arbeid met ieder volgend nieuw biologisch agens van categorie 3.

€ 1.800

 

5

De in dit artikel bedoelde kennisgeving wordt opnieuw gedaan indien er in de procédés of procedures wezenlijke veranderingen hebben plaatsgevonden die gevolgen kunnen hebben voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers, waardoor eerdere kennisgevingen zijn achterhaald.

€ 1.800

       

4.95

 

Ongevallen of incidenten

 
   

De toezichthouder of een door Onze Minister aan te wijzen andere instantie wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte gesteld van ieder ongeval of incident dat zich heeft voorgedaan en heeft geleid of mogelijkerwijs heeft geleid tot het vrijkomen van een of meer biologische agentia van categorie 3 of 4 en dat besmetting van werknemers door deze agentia kan veroorzaken.

€ 1.800

       

4.96

 

Overdracht gegevens

 
   

In geval de werkgever de werkzaamheden beëindigt worden het in artikel 4.90 bedoelde register en de resultaten van het in artikel 4.91 bedoelde arbeidsgezondheidskundig onderzoek – in geval deze bij de werkgever berusten – overgedragen aan een daartoe aangewezen toezichthouder.

€ 90

       

4.97

 

Gezondheidszorg en diergeneeskunde

 
 

1

In aanvulling op artikel 4.85 wordt bij de ri&e van gevaren, verbonden aan andere dan microbiologisch diagnostische arbeid in de gezondheidszorg en in de diergeneeskunde, aandacht besteed aan:

€ 450

   

a. de onzekerheid omtrent de aanwezigheid van biologische agentia en de daaraan verbonden gevaren bij patiënten of dieren en in monsters of materiaal van patiënten of dieren;

 
   

b. de aan de aard van het werk verbonden gevaren.

 
 

2

Bij de in het eerste lid bedoelde arbeid worden ter bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de betrokken werknemers doeltreffende maatregelen genomen. Deze bestaan in ieder geval uit:

€ 540

   

a. het opstellen en bekend maken van ontsmettings- en desinfectieprocedures aan de betrokken werknemers;

 
   

b. het opstellen en bekend maken van procedures voor een veilige omgang met en verwijdering van met biologische agentia besmet afvalmateriaal.

 
       

4.98

 

Beschermingsmaatregelen

 
   

In isolatieafdelingen met patiënten of dieren die besmet zijn of mogelijkerwijs besmet zijn met biologische agentia van categorie 3 of 4 worden passende beschermingsmaatregelen als bedoeld in bijlage V, kolom A, bij EU-richtlijn nr. 2000/54/EG, getroffen.

€ 4.500

       

4.99

 

beheersingsniveaus laboratoria en ruimten voor proefdieren

 
 

1

In laboratoria en in ruimten waarin zich dieren bevinden die opzettelijk zijn besmet met biologische agentia van de categorie 2, 3 of 4 dan wel dieren die drager zijn of mogelijk zouden kunnen zijn van biologische agentia van een van deze categorieën, worden afhankelijk van de inventarisatie en evaluatie als bedoeld in artikel 4.85, en met inachtneming van artikel 16, eerste lid, van de richtlijn, tenminste respectievelijk de beheersingsniveaus 2, 3 en 4 van bijlage V bij richtlijn nr. 2000/54/EG in acht genomen

€ 4.500

 

2

Indien in de in het eerste lid bedoelde laboratoria arbeid wordt verricht met materiaal waarvan het onzeker is of zich hierin biologische agentia van categorie 2, 3 of 4 bevinden en de arbeid niet is gericht op het werken met biologische agentia, wordt, met inachtneming van artikel 16, eerste lid, van de richtlijn, ten minste beheersingsniveau 2 van bijlage V bij richtlijn nr. 2000/54/EG, in acht genomen

€ 4.500

       

4.100

 

Beheersingsniveaus industriële procédés

 
 

1

Indien in de in het eerste lid bedoelde laboratoria arbeid wordt verricht met materiaal waarvan het onzeker is of zich hierin biologische agentia van categorie 2, 3 of 4 bevinden en de arbeid niet is gericht op het werken met biologische agentia, wordt, met inachtneming van artikel 16, eerste lid, van de richtlijn, ten minste beheersingsniveau 2 van bijlage V bij richtlijn nr. 2000/54/EG, in acht genomen

€ 4.500

   

Van industriële procédés is sprake indien de arbeid is gericht op het werken met biologische agentia van categorie 2, 3 of 4 in reactorvaten van tien liter of meer

 
       

4.101

 

Beheersingsniveau van niet in bijlage III bij de richtlijn genoemde biologische agentia

 
   

Indien arbeid als bedoeld in de artikelen 4.99 en 4.100 wordt verricht met biologische agentia die niet op grond van bijlage III bij EU-richtlijn nummer 2000/54//EG in één van de in artikel 4.84, derde lid, bedoelde categorieën zijn ingedeeld, maar waarvan wel aanwijzingen bestaan dat deze agentia naar verwachting dienen te worden ingedeeld in categorie 3 of 4, wordt ten minste beheersingsniveau 3 van bijlage V respectievelijk VI bij EU-richtlijn nummer 2000/54//EG, in acht genomen.

€ 4.500

       

4.102

 

Voorlichting en onderricht

 
 

1

Aan werknemers die arbeid verrichten als bedoeld in artikel 4.86, eerste en tweede lid, wordt, in aanvulling op artikel 8 van de wet, voorlichting en onderricht gegeven, waarbij ten minste aandacht wordt besteed aan:

€ 540

   

a. de mogelijke gevaren voor de gezondheid die zijn verbonden aan het werken met biologische agentia;

 
   

b. de te treffen voorzorgsmaatregelen om blootstelling te voorkomen;

 
   

c. de te nemen actie in geval zich een ongeval voordoet met biologische agentia;

 
   

d. de bestaande hygiënische voorschriften;

 
   

e. het dragen en gebruiken van werkkleding en persoonlijke beschermingsmiddelen.

 
 

2

De voorlichting en het onderricht worden geactualiseerd indien gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding geven.

€ 90

       

Afdeling 10

Bijzondere sectoren en bijzondere categorieën werknemers

 

4.106

 

Deskundig toezicht bij arbeid met gevaarlijke stoffen (jeugdigen)

 
   

Jeugdige werknemers die:

€ 2.700

   

a. arbeid verrichten met stoffen die voldoen aan de krachtens de artikelen 9.2.3.1, eerste, tweede en derde lid, 9.2.3.2, 9.2.3.3, 9.2.3.4 en 9.2.3.5 van de Wet milieubeheer vastgestelde criteria voor indeling:

 
   

1°. in één of meer van de categorieën ‘ontplofbaar’, ‘bijtend’ en ‘irriterend’;

 
   

2°. in categorie ‘schadelijk’, indien deze stoffen tevens voldoen aan de bij of krachtens de Wet milieubeheer vastgestelde criteria voor toekenning van R-zin 40;

 
   

b. arbeid verrichten met persgassen, onder druk vloeibaar gemaakte gassen, door sterke temperatuur verlaging vloeibaar gemaakte gassen en opgeloste gassen;

 
   

c. arbeid verrichten aan of met kuipen, bassins, leidingen of reservoirs, waarin zich een of meer onder a of b genoemde stoffen of gassen bevinden;

 
   

d. artikelen die ontplofbare stoffen, bedoeld in artikel 2.2, onderdeel e, bevatten, vervaardigen of hanteren, mogen deze arbeid slechts verrichten indien het deskundig toezicht zodanig is georganiseerd dat de gevaren die aan deze werkzaamheden zijn verbonden kunnen worden voorkomen. Indien dat niet mogelijk mogen deze werkzaamheden niet door jeugdige werknemers worden verricht.

 
       

4.111

 

Nadere voorschriften inventarisatie en evaluatie (thuiswerkers)

 
   

Met betrekking tot de in artikel 4.110, onder a), genoemde stoffen, met uitzondering van stoffen die uitsluitend voldoen aan de krachtens de artikelen 9.2.3.1, eerste, tweede en derde lid, 9.2.3.2, 9.2.3.3, 9.2.3.4 en 9.2.3.5 van de Wet milieubeheer vastgestelde criteria voor indeling in de categorie ‘milieugevaarlijk’ wordt in het kader van de ri&e in ieder geval vastgesteld aan welke stoffen thuiswerkers worden of kunnen worden blootgesteld en wat de gevaren zijn die aan die stoffen zijn verbonden.

€ 450

       

4.112

 

Verpakking en etikettering (thuiswerkers)

 
 

2

Op verpakking van een stof als bedoeld in artikel 4.112, eerste lid, worden de aanduidingen, welke voor die stof op grond van het voldoen aan de criteria voor indeling in de categorieën, genoemd in artikel 4.110, onder a, ten behoeve van de aflevering van die stof bij of krachtens Wet milieubeheer zijn voorgeschreven, opvallend en goed leesbaar vermeld, met uitzondering van de aanduidingen die betrekking hebben op de categorie ‘milieugevaarlijk’.

€ 540

       

4.113

 

Maatregelen (thuiswerkers)

 
   

Doeltreffende maatregelen zijn genomen om te voorkomen dat thuiswerkers bij hun arbeid kunnen worden blootgesteld aan stoffen in zodanige mate, dat schade kan worden toegebracht aan hun gezondheid.

€ 4.500

       

4.114

 

Brandbestrijdingsmiddelen (thuiswerkers)

 
   

Indien met brandgevaarlijke stoffen wordt gewerkt, zijn in aanvulling op artikel 15 van de wet , aan de thuiswerker deugdelijke en doelmatige middelen voor het blussen of doven van een brand ter beschikking gesteld.

€ 1.350

       

4.115

 

Voorkomen, beperken van ongewilde gebeurtenissen (thuiswerkers)

 
 

1

Indien stoffen aanwezig zijn, die gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van thuiswerkers kunnen opleveren, zijn zodanige maatregelen getroffen dat het gevaar, dat zich met betrekking tot die stoffen een ongewilde gebeurtenis voordoet, zoveel mogelijk is vermeden.

€ 4.500

 

2

Bij het verrichten van arbeid met stoffen als bedoeld in het eerste lid zijn zodanige maatregelen getroffen, dat het gevaar, dat zich bij die arbeid een ongewilde gebeurtenis voordoet, zoveel mogelijk is vermeden.

€ 4.500

 

3

Voorts zijn in aanvulling op artikel 15 van de wet zodanige maatregelen getroffen dat in geval zich een ongewilde gebeurtenis als bedoeld in het eerste respectievelijk tweede lid voordoet, de gevolgen daarvan zoveel mogelijk worden beperkt.

€ 3.600

       

4.116

 

Voorlichting

 
   

In alle gevallen waarin arbeid wordt verricht waarbij thuiswerkers worden of kunnen worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen, wordt in overeenstemming met artikel 8 van de wet, voorlichting en onderricht gegeven, waarbij ten minste aandacht wordt besteed aan:

€ 540

   

a. de uitkomsten van de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 4.111;

 
   

b. de maatregelen die zijn getroffen op grond van artikel 4.113;

 
   

c. de maatregelen die zijn getroffen voor het voorkomen of beperken van ongewilde gebeurtenissen overeenkomstig artikel 4.115.

 
       

Hoofdstuk 5

Fysieke belasting

 

Afdeling 1

Fysieke belasting

 

5.2

 

Voorkomen gevaren

 
   

De arbeid wordt zodanig georganiseerd, de arbeidsplaats wordt zodanig ingericht, een zodanige productie en werkmethode wordt toegepast of zodanige hulpmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen, worden gebruikt, dat de fysieke belasting geen gevaren met zich kan brengen voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemer.

€ 3.600

       

5.3

 

Beperken gevaren en risico-inventarisatie en -evaluatie

 
   

Voorzover de gevaren, bedoeld in artikel 5.2, redelijkerwijs niet kunnen worden voorkomen:

 
   

a. wordt met inachtneming van bijlage I bij de richtlijn, de arbeid zodanig georganiseerd, de arbeidsplaats zodanig ingericht, een zodanige productie- en werkmethode toegepast of worden zodanige hulpmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt dat die gevaren zoveel als redelijkerwijs mogelijk is worden beperkt;

€ 3.600

   

b. worden in de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, met inachtneming van bijlage I bij de richtlijn, de veiligheids- en gezondheidsaspecten van de fysieke belasting beoordeeld, waarbij met name wordt gelet op de kenmerken van de last, de vereiste lichamelijke inspanning, de kenmerken van de werkomgeving en de eisen van de taak.

€ 450

       

5.4

 

Zitgelegenheid

 
   

Tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd worden werkplekken ingericht volgens de ergonomische beginselen.

€ 540

       

5.5

 

Voorlichting

 
 

1

Aan werknemers die arbeid verrichten waarbij sprake is van het handmatig hanteren van lasten wordt met inachtneming van de bijlagen I en II bij de richtlijn doeltreffende voorlichting en onderricht gegeven over:

€ 540

   

de wijze waarop lasten moeten worden gehanteerd;

 
   

de aan het handmatig hanteren van lasten verbonden gevaren voor hun veiligheid en gezondheid en de te nemen maatregelen om deze gevaren zoveel mogelijk te beperken.

 
 

2

Aan de werknemers als bedoeld in artikel 5.5, eerste lid, wordt adequate informatie verstrekt over het gewicht van de te hanteren last en, wanneer het gewicht van de last niet gelijk verdeeld is, over het zwaartepunt of de zwaarste kant van die last.

€ 540

       

Afdeling 2

Beeldschermwerk

 

5.9

 

Inventarisatie en evaluatie

 
 

1

In de ri&e als bedoeld in artikel 5 Arbowet, moet specifieke aandacht worden besteed aan de gevaren voor het gezichtsvermogen en die van de fysieke en psychische belasting als gevolg van arbeid aan een beeldscherm.

€ 450

 

2

Op basis van de uitkomsten van de inventarisatie als bedoeld in artikel 5.9, eerste lid, moeten doeltreffende maatregelen worden genomen om de desbetreffende gevaren te ondervangen, rekening houdend met de gevolgen van die gevaren en de onderlinge samenhang daartussen.

€ 1.800

       

5.10

 

Dagindeling van de arbeid

 
   

De arbeid aan een beeldscherm is zodanig georganiseerd dat deze arbeid telkens na ten hoogste twee achtereenvolgende uren wordt afgewisseld door andersoortige arbeid of door een rusttijd, zodanig dat de belasting van het verrichten van de arbeid aan een beeldscherm wordt verlicht.

€ 540

       

5.11

 

Maatregelen met betrekking tot de bescherming van de ogen en het gezichtsvermogen van de werknemers

 
 

1

Iedere werknemer die voor de eerste keer wordt belast met arbeid aan een beeldscherm wordt, in aanvulling op artikel 18 van de wet, in de gelegenheid gesteld om voor de aanvang van die arbeid en op gezette tijden daarna een passend onderzoek van de ogen en het gezichtvermogen te ondergaan.

€ 90

 

2

De werknemer wordt opnieuw in de gelegenheid gesteld een arbeidsgezondheidskundig onderzoek als bedoeld in artikel 5.11, eerste lid, te ondergaan, indien zich bij hem gezichtsstoornissen voordoen die het gevolg kunnen zijn van arbeid aan een beeldscherm.

€ 90

 

3

Indien de resultaten van de arbeidsgezondheidskundige onderzoeken als bedoeld in artikel 5.11, eerste en tweede lid, dit vereisen, wordt de betrokken werknemer in de gelegenheid gesteld een oftalmologisch onderzoek te ondergaan.

€ 90

 

4

Indien resultaten van de onderzoeken als bedoeld in artikel 5.11, eerste tot en met het derde lid, dit vereisen en normale oogcorrectiemiddelen niet kunnen worden gebruikt, worden aan de betrokken werknemer speciale, met de desbetreffende arbeid verband houdende oogcorrectiemiddelen verstrekt.

€ 270

       

Afdeling 3

Bijzondere sectoren en bijzondere categorieën werknemers

 

5.15

 

Werkplekvoorzieningen (thuiswerkers)

 
   

Vervallen.

 
       
Tarieflijst Boetenormbedragen Deel 2 Arbeidsomstandighedenbesluit (vervolg)

Artikel

Lid

Beboetbare feiten

Boete normbedrag

Hoofdstuk 6

Fysische factoren

 

Afdeling 1

Temperatuur en luchtverversing

 

6.1

 

Temperatuur

 
 

1

Rekening houdend met de aard van de werkzaamheden die door de werknemers worden verricht en de fysieke belasting die daar het gevolg van is, veroorzaakt de temperatuur op de arbeidsplaats geen schade aan de gezondheid van de werknemers.

€ 540

 

2

Indien door de temperatuur op de arbeidsplaats of door ongunstige weersomstandigheden toch schade aan de gezondheid van de werknemers kan ontstaan, worden persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking gesteld. Indien de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen schade aan de gezondheid niet kunnen voorkomen, wordt de duur

€ 270

   

van de arbeid in een zodanige mate beperkt of wordt de arbeid met een zodanige frequentie afgewisseld door een tijdelijk verblijf op een plaats waar een temperatuur heerst als bedoeld in het eerste lid, dat geen schade aan de gezondheid ontstaat.

 
       

6.2

 

Luchtverversing

 
 

1

Op de arbeidsplaats moet voldoende niet- verontreinigde lucht aanwezig zijn.

€ 540

 

2

Luchtverversingsinstallaties moeten altijd bedrijfsklaar zijn.

€ 540

 

3

Luchtverversingsinstallaties functioneren zodanig dat werknemers niet aan hinderlijke tocht worden blootgesteld.

€ 270

 

4

Luchtverversingsinstallaties moeten zijn voorzien van een controlesysteem dat storingen in de installatie signaleert voor zover dat noodzakelijk is voor de gezondheid van de werknemers.

€ 540

 

6

Een arbeidsplaats in een gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet wordt slechts gebruikt indien het gebouw voldoet aan de bij of krachtens het Bouwbesluit 2003 gegeven voorschriften met betrekking tot de van toepassing zijnde gebruiksfunctie in de zin van dat besluit.

€ 1.800

       

Afdeling 2

Verlichting

 

6.3

 

Daglicht en kunstlicht

 
 

1

Arbeidsplaatsen en verbindingswegen zijn zodanig verlicht, dat het aanwezige licht geen risico oplevert voor de veiligheid en gezondheid van werknemers.

€ 540

 

2

Op arbeidsplaatsen komt, voor zover mogelijk, voldoende daglicht binnen en zijn voldoende voorzieningen voor kunstverlichting aanwezig.

€ 540

 

3

De voorzieningen voor kunstverlichting zijn zodanig aangebracht dat gevaar voor ongevallen is voorkomen.

€ 540

 

4

De kleur van het kunstlicht mag de waarneming van veiligheids- en gezondheidssignalering als bedoeld in artikel 8.4 niet wijzigen of beïnvloeden.

€ 270

       

6.4

 

Daglicht

 
   

Vervallen.

 
       

6.4

 

Weren van zonlicht

 
   

In een besloten ruimte waar arbeid wordt verricht kan rechtstreeks invallend zonlicht worden geweerd.

€ 540

       

Afdeling 3

Lawaai

 

6.7

 

Nadere voorschriften risico-inventarisatie en -evaluatie, beoordelen en meten

 
 

1

In het kader van de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, worden de lawaainiveaus waaraan de werknemers zijn blootgesteld, beoordeeld en, indien nodig, gemeten teneinde te bepalen waar en in welke mate werknemers aan de in artikel 6.8 vastgestelde niveaus van schadelijk lawaai kunnen worden blootgesteld.

€ 900

 

2

De beoordeling en de meting worden, in aanvulling op artikel 5 van de wet, volgens een schriftelijk vastgelegd tijdschema periodiek uitgevoerd door de deskundigen, genoemd in artikel 13 van de wet, of de deskundigen of arbodiensten, genoemd in de artikelen 14 en 14a van de wet, en in ieder geval opnieuw uitgevoerd, indien de omstandigheden ingrijpend zijn gewijzigd, er redenen zijn om aan te nemen dat de uitgevoerde beoordeling of

€ 900

   

meting onjuist is of wanneer de resultaten van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek, bedoeld in artikel 6.10, eerste tot en met derde lid, dit nodig maken. Bij de beoordeling van de meetresultaten wordt rekening gehouden met de meetonzekerheden, die zijn vastgesteld volgens de bij het meten gangbare praktijk.

 
 

3

De bij de meting gebruikte methoden en apparaten zijn op de desbetreffende omstandigheden afgestemd. Met name wordt daarbij gelet op de kenmerken van het te meten lawaai, de duur van de blootstelling, de omgevingsfactoren en de kenmerken van de meetapparatuur. De gebruikte

€ 900

   

methoden en apparaten zijn geschikt om te bepalen of de in artikel 6.8, derde, vierde, zevende, negende en tiende lid, vastgestelde niveaus van schadelijk lawaai al dan niet worden overschreden. Wanneer gebruik wordt gemaakt van steekproeven zijn die representatief voor de persoonlijke blootstelling van een werknemer.

 
 

4

Bij de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval aandacht besteed aan:

€ 900

   

a. het niveau, de aard en de duur van de blootstelling, met inbegrip van eventuele blootstelling aan impulsgeluid;

 
   

b. de in artikel 6.8, derde, vierde, zevende en negende lid vastgestelde actiewaarden en de in artikel 6.8, tiende lid, vastgestelde grenswaarden voor de blootstelling;

 
   

c. de mogelijke gevolgen voor de gezondheid en veiligheid van werknemers die tot bijzonder gevoelige risicogroepen behoren;

 
   

d. voorzover dit technisch uitvoerbaar is, de mogelijke gevolgen voor de veiligheid en de gezondheid van werknemers van de wisselwerking tussen lawaai en werkgerelateerde ototoxische stoffen en tussen lawaai en trillingen;

 
   

e. de mogelijke indirecte gevolgen voor de veiligheid en de gezondheid van werknemers van de wisselwerking tussen lawaai en waarschuwingssignalen of andere geluiden waarop dient te worden gelet teneinde het risico op ongelukken te verkleinen;

 
   

f. de informatie over de lawaai-emissie die door de fabrikanten van de arbeidsmiddelen is verstrekt;

 
   

g. het bestaan van alternatieve arbeidsmiddelen die ontworpen zijn om de lawaai-emissie te verminderen;

 
   

h. de voortzetting van de blootstelling aan lawaai buiten normale werktijd onder verantwoordelijkheid van de werkgever;

 
   

i. uit arbeidsgezondheidskundig onderzoek als bedoeld in artikel 6.10, eerste tot en met derde lid, verkregen relevante informatie, met inbegrip van gepubliceerde informatie, voorzover dat mogelijk is;

 
   

j. de beschikbaarheid van individuele gehoorbeschermers met voldoende dempende werking.

 
 

6

De resultaten van de op grond van dit artikel uitgevoerde beoordelingen en metingen worden in passende vorm geregistreerd en bewaard, zodat latere raadpleging mogelijk is.

€ 90

 

8

De risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in het eerste lid, wordt adequaat gedocumenteerd en vermeldt de ingevolge de artikelen 6.8, 6.9 en 6.11 genomen maatregelen.

€ 90

       

6.8

 

Voorkomen of beperken van schadelijk geluid

 
 

1

Ter voorkoming of beperking van de blootstelling aan lawaai worden zodanige technische of organisatorische maatregelen genomen dat de risico’s van blootstelling worden weggenomen aan de bron of tot een minimum beperkt, waarbij rekening wordt gehouden met de technische vooruitgang en de beschikbaarheid van maatregelen.

€ 3.600

 

3

Als de dagelijkse blootstelling aan lawaai hoger is dan 85 dB(A) of de piekgeluidsdruk hoger is dan 140 Pa, worden op basis van de beoordeling en meting, bedoeld in artikel 6.7, eerste lid, met inachtneming van de maatregelen, bedoeld in het tweede lid, in het kader van het plan van aanpak, bedoeld in artikel 5 van de wet technische of organisatorische maatregelen vastgesteld en uitgevoerd om de blootstelling tot een minimum te beperken.

€ 3.600

 

4

Werkplekken waar de dagelijkse blootstelling aan lawaai hoger kan zijn dan 85 dB(A) of de piekgeluidsdruk hoger kan zijn dan 140 Pa, worden duidelijk aangegeven door middel van passende signaleringen en doelmatig afgebakend. Indien dit technisch uitvoerbaar is en het risico van blootstelling dit rechtvaardigt, wordt de toegang ertoe beperkt.

€ 540

 

5

De blootstelling aan lawaai in ontspanningsruimten als bedoeld in artikel 3.20 en nachtverblijven als bedoeld in artikel 3.21 wordt beperkt tot een niveau dat verenigbaar is met de functie van de ruimten en de omstandigheden waarin zij worden gebruikt.

€ 540

 

6

De maatregelen, bedoeld in het eerste tot en met vijfde lid, worden afgestemd op de behoeften van werknemers die behoren tot bijzonder gevoelige risicogroepen.

€ 900

 

7

In gevallen waarin de dagelijkse blootstelling aan lawaai hoger is dan 80 dB(A) of de piekgeluidsdruk hoger is dan 112 Pa, worden aan de werknemers passende, naar behoren aangemeten, individuele gehoorbeschermers ter beschikking gesteld. De individuele gehoorbeschermers voorkomen het risico van gehoorbeschadiging of brengen dit risico tot een minimum terug.

€ 3.600

 

9

Als de dagelijkse blootstelling aan lawaai 85 dB(A) of hoger is of de piekgeluidsdruk 140 Pa of hoger is worden de individuele gehoorbeschermers door de werknemers gebruikt.

€ 1.800

 

10

De dagelijkse blootstelling aan lawaai, rekening houdend met de dempende werking van de door de werknemer gedragen individuele gehoorbeschermers, mag in geen geval hoger zijn dan 87 dB(A) of de piekgeluidsdruk mag in geen geval hoger zijn dan 200 Pa.

€ 3.600

 

11

Als ondanks de maatregelen, bedoeld in het eerste tot en met zevende en negende lid, wordt vastgesteld dat de dagelijkse blootstelling aan lawaai, rekening houdend met de dempende werking van de door de werknemer gedragen individuele gehoorbeschermers, hoger is dan de in het tiende lid vastgestelde grenswaarden worden:

€ 3.600

   

a. onmiddellijk maatregelen genomen om de blootstelling terug te brengen tot een niveau beneden die grenswaarden;

 
   

b. de oorzaken van de overmatige blootstelling vastgesteld en

 
   

c. de maatregelen, bedoeld in het eerste tot en met zevende en negende lid, aangepast om herhaling te voorkomen.

 
       

6.9

 

Weekgemiddelde

 
   

In gevallen waarin werknemers in verband met het uitvoeren van bijzondere taken moeten verblijven op een werkplek waar de dagelijkse blootstelling aan lawaai per werkdag aanmerkelijk verschilt en naleving van de verplichtingen, genoemd in artikel 6.8, derde, vierde, zevende, negende, tiende en elfde lid, redelijkerwijs niet gevergd kan worden, wordt in genoemde artikelleden in plaats van ‘de

€ 3.600

   

dagelijkse blootstelling aan lawaai’ gelezen ‘de wekelijkse blootstelling aan lawaai’. In dat geval bedraagt de wekelijkse blootstelling, rekening houdend met de dempende werking van de door de werknemer gedragen individuele gehoorbeschermers, niet meer dan 87 dB(A) en worden doeltreffende maatregelen genomen om het aan deze activiteiten verbonden risico tot een minimum te beperken.

 
       

6.10

 

Audiometrisch onderzoek

 
 

1

Als uit de resultaten van de beoordeling en meting, bedoeld in artikel 6.7, eerste lid, blijkt dat er voor een werknemer een gezondheidsrisico bestaat, wordt deze werknemer, in aanvulling op artikel 18 van de wet, in de gelegenheid gesteld een arbeidsgezondheidskundig onderzoek in de vorm van een audiometrisch onderzoek te ondergaan.

€ 90

 

2

Iedere werknemer waarbij de dagelijkse blootstelling aan lawaai hoger is dan 85 dB(A) of de piekgeluidsdruk hoger is dan 140 Pa wordt in de gelegenheid gesteld om periodiek een arbeidsgezondheidskundig onderzoek in de vorm van een audiometrisch onderzoek te ondergaan.

€ 90

 

3

Iedere werknemers waarbij de dagelijkse blootstelling aan lawaai hoger is dan 80 dB(A) of de piekgeluidsdruk hoger is dan 112 Pa wordt in de gelegenheid gesteld om periodiek een arbeidsgezondheidskundig onderzoek in de vorm van een audiometrisch onderzoek te ondergaan, indien uit de beoordeling en meting, bedoeld in artikel 6.7, eerste lid, blijkt dat er een gezondheidsrisico bestaat.

€ 90

 

4

Het audiometrische onderzoek, bedoeld in het eerste tot en met het derde lid, is gericht op een vroegtijdige diagnose van een eventuele achteruitgang van het gehoor ten gevolge van lawaai en op behoud van het gehoor.

€ 90

 

5

De deskundige persoon, bedoeld in artikel 2.14a, tweede lid, of de arbodienst houdt van iedere werknemer die een audiometrisch onderzoek als bedoeld in het eerste tot en met derde lid, heeft ondergaan, een persoonlijk medisch dossier bij, dat een samenvatting bevat van de uitslagen van het audiometrisch onderzoek, bedoeld in het eerste tot en met derde lid.

€ 90

 

6

De persoonlijke medische dossiers worden in een zodanige vorm bewaard dat zij later, met inachtneming van het medisch beroepsgeheim, kunnen worden geraadpleegd.

€ 90

 

7

Iedere werknemer heeft recht op inzage in het hem betreffende medisch dossier.

€ 90

 

8

Een daartoe aangewezen toezichthouder ontvangt desgevraagd een exemplaar van de medische dossiers, bedoeld in het vijfde lid.

€ 90

       

6.10a

 

Maatregelen bij gehoorbeschadiging

 
 

1

Als bij een audiometrisch onderzoek als bedoeld in artikel 6.10, eerste tot en met derde lid, bij een werknemer een aantoonbare gehoorbeschadiging wordt vastgesteld, beoordeelt de deskundige persoon, bedoeld in artikel 2.14a, tweede lid, of een specialist, als de deskundige persoon dat noodzakelijk acht, of de beschadiging vermoedelijk het gevolg is van blootstelling aan lawaai op het werk.

€ 90

 

2

Als wordt vastgesteld dat de gehoorbeschadiging is veroorzaakt door blootstelling aan lawaai op het werk, dan:

€ 900

   

a. wordt de beoordeling en de meting, bedoeld in artikel 6.7, eerste lid, opnieuw uitgevoerd;

 
   

b. worden de maatregelen ter voorkoming of beperking van de blootstelling, bedoeld in artikel 6.8, herzien;

 
   

c. wordt bij het nemen van maatregelen ter voorkoming of beperking van de blootstelling als bedoeld in artikel 6.8, met inbegrip van het toewijzen van ander werk zonder blootstellingsrisico, rekening gehouden met het advies van de deskundige persoon, bedoeld in artikel 2.14a, tweede lid, of de daartoe aangewezen toezichthouder; en

 
   

d. wordt iedere werknemer die op soortgelijke wijze is blootgesteld in de gelegenheid gesteld tussentijds opnieuw een arbeidsgezondheidskundig onderzoek in de vorm van een audiometrisch onderzoek te ondergaan.

 
       

6.11

 

Voorlichting en onderricht

 
   

Aan werknemers die worden blootgesteld aan een dagelijkse blootstelling aan lawaai van 80 dB(A) of hoger en een piekgeluidsdruk van 112 Pa of hoger worden doeltreffende voorlichting en doeltreffend onderricht gegeven over:

€ 540

   

a. de aard van de risico’s die voortvloeien uit blootstelling aan lawaai;

 
   

b. de genomen maatregelen, bedoeld in artikel 6.8, om de risico’s, bedoeld onder a, te voorkomen of tot een minimum te beperken;

 
   

c. de actiewaarden, bedoeld in artikel 6.8, derde, vierde, zevende en negende lid, en de grenswaarden, bedoeld in artikel 6.8, tiende lid;

 
   

d. de resultaten van de beoordeling en meting van de lawaainiveaus waaraan de werknemers zijn blootgesteld, bedoeld in artikel 6.7, eerste en tweede lid, en een uitleg van de betekenis en mogelijk daaraan verbonden risico’s;

 
   

e. het juiste gebruik van individuele gehoorbeschermers;

 
   

f. hoe signalen van gehoorbeschadiging zijn op te sporen en kunnen worden gemeld;

 
   

g. de omstandigheden waarin werknemers recht hebben op arbeidsgezondheidskundig onderzoek en het doel van dit onderzoek; en

 
   

h. veilige werkmethoden om de blootstelling aan lawaai tot een minimum te beperken.

 
       

Afdeling 3a

Trillingen

 

6.11b

 

Nadere voorschriften risico-inventarisatie en evaluatie, beoordelen en meten

 
 

1

In het kader van de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, worden de niveaus van de mechanische trillingen waaraan de werknemer wordt blootgesteld, beoordeeld en indien nodig gemeten.

€ 900

 

2

De beoordeling en de meting worden op zorgvuldige wijze gepland en met passende tussenpozen uitgevoerd.

€ 900

 

3

De beoordeling en de meting vinden plaats voor hand-armtrillingen overeenkomstig de punten 1 en 2 van deel A en voor lichaamstrillingen overeenkomstig de punten 1 en 2 van deel B van de bijlage bij de richtlijn

€ 900

 

4

De resultaten van de meting worden in een passende vorm bewaard zodat latere raadpleging mogelijk is.

€ 90

 

5

[Red: vervallen]

 
 

6

De beoordeling wordt regelmatig herzien, in ieder geval indien gewijzigde omstandigheden of resultaten van de arbeidsgezondheidskundige onderzoeken, bedoeld artikel 6.11e, hiertoe aanleiding geven.

€ 900

       

6.11c

 

Voorkomen of beperken van schadelijke trillingen

 
 

1

Indien de actiewaarden, bedoeld in artikel 6.11a, tweede lid, onderdeel b, en derde lid, onderdeel b, worden of kunnen worden overschreden, wordt, met inachtneming van artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van de wet in de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, en in het daarbij behorende plan van aanpak aandacht besteed aan:

€ 900

   

a. alternatieve werkmethoden die de noodzaak van blootstelling aan mechanische trillingen verminderen;

 
   

b. de keuze van de juiste arbeidsmiddelen, ergonomisch goed ontworpen en zo weinig mogelijk trillingen veroorzakend, rekening houdend met het te verrichten werk;

 
   

c. de verstrekking van hulpmiddelen om het risico van gezondheidsschade ten gevolge van trillingen te voorkomen;

 
   

d. passende onderhoudsprogramma's voor de arbeidsmiddelen, de arbeidsplaats en de systemen op de arbeidsplaats;

 
   

e. het ontwerp en de indeling van de arbeidsplaats;

 
   

f. een adequate voorlichting en opleiding van de werknemers, opdat zij de arbeidsmiddelen veilig en juist gebruiken, zodanig dat de blootstelling aan mechanische trillingen zo gering mogelijk is;

 
   

g. beperking van de duur en intensiteit van de blootstelling;

 
   

h. passende werkschema's met voldoende rustpauzes;

 
   

i. het verschaffen van kleding die de blootgestelde werknemers beschermt tegen kou en vocht.

 
 

2

Werknemers worden niet blootgesteld aan trillingen boven de grenswaarde voor blootstelling, bedoeld in artikel 6.11a, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, onderdeel a.

€ 3.600

 

3

Indien de grenswaarde toch wordt overschreden:

€ 3.600

   

a. worden onverwijld maatregelen getroffen om de blootstelling terug te brengen tot onder de grenswaarde voor blootstelling;

 
   

b. wordt de oorzaak van de overschrijding van de grenswaarde onderzocht;

 
   

c. worden de beschermings- en preventiemaatregelen aangepast om te voorkomen dat de grenswaarde opnieuw wordt overschreden.

 
       

6.11d

 

Voorlichting en onderricht

 
   

Aan werknemers die aan risico’s in verband met mechanische trillingen op het werk worden blootgesteld, worden doeltreffende voorlichting en doeltreffend onderricht gegeven over:

€ 540

   

a. maatregelen die zijn genomen om de risico's in verband met mechanische trillingen weg te nemen of tot een minimum te beperken;

 
   

b. de grenswaarden en actiewaarden voor blootstelling;

 
   

c. de resultaten van de overeenkomstig artikel 6.11b verrichte beoordelingen en metingen van mechanische trillingen en de gezondheidsschade die de gebruikte arbeidsmiddelen kunnen veroorzaken;

 
   

d. het nut van en de methode voor het opsporen en melden van symptomen van gezondheidsschade;

 
   

e. de omstandigheden waarin werknemers recht hebben op arbeidsgezondheidskundig onderzoek;

 
   

f. veilige werkmethoden om de blootstelling aan mechanische trillingen tot een minimum te beperken.

 
       

6.11e

 

Arbeidsgezondheidskundig onderzoek inzake trillingen

 
 

1

Iedere werknemer die voor de eerste keer wordt belast met werkzaamheden die blijkens de beoordeling, bedoeld in artikel 6.11b, eerste lid, gevaren kunnen opleveren voor de veiligheid of gezondheid, wordt in aanvulling op artikel 18 van de wet, in de gelegenheid gesteld om vóór de aanvang van de werkzaamheden een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan.

€ 90

 

2

Indien bij een werknemer een aandoening wordt geconstateerd die het gevolg zou kunnen zijn van blootstelling aan mechanische trillingen, worden werknemers, die op soortgelijke wijze zijn blootgesteld aan mechanische trillingen, tussentijds in de gelegenheid gesteld een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan.

€ 90

 

4

Wanneer bij een werknemer als gevolg van blootstelling aan mechanische trillingen een aantoonbare ziekte of een schadelijke invloed op de gezondheid is vastgesteld, wordt hij door de deskundige persoon, bedoeld in artikel 2.14a, tweede lid, of de arbodienst, geïnformeerd over de wijze waarop hij na beëindiging van de blootstelling in de gelegenheid wordt gesteld een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan.

€ 90

       

Afdeling 4

Straling

 

6.12

 

Toestellen

 
 

1

Toestellen die schadelijke niet-ioniserende elektromagnetische straling kunnen uitzenden moeten van deugdelijk materiaal en constructie zijn en in goede staat verkeren.

€ 3.600

 

2

De in het eerste lid bedoelde toestellen moeten zich in een zodanige ruimte bevinden en moeten voorts zodanig zijn opgesteld of afgeschermd, dat bij het in werking zijn daarvan gezondheidsschade zoveel mogelijk wordt voorkomen.

€ 3.600

 

3

Indien bij het in werking zijn van een toestel als bedoeld in het eerste lid, het gevaar voor gezondheidsschade ondanks de naleving van de voorschriften, bedoeld in het eerste en tweede lid, niet of niet geheel kan worden voorkomen, moeten zodanige maatregelen worden genomen dat gezondheidsschade zoveel mogelijk wordt voorkomen.

€ 3.600

 

4

Indien de in het derde lid bedoelde maatregelen gezondheidsschade niet of niet voldoende kunnen voorkomen, dan moeten persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking worden gesteld.

€ 3.600

 

5

De persoonlijke beschermingsmiddelen moeten door de werknemers bij de arbeid worden gebruikt.

€ 1.800

Afdeling 4a

Kunstmatige optische straling

 

6.12e

 

maatregelen ter voorkoming of beperking van de blootstelling

 
 

1

Er worden zodanige technische of organisatorische maatregelen genomen dat de risico’s van blootstelling aan kunstmatige optische straling worden weggenomen of tot een minimum beperkt, waarbij rekening wordt gehouden met de technische vooruitgang en de mogelijkheid om maatregelen te nemen om het risico aan de bron te beheersen

€ 3.600

 

2

Indien uit de beoordeling of berekening, bedoeld in artikel 6.12d, eerste lid, blijkt dat het op enigerlei wijze mogelijk is dat de grenswaarden overschreden worden, worden in het kader van het plan van aanpak, bedoeld in artikel 5 van de wet, technische of organisatorische maatregelen vastgesteld en uitgevoerd om overschrijding van de grenswaarden te voorkomen, met inachtneming van in ieder geval:

€ 900

   

a. alternatieve werkmethoden die het risico van optische straling verminderen;

 
   

b. de keuze van arbeidsmiddelen die minder optische straling uitzenden, rekening houdend met het te verrichten werk;

 
   

c. technische maatregelen om de emissie van optische straling te beperken, waar nodig ook door het gebruik van vergrendeling, afscherming of soortgelijke mechanismen ter bescherming van de gezondheid;

 
   

d. passende onderhoudsprogramma’s voor de arbeidsmiddelen, de arbeidsplaats en de systemen op de arbeidsplaats;

 
   

e. het ontwerp en de indeling van de arbeidsplaats;

 
   

f. de beperking van de duur en het niveau van de blootstelling;

 
   

g. de beschikbaarheid van passende persoonlijke beschermingsmiddelen;

 
   

h. de aanwijzingen van de fabrikant van de arbeidsmiddelen wanneer deze onder een desbetreffende communautaire richtlijn vallen.

 
 

3

Arbeidsplaatsen waar werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan niveaus van optische straling uit kunstmatige bronnen die de grenswaarden overschrijden, worden duidelijk aangegeven door middel van passende signaleringen. Indien dit technisch uitvoerbaar is en indien het risico bestaat dat de grenswaarden worden overschreden, worden de arbeidsplaatsen afgebakend en wordt de toegang ertoe beperkt

€ 540

 

4

Werknemers worden niet blootgesteld aan kunstmatige optische straling boven de grenswaarden. Indien de grenswaarden toch worden overschreden:

€ 3.600

   

a. neemt de werkgever onmiddellijk maatregelen om de blootstelling terug te brengen tot onder de grenswaarden;

 
   

b. gaat de werkgever na waarom de grenswaarden zijn overschreden;

 
   

c. past de werkgever de maatregelen, bedoeld in het eerste en tweede lid, aan om te voorkomen dat de grenswaarden opnieuw worden overschreden

 
 

5

De maatregelen, bedoeld in het eerste tot en met het vierde lid, worden afgestemd op de behoeften van werknemers die tot een bijzonder gevoelige risicogroep behoren

€ 90

6.12f

 

voorlichting en onderricht

 
 

1

Aan werknemers die worden blootgesteld aan risico’s in verband met kunstmatige optische straling, wordt alle in verband met de resultaten van de beoordeling, meting of berekening, bedoeld in artikel 6.12d, eerste lid, noodzakelijke voorlichting en onderricht gegeven

€ 540

 

2

In ieder geval wordt voorlichting en onderricht gegeven over:

€ 540

   

a. maatregelen die ingevolge deze afdeling zijn genomen;

 
   

b. de grenswaarden voor blootstelling en de gerelateerde potentiële gevaren;

 
   

c. de resultaten van de beoordeling, meting of berekening, bedoeld in artikel 6.12d, eerste lid, samen met een toelichting bij de betekenis en de potentiële gevaren ervan;

 
   

d. de wijze waarop schadelijke effecten van de blootstelling voor de gezondheid worden opgespoord en gemeld;

 
   

e. de omstandigheden waarin werknemers recht hebben op arbeidsgezondheidskundig onderzoek;

 
   

f. veilige werkmethoden om de risico's van blootstelling tot een minimum te beperken; en

 
   

g. goed gebruik van passende persoonlijke beschermingsmiddelen

 

6.12g

 

arbeidsgezondheidskundig onderzoek

 
 

1

Indien een werknemer is blootgesteld aan optische straling boven de grenswaarden wordt hij, in aanvulling op artikel 18 van de wet, in de gelegenheid gesteld om een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan. Dit onderzoek wordt ook aangeboden wanneer wordt geconstateerd dat de werknemer aan een herkenbare ziekte lijdt of schadelijke effecten voor zijn gezondheid ondervindt die door een deskundige persoon als bedoeld in artikel 2.14a, tweede lid, of een arbodienst worden aangemerkt als het resultaat van blootstelling aan kunstmatige optische straling op het werk.

In beide gevallen, wanneer de grenswaarden worden overschreden of schadelijke gevolgen voor de gezondheid, met inbegrip van ziekte, worden vastgesteld:

€ 90

   

a. wordt de werknemer door de deskundige persoon, bedoeld in artikel 2.14a, tweede lid, of de arbodienst geïnformeerd over het resultaat dat hem persoonlijk betreft. Hij ontvangt met name informatie en advies over het arbeidsgezondheidskundig onderzoek na het einde van de blootstelling.

 
   

b. wordt de werkgever geïnformeerd over significante bevindingen van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek,

 
   

c. is het de taak van de werkgever:

 
   

1°. de beoordeling, meting of berekening, bedoeld in artikel 6.12d, eerste lid, opnieuw uit te voeren;

 
   

2°. de door hem op grond van artikel 6.12e genomen maatregelen opnieuw te bezien;

 
   

3°. het advies van de deskundige persoon, bedoeld in artikel 2.14a, tweede lid, of de arbodienst in aanmerking te nemen bij de uitvoering van de maatregelen die vereist zijn om het risico te elimineren of te verminderen overeenkomstig artikel 6.12e;

 
   

4°. te voorzien in voortgezet arbeidsgezondheidskundig onderzoek en te zorgen voor een evaluatie van de gezondheidstoestand van alle andere werknemers die op overeenkomstige wijze zijn blootgesteld aan optische straling. In die gevallen kan de deskundige persoon, bedoeld in artikel 2.14a, tweede lid, of de arbodienst voorstellen dat de aan optische straling blootgestelde personen aan een medisch onderzoek worden onderworpen

 
 

2

Van iedere werknemer die een arbeidsgezondheidskundig onderzoek als bedoeld in het eerste lid heeft ondergaan, wordt een individueel medisch dossier opgesteld, dat regelmatig wordt bijgewerkt. De medische dossiers bevatten een samenvatting van de resultaten van het uitgevoerde arbeidsgezondheidskundig onderzoek. De medische dossiers worden in geschikte vorm bewaard, zodat zij later kunnen worden geraadpleegd

€ 90

 

3

De werkgever neemt passende maatregelen om te waarborgen dat de deskundige persoon, bedoeld in artikel 2.14a, tweede lid, of de arbodienst toegang heeft tot de resultaten van de beoordeling, meting of berekening, bedoeld in artikel 6.12d, eerste lid

€ 90

 

4

Iedere werknemer heeft recht op inzage in de hem betreffende resultaten

€ 90

Afdeling 5

Werken onder overdruk

 

6.14

 

Geschiktheid

 
   

Duikarbeid, caissonarbeid en overige arbeid onder overdruk moeten worden verricht door een persoon die in een zodanige lichamelijke en geestelijke toestand verkeert, dat hij in staat is de gevaren, die zijn verbonden aan de door hem te verrichten arbeid, te onderkennen en zo mogelijk te voorkomen of te beperken.

€ 540*

       

6.14a

 

Arbeidsgezondheidskundig onderzoek

 
 

1

Personen, die worden belast met het verrichten van duikarbeid, caissonarbeid en overige arbeid onder overdruk worden voor de aanvang van die arbeid onderworpen aan een arbeidsgezondheidskundig onderzoek, dat gericht is op de bijzondere gevaren voor de gezondheid, waaraan zij bij de uitoefening van die arbeid kunnen blootstaan.

€ 1.800

 

2

Na een periode van ten hoogste twaalf maanden na het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, wordt het arbeidsgezondheidskundig onderzoek herhaald en vervolgens telkens met een tussenperiode van ten hoogste twaalf maanden sinds het voorafgaande onderzoek.

€ 1.800

 

3

Het arbeidsgezondheidskundig onderzoek, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt uitgevoerd door een arts, die in het bezit is van een certificaat duikerarts, dat is afgegeven door Onze Minister of een certificerende instelling.

€ 1.800

 

5

Een persoon verricht slechts duikarbeid, caissonarbeid of overige arbeid onder overdruk indien uit het arbeidsgezondheidskundig onderzoek blijkt, dat het verrichten van die arbeid op medische gronden toelaatbaar is. Indien uit de uitslag van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek blijkt dat het verrichten van duikarbeid, caissonarbeid of overige arbeid onder overdruk slechts onder de daarin aangegeven beperkende voorschriften toelaatbaar is, worden deze voorschriften in acht genomen.

€ 4.500*

       

6.15

 

Veiligheidsmaatregelen

 
 

1

Indien duikarbeid, caissonarbeid en overige arbeid onder overdruk worden verricht, is met inachtneming van de stand van de techniek en rekening houdende met de specifiek te verrichten arbeid:

 
 

a

nabij de plaats waar de arbeid wordt verricht een deugdelijke schriftelijke werkinstructie aanwezig die ten minste de door de werknemers te treffen veiligheidsvoorzieningen alsmede de noodprocedures bevat;

€ 540

 

b

aan de werknemers deugdelijk materiaal dat in goede staat verkeert en voldoende ademgas van goede kwaliteit ter beschikking gesteld;

€ 4.500

 

c

nabij de plaats waar de arbeid wordt verricht een daartoe opgeleid persoon aanwezig is die de werknemers adequaat medisch begeleiden kan;

€ 1.800*

 

d

nabij de plaats waar de arbeid wordt verricht een adequate eerste-hulp uitrusting aanwezig.

€ 4.500

 

2

De opgeleide persoon als bedoeld in artikel 6.15, eerste lid onder c. kan terstond in contact treden met een arts als bedoeld in artikel 6.14a, derde lid.

€ 1.800

       

6.15a

 

Certificering onderhoudssystemen duik- en caissonmaterieel

 
 

1

Duikarbeid, caissonarbeid en overige arbeid onder overdruk worden verricht door een werkgever die in het bezit is van een certificaat Onderhoudssysteem duik- en caissonmaterieel, dat is afgegeven door Onze Minister of een certificerende instelling.

€ 1.800

 

2

Het certificaat, bedoeld in het eerste lid, of een afschrift daarvan is op de arbeidsplaats aanwezig en wordt desgevraagd getoond aan de toezichthouder.

€ 90

       

6.16

 

Duikarbeid

 
 

1

Duikarbeid wordt verricht door één of meer duikers, bijgestaan door een reserveduiker en een ploegleider.

€ 4.500*

 

2

De reserveduiker mag alleen duikarbeid verrichten in het kader van verlenen van hulp en het redden van in moeilijkheden geraakte duikers. Bij het gebruik van een duikklok moet de reserveduiker in de klok aanwezig zijn.

€ 1.800*

 

3

De ploegleider is in het bezit van een certificaat duikploegleider met betrekking tot de soort arbeid die hij verricht, dat is afgegeven door Onze Minister of een certificerende instelling

€ 1.800*

 

5

Een ieder die duikarbeid heeft verricht, houdt hiervan aantekening in een persoonlijk duiklogboek.

€ 90*

   

In dit logboek moet in elk geval worden aangetekend:

 
   

– aard van de duikarbeid;

 
   

– het gevolgde duikschema;

 
   

– het gevolgde decompressieverloop;

 
   

– de verblijftijd in de vloeistof.

 
 

6

De duikers en de reserveduiker moeten in het bezit zijn van een certificaat duikarbeid met betrekking tot de soort arbeid die zij verrichten, dat is afgegeven door de minister van SZW of een certificerende instelling.

€ 1.800*

 

7

Indien duikarbeid wordt verricht is de persoon, bedoeld in artikel 6.15, eerste lid, onder c, in het bezit van een certificaat duikmedische begeleiding met betrekking tot de soort arbeid die hij verricht, dat is afgegeven door de minister van SZW of een certificerende instelling

€ 1.800*

 

8

Het certificaat duikploegleider, het certificaat duikarbeid en het certificaat duikmedische begeleiding, bedoeld in het derde respectievelijk het zesde en zevende lid , of afschriften daarvan moeten op de arbeidsplaats aanwezig zijn en desgevraagd aan de toezichthouder worden getoond.

€ 90*

       

6.17

 

Melding duikarbeid

 
 

1

Duikarbeid die wordt verricht:

€ 1.800

   

a. op een diepte groter dan 9 meter;

 
   

b. bij een stroomsnelheid groter dan 0,5 meter per seconde;

 
   

c. met voorgenomen decompressie;

 
   

d. met een ademgas anders dan lucht;

 
   

e. over een periode langer dan een week, of

 
   

f. ten behoeve van de ondergrondse winningsindustrie of de winningsindustrie die delfstoffen wint met behulp van boringen,

 
   

wordt ten minste vijf werkdagen vóór de aanvang ervan schriftelijk gemeld bij een daartoe aangewezen toezichthouder onder opgaaf van de plaats waar de arbeid zal worden verricht, het tijdstip waarop deze zal aanvangen, het vermoedelijke aantal betrokken werknemers en het aantal werknemers dat daadwerkelijk duikarbeid zal verrichten

 
 

2

Indien de periode tussen de opdracht tot het verrichten van duikarbeid als bedoeld in het eerste lid en de uitvoering ervan wegens het onvoorziene en spoedeisende karakter van de duikarbeid korter is dan vijf werkdagen, dan wordt de duikarbeid zo spoedig mogelijk bij de ambtenaar bedoeld in het eerste lid gemeld.

€ 1.800

 

3

De schriftelijke melding bedoeld in het eerste lid, gaat in geval van duikarbeid ten behoeve van de ondergrondse winningsindustrie of de winningsindustrie die delfstoffen wint met behulp van boringen, vergezeld van informatie over de veiligheids- en gezondheidsrisico’s van de duiklocatie.

€ 90

       

6.18

 

Compressiekamer duikarbeid

 
 

1

Bij de plaats waar duikarbeid in water wordt verricht op een diepte van meer dan 15 m of in een andere vloeistof onder een hogere druk dan 1,5.105 Pa boven de atmosferische druk, is een geschikte compressiekamer, voorzien van een personen- en medicijnsluis, aanwezig.

€ 4.500

 

2

Onverminderd het eerste lid is bij de plaats waar duikarbeid wordt verricht een compressiekamer aanwezig indien de reistijd tussen de duiklocatie en de dichtstbijzijnde behandelfaciliteit met compressiekamer meer dan 2 uur bedraagt.

€ 4.500

 

3

De compressiekamer, bedoeld in het eerste lid:

€ 4.500

   

a. heeft een omvang en een inrichting die zijn afgestemd op het aantal personen dat duikarbeid verricht en de aard van de werkzaamheden, en

 
   

b. biedt ten minste plaats aan twee personen.

 
 

4

Een compressiekamer als bedoeld in het eerste lid, moet op de juiste wijze worden gebruikt.

€ 4.500*

       

6.19

 

Caissonarbeid

 
 

1

Caissonarbeid moet door ten minste 2 personen worden verricht.

€ 4.500*

 

2

De toezichthouder moet ten minste 30 dagen voor aanvang van caissonarbeid schriftelijk in kennis worden gesteld, onder overlegging van een deugdelijk werkplan.

€ 1.800

 

3

Een caisson wordt gebouwd, geïnstalleerd, aangepast of gedemonteerd onder toezicht van een speciaal daarvoor aangewezen persoon.

€ 1.800

 

4

Caissons moeten regelmatig worden geïnspecteerd door een speciaal daarvoor aangewezen persoon.

€ 1.800

       

6.20

 

Compressiekamer caissonarbeid

 
 

1

Bij de plaats waar caissonarbeid wordt verricht onder een hogere druk dan 1,5.105 Pa boven de atmosferische druk, is een geschikte compressiekamer, voorzien van een personen- en medicijnsluis, aanwezig.

€ 4.500

 

2

Onverminderd het eerste lid is bij de plaats waar caissonarbeid wordt verricht een compressiekamer aanwezig indien de reistijd tussen die plaats en de dichtstbijzijnde behandelfaciliteit met compressiekamer meer dan 2 uur bedraagt.

€ 4.500

 

3

De compressiekamer, bedoeld in het eerste lid:

€ 4.500

   

a. heeft een omvang en een inrichting die zijn afgestemd op het aantal personen dat caissonarbeid verricht en de aard van de werkzaamheden, en

 
   

b. biedt ten minste plaats aan twee personen.

 
 

4

Een compressiekamer moet op de juiste wijze worden gebruikt.

€ 4.500*

       

Afdeling 5a

Aanvullende voorschriften ondergrondse winningsindustrieën

 

6.20b

 

Ventilatie

 
 

1

Alle normaal toegankelijke ondergrondse werkterreinen worden behoorlijk geventileerd. Door middel van een permanente ventilatie, wordt, met een voldoende veiligheidsmarge, gezorgd voor een atmosfeer:

€ 4.500

   

a. die gezond is;

 
   

b. waarin het explosiegevaar en het gevaar voor stofdeeltjes die ingeademd kunnen worden, onder controle wordt gehouden;

 
   

c. waarin de arbeidsomstandigheden tijdens de werktijd adequaat zijn, gelet op de gebruikte werkmethoden en de fysieke belasting van de werknemers.

 
 

2

Indien de natuurlijke ventilatie niet aan het eerste lid voldoet wordt de hoofdventilatie door een of meer mechanische ventilatoren verzorgd. Er worden maatregelen getroffen om een constante en continue ventilatie te garanderen. De onderdruk van de hoofdventilatoren wordt voortdurend gecontroleerd. Er is een automatische alarmering voor het geval de hoofdventilatoren onverwacht uitvallen.

€ 4.500

 

3

a. de parameters van de ventilatie worden regelmatig gemeten en

€ 900

   

b. de resultaten van de metingen worden geregistreerd.

€ 90

 

4

Er wordt een plattegrond gemaakt en regelmatig bijgewerkt met alle nuttige gegevens van het ventilatiesysteem. De plattegrond is op de arbeidsplaats aanwezig en wordt desgevraagd getoond aan de toezichthouder.

€ 90

       

Afdeling 5b

Aanvullende voorschriften winningsindustrieën met behulp van boringen

 

6.20e

 

Verlichting

 
   

Verlichtingsinstallaties zijn zodanig ontworpen dat operationele bedieningsruimten, vluchtwegen, inschepingszones en gevaarlijke zones gedurende de aanwezigheid van de werknemers verlicht zijn.

€ 540

       

Afdeling 6

Bijzondere sectoren en bijzondere categorieën werknemers

 

6.30

 

Daglicht en kunstlicht (thuiswerkers)

 
   

Indien de thuiswerker reeds uit eigen hoofde beschikt over voorzieningen voor kunstverlichting als bedoeld in artikel 6.3, tweede lid, behoeft de thuiswerkgever deze niet alsnog ter beschikking te stellen.

€ 540

       

Hoofdstuk 7

Arbeidsmiddelen en specifieke werkzaamheden

 

Afdeling 2

Algemene voorschriften

 

7.2

 

Arbeidsmiddelen met een CE-markering

 
 

1

Een door de werkgever aan de werknemer ter beschikking gesteld arbeidsmiddel voldoet aan de op dat arbeidsmiddel van toepassing zijnde Warenwetbesluiten.

€ 3.600

       

7.3

 

Geschiktheid arbeidsmiddelen

 
 

1

Bij de keuze van de arbeidsmiddelen die de werkgever ter beschikking stelt, wordt rekening gehouden met de uit de ri&e als bedoeld in artikel 5 Arbowet, gebleken:

€ 1.800

   

– specifieke kenmerken van de arbeid;

 
   

– omstandigheden waaronder deze worden verrichten;

 
   

– op de arbeidsplaats al bestaande gevaren;

 
   

– de gevaren die daaraan zouden kunnen worden toegevoegd door het gebruik van de desbetreffende arbeidsmiddelen.

 
 

2

Om te voorkomen dat het gebruik van arbeidsmiddelen gevaren voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers oplevert, worden de arbeidsmiddelen die op de arbeidsplaats ter beschikking van de werknemers worden gesteld, uitsluitend gebruikt voor het doel, op de wijze en op de plaats waarvoor zij zijn ingericht en bestemd.

€ 1.800

 

3

De arbeidsmiddelen, bedoeld in het tweede lid, moeten voorst geschikt zijn voor het uit te voeren werk of daartoe behoorlijk zijn aangepast.

€ 1.800

 

4

Voor zover het redelijkerwijs niet mogelijk is de gevaren bij het gebruik van de arbeidsmiddelen te voorkomen, moeten zodanige maatregelen worden getroffen dat gevaren zoveel mogelijk worden beperkt.

€ 1.800

       

7.4

 

Deugdelijkheid arbeidsmiddelen en ongewilde gebeurtenissen

 
 

1

Een arbeidsmiddel moet uit deugdelijk materiaal bestaan.

€ 4.500

 

2

Een arbeidsmiddel moet van deugdelijke constructie zijn.

€ 4.500

 

3

Een arbeidsmiddel is zodanig geplaatst, bevestigd of ingericht en wordt zodanig gebruikt dat het gevaar dat zich een ongewilde gebeurtenis voordoet zoals verschuiven, omvallen, kantelen, getroffen worden door het arbeidsmiddel of onderdelen daarvan, oververhitting, brand, ontploffen, blikseminslag en directe of indirecte aanraking met elektriciteit zoveel mogelijk is voorkomen.

€ 4.500

 

4

Het gevaar getroffen te worden door ongewild in beweging of vrijkomende voorwerpen, producten, vloeistoffen of gassen wordt voorkomen en indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk beperkt.

€ 4.500

   

Maatregelen gericht op collectieve bescherming hebben de voorrang boven maatregelen gericht op individuele bescherming.

 
       

7.4a

 

Keuringen

 
 

1

Een arbeidsmiddel waarvan de veiligheid afhangt van de wijze van installatie moet na de installatie en voordat het voor de eerste maal in gebruik wordt genomen, worden gekeurd op de juiste wijze van installatie en goed en veilig functioneren.

€ 1.800

 

2

Een arbeidsmiddel als bedoeld in het eerste lid, moet voorts na elke montage op een nieuwe locatie of een nieuwe plek worden gekeurd op de juiste wijze van installatie en goed en veilig functioneren.

€ 1.800

 

3

Een arbeidsmiddel dat onderhevig is aan invloeden die leiden tot verslechtering welke aanleiding kunnen geven tot het ontstaan van gevaarlijke situaties wordt, zo dikwijls dit ter waarborging van de goede staat noodzakelijk is, gekeurd, waarbij het zo nodig wordt beproefd.

€ 1.800

 

4

Een arbeidsmiddel dat onderhevig is aan invloeden als bedoeld in het derde lid, moet worden gekeurd, waarbij het zo nodig wordt beproefd, telkens wanneer zich uitzonderlijke gebeurtenissen hebben voorgedaan die schadelijke gevolgen kunnen hebben voor de veiligheid van het arbeidsmiddel.

€ 1.800

   

Als uitzonderlijke gebeurtenissen worden in ieder geval aangemerkt: natuurverschijnselen, veranderingen aan het arbeidsmiddel, ongevallen met het arbeidsmiddel en langdurige buitengebruikstelling van het arbeidsmiddel.

 
 

5

Keuringen worden uitgevoerd door een deskundige natuurlijke persoon, rechtspersoon of instelling.

€ 1.800

 

6

Schriftelijke bewijsstukken van de uitgevoerde keuringen moeten op de arbeidsplaats aanwezig zijn en moeten desgevraagd worden getoond aan de toezichthouder.

€ 90

       

7.5

 

Montage, demontage, onderhoud, reparatie en reiniging van arbeidsmiddelen

 
 

1

De nodige maatregelen moeten worden genomen om ervoor te zorgen dat arbeidsmiddelen tijdens de gehele gebruiksduur door toereikend onderhoud in een zodanige staat worden gehouden, dat gevaar voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers zoveel mogelijk is voorkomen.

€ 4.500

 

2

Onderhouds-, reparatie- en schoonmaakwerkzaamheden aan een arbeidsmiddel mogen slechts worden uitgevoerd wanneer dit is uitgeschakeld en drukloos of spanningsloos is gemaakt.

€ 4.500*

   

Indien dit niet mogelijk is dan moeten doeltreffende maatregelen worden genomen om die werkzaamheden veilig te kunnen uitvoeren.

 
 

3

Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op productie- en afstelwerkzaamheden met of aan een arbeidsmiddel.

€ 4.500*

 

4

Een bij een arbeidsmiddel behorend onderhoudsboek moet goed worden bijgehouden.

€ 90

 

5

Montage en demontage van een arbeidsmiddel vindt op veilige wijze plaats, met inachtneming van de eventuele aanwijzingen van de fabrikant.

€ 4.500

       

7.6

 

Deskundigheid werknemers

 
 

1

Met betrekking tot arbeidsmiddelen waarvan het gebruik een specifiek gevaar voor de veiligheid van de werknemers kan opleveren, blijft het gebruik voorbehouden aan werknemers die met het gebruik belast zijn.

€ 1.800

 

2

Werknemers die belast zijn met ombouwen, onderhouden, repareren of reinigen van arbeidsmiddelen als bedoeld in het eerste lid, moeten daartoe een specifieke deskundigheid en ervaring bezitten.

€ 1.800

       

7.7

 

Veiligheidsvoorzieningen in verband met bewegende delen van arbeidsmiddelen

 
 

1

Indien bewegende delen van een arbeidsmiddel gevaar opleveren, moeten zij van zodanige schermen of beveiligingsinrichtingen zijn voorzien, dat het gevaar zoveel mogelijk wordt voorkomen.

€ 4.500

 

2

De schermen of beveiligingsinrichtingen moeten stevig zijn uitgevoerd.

€ 4.500

 

3

De schermen of beveiligingsinrichtingen mogen geen bijzondere gevaren opleveren.

€ 4.500

 

4

De schermen of beveiligingsinrichtingen mogen niet eenvoudig kunnen worden genegeerd of buiten werking worden gesteld.

€ 4.500

 

5

De schermen of beveiligingsinrichtingen moeten op voldoende afstand van de gevaarlijke zone van het arbeidsmiddel zijn aangebracht.

€ 4.500

 

6

De schermen of beveiligingsinrichtingen moeten het zicht op de arbeid zo min mogelijk belemmeren.

€ 4.500

 

7

Schermen of beveiligingsinrichtingen van arbeidsmiddelen, moeten op een zodanige wijze zijn aangebracht dat de noodzakelijke onderhouds- en reparatiewerkzaamheden op veilige wijze kunnen worden uitgevoerd.

€ 4.500

   

Daarbij moet zoveel mogelijk worden voorkomen dat de schermen of beveiligingsinrichtingen moeten worden gedemonteerd.

 
       

7.8

 

Verlichting

 
   

Werk- en onderhoudspunten van een arbeidsmiddel moeten – in aanvulling op artikel 6.3 – voldoende en doelmatig zijn verlicht.

€ 1.800

       

7.9

 

Hoge en lage temperatuur

 
   

Zoveel als mogelijk moet worden voorkomen dat werknemers in de onmiddellijke nabijheid kunnen komen van een arbeidsmiddel of een onderdeel daarvan met een zeer hoge of zeer lage temperatuur. Indien dat niet mogelijk is, dan moeten doeltreffende maatregelen zijn getroffen om aanraking te voorkomen.

€ 4.500

       

7.10

 

Alarmsignalen

 
   

Alarmsignalen van een arbeidsmiddel moeten gemakkelijk en duidelijk waarneembaar en als zodanig goed herkenbaar zijn.

€ 540

   

Deze alarmsignalen moeten voldoen aan de algemene vereisten van veiligheids- en gezondheidssignalering als bedoeld in artikel 8.4.

 
       

7.11

 

Loskoppelen arbeidsmiddel

 
 

1

Een arbeidsmiddel moet over duidelijk herkenbare voorzieningen beschikken, waarmee het van zijn krachtbronnen moet kunnen worden losgekoppeld.

€ 4.500

 

2

Het na loskoppeling opnieuw aansluiten van een arbeidsmiddel op een krachtbron mag geen gevaar opleveren voor de werknemers.

€ 4.500

       

7.11a

 

Voorlichting

 
 

1

Een bij een arbeidsmiddel behorende gebruiksaanwijzing moet in begrijpelijke vorm ter kennis worden gebracht van de betrokken werknemers.

€ 90

 

2

Indien het gebruik of de aanwezigheid van arbeidsmiddelen in de onmiddellijke werkomgeving gevaren voor de werknemers kunnen opleveren, moeten zij hierop worden gewezen, ook indien de werknemers van deze middelen geen rechtstreeks gebruik maken.

€ 90

       

Afdeling 3

Arbeidsmiddelen met een bedieningssysteem

 

7.13

 

Bedieningssystemen

 
 

1

Een bedieningssysteem van een arbeidsmiddel moet veilig zijn.

€ 1.800

 

2

Een bedieningssysteem van een arbeidsmiddel mag ook bij onopzettelijke handelingen geen gevaar opleveren voor werknemers.

€ 1.800

 

3

Bij de keuze van een bedieningssysteem moet rekening worden gehouden met defecten, storingen en belastingen die bij het gebruik kunnen worden verwacht.

€ 1.800

 

4

Een bedieningssysteem moet duidelijk zichtbaar en herkenbaar zijn en is daartoe, waar nodig, op passende wijze van functionele aanduidingen voorzien.

€ 1.800

 

5

Een bedieningssysteem moet zich zoveel mogelijk buiten de gevaarlijke zone van een arbeidsmiddel bevinden.

€ 1.800

 

6

De plaats van het bedieningssysteem van een arbeidsmiddel mag geen extra gevaren opleveren voor werknemers.

€ 1.800

 

7

Indien een arbeidsmiddel in werking kan worden gesteld of kan worden gestopt op een plaats waar dat arbeidsmiddel niet geheel kan worden gezien, dan moet om de betrokken werknemers te beschermen, telkens tijdig voor het inwerkingstellen of stoppen van dat arbeidsmiddel een signaal worden gegeven dat voldoet aan de algemene vereisten van veiligheids- en gezondheidssignalering als bedoeld in artikel 8.4.

€ 1.800*

       

7.14

 

In werking stellen van arbeidsmiddelen

 
 

1

Een arbeidsmiddel mag uitsluitend in werking worden gesteld door een opzettelijk verrichte handeling met een daarvoor bestemd bedieningssysteem.

€ 4.500

       

7.15

 

Stopzetten van arbeidsmiddelen

 
 

1

Een arbeidsmiddel kan op veilige wijze worden stopgezet met een daarvoor bestemd bedieningssysteem.

€ 4.500

   

Een bedieningssysteem stopt naar gelang het gevaar hetzij het gehele arbeidsmiddel hetzij onderdelen daarvan, zodanig dat het arbeidsmiddel in een veilige toestand is.

 
 

2

Wanneer een arbeidsmiddel of onderdelen daarvan zijn stopgezet, moet de energietoevoer naar het arbeidsmiddel of de onderdelen daarvan die het gevaar veroorzaken zijn onderbroken.

€ 4.500

 

3

De opdracht tot het stopzetten van een arbeidsmiddel of een onderdeel daarvan kan niet worden opgeheven door een opdracht tot starten ervan.

€ 4.500

       

7.16

 

Noodstopvoorziening

 
   

Een arbeidsmiddel moet beschikken over een noodstopvoorziening, indien dit met het oog op de gevaren van dat arbeidsmiddel en de normale tijd die nodig is om dat arbeidsmiddel stop te zetten noodzakelijk is.

€ 4.500

       

Afdeling 4

Aanvullende voorschriften specifieke arbeidsmiddelen en werkzaamheden

 

7.17a

 

Uitrusting mobiele arbeidsmiddelen

 
 

1

Mobiele arbeidsmiddelen waarop een of meer personen kunnen worden vervoerd, moeten zodanig zijn uitgerust dat het gevaar voor deze personen tijdens het vervoer zoveel mogelijk wordt beperkt.

€ 4.500

 

2

Mobiele arbeidsmiddelen, met uitzondering van heftrucks, waarmee een of meer personen kunnen worden vervoerd, moeten zodanig zijn uitgerust dat onder de feitelijke gebruiksomstandigheden de gevaren als gevolg van het kantelen of omvallen van het mobiele arbeidsmiddel zoveel mogelijk worden beperkt door:

€ 4.500

   

a. een beschermingsconstructie die verhindert dat het mobiele arbeidsmiddel zich meer dan een kwartslag kan bewegen, of

 
   

b. een constructie die ervoor zorgt dat er rond de te vervoeren personen voldoende vrije ruimte voorhanden is, wanneer het mobiele arbeidsmiddel zich meer dan een kwartslag kan bewegen, of

 
   

c. andere voorzieningen met een gelijk veiligheidsniveau.

 
 

4

Indien het gevaar bestaat dat de te vervoeren personen bij kanteling of omslaan bekneld kunnen raken tussen de delen van het mobiele arbeidsmiddel en de grond, dan moet een systeem zijn geïnstalleerd waarmee zij kunnen worden tegengehouden.

€ 4.500

 

5

Heftrucks waarmee een of meer personen kunnen worden vervoerd, zijn zodanig uitgerust, dat het gevaar van kantelen of de gevolgen daarvan zoveel mogelijk worden beperkt door:

€ 4.500

   

a. een bestuurderscabine, of

 
   

b. een inrichting die verhindert dat de heftruck kantelt, of

 
   

c. een inrichting die ervoor zorgt dat, indien de heftruck kantelt, er voor de te vervoeren personen voldoende vrije ruimte is tussen de grond en bepaalde delen van de heftruck, of

 
   

d. een inrichting op elke zitplaats van de heftruck, waarmee de op de truck aanwezige personen zich op de zitplaats kunnen vastzetten, of

 
   

e. andere voorzieningen met een gelijk veiligheidsniveau.

 
 

6

Indien het onverhoeds blokkeren van onderdelen voor de energieoverbrenging tussen het mobiele arbeidsmiddel en zijn hulpstukken of aanhangers specifieke gevaren kan opleveren, dan moet het arbeidsmiddel uitgerust zijn met een voorziening die deze blokkering verhindert.

€ 4.500

   

Indien een dergelijke blokkering niet kan worden verhinderd, moeten zodanige maatregelen zijn genomen dat de gevaren zoveel mogelijk worden beperkt.

 
 

7

Mobiele arbeidsmiddelen moeten zijn voorzien van middelen voor de bevestiging van onderdelen voor de energieoverbrenging, wanneer deze onderdelen vervuild of beschadigd kunnen raken doordat zij over de grond slepen.

€ 1.800

       

7.17b

 

Uitrusting mobiele arbeidsmiddelen met eigen aandrijving

 
 

2

Mobiele arbeidsmiddelen moeten zijn uitgerust met:

 
 

a

voorzieningen om te vermijden dat zij door onbevoegden in werking kunnen worden gesteld;

€ 1.800

 

b

doeltreffende voorzieningen ter beperking van de gevolgen van een eventuele botsing, indien verschillende, op rails rijdende arbeidsmiddelen tegelijkertijd worden verplaatst;

€ 4.500

 

c

een rem- en stopvoorziening;

€ 4.500

 

d

een noodvoorziening, voorzover die om veiligheidsredenen noodzakelijk is, welke voorziening bij het uitvallen van het hoofdsysteem van de rem- en stopvoorzieninig het mobiele arbeidsmiddel door gemakkelijk toegankelijke besturingsorganen of door automatische systemen het mobiele arbeidsmiddel kan afremmen en tot stilstand brengen;

€ 4.500

 

e

doeltreffende hulpmiddelen die toereikend zicht voor de bestuurder mogelijk maken indien het directe gezichtsveld van hem ontoereikend is om de veiligheid van personen te waarborgen

€ 4.500

 

3

Indien mobiele arbeidsmiddelen ’s nachts of op donkere plaatsen worden gebruikt, zijn zij voorzien van een verlichtingsinstallatie die is aangepast aan het uit te voeren werk en die de werknemers voldoende veiligheid biedt.

€ 1800

 

4

Indien mobiele arbeidsmiddelen, hun aanhangers, of ladingen brandgevaar voor personen kunnen opleveren, zijn zij voorzien van doeltreffende brandbestrijdingsmiddelen, tenzij de arbeidsplaats hiermee op voldoende korte afstand van deze arbeidsmiddelen, hun aanhangers of ladingen is uitgerust.

€ 900

 

5

Indien mobiele arbeidsmiddelen op afstand worden bediend, komen zij automatisch tot stilstand wanneer zij het controlegebied verlaten.

€ 4.500

 

6

Indien mobiele arbeidsmiddelen op afstand worden bediend en onder normale gebruiksomstandigheden werknemers kunnen aan- of klemrijden, zijn zij uitgerust met voorzieningen die bescherming tegen deze gevaren bieden, tenzij er andere geschikte voorzieningen aanwezig zijn om het gevaar van aanrijdingen te beperken.

€ 4.500

       

7.17c

 

Gebruik mobiele arbeidsmiddelen

 
 

1

Mobiele arbeidsmiddelen met een eigen aandrijving worden bediend door werknemers die daartoe een specifieke deskundigheid beschikken.

€ 1.800

 

2

Het meerijden van werknemers op mobiele arbeidsmiddelen met eigen aandrijving is slechts toegestaan op speciaal daartoe ingerichte veilige plaatsen.

€ 4.500*

 

3

Indien tijdens de verplaatsing van een arbeidsmiddel als bedoeld in het tweede lid, werkzaamheden worden uitgevoerd, wordt de snelheid van het arbeidsmiddel zo nodig aangepast.

€ 4.500*

 

4

Indien een mobiel arbeidsmiddel zich binnen een werkzone waar werknemers zich kunnen bevinden, beweegt, worden doeltreffende verkeersregels vastgesteld.

€ 900

 

5

Doeltreffende organisatorische maatregelen worden genomen om te voorkomen dat zich werknemers bevinden in de werkzone van mobiele arbeidsmiddelen met eigen aandrijving.

€ 900

 

6

Indien voor de goede uitvoering van de werkzaamheden de aanwezigheid van werknemers in een werkzone als bedoeld in het vijfde lid, is vereist, worden doeltreffende maatregelen genomen om te voorkomen dat zij door het mobiele arbeidsmiddel gewond raken

€ 900

 

7

Met een verbrandingsmotor uitgeruste mobiele arbeidsmiddelen worden op de arbeidsplaats niet gebruikt, tenzij is gezorgd voor voldoende schone lucht.

€ 4.500*

 

8

Een mobiel arbeidsmiddel wordt niet eerder door de bestuurder verlaten dan nadat het is stilgezet en is zeker gesteld dat het na het verlaten niet onverhoeds in beweging komt.

€ 1.800*

       

7.17d

 

Personentransport over water

 
   

Bij transport van werknemers over water worden doeltreffende maatregelen getroffen om de veiligheid van deze werknemers te waarborgen.

€ 1.800

       

7.18

 

Hijs- en hefwerktuigen

 
 

1

Een hijs- of hefwerktuig is op of nabij de bedieningsplaats voorzien van een goed leesbare aanduiding die voor elke gebruikelijke configuratie van dat werktuig de toegelaten bedrijfslast vermeldt.

€ 540

 

2

Een hijs- of hefwerktuig wordt, behalve ten behoeve van beproeving, niet zwaarder belast dan de toegelaten bedrijfslast of bedrijfslasten noch zwaarder dan een veilig gebruik toelaat.

€ 4.500*

 

3

Hijs- en hefwerktuigen worden bediend door personen die daartoe een specifieke deskundigheid bezitten.

€ 1.800

 

4

Met een hijs- of hefwerktuig dat uitsluitend is bestemd en ingericht voor het vervoer van goederen, worden in de plaats van of tezamen met goederen geen personen vervoerd

€ 4.500*

 

5

Een hijs- of hefwerktuig dat niet is bestemd of ingericht voor het hijsen of heffen van personen en waarbij de kans aanwezig is op foutief gebruik, wordt voorzien van een goed leesbare waarschuwing tegen personenvervoer

€ 540

 

6

Hijs- of hefwerktuigen worden zodanig opgesteld dat het gevaar wordt beperkt dat de lasten de werknemers raken, dan wel ongewild op gevaarlijke wijze uit hun baan of in een vrije val raken of losraken.

€ 4.500*

 

7

Doeltreffende maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat werknemers zich niet ophouden onder hangende lasten.

€ 4.500*

 

8

Hangende lasten worden niet verplaatst boven niet beschermde werkplekken waar zich in de regel werknemers bevinden.

€ 4.500*

 

9

Indien bij toepassing van de leden zeven en acht het goede verloop van de werkzaamheden niet kan worden gegarandeerd, worden passende procedures vastgesteld en toegepast om de veiligheid van de betrokken werknemers te waarborgen.

€ 1.800*

       

7.18a

 

Hijs- en hefwerktuigen voor niet-geleide lasten

 
 

2

Wanneer twee of meer hijs- en hefwerktuigen zodanig op een werkplek worden geïnstalleerd of gemonteerd dat hun werkgebieden elkaar overlappen, worden doeltreffende maatregelen genomen om botsingen tussen de lasten of delen van deze werktuigen te voorkomen.

€ 4.500*

 

3

Bij het gebruik van een mobiel hijs- of hefwerktuig worden doeltreffende maatregelen genomen om te vermijden dat het werktuig kantelt, ongewild in beweging komt of wegglijdt.

€ 4.500*

 

4

Er wordt op toegezien dat maatregelen, bedoeld in het derde lid, naar behoren worden uitgevoerd.

€ 1.800

 

5

Wanneer de bediener van een hijs- of hefwerktuig noch rechtstreeks noch door middel van informatieverstrekkende hulpmiddelen de volledige baan van de last kan volgen, wordt een werknemer aangewezen die met de bediener in verbinding staat om hem te leiden.

€ 1.800

 

6

Voorts worden verdere organisatorische maatregelen genomen om ongewilde botsingen van de last te voorkomen.

€ 1.800

 

7

Wanneer lasten met de hand worden vast- of losgemaakt, zijn de werkzaamheden zodanig georganiseerd dat de werknemer deze handelingen veilig kan verrichten en hierover direct of indirect controle behoudt.

€ 1.800

 

8

Alle handelingen voor het hijsen of heffen worden correct gepland teneinde de veiligheid van de werknemers te garanderen.

€ 270

 

9

De handelingen, bedoeld in het achtste lid, worden onder doeltreffend toezicht uitgevoerd.

€ 1.800

 

10

Met name indien een last gelijktijdig wordt gehesen of geheven door twee of meer hijs- of hefwerktuigen, wordteen procedure vastgesteld en toegepast om een goede coördinatie van de handelingen van de bedieners te waarborgen.

€ 540*

 

11

Indien hijs- of hefwerktuigen bij het geheel of gedeeltelijk uitvallen van de energietoevoer de lasten niet meer kunnen houden, zijn doeltreffende maatregelen genomen om te vermijden dat werknemers aan de daarmee gepaard gaande gevaren worden blootgesteld.

€ 4.500

 

12

Op lasten, bedoeld in het elfde lid, wordt voortdurend toezicht gehouden, tenzij:

€ 1.800

   

– de toegang tot de gevarenzone wordt verhinderd; en

 
   

– de lasten volkomen veilig zijn vastgemaakt en worden vastgehouden.

 
 

13

In de open lucht gebruikte hijs- en hefwerktuigen worden stilgelegd zodra de weersomstandigheden zodanig verslechteren dat de bedrijfsveiligheid in gevaar komt en de werknemers aan gevaren worden blootgesteld.

€ 4.500*

   

In dit geval worden doeltreffende beschermingsmaatregelen genomen, in het bijzonder om te verhinderen dat het hijs- of hefwerktuig kantelt.

 
       

7.18b

 

Hijs- en hefwerktuigen voor personen

 
 

1

In aanvulling op de artikelen 7.18. en 7.18a, moeten hijs- en hefwerktuigen,die zijn bestemd en ingericht voor het hijsen of heffen van personen, met zodanige voorzieningen zijn uitgerust dat zoveel mogelijk wordt voorkomen dat:

€ 4.500

   

a. het hijs- of hefplatform voor personen naar beneden valt;

 
   

b. personen van dit platform vallen;

 
   

c. een persoon, die van het hijs- of hefwerktuig gebruik maakt, wordt verpletterd, beklemd raakt of wordt aangestoten, in het bijzonder als gevolg van een onopzettelijk contact met een voorwerp.

 
 

2

Een hijs- of hefwerktuig als bedoeld in het eerste lid, heeft voorts een zodanige voorziening, dat bij een mankement aan het werktuig de veiligheid van personen die zich op het hijs- of hefplatform voor personen bevinden, zoveel mogelijk is gewaarborgd en dat hun bevrijding mogelijk is.

€ 4.500

 

3

Indien het gevaar, bedoeld in het eerste lid, onder a, om redenen in verband met de terreinomstandigheden en het hoogteverschil niet met behulp van een veiligheidsvoorziening kan worden vermeden, dan moet in de ophanging van het platform een geschikte kabel, ketting of een andere voorziening met een verhoogde veiligheidscoëfficiënt worden toegepast.

€ 4.500

 

4

In het geval, bedoeld in het derde lid, moet de goede staat van de in de ophanging toegepaste kabel, ketting of andere voorziening elke werkdag worden gecontroleerd.

€ 1.800

       

7.20

 

Hijs- en hefgereedschap

 
 

1

Hijs- en hefgereedschap moet worden gekozen op grond van te hanteren lasten, de aanslagpunten, de haakvoorziening en de weersomstandigheden, daarbij rekening houdend met de wijze van aanslaan van de last en het te gebruiken hijs- of hefwerktuig.

€ 4.500

 

2

Hijs- en hefgereedschap, anders dan touwwerk of staalkabels, moet zijn voorzien van een goed leesbare aanduiding die de werklast vermeldt.

€ 540

 

3

Samengesteld hijs- en hefgereedschap moet duidelijk zijn gemarkeerd om de gebruiker in staat te stellen de kenmerken ervan te kennen.

€ 540

 

4

Hijs- en hefgereedschap mag, behalve ten behoeve van beproeving, niet zwaarder worden belast dan de werklast of dan een veilig gebruik toelaat.

€ 4.500*

 

5

Hijs- en hefgereedschap moet zodanig zijn opgeslagen dat het niet kan worden beschadigd of aangetast.

€ 1.800

 

6

Hijs- en hefgereedschap moet, ten minste eenmaal per jaar, door een deskundige natuurlijke persoon, rechtspersoon of instelling op zijn goede staat worden onderzocht waarbij het zo nodig beproefd. Deze persoon of instelling moet over de daarvoor benodigde uitrusting beschikken.

€ 1.800

 

7

Bewijsstukken van de onderzoeken en beproevingen, bedoeld in het zesde lid, moeten op de arbeidsplaats aanwezig zijn en moeten desgevraagd worden getoond aan de toezichthouder.

€ 90

       

7.21

 

Werkzaamheden in liftschachten

 
 

1

Indien zich in een schacht twee of meer liften bevinden, dan moeten afdoende technische maatregelen worden genomen teneinde te voorkomen dat personen bij werkzaamheden in de schacht aan één van de liften, getroffen kunnen worden door onderdelen van een naastliggende lift.

€ 4.500

 

2

Indien geen afdoende technische maatregelen kunnen worden genomen, teneinde te voorkomen dat personen bij werkzaamheden in de schacht aan één van de liften, getroffen kunnen worden door onderdelen van een naastliggende lift, dan moet de naastliggende lift worden stilgezet.

€ 4.500*

       

7.22

 

Vervoer van personen in werkbakken

 
   

Vervallen.

 
       

7.23

 

Gebruik van arbeidsmiddelen voor tijdelijke werkzaamheden op hoogte (algemeen)

 
 

1

Indien tijdelijke werkzaamheden op hoogte niet veilig en onder passende ergonomische omstandigheden op een daartoe geschikte werkvloer kunnen worden uitgevoerd, worden de meest geschikte arbeidsmiddelen gekozen om veilige arbeidsomstandigheden te waarborgen en te handhaven. Om dit te bereiken:

 
 

a

krijgen collectieve veiligheidsmaatregelen voorrang boven persoonlijke veiligheidsmaatregelen;

€ 4.500

 

b

zijn de afmetingen van de arbeidsmiddelen:

€ 4.500

   

1°. afgestemd op de aard van de te verrichten werkzaamheden;

 
   

2°. afgestemd op de voorzienbare belastingen, en

 
   

3°. zodanig dat zonder gevaar doorgang mogelijk is;

 
 

c

worden de meest geschikte toegangsmiddelen voor de tijdelijke arbeidsplaats op hoogte gekozen afhankelijk van het verkeer, de te overbruggen hoogte en de gebruiksduur;

€ 4.500

 

d

biedt het gekozen toegangsmiddel de mogelijkheid van ontruiming bij dreigend gevaar;

€ 4.500

 

e

levert het overstappen van een toegangsmiddel op platformen, vloeren of loopbruggen en omgekeerd geen extra valrisico’s op.

€ 4.500

 

2

Met inachtneming van het eerste lid wordt het gebruik van ladders en trappen als arbeidsplaatsen op hoogte beperkt tot omstandigheden waarin het gebruik van andere, veiliger arbeidsmiddelen niet gerechtvaardigd is in verband met het geringe risico, en

€ 4.500

   

a. vanwege de korte gebruiksduur, of

 
   

b. de bestaande kenmerken van de locaties die de werkgever niet kan veranderen.

 
 

3

Toegangs- en positioneringstechnieken met lijnen worden alleen gebruikt onder omstandigheden waarin uit de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, blijkt dat het werk veilig kan worden uitgevoerd en waarin het gebruik van andere, veiliger arbeidsmiddelen redelijkerwijs niet mogelijk is.

€ 4.500

 

4

In het geval, bedoeld in het derde lid, wordt, rekening houdend met de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, en met de duur van de werkzaamheden en met de ergonomische vereisten, voorzien in een zitje met geschikte toebehoren.

€ 4.500

 

5

Afhankelijk van het te gebruiken arbeidsmiddel worden ter minimalisering van de aan dit arbeidsmiddel verbonden risico’s voor de werknemers, de nodige maatregelen genomen. Zo nodig worden valbeveiligingen aangebracht.

€ 4.500

 

6

De valbeveiligingen zijn van een zodanige configuratie en sterkte dat vallen van hoogte wordt voorkomen of dat een eventuele val wordt gestopt, zodanig dat letsel bij de werknemers zoveel mogelijk wordt voorkomen.

€ 4.500

 

7

De collectieve valbeveiligingen worden alleen onderbroken daar waar zich een toegang tot een ladder of trap bevindt.

€ 4.500

 

8

Wanneer de uitvoering van werkzaamheden vereist dat een collectieve valbeveiliging tijdelijk wordt verwijderd, wordt gezorgd voor doeltreffende, vervangende veiligheidsvoorzieningen.

€ 4.500

 

9

De werkzaamheden, bedoeld in het achtste lid, worden niet uitgevoerd zolang deze vervangende voorzieningen niet zijn getroffen.

€ 4.500

 

10

Na de definitieve of tijdelijke beëindiging van de werkzaamheden, bedoeld in het achtste lid, worden de collectieve valbeveiligingen weer aangebracht.

€ 4.500

 

11

Tijdelijke werkzaamheden op hoogte worden slechts uitgevoerd wanneer de weersomstandigheden de veiligheid en gezondheid van de werknemers niet in gevaar brengen.

€ 4.500

       

7.23a

 

Specifieke bepalingen betreffende het gebruik van ladders en trappen

 
 

1

Ladders en trappen worden zodanig geplaatst dat hun stabiliteit tijdens het gebruik is gewaarborgd. In ieder geval worden hiertoe de volgende maatregelen genomen:

€ 4.500

   

a. de steunpunten van draagbare ladders en trappen rusten op een stabiele, stevige en onbeweeglijke ondergrond van voldoende omvang, zodat de sporten horizontaal blijven;

 
   

b. hangladders worden stevig vastgemaakt en, met uitzondering van touwladders, zodanig dat zij niet kunnen verschuiven en dat heen en weer zwaaien wordt vermeden.

 
 

2

Bij het gebruik van ladders en trappen worden in ieder geval de volgende maatregelen genomen:

€ 4.500

   

a. het wegglijden van de voet van draagbare ladders en trappen tijdens het gebruik wordt tegengegaan door de boven of onderkant van de ladderbomen vast te zetten, of door middel van een antislipinrichting of een andere, even doeltreffende oplossing;

 
   

b. toegangsladders steken tenminste 1 meter uit boven het toegangsniveau, tenzij andere voorzieningen een veilig houvast mogelijk maken;

 
   

c. meerdelige ladders en schuifladders worden zodanig gebruikt dat de verschillende delen niet ten opzichte van elkaar kunnen verschuiven;

 
   

d. verrolbare ladders en trappen worden vastgezet voordat zij worden betreden.

 
 

3

Ladders en trappen worden zodanig gebruikt dat de werknemers steeds veilige steun en houvast hebben. In elk geval mag het met de hand dragen van lasten op een ladder of een trap niet een veilig houvast belemmeren.

€ 4.500

       

7.23b

 

Specifieke bepalingen betreffende steigers

 
 

1

Wanneer voor de gekozen steiger de sterkte- en stabiliteitsberekening niet beschikbaar is of de overwogen structuurconfiguraties in de berekening niet zijn voorzien, wordt alsnog een sterkte- en stabiliteitsberekening uitgevoerd, tenzij de steiger wordt opgebouwd volgens een algemeen erkende standaardconfiguratie.

€ 900

 

2

Afhankelijk van de complexiteit van de gekozen steiger wordt door een daartoe bevoegde persoon een montage-, demontage- en ombouwschema opgesteld. Dit schema kan de vorm hebben van een algemeen uitvoeringsschema, dat voor specifieke steigers is aangevuld met detailtekeningen.

€ 1.800

 

3

De ondersteuningen van een steiger worden beveiligd tegen wegglijden, hetzij door bevestiging aan het steunvlak, hetzij door een antislipinrichting of een andere, even doeltreffende oplossing.

€ 4.500

 

4

Het dragende oppervlak van de ondersteuningen heeft een voldoende capaciteit.

€ 4.500

 

5

De stabiliteit van de steiger is verzekerd. Ongewilde bewegingen van rolsteigers tijdens werkzaamheden op hoogte worden door een passende voorziening voorkomen.

€ 4.500

 

6

De afmetingen, de vorm en de ligging van de vloeren van een steiger worden aan de aard van de te verrichten werkzaamheden en aan de te dragen lasten aangepast en zijn zodanig dat veilig verkeer kan plaatsvinden en veilig kan worden gewerkt.

€ 4.500

 

7

De vloeren van steigers zijn zodanig gemonteerd dat hun onderdelen bij normaal gebruik niet kunnen bewegen. Tussen de onderdelen van de vloeren en de verticale inrichtingen van de collectieve valbeveiligingen komen geen gevaarlijke openingen voor.

€ 4.500

 

8

Indien bepaalde gedeelten van een steiger niet gebruiksklaar zijn, worden deze gedeelten met inachtneming van afdeling 2 van hoofdstuk 8 gemarkeerd met waarschuwingssignalen en behoorlijk afgebakend door materiële elementen die de toegang tot de gevarenzone beletten.

€ 540

 

9

Steigers worden alleen opgebouwd, afgebroken of ingrijpend veranderd onder leiding van een bevoegde persoon en door werknemers die voor de beoogde werkzaamheden een toereikende en specifieke opleiding hebben ontvangen met betrekking tot de specifieke risico’s die in het bijzonder is gericht op:

€ 1.800

   

a. het begrijpen van het montage-, demontage- en ombouwschema van de betreffende steiger;

 
   

b. het veilig monteren, demonteren of ombouwen van de betreffende steiger;

 
   

c. maatregelen ter preventie van het risico dat personen of voorwerpen vallen;

 
   

d. veiligheidsmaatregelen bij veranderende weersomstandigheden die afbreuk kunnen doen aan de veiligheid van de betrokken steigers;

 
   

e. de toelaatbare belasting, en

 
   

f. ieder ander risico dat de montage-, demontage- of ombouwwerkzaamheden met zich mee kunnen brengen.

 
 

10

De persoon die de werkzaamheden leidt en de betrokken werknemers moeten beschikken over het montage-, demontage- en ombouwschema, bedoeld in het tweede lid, met inbegrip van eventuele daarbijbehorende instructies.

€ 90

       

7.23c

 

Specifieke bepalingen betreffende het gebruik van toegangs- en positioneringstechnieken met lijnen

 
 

1

Bij het gebruik van toegangs- en positioneringstechnieken met lijnen als bedoeld in artikel 7.23, derde lid, wordt aan de volgende voorwaarden voldaan:

 
 

a

het systeem omvat ten minste twee afzonderlijk verankerde lijnen, te weten:

€ 4.500

   

1°. een werklijn die dient om op of uit de arbeidsplaats te komen, en

 
   

2°. een veiligheidslijn die als reservelijn fungeert;

 
 

b

de werknemers beschikken over en maken gebruik van een geschikt harnas dat voldoet aan de bepalingen, vastgesteld bij of krachtens afdeling 1 van hoofdstuk 8, waardoor zij verbonden zijn met de veiligheidslijn;

€ 4.500*

 

c

de werklijn is voorzien van:

€ 4.500

   

1°. een veilig stijg- en afdaalmechanisme, en

 
   

2°. een zelfblokkerend mechanisme waardoor de gebruiker, wanneer hij de controle over zijn bewegingen verliest, niet kan vallen;

 
 

d

de veiligheidslijn is uitgerust met een beweegbaar valbeveiligingsmechanisme dat de werknemer in zijn bewegingen volgt;

€ 4.500

 

e

de gereedschappen en andere hulpstukken die de werknemer gebruikt, zijn verbonden met het harnas of het zitje van de werknemer, bedoeld in artikel 7.23, vierde lid, of op een andere, passende wijze bevestigd;

€ 4.500

 

f

het werk wordt naar behoren gepland en er wordt toezicht gehouden opdat zo nodig de werknemer onmiddellijk hulp kan worden geboden;

€ 1.800

 

g

de betrokken werknemers ontvangen een adequate en specifieke opleiding voor de beoogde werkzaamheden, in het bijzonder betreffende de reddingsprocedures.

€ 1.800

 

2

In uitzonderlijke omstandigheden waarin het gebruik van twee lijnen, gezien de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, het werk gevaarlijker zou maken, kan het gebruik van één enkele lijn worden toegestaan mits passende maatregelen zijn genomen om de veiligheid te waarborgen.

€ .4500

       

7.23d

 

Specifieke bepalingen betreffende het gebruik van werkbakken

 
 

1

Artikel 7.18, vierde lid, is niet van toepassing op het vervoer van werknemers met behulp van een werkbak die is gekoppeld aan een hijs-of hefwerktuig uitsluitend toegestaan indien vanuit die werkbak werkzaamheden worden verricht die jaarlijks hooguit enkele keren plaatsvinden en die per keer niet langer duren dan vier uren, op plaatsen die moeilijk bereikbaar zijn en indien toepassing van andere, meer geëigende middelen om die plaatsen te bereiken, grotere gevaren zou meebrengen dan het vervoer van werknemers met een werkbak als vorenbedoeld, of de toepassing van zodanige middelen redelijkerwijs niet kan worden gevergd

Artikel 7.23d wordt beboet via artikel 7.18 lid 4..

 

2

Bij toepassing van het eerste lid worden uitsluitend werkbakken gebruikt waarbij:

Artikel 7.23d wordt beboet via artikel 7.18 lid 4

   

a. indien de werkbak is bevestigd aan een heftruck of soortgelijk mobiel hefwerktuig, de belasting van de volbelaste werkbak niet méér bedraagt dan de helft van de maximaal toegestane belasting van het hefwerktuig in zijn meest ongunstige stand;

 
   

b. indien de werkbak is bevestigd aan een hijskraan, de belasting door de volbelaste werkbak en het bijbehorend hijsgereedschap niet méér bedraagt dan één kwart van de toelaatbare werklast van de hijskraan. In afwijking hiervan bedraagt de belasting bij het gebruik van een werkbak die is bevestigd aan een vast-opgestelde hijskraan of aan een op een permanente kraanbaan opgestelde hijskraan niet meer dan driekwart van de nominale belasting waarvoor deze kranen zijn ontworpen

 
 

3

Bij toepassing van het eerste lid is de bedieningsplaats van het hijs- of hefwerktuig permanent bemand

Artikel 7.23d wordt beboet via artikel 7.18 lid 4

 

4

Bij toepassing van het eerste lid is bij gebruik van een heftruck of een soortgelijk mobiel hefwerktuig, de horizontale verplaatsing van een werkbak die meer dan 0,2 m is geheven, slecht toegestaan indien wordt gereden met een snelheid van maximaal 2,5 km/uur ten behoeve van het positioneren van de werkbak

Artikel 7.23d wordt beboet via artikel 7.18 lid 4

 

5

Bij toepassing van het eerste lid gelden ten aanzien van de hijskraan en het hefgereedschap die in combinatie met een werkbak worden gebruikt de volgende voorschriften:

Artikel 7.23d wordt beboet via artikel 7.18 lid 4

   

a. met een mobiele hijskraan, waaraan een bemande werkbak is bevestigd, wordt niet gereden;

 
   

b. met een op een kraanbaan rijdende hijskraan met bemande werkbak wordt uitsluitend met een snelheid van maximaal 2,5 km/uur gereden.

 
 

6

Bij toepassing van het eerste lid gelden ten aanzien van de betrokken werknemers de volgende voorschriften:

Artikel 7.23d wordt beboet via artikel 7.18 lid 4

 

a

de werknemers die worden gehesen of geheven beschikken over een doeltreffend communicatiemiddel, en

 
 

b

doeltreffende voorzieningen zijn getroffen om de werknemers bij gevaar te kunnen evacueren.

 
       

7.24

 

Toegang tot het schip

 
 

1

In aanvulling op artikel 3.2 is de toegang tot een ruim van een schip of dek uitsluitend toegestaan door een vaste trap of, indien dit niet mogelijk is, door een vaste ladder of klampen of voetopeningen van geschikte afmetingen, van voldoende sterkte en van behoorlijke constructie dan wel door andere deugdelijke toegangsmiddelen.

€ 1.800*

 

2

Indien het redelijkerwijs mogelijk is, moeten de toegangsmiddelen als bedoeld in artikel 7.24, eerste lid, tot een ruim van een schip of dek gescheiden zijn van luikopeningen.

€ 1.800

       

7.25

 

Luiken

 
 

1

Luiken die met behulp van hijs- of hefwerktuigen worden geplaatst of verwijderd, moeten zijn uitgerust met goed toegankelijke en geschikte bevestigingen voor het vastmaken van hijsgereedschap.

€ 1.800

 

2

Indien luiken niet onderling verwisselbaar zijn, dan moeten zij duidelijk zijn gemerkt om aan te geven tot welke ruimopening alsmede op welke plaats zij behoren.

€ 540

 

3

Motorisch of hydraulisch bediende luiken en overige motorisch of hydraulisch aangedreven scheepsuitrusting mogen uitsluitend worden geplaatst of verwijderd door een daartoe bevoegd persoon.

€ 1.800

 

4

De in het derde lid bedoelde luiken en scheepsuitrusting mogen uitsluitend worden geplaatst of verwijderd indien dit op veilige wijze kan gebeuren.

€ 1.800

 

5

Luikopeningen die niet zijn uitgerust met een doelmatig luikhoofd, moeten worden gesloten dan wel anderszins worden beveiligd zodra de laad- en loswerkzaamheden zijn beëindigd.

€ 1.800

 

6

Luiken mogen niet worden geplaatst of verwijderd als er in het ruim onder de luikopening wordt gewerkt.

€ 4.500*

 

7

Luiken die niet afdoende tegen verplaatsing zijn geborgd, moeten worden verwijderd voordat met laad- en loswerkzaamheden wordt begonnen.

€ 1.800

       

7.26

 

Verwerken van goederen of materialen

 
 

1

Het opslaan of overslaan, laden of lossen, stuwen of anderszins verwerken van goederen of materialen op de kade, in loodsen of in het schip moet op veilige en ordelijke wijze geschieden, rekening houdend met de aard van die goederen of materialen en de verpakking daarvan.

€ 4.500

 

2

Tijdens het opslaan of overslaan, laden of lossen, stuwen of anderszins verwerken van goederen of materialen op de kade, in loodsen of in het schip,mogen lasten niet worden opgelicht of neergelaten tenzij zij op veilige wijze aan het hijs- of hefwerktuig zijn aangeslagen of anderszins zijn bevestigd.

€ 4.500

       

7.27

 

Tuigplannen en bind- of hijsmiddelen

 
 

1

Voor het veilig tuigen van laadbomen en het bijbehorende gerei moeten aan boord van het schip tuigplannen en alle daarop betrekking hebbende gegevens aanwezig zijn. De tuigplannen moeten desgevraagd worden getoond aan de toezichthouder.

€ 90

 

2

Voor eenmalig gebruik bestemde bind- of hijsmiddelen mogen niet opnieuw worden gebruikt.

€ 4.500

       

7.28

 

Containers

 
   

Tijdens het laden en lossen van containers moeten deugdelijke middelen aanwezig zijn die de veiligheid van de werknemers bij het aanbrengen of verwijderen van de sjorringen van de containers waarborgen.

€ 1.800

       

7.29

 

Hijs- en hefwerktuigen en hijs- en hefgereedschappen aan boord van schepen

 
 

2

Hijs- en hefwerktuigen met inbegrip van de daarbij behorende hulpstukken, onderdelen, bevestigingspunten, verankeringen en steunen, en hijs- en hefgereedschappen op schepen, moeten voordat zij voor de eerste maal in gebruik worden genomen, doelmatig worden beproefd en op goede staat worden onderzocht.

€ 1.800

 

3

Werktuigen en gereedschappen als bedoeld in het tweede lid, moeten na elke belangrijke wijziging of herstelling die van invloed kan zijn op de veiligheid, doelmatig worden beproefd en op hun goede staat onderzocht.

€ 1.800

 

4

Werktuigen en gereedschappen als bedoeld in het tweede lid, moeten, afhankelijk van de feitelijke belasting, regelmatig doch in ieder geval ten minste eenmaal per 5 jaar doelmatig worden beproefd en op hun goede staat worden onderzocht.

€ 1.800

 

5

Hijs- en hefwerktuigen en hijs- en hefgereedschappen op schepen moeten, afhankelijk van feitelijke belasting, regelmatig doch in ieder geval ten minste eenmaal per jaar op hun goede staat worden onderzocht.

€ 1.800

 

6

Hijs- en hefgereedschappen op schepen moeten afhankelijk van het gebruik regelmatig op hun goede staat worden gecontroleerd.

€ 1.800

 

7

Beproevingen en onderzoeken als bedoeld in het tweede tot en met het vierde lid, moeten worden uitgevoerd door de minister van SZW of een certificerende instelling.

€ 900

 

8

Onderzoeken en controles als bedoeld in het vijfde en zesde lid, moeten worden uitgevoerd door een deskundige natuurlijke persoon, een rechtspersoon of instelling.

€ 900

 

10

Aan boord van ieder schip moet een register van hijs- en hefwerktuigen en hijs- en hefgereedschappen worden bijgehouden volgens een bij ministeriële regeling vastgesteld model, waarin de op grond van het artikel 7.29, negende lid, afgegeven certificaten van beproeving en onderzoek moeten worden opgenomen. Het register moet desgevraagd worden getoond aan de toezichthouder.

€ 90

   

In het register moet worden opgenomen:

 
   

a. de bedrijfslast of bedrijfslasten van de hijs- en hefwerktuigen;

 
   

b. de werklast van de hijs- en hefgereedschappen;

 
   

c. de tijdstippen en het resultaat van de in artikel 7.29, tweede tot en met vijfde lid, bedoelde beproevingen en onderzoeken;

 
   

d. de tijdstippen en het resultaat van de in artikel 7.29, zesde lid, bedoelde controles, indien bij de desbetreffende controles een defect is geconstateerd.

 
       

7.30

 

Gewichtsaanduiding op zware voorwerpen

 
 

1

Stukken of voorwerpen die ten minste 1.000 kilogram bruto wegen en die met een schip worden vervoerd, moeten aan de buitenzijde op een duidelijke en duurzame wijze zijn voorzien van een aanduiding van het gewicht van die stukken of voorwerpen.

€ 540

       

Afdeling 5

Aanvullende voorschriften voor bouwplaatsen

 

7.32

 

Bedienen van torenkranen, mobiele kranen en funderingsmachines

 
 

1

Een torenkraan, mobiele kraan of funderingsmachine die behoort tot een bij ministeriële regeling omschreven categorie, mag slechts worden bediend door een persoon die:

€ 1.800*

   

in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid, dat is afgegeven door de minister van SZW of een certificerende instelling;

 
   

in een zodanige lichamelijke en geestelijke toestand verkeert, dat hij in staat is de aan de bediening van het betreffende arbeidsmiddel verbonden gevaren te onderkennen en te voorkomen.

 
 

2

Het certificaat van vakbekwaamheid als bedoeld in het eerste lid, of een afschrift daarvan moet op de arbeidsplaats aanwezig zijn en desgevraagd worden getoond aan de toezichthouder.

€ 90*

       

7.33

 

Ladders en trappen

 
   

Vervallen.

 
       

7.34

 

Steigers

 
 

1

De veiligheid van de constructie van een steiger moet regelmatig door een ter zake deskundig persoon worden gecontroleerd, doch in ieder geval:

€ 1.800

   

a. voor de in gebruikneming;

 
   

b. na iedere wijziging in de constructie van de steiger;

 
   

c. na iedere periode waarin de steiger niet is gebruikt;

 
   

d. na abnormale weersomstandigheden alsmede na iedere andere gebeurtenis waardoor de veiligheid van de constructie van de steiger mogelijk is aangetast.

 
 

2

Een steiger mag niet worden overbelast.

€ 4.500

   

Lasten moeten zo gelijkmatig mogelijk over een steiger worden verdeeld.

 
 

3

Verrijdbare steigers moeten zijn beveiligd tegen ongewilde verplaatsingen.

€ 4.500

       

7.35

 

Grondverzet- en materiaalverladingsmachines

 
 

1

Bestuurders en bedieners van grondverzet- en materiaalverladingsmachines moeten een daartoe specifieke deskundigheid bezitten.

€ 1.800

 

2

Om te voorkomen dat grondverzet- en materiaalverladingsmachines ongewild in uitgravingen of in het water terechtkomen moeten doeltreffende maatregelen worden getroffen.

€ 1.800

       

Afdeling 5a

Aanvullende voorschriften winningsindustrieën in dagbouw, ondergronds of met behulp van boringen

 

7.36b

 

Arbeidsmiddelen

 
 

1

Bij de keuze, de installatie, de ingebruikneming, de werking en het onderhoud van werktuigbouwkundige en elektrotechnische apparatuur wordt rekening gehouden met de veiligheid en gezondheid van de werknemers.

€ 1.800

 

2

Wanneer de apparatuur zich bevindt in een zone waar brand- of explosiegevaar als gevolg van de ontbranding van gassen, dampen of vluchtige vloeistoffen bestaat of kan bestaan, is zij aangepast aan gebruik in een dergelijke zone. Indien nodig wordt zij voorzien van afdoende beschermingsmiddelen en systemen ter beveiliging bij defecten.

€ 1.800

 

3

De mechanische apparatuur en installaties bezitten de nodige sterkte, zijn vrij van zichtbare gebreken en geschikt voor het gebruik waarvoor zij zijn bestemd. De elektrotechnische apparatuur en installaties hebben de nodige kracht en vermogen voor het gebruik waarvoor zij zijn bestemd.

€ 1.800

 

4

Er wordt een doelmatig plan opgesteld voor het systematisch inspecteren, het onderhouden en, in voorkomend geval, het beproeven van de apparatuur en installaties.

€ 450

   

Onderhoud, inspectie en beproeving van enig onderdeel van de apparatuur en installaties wordt uitgevoerd door een daartoe aangewezen deskundig persoon.

€ 1.800

   

Er worden doelmatige inspectie- en beproevingsrapporten opgesteld en naar behoren bijgehouden.

€ 90

       

Afdeling 6

Bijzondere sectoren en bijzondere categorieën werknemers

 

7.39

 

Deskundig toezicht (jeugdigen)

 
   

Jeugdige werknemers die:

€ 2.700

   

a. arbeid verrichten, bestaand in het besturen van trekkers en het in rechtstreeks verband daarmee aan- of afkoppelen van aanhangwagens of werktuigen;

 
   

b. arbeid verrichten met wilde, giftige of andere dieren die gevaar opleveren;

 
   

c. dieren industrieel slachten;

 
   

d. op basis van stukloon ongevarieerde, zich in een kort tijdsbestek herhalende arbeid verrichten, en arbeid verrichten waarbij het tempo op een zodanige wijze wordt beheerst dat de jeugdige werknemer zelf verhinderd wordt het tempo van de arbeid te beïnvloeden,

 
   

mogen deze arbeid slechts verrichten indien het deskundig toezicht zodanig is georganiseerd dat de gevaren die aan deze werkzaamheden zijn verbonden kunnen worden voorkomen. Indien dat niet mogelijk mogen deze werkzaamheden niet door jeugdige werknemers worden verricht.

 
       

7.41

 

Arbeidsmiddelen (thuiswerkers)

 
 

1

De voor thuiswerk benodigde arbeidsmiddelen moeten zijn voorzien van een doelmatige afscherming voorzover zij gevaar voor personen opleveren.

€ 4.500

 

2

De voor thuiswerk benodigde arbeidsmiddelen met een bedieningssysteem moeten, zo dicht mogelijk bij de plaats van de persoon die het arbeidsmiddel bedient, voorzien zijn van een zodanige inrichting dat dit arbeidsmiddel afzonderlijk, veilig en met zekerheid kan worden stilgezet en niet dan opzettelijk weer in beweging kan worden gebracht.

€ 4.500

 

3

De bij thuiswerk benodigde arbeidsmiddelen moeten op de juiste wijze worden onderhouden en zo nodig gerepareerd.

€ 1.800

       

7.42

 

Elektrische apparatuur thuiswerkers

 
 

1

Aan de bij thuiswerk benodigde arbeidsmiddelen met een bedieningssysteem welke gevaren van elektrische aard met zich brengen, moeten doeltreffende beveiligingen zijn aangebracht, waarvan de werking zoveel mogelijk onafhankelijk is van degene die dat arbeidsmiddel bedient.

€ 1.800

 

2

Indien het in verband met de thuiswerkzaamheden noodzakelijk is dat elektrische apparatuur moet worden aangesloten of anderszins leidingen of kabels moeten worden aangelegd, dan moet dit op de juiste wijze gebeuren opdat daarvan door de thuiswerker veilig gebruik kan worden gemaakt.

€ 1.800

       

Hoofdstuk 8

Persoonlijke beschermingsmiddelen en veiligheids- en gezondheidssignalering

 

Afdeling 1

Persoonlijke beschermingsmiddelen

 

8.1

 

Algemene vereisten persoonlijk beschermingsmiddel

 
 

1

Een door de werkgever aan de werknemer ter beschikking gesteld persoonlijk beschermingsmiddel, is in overeenstemming met de betreffende bepalingen inzake ontwerp en constructie op het gebied van de veiligheid en gezondheid, bedoeld in het Warenwetbesluit persoonlijke beschermingsmiddelen. Dit uitsluitend voorzover bedoeld persoonlijk beschermingsmiddel onder het toepassingsgebied van genoemd besluit valt.

€ 90

 

2

In alle gevallen moet een persoonlijke beschermingsmiddel:

€ 900

   

a. geschikt zijn voor de te vermijden gevaren, zonder zelf een vergroot gevaar in te houden;

 
   

b. beantwoorden aan de bestaande omstandigheden op de arbeidsplaats;

 
   

c. zijn afgestemd op de ergonomische eisen en de vereisten met betrekking tot de gezondheid van de werknemers;

 
   

d. na de nodige aanpassingen geschikt zijn voor de drager.

 
 

3

Indien verschillende gevaren het tegelijkertijd dragen van meer dan één persoonlijk beschermingsmiddel noodzakelijk maken, zijn deze persoonlijke beschermingsmiddelen op elkaar afgestemd en blijven zij doelmatig tegen het betreffende gevaar of de betreffende gevaren.

€ 900

 

4

De keuze van het persoonlijk beschermingsmiddel en de wijze waarop dit gebruikt moet worden, met name wat betreft de duur van het dragen, worden bepaald afhankelijk van:

€ 900*

   

– de ernst van het gevaar;

 
   

– de frequentie van de blootstelling aan het gevaar;

 
   

– de kenmerken van de arbeidsplaats van iedere werknemer afzonderlijk;

 
   

– de doelmatigheid van het persoonlijk beschermingsmiddel.

 
   

Voor dit feit kan een werknemer uitsluitend worden beboet voor het niet gebruiken van de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen.

 
 

5

Een persoonlijk beschermingsmiddel is in beginsel bestemd voor gebruik door één persoon.

€ 900*

   

Indien de omstandigheden vereisen dat een persoonlijk beschermingsmiddel door meer dan één persoon gebruikt wordt, worden doeltreffende maatregelen genomen, opdat een dergelijk gebruik geen gezondheids- of hygiëneproblemen oplevert voor de onderscheiden gebruikers.

 
 

6

Om het bepaalde in artikel 8.1, tweede, derde en vierde lid, te kunnen toepassen, zijn adequate gegevens over ieder persoonlijk beschermingsmiddel in het bedrijf of de inrichting beschikbaar en worden zonodig doorgegeven.

€ 90

 

7

Persoonlijke beschermingsmiddelen worden slechts voor de beoogde doeleinden gebruikt.

€ 900*

 

8

Persoonlijke beschermingsmiddelen worden overeenkomstig de gebruiksaanwijzing gebruikt.

€ 900*

       

8.2

 

Keuze persoonlijk beschermingsmiddel

 
   

Alvorens een persoonlijk beschermingsmiddel te kiezen, maakt de werkgever in het kader van de ri&e als bedoeld in artikel 5 Arbowet, een beoordeling van de uitrusting die hij voornemens is ter beschikking te stellen, teneinde na te gaan in hoeverre deze voldoet aan de in artikel 8.1, eerste, tweede en derde lid, gestelde voorwaarden.

€ 450

   

Deze beoordeling omvat:

 
   

a. een inventarisatie en evaluatie van de gevaren die niet met andere middelen vermeden kunnen worden;

 
   

b. een omschrijving van kenmerken die persoonlijke beschermingsmiddelen moeten bezitten om de onder a. vermelde gevaren te kunnen ondervangen, rekening houdend met eventuele gevaarsbronnen die de persoonlijke beschermingsmiddelen zelf kunnen vormen;

 
   

c. een risico-inventarisatie en evaluatie van de kenmerken van de betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen beschikbaar zijn, vergeleken met de onder b. bedoelde kenmerken.

 
       

8.3

 

Beschikbaarheid en gebruik persoonlijke beschermingsmiddelen

 
 

1

Indien gevaar voor de veiligheid en gezondheid van een werknemer op de arbeidsplaats aanwezig is of kan ontstaan, zijn voor de werknemers die aan dat gevaar blootstaan of kunnen blootstaan persoonlijke beschermingsmiddelen in voldoende aantal beschikbaar.

€ 900*

   

Voor dit feit kan een werknemer uitsluitend worden beboet voor het niet gebruiken van de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen.

 
 

2

In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, wordt ervoor gezorgd dat de werknemers ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen dragen.

€ 900

 

3

Persoonlijke beschermingsmiddelen worden onderhouden, gerepareerd en zindelijk gehouden.

€ 900*

   

Voor dit feit kan een werknemer uitsluitend worden beboet voor het niet zindelijk houden van de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen.

 
 

4

Ten behoeve van het goed functioneren van persoonlijke beschermingsmiddelen vinden de noodzakelijke vervangingen daarvan plaats.

€ 900

       

Afdeling 2

Veiligheids- en gezondheidssignalering

 

8.4

 

Algemene vereisten veiligheids- en gezondheidssignalering

 
 

1

Ter voorkoming of beperking van gevaren voor de veiligheid en gezondheid van werknemers, moet de werkgever ervoor zorgen dat, indien de gevaren op de arbeidsplaats of de gevaren van een arbeidsmiddel daartoe aanleiding geven, doeltreffende veiligheids- of gezondheidssignalering aanwezig is.

€ 540

       

Hoofdstuk 9

Verplichtingen, strafbare feiten, beboetbare feiten, bestuursrechtelijke bepalingen en overgangs- en slotbepalingen

 

Afdeling 4

Overgangs- en slotbepalingen

 

9.36

 

Trekkerarbeid jeugdigen op openbare weg

 
   

Jeugdigen die arbeid verrichten bestaande in het op de openbare weg besturen van trekkers en het in rechtstreeks verband daarmee aan- of afkoppelen van aanhangwagens of werktuigen, moeten in aanvulling op artikel 7.39 onder a. in het bezit zijn van een certificaat van vakbekwaamheid, dat is afgegeven door een door de minister van SZW daartoe aangewezen instelling.

€ 1.800

Tarieflijst boetenormbedragen deel 3 Arbeidsomstandighedenregeling

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Artikel

Lid

Beboetbare feiten

Boete normbedrag

Hoofdstuk 3

Bouwproces en winningsindustrieën met behulp van boringen

 

Paragraaf 3.2

Winningsindustrieën met behulp van boringen

 

3.4

 

Vastlegging veiligheids- en gezondheidszorgsysteem

€ 1.800

 

1

Het veiligheids- en gezondheidszorgsysteem wordt schriftelijk vastgelegd.

 
 

2

In de beschrijving van het veiligheids- en gezondheidszorgsysteem wordt aangegeven wat de onderdelen van dit systeem inhouden en hoe de samenhang is tussen deze onderdelen.

€ 450

       

3.5

 

Doorlichting veiligheids- en gezondheidszorgsysteem

 
 

1

Het veiligheids- en gezondheidszorgsysteem wordt regelmatig doorgelicht op basis van internationaal erkende normen voor het doorlichten van zorgsystemen.

€ 450

 

2

De aard en de frequentie van de doorlichting wordt zodanig gekozen dat de doeltreffendheid van het veiligheids- en gezondheidszorgsysteem telkens na een periode van drie jaar kan worden bepaald.

€ 450

       

3.11

 

Toezenden gegevens

 
 

1

Het voorontwerprapport, bedoeld in artikel 3.8, eerste lid, onder a, wordt voorafgaand aan de aanvraag om een vergunning, bedoeld in artikelen 8.1 van de Wet milieubeheer en 40 van de Mijnbouwwet, in tweevoud toegezonden aan een daartoe aangewezen toezichthouder.

€ 1.800

 

2

Het gedetailleerd ontwerp, opstarten en gebruik, bedoeld in artikel 3.8, eerste en tweede lid, wordt acht weken voor het in gebruik nemen van een mijnbouwwerk in tweevoud toegezonden aan een daartoe aangewezen toezichthouder.

€ 1.800

 

3

Het addendum gebruik, bedoeld in artikel 3.8, eerste en tweede lid, wordt voor de eerste maal vijf jaar na toezending van het gedetailleerd ontwerp, opstarten en gebruik en vervolgens eenmaal in de vijf jaar in tweevoud toegezonden aan een daartoe aangewezen toezichthouder.

€ 900

 

4

Het addendum verlaten en verwijderen, bedoeld in artikel 3.8, eerste lid, wordt acht weken voor het verlaten van een mijnbouwwerk of het verwijderen van een vast opgestelde mijnbouwinstallatie in tweevoud toegezonden aan een daartoe aangewezen toezichthouder

€ 900

 

5

De informatie, bedoeld in artikel 3.9, onderdeel c, wordt op verzoek van een daartoe aangewezen toezichthouder in tweevoud aan hem toegezonden

€ 900

       

3.12

 

Toezenden van het veiligheids- en gezondheidsdocument voor werkzaamheden

 
 

1

Het veiligheids- en gezondheidsdocument voor de bijzondere werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, onderdelen a en b, wordt vier weken voor de aanvang van de werkzaamheden in tweevoud toegezonden aan een daartoe aangewezen toezichthouder.

€ 1.800

 

2

Dit veiligheids- en gezondheidsdocument gaat vergezeld van het werkprogramma, bedoeld in artikel 74 van het Mijnbouwbesluit indien het de volgende werkzaamheden betreft:

 
   

a. het boren van een boorgat;

 
   

b. het uitvoeren van werkzaamheden in een bestaand boorgat.

 
   

Voor het ten laste leggen van een of meer van deze onderdelen wordt het boetenormbedrag bij het eerste lid gehanteerd (1.800 euro)

 
 

3

In afwijking van het eerste lid wordt de informatie, bedoeld in artikel 3.9, onderdeel c, op verzoek van de toezichthouder, in tweevoud aan hem toegezonden.

€ 1.800

       

3.13

 

Naleving veiligheids- en gezondheidsdocument

 
 

1

De werkgever die verantwoordelijk is voor het mijnbouwwerk, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, gaat na of het veiligheids- en gezondheidsdocument, met uitzondering van het voorontwerprapport, bedoeld in artikel 3.8, eerste lid, onder a, wordt nageleefd.

€ 1.800

 

2

De werkgever die verantwoordelijk is voor het mijnbouwwerk, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, beoordeelt regelmatig en systematisch de naleving en de doeltreffendheid van het veiligheids- en gezondheidsdocument.

€ 1.800

 

3

Indien de resultaten van de beoordeling, bedoeld in het tweede lid, daartoe aanleiding geven, herziet de werkgever die verantwoordelijk is voor de arbeidsplaats het veiligheids- en gezondheidsdocument. De herziene delen van het veiligheids- en gezondheidsdocument worden, alvorens het gewijzigde veiligheids- en gezondheidsdocument wordt uitgevoerd, in tweevoud toegezonden aan de toezichthouder

€ 450

       

3.14

 

noodplan

 
 

2

Het noodplan is op het mijnbouwwerk, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, aanwezig

€ 90

       

Hoofdstuk 4

Gevaarlijke stoffen

 

Paragraaf 4.1

Veiligheid aan op of in tankschepen

 

4.3

 

Veiligheidsmaatregelen gevaarlijke stoffen tankschepen

 
   

Indien zich bij of als gevolg van het verrichten van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.5h, eerste lid, Arbobesluit (tankschepen) gevaarlijke gassen concentreren en deze door onvoldoende luchtbeweging niet snel genoeg worden verdund of afgevoerd, worden maatregelen getroffen om deze concentraties te beperken.

€ 4.500

   

Indien dit niet in voldoende mate mogelijk is, worden de tankdeksels gesloten en de desbetreffende werkzaamheden gestaakt.

 
       

4.4

 

Schoonmaken

 
 

1

Alvorens werknemers de schoon te maken ruimten betreden, is vastgesteld dat zulks zonder gevaar voor de veiligheid en gezondheid kan geschieden.

€ 4.500

 

2

Een schoon te maken ruimte mag niet worden betreden zolang als gevolg van werkzaamheden in een aangrenzende ruimte de temperatuur van de schotten aanmerkelijk hoger kan worden dan de omgevingstemperatuur.

€ 4.500

 

3

Een schoon te maken ruimte mag niet worden betreden zolang in een aangrenzende ruimte een explosief mengsel aanwezig is en deze ruimte niet is gesloten.

€ 4.500

 

4

Tijdens het schoonmaken worden aan dek en in de ladingzone geen andere werkzaamheden verricht dan die welke verband houden met het schoonmaken.

€ 1.800

       

4.5

 

Onderzoek

 
   

Tijdens het schoonmaken wordt zo dikwijls als dit nodig is, onderzocht of als gevolg van vrijkomende vloeistoffen, gassen of dampen gevaar voor brand, ontploffing, bedwelming, verstikking of vergiftiging ontstaat.

€ 1.800

       

4.6

 

Voorkomen gevaren

 
 

1

Het schoonmaken van K1-, K3- en KT-ruimten is erop gericht de concentratie van gassen en dampen onder de onderste explosiegrens te houden of op veilige wijze tot onder die grens terug te brengen.

€ 4.500

   

Indien tijdens het schoonmaken een gassamenstelling optreedt, welke gevaar oplevert voor een ontploffing, wordt de duur van deze toestand zo kort mogelijk gehouden.

 
   

Indien het schoonmaken geschiedt met gebruikmaking van inert gas, wordt dit op zodanige wijze uitgevoerd, dat een ontplofbaar mengsel niet kan ontstaan.

 
 

2

Het schoonmaken van K1-, K3-, KT- en T-ruimten moet zo worden uitgevoerd, dat binnen en buiten die ruimten naar redelijke verwachting geen gevaar voor bedwelming, verstikking of vergiftiging kan ontstaan.

€ 4.500

   

Indien het schoonmaken geschiedt met gebruikmaking van inert gas, wordt dit op zodanige wijze uitgevoerd, dat een ontplofbaar mengsel niet kan optreden.

 
       

4.7

 

Veiligheidsvoorwaarden

 
 

1

Het schoonmaken van K1-, K3- of KT-ruimten aan boord van K1-, K3-, KT-schepen geschiedt slechts indien binnen een afstand van 25 meter van de ladingzone geen vuur aanwezig is noch naar redelijke verwachting vuur kan ontstaan.

€ 4.500

 

2

Het schoonmaken van K1-, K3- of KT-ruimten aan boord van K1-, K3-, KT-schepen geschiedt slechts indien binnen een afstand van 25 meter van de ladingzone er geen gevaar is van vonkvorming of ontstekingsgevaar door elektrostatische ladingen.

€ 4.500

 

3

Het schoonmaken van K1-, K3- of KT-ruimten aan boord van K1-, K3-, KT-schepen geschiedt slechts indien binnen een afstand van 25 meter van de ladingzone niet gerookt wordt.

€ 4.500

 

4

Het schoonmaken van K1-, K3- of KT-ruimten aan boord van K1-, K3-, KT-schepen geschiedt slechts indien binnen een afstand van 25 meter van de ladingzone er geen onbevoegden kunnen komen.

€ 4.500

 

5

De ladingtanks in de gehele ladingzone van K1-, K3- en KT-schepen worden niet geopend dan nadat aan lid 1 t/m 4 van artikel 4.7 wordt voldaan.

€ 4.500

 

6

De ladingtanks in de gehele ladingzone van T-schepen worden niet geopend dan nadat aan het vierde lid van artikel 4.7 wordt voldaan.

€ 4.500

       

4.9

 

Onderhouden, verbouwen, herstellen en slopen

 
 

1

Het onderhouden, verbouwen, herstellen en slopen van K1-, K3-, KT- of T-schepen vindt slechts plaats nadat een onderzoek, uitgevoerd overeenkomstig de bij artikel 4.10 gestelde regels heeft plaatsgevonden en in verband met dit onderzoek een volledig en correct ingevulde veiligheids- en gezondheidsverklaring is uitgereikt aan de werkgever die de onderhouds-, herstellings-, verbouwings- of sloopwerkzaamheden zal uitvoeren.

€ 1.800

 

2

Het onderhouden, verbouwen, herstellen en slopen van K1-, K3-, KT- of T-schepen vindt voorts slechts plaats voor zover die werkzaamheden en de ruimten waarin deze worden uitgevoerd, zijn vermeld in de in artikel 4.9, eerste lid, bedoelde veiligheids- en gezondheidsverklaring als zijnde toegestaan.

€ 1.800

 

3

Een veiligheids- en gezondheidsverklaring als bedoeld in het eerste lid van artikel 4.9 wordt bij een gasdeskundige aangevraagd.

€ 1.800

 

4

Bij de aanvraag worden alle inlichtingen verstrekt welke met het oog op de afgifte van de veiligheids- en gezondheidsverklaring van belang zijn, terwijl desverlangd nadere inlichtingen ter zake worden verstrekt.

€ 90

       

4.11

 

Werken met vuur zonder veiligheids- en gezondheidsverklaring

 
   

Werk met vuur boven dan wel in een deel van de ladingzone aan een K1- of KT-schip dat niet veilig voor vuur is, als bedoeld in artikel 4.10, derde lid, onder c, en waarbij in afwijking van artikel 4.9 niet de daartoe vereiste veiligheids- en gezondheidsverklaring is uitgereikt is alleen dan toegestaan indien:

€ 4.500

   

a. de aard van de werkzaamheden, de plaats of plaatsen waar deze werkzaamheden zullen worden uitgevoerd en de periode waarin zij zullen worden verricht, nauwkeurig zijn aangeduid door de reparateur;

 
   

b. de plaatsen waar vonken of gloeiende metaaldelen kunnen neerkomen door de werkzaamheden, nauwkeurig zijn aangeduid door de reparateur;

 
   

c. de plaatsen waar aanmerkelijke temperatuurverhoging kan optreden als gevolg van de werkzaamheden, nauwkeurig zijn aangeduid door de reparateur;

 
   

d. door een gasdeskundige een gedagtekende verklaring is uitgereikt waaruit blijkt dat op de onder a tot en met c bedoelde plaatsen de resten van brandbare vloeistoffen zijn verwijderd, zodat geen brandgevaar bestaat;

 
   

e. door een gasdeskundige een volledig en juist ingevulde veiligheids- en gezondheidsverklaring is afgegeven waaruit blijkt dat ruimten waarin gewerkt moet worden en aangrenzende ruimten veilig voor mensen zijn of geïnertiseerd als bedoeld in artikel 4.10, derde lid, onder b.

 
       

4.12

 

Werken met vuur zonder veiligheids- en gezondheidsverklaring, binnen 25 meter van de ladingzone

 
 

1

Binnen 25 meter van de ladingzone op een K1-of KT-schip dat niet veilig voor vuur is als bedoeld in artikel 4.10, derde lid, onder c, en waarvoor, in afwijking van artikel 4.9 niet de daartoe vereiste veiligheids- en gezondheidsverklaring is uitgereikt, is de aanwezigheid van vuur alleen dan toegestaan indien door een gasdeskundige voor de aanvang van de werkzaamheden een verklaring is afgegeven waaruit blijkt dat de ladingzone veilig voor mensen is als bedoeld in artikel 4.10, derde lid onder b.

€ 4.500

 

2

Binnen 25 meter van de ladingzone op een K1-of KT-schip dat niet veilig voor vuur is als bedoeld in artikel 4.10, derde lid, onder c, en waarvoor, in afwijking van artikel 4.9 niet de daartoe vereiste veiligheids- en gezondheidsverklaring is uitgereikt, is de aanwezigheid van vuur alleen dan toegestaan indien:

€ 4.500

   

a. door een gasdeskundige voor de aanvang van de werkzaamheden een verklaring is afgegeven waaruit blijkt dat de ladingzone de brandbare gassen in de atmosfeer van de ladingzone nergens een concentratie van meer dan 20% van de onderste explosiegrens vormen, of

 
   

b. de toestand van de in de ladingzone aanwezige atmosfeer zodanig is dat bij verdunning daarvan met lucht geen brandbaar of explosief mengsel ontstaat.

 
       

4.13

 

Melding werkzaamheden

 
   

Indien de situaties, bedoeld in de artikelen 4.11 en 4.12, zich voordoen ontvangt de daartoe aangewezen toezichthouder voor de aanvang van de werkzaamheden een volledig en juist ingevuld meldingsformulier overeenkomstig het bij bijlage X bij de Arboregeling vastgestelde model.

€ 1.800

       

4.17d

 

Gegevens werkplan professioneel vuurwerk

 
   

Het werkplan, bedoeld in artikel 4.9, eerste lid, van het besluit omvat tenminste de gegevens, bedoeld in bijlage XI bij deze regeling.

€ 450

       

Paragraaf 4.4

Wettelijke grenswaarden

 

4.19

 

Gevaarlijke stoffen

 
 

2

De resultaten van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, van het besluit worden voor elke stof waarvoor overeenkomstig het eerste lid en artikel 4.3, tweede lid, van het besluit een grenswaarde is vastgesteld, getoetst aan die grenswaarde. De toetsing vindt plaats volgens een voor dat doel geschikte genormaliseerde methode.

€ 900

       

4.20

 

Kankerverwekkende en mutagene stoffen

 
 

2

De resultaten van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, van het besluit, worden voor elke stof waarvoor overeenkomstig het eerste lid en artikel 4.16, tweede lid, van het besluit een grenswaarde is vastgesteld, getoetst aan die grenswaarde. De toetsing vindt plaats volgens een voor dat doel geschikte genormaliseerde methode.

€ 900

       

4.20a

 

Meetfrequentie en analyse van lood in de lucht

 
 

1

In het kader van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2, van het besluit wordt de concentratie van lood in de lucht om de drie maanden gemeten. Er kan worden volstaan met éénmaal per jaar meten, indien er geen verandering in de werkmethoden en de omstandigheden van de blootstelling plaatsvindt, en

€ 900

   

a. het loodgehalte in het bloed van geen enkele werknemer, gemeten overeenkomstig artikel 4.10b van het besluit, meer bedraagt dan 60 µg/100 ml bloed, of

 
   

b. uit twee opeenvolgende voorafgaande metingen is gebleken, dat de concentratie van lood in de lucht minder bedraagt dan 100 µg/m3 lucht of dat de omstandigheden van de blootstelling niet merkbaar variëren.

 
 

2

De bepaling van de concentratie van lood in de lucht, zoals bedoeld in het eerste lid, geschiedt met behulp van de atomaire arbsorptiespectrometrie of een andere analysemethode, die gelijkwaardige resultaten oplevert.

€ 900

       

4.20b

 

Controle van lood in het bloed

 
 

1

In het kader van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2, van het besluit worden de werknemers ten minste tweemaal per jaar in de gelegenheid gesteld tot het meten van het loodgehalte in het bloed.

€ 900

 

3

Het loodgehalte in het bloed als bedoeld in artikel 4.10b, tweede lid, van het besluit wordt gemeten met behulp van de atomaire absorptiespectrometrie of een andere gelijkwaardige methode.

€ 900

 

4

De resultaten van de meting, bedoeld in het eerste lid, worden getoetst aan de grenswaarde, bedoeld in artikel 4.19a. De toetsing vindt plaats volgens een voor dat doel geschikte genormaliseerde methode.

€ 900

 

5

Het arbeidsgezondheidskundig onderzoek, bedoeld in artikel 4.10b, eerste lid, van het besluit, wordt de werknemers ten minste éénmaal per jaar aangeboden.

€ 900

     

Paragraaf 4.5

Meetmethodes asbest

 

4.22

 

Monsterneming

 
   

Monsters worden genomen uit de individuele ademzone van de werknemers, dat wil zeggen binnen een halve bol met een straal van 300 millimeter frontaal voor het gezicht en gemeten vanaf het midden van een lijn, die de oren verbindt.

€ 900

       

4.23

 

Te gebruiken materialen

 
   

Bij monsterneming wordt gebruik gemaakt van:

€ 900

   

a. membraanfilters van gemengde esters van cellulose of cellulosenitraat, met een poriëngrootte van 0,8 tot 1,2 micrometer met gedrukte vierkanten en een doorsnede van 25 millimeter en een optimale belasting van 100/400 vezels per vierkante millimeter;

 
   

b. een open filterhouder, voorzien van een cilindervormige kap die zich tussen 33 en 44 millimeter voor het filter bevindt, waardoor een cirkelvormig oppervlak van ten minste 20 millimeter doorsnee wordt blootgesteld, waarvan de kap bij het gebruik naar beneden is gericht;

 
   

c. een draagbaar pompje met batterijvoeding dat de werknemer tijdens de monsterneming meedraagt, waarvan de luchtsnelheid regelmatig is en wordt afgesteld op 1 liter per minuut ± 5%; deze luchtsnelheid blijft tijdens de periode van de monsterneming gehandhaafd binnen ± 10% van aanvankelijke stroomsnelheid, waarbij voor de duur van de monsterneming een marge van 2% is toegestaan.

 
       

4.24

 

Vezeltelling

 
 

1

De voor de vezeltelling te gebruiken binoculaire microscoop heeft de volgende kenmerken:

€ 900

   

a. Koehler-verlichting;

 
   

b. onder de voorwerptafel is een centreerring, een Abbe- of achromatische fasecontrastcondensor ingebouwd, waarbij het fasecontrast onafhankelijk van het mechanisme van de condensorcentrering wordt ingesteld;

 
   

c. een positief par-focaal achromatisch fasecontrastobjectief, met een vergroting van 40 maal en met een numerieke opening van 0,65 tot 0,70 en een fasering-absorptie van 65 tot 85%;

 
   

d. een algeheel gecompenseerd oculair met een vergroting van 12,5;

 
   

e. ten minste één oculair is geschikt voor een graticule en moet te focussen zijn;

 
   

f. een Walton-Beckett ringvormige oculairgraticule met een zichtbare diameter in het objectvlak van 100 micrometer, ± 2 micrometer, bij gebruik van het gespecificeerde objectief en oculair, en geverifieerd met een micrometer op een voorwerptafel.

 
 

2

De microscoop wordt aan het begin van de dag van gebruik opgesteld volgens de voorschriften van de fabrikant, waarbij de waarnemingsgrens wordt gecontroleerd aan de hand van een fase-contrast-proefplaatje. De codes op de AIA-proefglaasjes of op de blokken op het HSE/NLP/Mark 2 proefglaasje zijn bij gebruik volgens de door de fabrikant aangegeven wijze zichtbaar tot aan code 5 respectievelijk blok 5.

€ 900

       

4.25

 

Voorschriften bij telling

 
   

Telling van de vezels op het filter, bedoeld in artikel 4.24, vindt plaats volgens de onderstaande voorschriften:

€ 900

   

a. alleen telbare vezels worden geteld; onder telbare vezel wordt verstaan een vezel die voldoet aan de definitie van een vezel, bedoeld in artikel 4.37, eerste lid, onder c, Arbobesluit die geen deeltje met een maximum diameter groter dan 3 micrometer raakt;

 
   

b. telbare vezels waarvan de twee uiteinden zich binnen de graticulezone bevinden, worden als één vezel geteld;

 
   

c. telbare vezels waarvan zich één uiteinde binnen de graticulezone bevindt, worden als een halve vezel geteld;

 
   

d. een vezelcluster dat over zijn lengte op één of meer plaatsen stevig en niet gespleten schijnt te zijn maar dat op andere plaatsen in afzonderlijke vezels uiteen schijnt te vallen, is één telbare vezel indien het voldoet aan de definitie van een vezel, bedoeld in artikel 4.37, eerste lid, onder c, Arbobesluit; de diameter wordt gemeten dwars door het niet-gespleten deel en niet door het gespleten deel;

 
   

e. bij vezelclusters in de vorm van een bundel, waarin de afzonderlijke vezels elkaar raken of kruisen, worden deze vezels apart geteld indien zij voldoende van elkaar kunnen worden onderscheiden om vast te stellen dat zij voldoen aan de definitie van een vezel; wanneer dit niet het geval is, dan is de bundel een telbare vezel, indien hij als geheel aan de definitie voldoet;

 
   

f. het filter dan wel een deel daarvan wordt op een voorwerpglaasje geplaatst, doorzichtig gemaakt volgens de acetontriacetinemethode en met een dekglaasje bedekt;

 
   

g. graticulezones waar zal worden geteld, worden a-select in het hele blootgestelde oppervlak van het filter gekozen;

 
   

h. indien meer dan een achtste van een graticulezone is bedekt met een vezelcluster dan wel deeltjes wordt de graticulezone overgeslagen en wordt een andere zone geteld;

 
   

i. er worden 100 vezels geteld, waarbij minimaal 20 graticulezones worden onderzocht of er worden 100 graticulezones onderzocht.

 
       

4.26

 

Berekening

 
 

1

Het gemiddelde aantal vezels per graticulezone wordt berekend door het aantal getelde vezels te delen door het aantal onderzochte graticulezones.

€ 900

   

De bijdrage tot het tellen als gevolg van vlekken op het filter en verontreiniging wordt beneden 3 vezels per 100 graticulezones gehouden en wordt gemeten met behulp van blancofilters.

 
 

2

De concentratie van vezels in de lucht is (het gemiddeld aantal vezels per graticulezone x de gehele blootgestelde zone van het filter)/ (graticulezone x doorgeleid luchtvolume).

€ 900

       

Paragraaf 4.7

Bijzondere voorschriften asbest

 

4.30

 

Uitzonderingen slopen

 
   

Vervallen.

 
       

Hoofdstuk 5

Beeldschermarbeid

 

5.1

 

Apparatuur en meubilair

 
   

Apparatuur en meubilair, in gebruik bij het verrichten van beeldschermwerk, voldoen in ieder geval aan de volgende voorschriften:

 
   

a. de tekens op het beeldscherm zijn voldoende scherp, duidelijk van vorm en voldoende groot, met voldoende afstand tussen de tekens en de regels;

€ 90

   

b. het beeld op het beeldscherm is stabiel;

€ 90

   

c. de luminantie van of het contrast tussen de tekens en de achtergrond is gemakkelijk door de gebruiker bij te stellen;

€ 90

   

d. het beeldscherm is vrij te plaatsen en gemakkelijk verstelbaar en kantelbaar;

€ 90

   

e. het beeldscherm is vrij van voor de gebruiker hinderlijke glans en spiegelingen;

€ 90

   

f. het toetsenbord kan hellend worden geplaatst en vormt geen geheel met het beeldscherm;

€ 90

   

g. er is voor het toetsenbord voldoende ruimte voor handen en armen van de gebruiker;

€ 90

   

h. het toetsenbord heeft een mat oppervlak;

€ 90

   

i. de indeling van het toetsenbord en de vorm van de toetsen zijn gericht op vergemakkelijking van het gebruik;

€ 90

   

j. de symbolen op de toetsen zijn voldoende contrastrijk en vanuit een normale werkhouding voldoende leesbaar;

€ 90

   

k. de werktafel of het werkvlak maakt een comfortabele houding van de gebruiker mogelijk en heeft een reflectiearm oppervlak, is voldoende groot en maakt een flexibele opstelling van beeldscherm, toetsenbord, documenten en accessoires mogelijk;

€ 90

   

l. een voor het werk noodzakelijke documenthouder is stabiel en regelbaar en zodanig geplaatst dat oncomfortabele hoofd- en oogbewegingen tot een minimum zijn beperkt;

€ 90

   

m. de werkstoel is stabiel, heeft een in hoogte verstelbare zitting en een rugleuning, waarvan de hoogte en hellingshoek verstelbaar zijn en geeft de gebruiker bewegingsvrijheid en een comfortabele werkhouding;

€ 90

   

n. indien de gebruiker dat wenst wordt een voetensteun aangebracht.

€ 90

       

5.2

 

Inrichting van de beeldscherm werkplek

 
   

De omgeving waarin het beeldschermwerk wordt verricht en de inrichting van de beeldschermwerkplek voldoen in ieder geval aan de volgende voorschriften:

 
   

a. de verlichting van de werkruimte of de beeldschermwerkplek zorgt voor voldoende licht en een passend contrast tussen beeldscherm en omgeving, rekening houdende met de aard van het werk en de visuele behoeften van de gebruiker;

€ 90

   

b. mogelijke verblinding en hinderlijke reflecties op het beeldscherm of op apparaten door kunstmatige lichtbronnen zijn vermeden;

€ 90

   

c. er treden door raam- en andere openingen, wanden en apparaten geen directe verblinding en hinderlijke reflecties op het beeldscherm op;

€ 90

   

d. de ramen zijn uitgerust met passende instelbare helderheidswering om de intensiteit van het licht dat op de beeldschermwerkplek valt te verminderen;

€ 90

   

e. het geluid dat de apparatuur voortbrengt veroorzaakt geen verstoring van de aandacht en het gesproken woord;

€ 90

   

f. de apparatuur brengt geen voor de werknemers hinderlijke warmte voort;

€ 90

   

g. de vochtigheidsgraad is steeds toereikend.

€ 90

       

5.3

 

Programmatuur

 
   

De programmatuur die wordt gebruikt bij het verrichten van beeldschermwerk voldoet in ieder geval aan de volgende voorschriften:

 
   

a. de programmatuur is aangepast aan de te verrichten taak;

€ 90

   

b. de programmatuur is gemakkelijk te gebruiken en aan te passen aan het kennis- en ervaringsniveau van de gebruiker;

€ 90

   

c. er wordt zonder medeweten van de gebruiker geen gebruik gemaakt van een kwantitatief of kwalitatief controlemechanisme;

€ 90

   

d. de systemen verschaffen de gebruiker gegevens over de werking ervan;

€ 90

   

e. de systemen maken de informatie zichtbaar in een vorm en een tempo die zijn aangepast aan de gebruiker;

€ 90

   

f. bij de verwerking van informatie door de gebruiker worden de beginselen van de ergonomie toegepast

€ 90

       

Hoofdstuk 8

Veiligheids- en gezondheidssignalering

 

8.2

 

Permanente signalering

 
 

1

De signalering met betrekking tot een verbod, een waarschuwing en een gebod, alsmede de signalering met betrekking tot de lokalisatie en de identificatie van reddings- of hulpmiddelen geschiedt permanent door middel van borden.

€ 540

 

2

De signalering voor de lokalisatie en identificatie van brandbestrijdingsmateriaal geschiedt permanent door middel van borden of een veiligheidskleur.

€ 540

 

3

De signalering op recipiënten en leidingen geschiedt op de in artikel 8.5 voorgeschreven wijze.

€ 540

 

4

De signalering van gevaren van stoten tegen obstakels en van vallen van personen geschiedt permanent door middel van een veiligheidskleur of borden.

€ 540

 

5

De markering van verkeerswegen geschiedt permanent door middel van een veiligheidskleur.

€ 540

       

8.3

 

Occasionele signalering

 
 

1

De signalering van gevaarlijke gebeurtenissen, de oproep van personen voor een specifieke actie, alsmede de dringende evacuatie van personen geschiedt occasioneel, door middel van een lichtsignaal, een akoestisch signaal of een mondelinge mededeling.

€ 540

 

2

Het leiden van personen die handelingen verrichten waarbij een gevaar bestaat, geschiedt occasioneel door middel van hand- of armseinen of mondelinge mededelingen.

€ 540

       

8.4

 

Vrije keuze van signalering

 
 

3

De doeltreffendheid van een signalering mag niet in het gedrang worden gebracht door de aanwezigheid van een andere signalering of van andere factoren die de zicht- of hoorbaarheid verstoren, een slecht ontwerp, een ontoereikend aantal, een slechte plaatsing, een slechte staat of een slechte werking van de signaleringsmiddelen of signaleringsvoorzieningen.

€ 540

       

8.5

 

Gebruik van kleuren

 
   

Voor zover signalering geschiedt door middel van een veiligheidskleur wordt:

€ 540

   

a. met de kleur rood aangeduid:

 
   

1. een verbodssignaal;

 
   

2. gevaar of alarm;

 
   

3. identificatie en lokalisatie van brandbestrijdingsmateriaal en brandweeruitrusting;

 
   

b. met de kleur geel of oranje-geel aangeduid een waarschuwingssignaal;

 
   

c. met de kleur blauw aangeduid een gebodssignaal;

 
   

d. met de kleur groen aangeduid:

 
   

1. een reddingssignaal of een eerstehulpsignaal;

 
   

2. een veilige situatie.

 
       

8.6

 

Noodinstallatie

 
   

Signaleringen die een energiebron behoeven, zijn voorzien van een noodinstallatie voor het geval dat deze energiebron uitvalt, behalve indien het te signaleren gevaar ophoudt te bestaan bij het uitvallen van de energie.

€ 540

       

8.7

 

Controle licht- en geluidssignalen

 
 

1

De licht- en geluidssignalen zijn voor de ingebruikneming op hun goede werking en reële doeltreffendheid gecontroleerd. Die controle wordt nadien voldoende vaak herhaald.

€ 540

 

2

Een licht- of geluidssignaal geeft bij inwerkingstelling het begin van een actie aan; de duur ervan is zo lang als de actie vereist.

€ 540

 

3

De licht- en geluidssignalen worden na ieder gebruik onmiddellijk opnieuw in werking gesteld.

€ 540

       

8.8

 

Bescherming specifieke werknemers

 
   

Indien de betrokken werknemers een beperkt gehoor- of gezichtsvermogen hebben, onder meer door het dragen van individuele beschermende uitrusting, dienen adequate aanvullende maatregelen of vervangingsmaatregelen te worden genomen.

€ 540

       

8.9

 

Algemene eisen veiligheidsborden

 
 

1

De pictogrammen waarvan veiligheidsborden zijn voorzien, zijn zo eenvoudig mogelijk en voor het begrip overbodige details worden weggelaten.

€ 540

 

2

De borden zijn gemaakt van materiaal met een zo groot mogelijke schokvastheid en weerbestendigheid.

€ 540

 

3

De borden bezitten dusdanige afmetingen en kleur- en lichttechnische eigenschappen dat zij goed zichtbaar en gemakkelijk te begrijpen zijn.

€ 540

       

8.10

 

Soorten borden

 
 

1

Verbodsborden kenmerken zich door een ronde vorm, een zwart pictogram op witte achtergrond, rode rand en balk die van links naar rechts over het pictogram loopt onder een hoek van 45° ten opzichte van de horizontale lijn, waarbij de rode kleur ten minste 35% van het oppervlak van het bord beslaat.

€ 540

 

2

Waarschuwingsborden kenmerken zich door een driehoekige vorm, een zwart pictogram op gele achtergrond en een zwarte rand, waarbij de gele kleur ten minste 50% van het oppervlak van het bord beslaat.

€ 540

 

3

Gebodsborden kenmerken zich door een ronde vorm wit pictogram op blauwe achtergrond, de blauwe kleur beslaat ten minste 50% van het oppervlak van het bord.

€ 540

 

4

Reddingsborden kenmerken zich door een rechthoekige of vierkante vorm, wit pictogram op groene achtergrond , waarbij de groene kleur ten minste 50% van het oppervlak van het bord beslaat.

€ 540

 

5

Borden in verband met het brandbestrijdingsmateriaal kenmerken zich door een rechthoekige of vierkante vorm en een wit pictogram op rode achtergrond, waarbij de rode kleur ten minste 50% van het oppervlak van het bord beslaat.

€ 540

 

6

De in bijlage XVIII van de Arboregeling opgenomen borden, worden gebruikt in de daarbij vermelde situaties

€ 540

 

7

De gebruikte pictogrammen mogen licht afwijken van of meer gedetailleerd zijn dan de pictogrammen van de borden, bedoeld in bijlage XVIII bij deze regeling. De betekenis ervan is dan evenwel dezelfde en verschillen of aanpassingen maken de betekenis niet onduidelijk

€ 540

       

8.11

 

Plaatsing van borden

 
 

1

De borden worden, rekening houdend met eventuele obstakels, op passende hoogte en op een passende plaats ten opzichte van het gezichtsveld geïnstalleerd, hetzij bij de toegang tot een zone waar een algemeen risico bestaat hetzij in de onmiddellijke nabijheid van een bepaald risico of het te signaleren object, en wel op een goed verlichte en gemakkelijk toegankelijke en zichtbare plaats.

€ 540

 

2

Bij slechte natuurlijke verlichtingsomstandigheden worden fluorescerende kleuren, reflecterende materialen of kunstlicht gebruikt.

€ 540

 

3

Een bord wordt verwijderd zodra de situatie die de aanwezigheid ervan rechtvaardigt, niet meer bestaat.

€ 540

       

8.12

 

Reservoirs gevaarlijke stoffen

 
 

1

Reservoirs die gebruikt worden bij werkzaamheden met dan wel de opslag van:

€ 540

   

a. gevaarlijke enkelvoudige stoffen als omschreven in de richtlijn nummer. 67/548/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen, of

 
   

b. gevaarlijke meervoudige stoffen als omschreven in de richtlijn nr. 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 31 mei 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten (PbEG L 200), en

 
   

c. zichtbare leidingen die de onder a dan wel b bedoelde stoffen bevatten of waardoor deze stoffen worden getransporteerd, zijn voorzien van de in de onder a dan wel b bedoelde richtlijnen voorgeschreven gevaarssymbolen.

 
 

2

Het tweede lid van artikel 8.12 is niet van toepassing op reservoirs die worden gebruikt bij werkzaamheden van korte duur of die vaak wisselen van inhoud, mits er toereikende alternatieve maatregelen worden genomen, met name op het gebied van voorlichting of opleiding, die hetzelfde beschermingsniveau garanderen.

€ 540

       

8.13

 

Aanbrengen van signalering op reservoirs

 
   

De signalering bedoeld in artikel 8.12 wordt aangebracht op de zichtbare zijden in de vorm van hard materiaal, zelfklevend materiaal of verf.

€ 540

       

8.14

 

Plaatsing op reservoirs

 
 

1

Indien gevaarssymbolen of gevaarsbenamingen als omschreven in de in artikel 8.12 onder a of b bedoelde richtlijnen op reservoirs en leidingen aangebracht worden, voldoen deze aanduidingen aan de artikelen 8.9, tweede lid, en 8.11.

€ 540

 

2

De op leidingen gebruikte gevaarssymbolen en gevaarsbenamingen worden zichtbaar en voldoende herhaald aangebracht in de nabijheid van de meest gevaarlijke plaatsen, zoals kleppen en aansluitingspunten.

€ 540

       

8.15

 

Signalering bij opslag gevaarlijke stoffen

 
 

1

De signalering van plaatsen, lokalen of afgesloten ruimten die worden gebruikt voor de opslag van aanzienlijke hoeveelheden gevaarlijke stoffen geschiedt door een passend waarschuwingsbord als bedoeld in artikel 8.10 of door gevaarssymbolen en gevaarsbenamingen als bedoeld in artikel 8.12 tenzij, rekening houdend met artikel 8.9, derde lid, wat de afmeting betreft, de gevaarssymbolen en gevaarsbenamingen van de afzonderlijke verpakkingen of op de reservoirs ter zake volstaan.

€ 540

 

2

De in het eerste lid bedoelde borden of gevaarssymbolen en gevaarsbenamingen worden bij de opslagruimte of op de toegangsdeur tot de opslagruimte geplaatst.

€ 540

       

8.16

 

Wijze van gebruik lichtsignalen

 
   

Rekening houdend met de gebruiksomstandigheden veroorzaakt het door een signaal uitgezonden licht een aan de omgeving aangepast lichtcontrast dat niet tot verblinding mag leiden maar voldoende zichtbaar is.

€ 540

       

8.17

 

Uniformiteit

 
 

1

Het lichtoppervlak dat een signaal uitzendt, is uniform van kleur of bevat een pictogram op een bepaalde achtergrond.

€ 540

 

2

De uniforme kleur voldoet aan artikel 8.3.

€ 540

 

3

Wanneer het signaal een pictogram bevat, voldoet dit aan artikel 8.10.

€ 540

       

8.18

 

Bijzondere lichtsignalen

 
 

1

Wanneer een voorziening een continu en een intermitterend signaal kan uitzenden, wordt het intermitterende signaal gebruikt om ten opzichte van het continue signaal aan te geven dat het gaat om een situatie die een groter gevaar inhoudt of waarbij de gewenste of verplichte interventie of actie met grotere spoed moet worden uitgevoerd.

€ 540

 

2

Wanneer een intermitterend lichtsignaal wordt gebruikt in plaats of ter completering van een geluidssignaal, is de code van het signaal identiek.

€ 540

 

3

Een voorziening om een lichtsignaal uit te zenden in geval van groot gevaar, wordt speciaal in het oog gehouden of uitgerust met een reservelamp.

€ 540

 

4

De duur en de frequentie van de flitsen van een intermitterend lichtsignaal zijn zodanig dat:

€ 540

   

a. de boodschap van het signaal goed wordt begrepen, en

 
   

b. er voorkomen wordt dat verwarring ontstaat tussen verschillende lichtsignalen of tussen een continu en een intermitterend lichtsignaal.

 
       

8.19

 

Vereisten geluidssignalen

 
 

1

Een geluidssignaal:

€ 540

   

a. heeft een geluidsniveau dat duidelijk hoger is dan het niveau van het omgevingslawaai, zodat het goed hoorbaar is, doch niet te luid of pijnlijk voor de oren;

 
   

b. is gemakkelijk herkenbaar; en

 
   

c. is gemakkelijk te onderscheiden van een ander geluidssignaal en andere omgevingsgeluiden.

 
 

2

Wanneer een voorziening een geluidssignaal met een variabele en een vaste frequentie kan uitzenden, wordt de variabele frequentie gebruikt om ten opzichte van de vaste frequentie aan te geven dat het gaat om een situatie die een groter gevaar inhoudt of waarbij de gewenste of verplichte interventie of actie met grotere spoed moet worden uitgevoerd.

€ 540

 

3

Het geluid van een ontruimingssignaal is continu.

€ 540

       

8.20

 

Algemene vereisten inzake de mondelinge mededeling

 
 

1

De mondelinge mededeling vindt plaats tussen een spreker of zender en één of meer toehoorders, en wel in de vorm van korte teksten, woordgroepen of afzonderlijke woorden, eventueel gecodeerd.

€ 540

 

2

De mondelinge boodschappen zijn zo kort, eenvoudig en duidelijk mogelijk.

€ 540

 

3

De taalvaardigheid van de spreker en het gehoorvermogen van de toehoorder zijn voldoende om een ondubbelzinnige communicatie tot stand te brengen.

€ 540

 

4

De mondelinge mededeling is direct door middel van gebruik van de menselijke stem of indirect door middel van de menselijke stem of spraaksynthese, verspreid door een middel ad hoc.

€ 540

 

5

Indien de mondelinge mededeling wordt gebruikt in plaats van of ter aanvulling van hand- of armseinen en er geen codes worden gebruikt, worden met name de volgende woorden gebruikt:

€ 540

   

a. start, om het begin van een commando aan te duiden;

 
   

b. stop, om een beweging te onderbreken of te beëindigen;

 
   

c. einde, om de werkzaamheden stop te zetten;

 
   

d. hijsen, om een last te doen hijsen;

 
   

e. vieren, om een last te doen vieren;

 
   

f. vooruit, achteruit, naar rechts, naar links, in combinatie met het juiste hand- of armsein, om een beweging in een bepaalde richting te doen plaatsvinden;

 
   

g. gevaar, om een noodstop af te dwingen;

 
   

h. snel, om een beweging te versnellen.

 
       

8.21

 

Gebruikte taal

 
   

De betrokken personen kennen de gebruikte taal zodanig dat zij de boodschap correct kunnen uitspreken en begrijpen en zich al naar gelang van de boodschap op passende wijze kunnen gedragen op het vlak van de veiligheid of de gezondheid.

€ 540

       

8.22

 

Algemene vereisten inzake hand- en armseinen

 
 

1

Een hand- of armsein is precies en eenvoudig en bestaat uit een breed gebaar.

€ 540

 

2

Het gelijktijdig gebruik van beide armen verloopt symmetrisch en geeft slechts één enkel signaal weer.

€ 540

       

8.23

 

Seingever

 
 

1

De seingever geeft met behulp van hand- en armseinen besturingsinstructies door aan de ontvanger van de seinen.

€ 540

 

2

De seingever wijdt zijn aandacht uitsluitend aan het geven van de besturingsinstructies en de veiligheid van de werknemers die zich in de nabijheid bevinden.

€ 540

 

3

De seingever kan de gehele besturingsoperatie zien, zonder daarbij door de handeling gehinderd te worden.

€ 540

 

4

Wanneer niet aan de in het derde lid, genoemde voorwaarden kan worden voldaan, worden een of meer bijkomende seingevers ingeschakeld.

€ 540

       

8.24

 

Ontvanger van seinen

 
   

De ontvanger van de seinen zet de in uitvoering zijnde transportbeweging stil om nieuwe instructies te vragen, wanneer hij de ontvangen orders niet met de nodige veiligheidsgaranties kan uitvoeren.

€ 540

       

8.25

 

Kenbaarheid seingever

 
   

De seingever is makkelijk herkenbaar voor de ontvanger van de seinen.

€ 540

       

8.26

 

Voorkomen onduidelijkheid seinen

 
   

De in bijlage XIX van de Arboregeling opgenomen hand- en armseinen, worden gebruikt in de daarbij vermelde situaties, waarbij deze geen afbreuk doen aan het gebruik van andere van toepassing zijnde codes, met name in bepaalde bedrijvigheidssectoren, waarmee dezelfde handelingen worden aangeduid.

€ 540

       

8.27

 

Signalering van obstakels en gevaarlijke plaatsen

 
 

1

De signalering van gevaar door stoten tegen obstakels, door vallende voorwerpen of personen, geschiedt door middel van geel, afgewisseld met zwart, of rood, afgewisseld met wit, binnen de bebouwde zones van het bedrijf of de inrichting waartoe de werknemer in het kader van zijn werk toegang heeft.

€ 540

 

2

De gele en zwarte of rode en witte banden worden onder een hoek van circa 45° aangebracht en hebben ongeveer dezelfde afmetingen.

€ 540

       

8.28

 

Afstemming signalering op obstakel of gevaarlijke plaats

 
   

De afmetingen van de signalering houden rekening met de afmeting van het gesignaleerde obstakel of de gesignaleerde gevaarlijke plaats.

€ 540

       

8.29

 

Vereisten inzake markering van verkeerswegen

 
 

1

Wanneer de bescherming van de werknemers dat vereist, worden de verkeerswegen op de arbeidsplaats voor voertuigen duidelijk door doorlopende strepen met een goed zichtbare kleur aangegeven.

€ 540

 

2

Bij het aanbrengen van de strepen wordt rekening gehouden met de nodige veiligheidsafstanden tussen de voertuigen die er kunnen rijden en elk voorwerp dat zich in de nabijheid en tussen de voetgangers en de voertuigen kan bevinden.

€ 540

Bijlage 2

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

behorend bij beleidsregel 33 Arbowet

Lijst van ernstige overtredingen waarvoor een bestuurlijke boete kan worden gegeven

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Toelichting op inhoud en gebruik van de lijst

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

In de lijst van ernstige overtredingen waarvoor een bestuurlijke boete kan worden gegeven (voorts: ernstige beboetbare feiten) zijn werkzaamheden en situaties benoemd die ernstig gevaar (kunnen) opleveren voor personen.

Indien een dergelijke werkzaamheid of situatie wordt geconstateerd, dan zal indien er sprake is van ernstig gevaar voor personen worden overgegaan tot stillegging van werk zoals bedoeld in artikel 28 van de Arbeidsomstandighedenwet.

Volgens artikel 28 is de Arbeidsinspectie bevoegd te bevelen dat:

  • personen niet mogen blijven in door de inspecteur aangewezen plaatsen, of dat

  • door de inspecteur aangewezen werkzaamheden worden gestaakt,

indien naar zijn of haar redelijk oordeel dat verblijf of die werkzaamheden ernstig gevaar opleveren voor personen. Een inspecteur zal dit bevel pas intrekken als dit gevaar is weggenomen.

De omschrijvingen in de lijst zijn een verbijzondering van het onderliggende artikel uit de Arbeidsomstandighedenwet, het Arbeidsomstandighedenbesluit, of de Arbeidsomstandighedenregeling. Ze moeten dan ook in het licht daarvan worden bezien. De formuleringen zijn over het algemeen in een directe actieve vorm gesteld, zoals: ‘het werken op ..., het gebruiken van ... en het blootstellen aan ....’.

Indien de ernstige beboetbare feiten zoals geformuleerd ook daadwerkelijk door een inspecteur worden geconstateerd, dan is er sprake van ‘heterdaad’. Behalve het geven van een bevel tot stillegging, zegt de inspecteur direct een boete aan.

Wanneer er geen sprake is van heterdaad, maar wel bewezen kan worden dat er sprake was van een situatie zoals beschreven in de lijst (op basis van getuigenverklaringen en onderzoek), wordt eveneens ook een boete aangezegd.

Treft de inspecteur situaties aan die naar zijn redelijk oordeel zouden kunnen leiden tot ernstige feiten zoals geformuleerd in de lijst, terwijl er op het moment van constateren niet wordt gewerkt, dan is deze bevoegd om op basis van artikel 28 van de Arbeidsomstandighedenwet te bevelen dat werkzaamheden niet mogen worden aangevangen zolang het potentiële gevaar aanwezig is. In dergelijke situaties wordt echter geen boete aangezegd.

Vooral de werkgever zal op het niet naleven van de ernstige beboetbare feiten worden aangesproken. Indien ook werknemers een ernstig beboetbaar feit ten laste kan worden gelegd, dan is dit in de lijst als volgt aangegeven:

Ten aanzien van de feiten waar een asterisk (*) achter de tekst is geplaatst, kan ook een werknemer worden beboet, indien deze op grond van de desbetreffende bepalingen

De Arbeidsinspectie zal overigens terughoudend omgaan met het opleggen van een boete aan werknemers. Indien aan de orde zal het veelal in combinatie zijn met een ten laste legging aan de werkgever.

Het niet of onjuist gebruiken van ter beschikking gestelde noodzakelijke beveiligingen of persoonlijke beschermingsmiddelen door een werknemer, waardoor ernstig gevaar bestaat voor de werknemer zelf of voor andere personen dan de werknemer.*

(artikel 11, Arbowet 1998)

Het werken op, aan of in de nabijheid van wegen waarbij ernstig gevaar bestaat voor aanrijden.1

(artikel 3.2, lid 1, Arbobesluit)

Het werken in gebouwen, waarvan wanden, vloeren, plafonds of installaties in zodanige staat verkeren, dat ernstig gevaar bestaat voor instorten, verschuiven, omvallen of kantelen.

(artikel 3.3, lid 1, Arbobesluit)

Het werken op plaatsen, waar ernstig gevaar bestaat voor instorten, verschuiven, omvallen of kantelen van opgeslagen voorwerpen en stoffen.

(artikel 3.3, lid 2, Arbobesluit)

Het aanwezig zijn van niet afgeschermde, direct aanraakbare spanningvoerende delen met een spanning hoger dan 50 volt bij wisselspanning of 120 volt bij zuivere gelijkspanning.

(artikel 3.4, lid 2, Arbobesluit)

Het verrichten van werkzaamheden aan of in de nabijheid van onder spanning staande elektrische installaties, toestellen of leidingen met een spanning van hoger dan 50 volt bij wisselspanning of 120 volt bij zuivere gelijkspanning zonder het treffen van de nodige veiligheidsmaatregelen.*

(artikel 3.5, lid 3, Arbobesluit)

Het ontbreken van doeltreffende maatregelen om het ontstaan van een explosieve atmosfeer op de arbeidsplaats te voorkomen.

(artikel 3.5d, lid 1, Arbobesluit)

Het niet nemen van de volgende maatregelen in de hieronder aangegeven volgorde, indien het voorkomen van het ontstaan van een explosieve atmosfeer, gezien de aard van het werk, niet mogelijk is:

  • a. de ontsteking van explosieve atmosferen wordt voorkomen, waarbij rekening wordt gehouden met elektrostatische ontladingen die van werknemers of de arbeidsplaats als ladingsdrager of ladingsproducent kunnen uitgaan;

  • b. de schadelijke gevolgen van een explosie worden beperkt;

(artikel 3.5d, lid 2, Arbobesluit)

Het ontbreken van de volgende maatregelen in de gevarenzones, bedoeld in artikel 3.5d, vijfde lid, en met betrekking tot de installaties in gebieden zonder explosiegevaar die vereist zijn voor, of bijdragen tot het explosieveilig gebruik van installaties die zich op plaatsen bevinden waar explosiegevaar heerst:

  • a. vrijkomende gassen, dampen, nevels of brandbaar stof die explosiegevaar kunnen doen ontstaan, worden op passende wijze afgevoerd en onschadelijk gemaakt;

  • b. indien een explosieve atmosfeer meerdere soorten brandbare stoffen bevat, wordt bij de veiligheidsmaatregelen uitgegaan van het grootste mogelijke risico;

(artikel 3.5e, onder a. en b., Arbobesluit)

Het in de gevarenzones niet gebruiken en toepassen van apparaten en beveiligingssystemen overeenkomstig de categorieën als bedoeld in het Warenwetbesluit explosieveilig materieel volgens de navolgende principes:

  • 1°. gevarenzone 0 of 20: categorie 1-apparatuur;

  • 2°. gevarenzone 1 of 21: categorie 1- of categorie 2-apparatuur;

  • 3°. gevarenzone 2 of 22: categorie 1-, categorie 2- of categorie 3-apparatuur;

(artikel 3.5e, onder e, Arbobesluit)

Het schoonmaken, onderhouden, verbouwen, herstellen en slopen van K1-, K3-, KT- of T-schepen, zonder veiligheids- en gezondheidsverklaring van een gasdeskundige.

(artikel 3.5h, lid 3, Arbobesluit)

Het werken op arbeidsplaatsen waar een doeltreffende vluchtweg ontbreekt of is geblokkeerd en waarbij ernstig gevaar bestaat op brand, explosie of plotselinge blootstelling aan gevaarlijke stoffen.

(artikel 3.6, lid 1, en artikel 3.7, lid 1, Arbobesluit)

Het werken op hoogten van meer dan 2.50 meter waarbij geen of onvoldoende voorzieningen zijn getroffen tegen vallen.

(artikel 3.16, lid 1, Arbobesluit)

N.B. Indien het valgevaar gepaard gaat met risicoverhogende omstandigheden, zoals het gevaar te vallen op of langs uitstekende delen, de aanwezigheid van verkeer, het vallen in water e.d., dan kan er, afhankelijk van de toename van het risico, ook bij geringere werkhoogte sprake zijn van een ernstig feit.

Het zodanig ingericht zijn van een arbeidsplaats dat daardoor ernstig gevaar bestaat getroffen of geraakt te worden door voorwerpen, producten of onderdelen daarvan dan wel vloeistoffen of gassen, of het gevaar bekneld te raken tussen voorwerpen, producten of onderdelen daarvan.

(artikel 3.17, Arbobesluit)

Het toepassen van een laadplatform dat niet is afgestemd op de te vervoeren lading.

(artikel 3.18, lid 2, Arbobesluit)

Het werken op hoogten van meer dan 2.50 meter op instabiele en onvoldoende stevige werkplekken op bouwplaatsen.

(artikel 3.28, lid 1, Arbobesluit)

Het werken op een bouwplaats indien bovengrondse elektriciteitsleidingen niet omgeleid zijn of spanningsloos zijn gemaakt of, indien dit niet mogelijk is, hekken of waarschuwingsborden ontbreken.

(artikel 3.29, lid 2, Arbobesluit)

Het werken op bouwplaatsen waarbij ernstig gevaar bestaat voor personen als gevolg van beschadiging van ondergrondse elektriciteitsleidingen en -kabels.

(artikel 3.29, lid 5, Arbobesluit)

Het werken in bouwputten, tunnels, bij uitgravingen of andere ondergrondse werkzaamheden waarbij onvoldoende stut- of taludvoorzieningen zijn getroffen tegen instortings- of overstromingsgevaar.

(artikel 3.30, lid 1, Arbobesluit)

Het bij grondverzetwerkzaamheden niet op veilige afstand houden van de uitgegraven aarde, gebruikte materialen en voertuigen, waardoor werknemers ernstig gevaar lopen bedolven te worden.

(artikel 3.30, lid 2, Arbobesluit)

Onvoldoende draagkrachtige bekistingen, tijdelijke stutten of schoren op een bouwwerkplek, waardoor werknemers ernstig gevaar lopen bekneld te raken of bedolven te worden.

(artikel 3.31, lid 2, Arbobesluit)

Het ontbreken van twee afzonderlijke uitgangen in verbinding met de oppervlakte bij een ondergrondse ontginning.

(artikel 3.37c, lid 1, Arbobesluit)

Het niet zo spoedig mogelijk na het delven ondersteuningen aanbrengen, terwijl dit vanwege de instabiliteit van het terrein noodzakelijk is voor de veiligheid van de werknemers.

(artikel 3.37e, lid 1, Arbobesluit)

Het werken met stoffen als bedoeld in beleidsregel 4.1c-4, waarbij direct contact met huid en ogen mogelijk is en kan leiden tot ernstige schade aan de gezondheid.

(artikel 4.1c, Arbobesluit)

Het blootstellen van werknemers aan concentraties van stoffen in de inademingslucht van een werknemer van meer dan twee maal de (wettelijke of door de werkgever vastgestelde) grenswaarde of van meer dan de ceilingwaarde.

(artikel 4.4, lid 1, juncto artikel 4.3, lid 3, Arbobesluit)

Het ontbreken van maatregelen bij aanwezigheid van kankerverwekkende of mutagene stoffen waarbij ernstig gevaar bestaat voor plotselinge blootstelling.

(artikel 4.6, lid 1 Arbobesluit)

Het ontbreken van maatregelen bij aanwezigheid van gevaarlijke stoffen waardoor ernstig gevaar bestaat voor brand of explosie of gezondheidsbedreigende blootstelling aan gevaarlijke stoffen, dampen en gassen.

(artikel 4.6, lid 1, Arbobesluit)

Na een onvoorziene toename van het blootstellingsniveau aan kankerverwekkende of mutagene stoffen, er niet voor gezorgd hebben dat werknemers uit de gevarenzone zijn verwijderd.

(artikel 4.7, lid 3, Arbobesluit)

Het niet werken volgens een vooraf opgesteld werkplan, als bedoeld in Bijlage VB van de Arbeidsomstandighedenregeling, met betrekking tot opbouw, installeren, monteren, assembleren, dan wel verwijderen na ontbranding, van professioneel vuurwerk.

(artikel 4.9, lid 1, Arbobesluit)

Het blootstellen van werknemers aan concentraties van kankerverwekkende en mutagene stoffen in de inademingslucht boven de (wettelijke of door de werkgever vastgestelde) grenswaarde.

(artikel 4.16, lid 3, Arbobesluit)

Het niet zo laag mogelijk onder de grenswaarde (0,01 vezel per kubieke centimeter berekend over een referentieperiode van 8 uur) houden van de concentratie van asbeststof in de lucht, door:

- het niet zo inrichten van de werkmethoden dat er geen asbeststof wordt geproduceerd of indien dat technisch niet mogelijk is, dat er geen asbeststof in de lucht vrijkomt;*

- het niet doeltreffend en regelmatig reinigen van gebouwen, installaties en uitrustingen die dienen voor het toepassen of het bewerken van asbest of asbesthoudende producten;*

- het niet opbergen en vervoeren in daarvoor geschikte en gesloten verpakking van asbest, een asbesthoudend product of een product waaruit asbeststof vrijkomt*, of

- het niet zo spoedig mogelijk verzamelen en afvoeren van asbesthoudende afvalstoffen in voor asbest geschikte, gesloten en gekenmerkte verpakking*.

(artikel 4.45, lid 1, Arbobesluit, juncto lid 2)

Het blootstellen van werknemers aan concentraties van asbeststof in de lucht boven de grenswaarde van 0,01 vezel per kubieke centimeter, berekend over een referentieperiode van acht uur.

(artikel 4.46, lid 1, Arbobesluit)

Het niet opsporen van de oorzaken van de overschrijding van de grenswaarde, bedoeld in artikel 4.46, en het niet zo spoedig mogelijk nemen van doeltreffende maatregelen om de concentratie asbeststof terug te brengen tot beneden die waarde.

(artikel 4.47a, lid 1, Arbobesluit)

Het laten voortzetten van de arbeid op een arbeidsplaats met overschrijding van de grenswaarde, bedoeld in artikel 4.46, waar de maatregelen om de concentratie terug te brengen nog niet volledig ten uitvoer zijn gelegd, zonder de betrokken werknemers doeltreffend te beschermen tegen blootstelling aan asbeststof.

(artikel 4.47a, lid 3, Arbobesluit)

Het niet nemen van doeltreffende maatregelen ter bescherming van de betrokken werknemers, indien, gelet op de aard van de werkzaamheden, overschrijding van de grenswaarde, bedoeld in artikel 4.46, kan worden verwacht ondanks preventieve technische maatregelen ter beperking van de asbestconcentratie in de lucht.

(artikel 4.48a, lid 1, Arbobesluit)

Het niet verwijderen van het aanwezige asbest dan wel de aanwezige asbesthoudende producten, voordat wordt aangevangen met andere werkzaamheden.

(artikel 4.48a, lid 4, Arbobesluit)

Het bij slopen, verwijderen, reinigen en opruimen van asbest of van producten die deze stof bevatten, niet conform het werkplan uitvoeren van de maatregelen ter bescherming van de veiligheid en gezondheid van de betrokken werknemers.

(artikel 4.50, lid 5 Arbobesluit)

N.B. Als een werkplan ontbreekt of onvolledig is, wordt gehandhaafd op basis van de in artikel 4.50, lid 3, en artikel 4.50 lid 4 onder a genoemde artikelen. Overtreding daarvan wordt bij het slopen en verwijderen, reinigen en opruimen van asbest of van producten die asbest bevatten, altijd aangemerkt als een ernstig beboetbaar feit

Het na reiniging van de arbeidsplaats niet op de desbetreffende arbeidsplaats in een binnenruimte uitvoeren van een eindbeoordeling, waarbij de monsterneming wordt uitgevoerd door een persoon als bedoeld in artikel 4.47, lid 7, Arbobesluit, en de monsteranalyse door een laboratorium als bedoeld in artikel 4.47, lid 8, Arbobesluit.

(artikel 4.51a, lid 1, Arbobesluit)

Het bij de eindbeoordeling bedoeld in artikel 4.51a, lid 1, Arbobesluit, niet uitvoeren van een visuele inspectie gevolgd door een eindmeting, om vast te stellen of de concentratie van asbeststof in de lucht niet hoger is dan 0,01 vezel per cm3, uitgaande van een referentieperiode van twee uur.

(artikel 4.51a, lid 2, Arbobesluit)

Het na het reinigen van de arbeidsplaats, op de betreffende arbeidsplaats in de buitenlucht geen visuele inspectie uitvoeren met vaststelling dat de aanwezigheid van asbest niet meer visueel waarneembaar is door een bedrijf dat daartoe adequaat is toegerust, voordat met andere werkzaamheden een aanvang wordt gemaakt.

(artikel 4.51a, lid 3, Arbobesluit)

Het na het beëindigen van werkzaamheden in de buitenlucht met asbesthoudende grond, niet uitvoeren van een visuele inspectie op de aanwezigheid van asbest teneinde vast te stellen dat de concentratie asbest niet hoger is dan honderd milligram per kilogram droge stof als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van het Productenbesluit asbest, door een bedrijf dat daartoe adequaat is toegerust.

(artikel 4.51a, lid 4, Arbobesluit)

Het niet uitvoeren van een eindbeoordeling in aanvulling op artikel 4.51a, lid 1 en lid 2, in de naast de arbeidsplaats gelegen ruimten in een binnensituatie bij risicoklasse 3.

(artikel 4.54 Arbobesluit)

Het bij risicoklasse 3 – in het kader van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2 – niet volledig inventariseren van de aanwezigheid van asbest of asbesthoudende producten voordat wordt aangevangen met de volgende werkzaamheden:

  • a. het geheel of gedeeltelijk afbreken of uit elkaar nemen van bouwwerken, met uitzondering van grondwerken, of objecten waarin asbest of asbesthoudende producten is respectievelijk zijn verwerkt;

  • b. het verwijderen van asbest of asbesthoudende producten uit de bouwwerken of objecten, bedoeld in onderdeel a;

  • c. het opruimen van asbest of asbesthoudende producten die ten gevolge van een incident zijn vrijgekomen.

(artikel 4.54a, lid 1, Arbobesluit)

Het ontzanden van gietstukken, door middel van stralen, buiten de voor dat doel bestemde gesloten toestellen of ruimten.*

(artikel 4.61, lid 3, Arbobesluit)

Het bij ontzanden van gietstukken, door middel van stralen, afvoeren van afgezogen lucht naar ruimtes waar personen moeten verblijven.*

(artikel 4.61, lid 5, Arbobesluit)

Het blootstellen van werknemers aan biologische agentia waarbij ernstig gevaar bestaat voor schade aan de gezondheid.

(artikel 4.87a, lid 1, Arbobesluit)

Het blootstellen van thuiswerkers aan concentraties van stoffen in de individuele ademhalingszone van een werknemer aan meer dan twee maal de (wettelijke of door de werkgever vastgestelde) grenswaarde of aan meer dan de ceilingwaarde.

(artikel 4.113, Arbobesluit)

Het door thuiswerkers werken met stoffen als bedoeld in beleidsregel 4.1c-4, waarbij direct contact met huid en ogen mogelijk is en kan leiden tot ernstige schade aan de gezondheid.

(artikel 4.113, Arbobesluit)

Onvoldoende of onjuiste maatregelen of voorzieningen bij thuiswerk met gevaarlijke stoffen waardoor ernstig gevaar bestaat voor brand of explosie of gezondheidsbedreigende blootstelling aan gevaarlijke stoffen, dampen en gassen.

(artikel 4.115, lid 2, Arbobesluit)

Het verrichten van werkzaamheden zonder individuele gehoorbescherming in situaties waarbij de dagelijkse blootstelling aan lawaai 85 dB(A) of hoger is of de piekgeluidsdruk 140 Pa of hoger is.

(artikel 6.8, lid 9, Arbobesluit)

Het verrichten van werkzaamheden in situaties waarbij de dagelijkse blootstelling aan lawaai, rekening houdend met de dempende werking van de door de werknemer gedragen individuele gehoorbeschermers, hoger is dan 87 dB(A) of de piekgeluidsdruk hoger is dan 200 Pa

(artikel 6.8, lid 10, Arbobesluit)

Het blootstellen van werknemers aan trillingen boven de grenswaarde voor blootstelling, bedoeld in artikel 6.11 a, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, onderdeel a Arbobesluit.

(artikel 6.11c, lid 2, Arbobesluit)

Het niet onverwijld treffen van maatregelen om de blootstelling terug te brengen tot onder de grenswaarde voor blootstelling, bij overschrijding van de grenswaarde voor blootstelling aan trillingen, bedoeld in artikel 6.11 a, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, onderdeel a Arbobesluit.

(artikel 6.11c, lid 3 onder a, Arbobesluit)

Het niet onderzoeken van de oorzaak van de overschrijding bij overschrijding van de grenswaarde voor blootstelling aan trillingen, bedoeld in artikel 6.11 a, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, onderdeel a Arbobesluit.

(artikel 6.11c, lid 3 onder b, Arbobesluit)

Het niet aanpassen van de beschermings- en preventiemaatregelen om te voorkomen dat de grenswaarde opnieuw wordt overschreden bij overschrijding van de grenswaarde voor blootstelling aan trillingen, bedoeld in artikel 6.11 a, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, onderdeel a Arbobesluit.

(artikel 6.11c, lid 3 onder c, Arbobesluit)

Het verrichten van duikarbeid, caissonarbeid of overige arbeid onder overdruk zonder dat aan de beperkende voorschriften volgend uit een arbeidsgezondheidskundig onderzoek wordt voldaan.

(artikel 6.14a, lid 5, Arbobesluit)

Het niet aan werknemers ter beschikking stellen van materiaal dat in deugdelijke staat verkeert en van voldoende ademgas van goede kwaliteit.

(artikel 6.15, lid 1, Arbobesluit)

Het verrichten van duikarbeid zonder te worden bijgestaan door een reserveduiker.

(artikel 6.16, lid 1, Arbobesluit)

Het verrichten van duikwerkzaamheden op een diepte van 15 meter (of bij een druk van 1,5 maal 105 Pascal) of meer waarbij geen geschikte compressiekamer aanwezig is.

(artikel 6.18, lid 1, Arbobesluit)

Het ontbreken van een compressiekamer bij het verrichten van duikwerkzaamheden op een locatie waarbij de reistijd naar de dichtstbijzijnde behandelfaciliteit met compressiekamer meer dan twee uur bedraagt.

(artikel 6.18, lid 2, Arbobesluit)

Het door één persoon verrichten van caissonarbeid.*

(artikel 6.19, lid 1, Arbobesluit)

Het verrichten van caissonwerkzaamheden onder een druk van meer dan 1,5 maal 105 Pascal zonder een geschikte compressiekamer.

(artikel 6.20, lid 1, Arbobesluit)

Het ontbreken van een compressiekamer bij het verrichten van caissonarbeid op een locatie waarbij de reistijd naar de dichtstbijzijnde behandelfaciliteit met compressiekamer meer dan twee uur bedraagt.

(artikel 6.20, lid 2, Arbobesluit)

Het gebruiken van arbeidsmiddelen op een andere wijze of plaats dan waarvoor zij zijn ingericht en bestemd.

(artikel 7.3, lid 2, Arbobesluit)

Het niet of onvoldoende treffen van beschermende maatregelen bij het gebruik van een arbeidsmiddel, waardoor ernstig gevaar bestaat voor persoonlijk letsel.

(artikel 7.3, lid 4, Arbobesluit)

Het zodanig geplaatst of ingericht zijn van een arbeidsmiddel dat daardoor ernstig gevaar bestaat voor verschuiven, omvallen, kantelen, getroffen worden door het arbeidsmiddel of onderdelen daarvan, oververhitting, brand, ontploffen, blikseminslag en directe of indirecte aanraking met elektriciteit.

(artikel 7.4, lid 3, Arbobesluit)

Het zodanig geplaatst of ingericht zijn van een arbeidsmiddel dat daardoor ernstig gevaar bestaat getroffen of geraakt te worden door voorwerpen, producten of onderdelen daarvan dan wel vloeistoffen of gassen, of bekneld te raken tussen voorwerpen, producten of onderdelen daarvan.

(artikel 7.4, lid 4, Arbobesluit)

Het onderhouden, repareren en reinigen van arbeidsmiddelen die ingeschakeld zijn en onder druk of elektrische spanning staan.*

(artikel 7.5, lid 2, Arbobesluit)

Het afstellen van arbeidsmiddelen die ingeschakeld zijn en onder druk of elektrische spanning staan.*

(artikel 7.5, lid 3, Arbobesluit)

Het op niet veilige wijze (de)monteren van arbeidsmiddelen.

(artikel 7.5, lid 5, Arbobesluit)

Het ontbreken of onjuist toepassen van voorgeschreven beveiligingen en afschermingen, alsmede het overbruggen dan wel buiten werking stellen van noodzakelijke beveiligingen van arbeidsmiddelen.

(artikel 7.7, lid 1, Arbobesluit)

Het kunnen aanraken van (onderdelen van) arbeidsmiddelen met een zeer hoge of lage temperatuur.

(artikel 7.9, Arbobesluit)

Het loskoppelen en opnieuw aansluiten van een arbeidsmiddel van en op een krachtbron.

(artikel 7.11, lid 2, Arbobesluit)

Het ontbreken van een noodstopvoorziening op arbeidsmiddelen waarbij dit noodzakelijk is.

(artikel 7.16, Arbobesluit)

Het vervoeren van personen met een mobiel arbeidsmiddel dat daartoe niet is uitgerust.

(artikel 7.17a, lid 1 Arbobesluit)

Het gebruik van mobiele arbeidsmiddelen (m.u.v. heftrucks) waarmee personen kunnen worden vervoerd zonder beschermingsconstructies ter voorkoming van kantelen of de gevolgen daarvan.

(artikel 7.17a, lid 2, Arbobesluit)

Het gebruik van heftrucks waarmee personen kunnen worden vervoerd zonder beschermingsconstructies ter voorkoming van kantelen of de gevolgen daarvan.

(artikel 7.17a, lid 5, Arbobesluit)

Het ontbreken van een rem- en stopvoorziening, alsmede een noodstopvoorziening voorzover deze noodzakelijk is, op een mobiel arbeidsmiddel met eigen aandrijving.

(artikel 7.17b, lid 2, Arbobesluit)

Het meerijden op mobiele arbeidsmiddelen met eigen aandrijving zonder speciaal daartoe ingerichte veilige plaatsen.*

(artikel 7.17c, lid 2, Arbobesluit)

Het zwaarder belasten van een hijs- of hefwerktuig, dan de toegelaten bedrijfslast of dan een veilig gebruik toelaat.*

(artikel 7.18, lid 2, Arbobesluit)

Het vervoeren van personen met een hijs- of werktuig, dat daarvoor niet is bestemd of ingericht. *

(artikel 7.18, lid 4, Arbobesluit)

Het zodanig opgesteld zijn van hijs- en hefwerktuigen, dat daardoor ernstig gevaar bestaat dat lasten werknemers kunnen raken.*

(artikel 7.18, lid 6, Arbobesluit)

Het zich bevinden van werknemers onder hangende lasten.*

(artikel 7.18, lid 7, Arbobesluit)

Het zodanig gebruik van een mobiel hijs- of hefwerktuig dat daardoor ernstig gevaar bestaat voor kantelen, ongewild in beweging komen of wegglijden.*

(artikel 7.18a, lid 3, Arbobesluit)

Het gebruik van hijs- en hefwerktuigen in slechte weersomstandigheden.*

(artikel 7.18a, lid 13, Arbobesluit)

Het hijsen of heffen van personen op een onbeveiligd platform.

(artikel 7.18b, lid 1, Arbobesluit)

Het overbelasten van laad- en losgerei met meer dan 10%.*

(artikel 7.20, lid 4, Arbobesluit)

Het ontbreken van technische of organisatorische maatregelen, indien zich in een schacht twee of meer liften bevinden, om te voorkomen dat personen bij werkzaamheden aan een van de liften, getroffen worden door een naastliggende lift.

(artikel 7.21, lid 1, Arbobesluit)

Het niet stilzetten van de naastgelegen lift tijdens werkzaamheden in een liftschacht waarbij gevaren veroorzaakt door deze lift niet zijn tegengegaan.*

(artikel 7.21, lid 2, Arbobesluit)

Het niet kiezen van de meest geschikte arbeidsmiddelen bij tijdelijke werkzaamheden op hoogte, waardoor:

  • a. de arbeidsmiddelen niet zijn afgestemd op de aard van de te verrichten werkzaamheden en op de voorzienbare belastingen en dat de arbeidsmiddelen niet zodanig zijn dat zonder gevaar doorgang mogelijk is; of

  • b. het gekozen toegangsmiddel niet de mogelijkheid van ontruiming biedt bij dreigend gevaar; of

  • c. het overstappen van een toegangsmiddel op platformen, vloeren of loopbruggen en omgekeerd extra valrisico’s oplevert.

    (artikel 7.23, lid 1, Arbobesluit)

Het ontbreken van een valbeveiliging om de aan een arbeidsmiddel verbonden valrisico’s voor werknemers te minimaliseren.

(artikel 7.23, lid 5, Arbobesluit)

De bij een arbeidsmiddel behorende valbeveiliging is niet van een zodanige configuratie en sterkte dat vallen van hoogte wordt voorkomen of dat een eventuele val wordt gestopt, zodanig dat letsel bij de werknemers zoveel mogelijk wordt voorkomen.

(artikel 7.23, lid 6, Arbobesluit)

Het onderbreken van collectieve valbeveiligingen op andere plekken dan daar waar zich een toegang tot een ladder of trap bevindt.

(artikel 7.23, lid 7, Arbobesluit)

Het laten werken op plaatsen waar geen doeltreffende, vervangende veiligheidsvoorzieningen, zijn getroffen en waarbij de collectieve valbeveiliging – in verband met de werkzaamheden – tijdelijk is verwijderd.

(artikel 7.23, lid 9, Arbobesluit)

Het laten uitvoeren van tijdelijke werkzaamheden op hoogte wanneer de weersomstandigheden de veiligheid en gezondheid van de werknemers in gevaar brengen.

(artikel 7.23, lid 11, Arbobesluit)

N.B. Indien het valgevaar gepaard gaat met risicoverhogende omstandigheden, bijvoorbeeld het gevaar te vallen op of langs uitstekende delen, de aanwezigheid van verkeer, het vallen in water, het vallen in hete of bijtende vloeistoffen, het vallen tussen bewegende delen van machines [dit is geen limitatieve opsomming], dan kan er, afhankelijk van de toename van het risico, ook bij geringere werkhoogte sprake zijn van een ernstig feit.

Het gebruiken van ladders of trappen, zonder maatregelen om de stabiliteit te waarborgen.

(artikel 7.23a, lid 1, Arbobesluit)

Ladders en trappen gebruiken zonder dat:

  • a. wegglijden van de ladder- of trapvoet door een voorziening is voorkomen;

  • b. toegangsladders bij overigens ontbrekende veilige houvast niet ten minste 1 meter uitsteken boven het toegangsniveau;

  • c. de onderdelen van meerdelige (schuif)ladders ten opzichte van elkaar geborgd zijn;

  • d. verrolbare ladders en trappen zijn vastgezet voor het betreden.

(artikel 7.23a, lid 2, Arbobesluit)

Het (laten) gebruiken van ladders en trappen waarbij niet ten minste een hand aan de ladder kan worden gehouden.

(artikel 7.23a, lid 3, Arbobesluit)

De ondersteuningen van een steiger zijn niet beveiligd tegen wegglijden, hetzij door bevestiging aan het steunvlak, hetzij door een antislipinrichting of een andere, even doeltreffende oplossing.

(artikel 7.23b, lid 3, Arbobesluit)

De steunpunten van de steiger zijn niet op een stabiele, stevige ondergrond van voldoende omvang geplaatst, waardoor de stabiliteit niet wordt gewaarborgd.

(artikel 7.23b, lid 4, Arbobesluit)

Niet verzekerde stabiliteit van steigers door onvoldoende verankering en/of schoren.

(artikel 7.23b, lid 5, Arbobesluit)

Het niet zodanig monteren van de vloeren van steigers dat hun onderdelen bij normaal gebruik niet kunnen bewegen.

(artikel 7.23b, lid 7, Arbobesluit)

Tussen de onderdelen van de vloeren en de verticale inrichtingen van de collectieve valbeveiligingen komen gevaarlijke openingen voor.

(artikel 7.23b, lid 7, Arbobesluit)

Het werken aan één enkele lijn, waarbij geen sprake is van een afzonderlijk verankerde veiligheidslijn die als reservelijn fungeert en is uitgerust met een beweegbaar valbeveiligingsmechanisme dat de werknemer in zijn beweging volgt.

(artikel 7.23c, lid 1, Arbobesluit)

Het vervoeren van werknemers met behulp van een werkbak die is bevestigd aan een mobiel hefwerktuig waarbij de belasting van de volbelaste werkbak méér bedraagt dan de helft van de maximaal toegestane belasting van het hefwerktuig in zijn meest ongunstige stand.

(artikel 7.18, lid 4, juncto artikel 7.23d, lid 2, Arbobesluit)

Het vervoeren van werknemers met behulp van een werkbak die is bevestigd aan een mobiel hijswerktuig waarbij de belasting van de volbelaste werkbak en het bijbehorend hijsgereedschap méér bedraagt dan één kwart van de maximaal toelaatbare werklast van het hijswerktuig in zijn meest ongunstige stand.

(artikel 7.18, lid 4, juncto artikel 7.23d, lid 2, Arbobesluit)

Het vervoeren van werknemers met behulp van een werkbak die is bevestigd aan een vast opgesteld of railrijdend hijswerktuig waarbij de belasting van de volbelaste werkbak en het bijbehorend hijsgereedschap méér bedraagt dan driekwart van de nominale belasting waarvoor het hijswerktuig is ontworpen.

(artikel 7.18, lid 4, juncto artikel 7.23d, lid 2, Arbobesluit)

Het verblijf van werknemers in een werkbak waarbij de bedieningsplaats van het hijs- of hefwerktuig niet bezet is.

(artikel 7.18, lid 4, juncto artikel 7.23d, lid 3, Arbobesluit)

Horizontale verplaatsing van werknemers in een boven 0,2 meter geheven werkbak aan een mobiel hefwerktuig met grotere snelheid dan 2,5 km/uur.

(artikel 7.18, lid 4, juncto artikel 7.23d, lid 4, Arbobesluit)

Rijden met een mobiele hijskraan waaraan een bemande werkbak is bevestigd.

(artikel 7.18, lid 4, juncto artikel 7.23d, lid 5, Arbobesluit)

Rijden over een kraanbaan met hogere snelheid dan 2,5 km/uur van een hijskraan met een bemande werkbak.

(artikel 7.18, lid 4, juncto artikel 7.23d, lid 5, Arbobesluit)

Ontbreken van doeltreffend(e) communicatie(middel(en)) bij vervoer en verblijf van werknemers in een werkbak aan een hijs- of hefwerktuig.

(artikel 7.18, lid 4, juncto artikel 7.23d, lid 6, Arbobesluit)

Het hijsen of heffen van luiken van schepen zonder dat deze daartoe geschikte bevestigingen hebben voor het vastmaken van hijsgereedschap.

(artikel 7.25, lid 1, Arbobesluit)

Het plaatsen of verwijderen van luiken op schepen terwijl in het ruim onder de luikopening wordt gewerkt.*

(artikel 7.25, lid 6, Arbobesluit)

Het laden en lossen van schepen zonder dat luiken die niet afdoende tegen verplaatsing kunnen worden geborgd, verwijderd zijn.

(artikel 7.25, lid 7, Arbobesluit)

Het opnieuw gebruiken van voor eenmalig gebruik bestemde bind- of hijsmiddelen.

(artikel 7.27, lid 2, Arbobesluit)

Het niet aanwezig zijn van middelen zodat werknemers bij het aanbrengen of verwijderen van sjorringen van containers aan ernstig gevaar worden blootgesteld.

(artikel 7.28, Arbobesluit)

Het werken op een overbelaste steiger.

(artikel 7.34, lid 2, Arbobesluit)

Het werken op verrijdbare steigers die niet zijn beveiligd tegen ongewilde verplaatsing.

(artikel 7.34, lid 3, Arbobesluit)

Het verrichten van trekkerarbeid, het werken met wilde, giftige of andere dieren die gevaar opleveren, het industrieel slachten of werken onder tempodwang door jeugdige werknemers zonder toezicht.

(artikel 7.39, Arbobesluit)

Het ontbreken of het onjuist toepassen van voorgeschreven beveiligingen, alsmede het overbruggen dan wel buiten werking stellen van noodzakelijke beveiligingen aan arbeidsmiddelen in thuiswerksituaties.

(artikel 7.41, lid 1, Arbobesluit)

Het niet ter beschikking stellen van doeltreffende persoonlijke beschermingsmiddelen aan werknemers bij werkzaamheden, waardoor ernstig gevaar bestaat voor veiligheid of gezondheid van betrokken werknemers.

(artikel 8.3, lid 1, Arbobesluit)

Het onvoldoende er voor zorgen dat werknemers aan hen beschikbaar gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen (juist) gebruiken, waardoor ernstig gevaar bestaat voor de veiligheid of gezondheid van betreffende werknemers.

(artikel 8.3, lid 2, Arbobesluit)

Het blootstellen van werknemers aan kunstmatige optische straling boven de grenswaarde voor blootstelling genoemd in artikel 6.12c van het Arbobesluit.

(artikel 6.12e, lid 4 juncto artikel 6.12c Arbobesluit)

Het niet onverwijld treffen van maatregelen om de blootstelling aan kunstmatige optische straling terug te brengen tot onder de grenswaarde voor blootstelling.

(artikel 6.12e, lid 4 onder a, Arbobesluit)

Bijlage 3

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Terugwerkende kracht

Voor deze bijlage is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
behorend bij beleidsregel 33 Arbowet

Lijst van overtredingen waarvoor direct een bestuurlijke boete wordt gegeven

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Toelichting op inhoud en gebruik van de lijst

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Er bestaat in de Arbeidsomstandighedenwet, het Arbeidsomstandighedenbesluit en de Arbeidsomstandighedenregeling een aantal overtredingen waarvoor een bestuurlijke boete kan worden gegeven dat niet tot de categorie ernstige overtreding waarvoor een bestuurlijke boete kan worden gegeven (zie bijlage 2, hiervoor), kan worden gerekend, maar waarvoor bij niet naleving toch direct een sanctie moet worden opgelegd. In een aantal gevallen moeten ook (direct) maatregelen worden getroffen. Het gaat om belangrijke overtredingen waarvoor naar huidige inzichten het eerst geven van een waarschuwing of het eerst stellen van een eis als inadequaat is te beschouwen.

Het gaat hierbij om overtredingen met betrekking tot:

  • het ontbreken van vakbekwaamheid/bevoegdheid van werknemers om bepaalde – in de regelgeving omschreven – in potentie risicovolle werkzaamheden te verrichten;

  • het nagelaten hebben van bepaalde risicoverminderende handelingen en/of maatregelen in risicovolle situaties;

  • het nagelaten hebben van verplichte meldingen aan de Arbeidsinspectie;

  • bepaalde onmisbare basisvoorzieningen.

Dergelijke overtredingen waarvoor direct eenbestuurlijke boete wordt gegeven(voorts: direct beboetbare feiten) die enerzijds de onveiligheid van werknemers vergroten en anderzijds het werk van de Arbeidsinspectie ernstig belemmeren, moeten leiden tot het direct corrigeren van werkgevers. In voorkomende gevallen wordt dus direct overgegaan tot het aanzeggen van een bestuurlijke boete.

De lijst van overtredingen waarvoor direct eenbestuurlijke boete wordt gegevenis op voorhand niet limitatief. De lijst kan worden uitgebreid met feiten waarvan het politiek, maatschappelijk, beleidsmatig of inhoudelijk nodig wordt geacht deze direct door middel van een boete aan te pakken.

Ten aanzien van de met een asterisk (*) gemarkeerde feiten kan ook een werknemer worden beboet, indien deze de betreffende verplichting(en) niet naleeft.

Het ontbreken van een schriftelijke risico-inventarisatie en -evaluatie.

(artikel 5, lid 1, Arbowet)

Het onvoldoende toezien op de naleving van instructies en voorschriften bij werkzaamheden waaraan risico’s voor werknemers zijn verbonden.

(artikel 8, lid 4, Arbowet)

Het niet (direct) melden van een dodelijk arbeidsongeval of een arbeidsongeval dat leidt tot een blijvend letsel of een ziekenhuisopname.

(artikel 9, lid 1, Arbowet)

Het ontbreken van adequaat deskundig toezicht op jeugdige werknemers.

(artikel 1.37, lid 1 Arbobesluit)

Het ontbreken van adequaat deskundig toezicht op jeugdige werknemers om specifieke gevaren voor jeugdige werknemers te voorkomen.

(artikel 1.37, lid 2 Arbobesluit)

Het aanvangen met werkzaamheden op een bouwplaats zonder schriftelijke kennisgeving aan de Arbeidsinspectie over de voorgenomen totstandbrenging van het bouwwerk.

(artikel 2.27, lid 1, Arbobesluit)

Het ontbreken van een veiligheids- en gezondheidsplan ten aanzien van bouwwerken zoals gedefinieerd in het Arbobesluit.

(artikel 2.28, lid 1, Arbobesluit)

Het ontbreken van een veiligheids- en gezondheidsdocument ten aanzien van werkzaamheden verricht in de winningsindustrie in dagbouw, ondergronds of met behulp van boringen.

(artikel 2.42, lid 2, Arbobesluit)

Het niet beschikbaar en gebruiksklaar houden van vluchtmiddelen zodat werknemers de gevaarlijke gebieden snel en veilig kunnen verlaten.

(artikel 3.5f onder f. Arbobesluit)

Het verrichten van onderzoek naar de veiligheid aan, op of in tankschepen door een persoon die niet beschikt over het certificaat van vakbekwaamheid gasdeskundige.*

(artikel 3.5h, lid 4, Arbobesluit)

Het ontbreken van voldoende geschikte reddingsmiddelen op een mijnbouwinstallatie.

(artikel 3.37t, lid 1, Arbobesluit)

Het ontbreken van deskundig toezicht op jeugdige werknemers die arbeid verrichten waarbij gevaar voor instorting bestaat.

(artikel 3.46, sub a, Arbobesluit)

Het ontbreken van deskundig toezicht op jeugdige werknemers die arbeid verrichten aan, met of in de directe nabijheid van een hoogspanningsinstallatie.

(artikel 3.46, sub b, Arbobesluit)

Gebruik van springstoffen zonder dat hierop voortdurend toezicht plaatsvindt door een persoon die in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid springmeester.*

(artikel 4.8, lid 2, Arbobesluit)

Het verrichten van werkzaamheden bestaande uit het springen van materialen ten behoeve van de opsporing of winning van delfstoffen door personen die niet in het bezit zijn van een getuigschrift van schietmeester *

(artikel 4.8, lid 3, Arbobesluit)

Het niet door een gecertificeerd persoon toezicht houden op opbouw, installeren, monteren, assembleren, dan wel verwijderen na ontbranding, van professioneel vuurwerk.

(artikel 4.9, lid 2 Arbobesluit)

Het niet door een gecertificeerd persoon toezicht houden op het bewerken van professioneel vuurwerk in een inrichting als bedoeld in artikel 3.2.1 van het Vuurwerkbesluit

(artikel 4.9, lid 2 Arbobesluit)

Het werken van asbest of asbesthoudende producten zonder dit tijdig en (volledig) schriftelijk te hebben gemeld aan de Arbeidsinspectie.

(artikel 4.47c, lid 1, Arbobesluit)

Het niet opnieuw melden aan de Arbeidsinspectie, telkens wanneer een verandering in de arbeidsomstandigheden kan leiden tot een aanzienlijke toename van de blootstelling aan asbeststof of asbesthoudende producten.

(artikel 4.47c, lid 2, Arbobesluit)

Het niet beschikken over een, overeenkomstig artikel 4.50 Arbobesluit opgesteld, schriftelijk werkplan door de werkgever van het bedrijf, bedoeld in artikel 4.54d, eerste lid, Arbobesluit, voordat wordt aangevangen met de werkzaamheden.

(artikel 4.50, lid 1, Arbobesluit)

Het niet treffen van doeltreffende maatregelen om blootstelling aan asbeststof te voorkomen als het resultaat van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek, bedoeld in artikel 4.10a, daartoe aanleiding geeft.

(artikel 4.52, lid 3 Arbobesluit)

Het niet voor aanvang van de werkzaamheden volledig inventariseren van de aanwezigheid van asbest of asbesthoudende producten, bij het geheel of gedeeltelijk afbreken of uit elkaar nemen van bouwwerken of objecten of het verwijderen en opruimen van asbest of asbesthoudende producten.

(artikel 4.54a, lid 1, Arbobesluit)

Het niet op grond van de uitgevoerde inventarisatie, als bedoeld in artikel 4.54a, lid 1, bepalen van de daarbij behorende risicoklasse als bedoeld in de artikelen 4.44, 4.48 of 4.53a Arbobesluit.

(artikel 4.54a, lid 2)

Het verrichten van de handelingen bedoeld in artikel 4.54d, eerste lid, Arbobesluit door een bedrijf dat niet in het bezit is van een certificaat voor asbestverwijdering.

(artikel 4.54d, lid 1, Arbobesluit)

Het door het bedrijf dat asbest verwijdert niet beschikken over een afschrift van een inventarisatierapport waarin de resultaten zijn neergelegd van de inventarisatie van de aanwezigheid van asbest en asbesthoudende producten, voordat wordt aangevangen met het verwijderen van asbest.

(artikel 4.54d, lid 3, Arbobesluit)

Het verrichten van de werkzaamheden bedoeld in artikel 4.54d, eerste lid, Arbobesluit zonder voortdurend toezicht van (of niet door) een persoon die in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid voor het toezicht houden op het werken met asbest.*

(artikel 4.54d, lid 5, Arbobesluit)

Het bij een gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf niet werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst van een persoon die in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid voor het toezicht houden op het verwijderen van asbest.

(artikel 4.54d, lid 6, Arbobesluit)

Het mede verrichten van de handelingen bedoeld in artikel 4.54d, eerste lid, Arbobesluit door een persoon die niet in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid voor het verwijderen van asbest.*

(artikel 4.54d, lid 7, Arbobesluit)1

Het niet begeleiden van de handelingen als bedoeld in artikel 5, onderdelen e en f, van het Productenbesluit asbest die betrekking hebben op werkzaamheden met asbesthoudende grond, door een persoon die in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid arbeidhygiëne of veiligheidskunde als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid.

(artikel 4.54d, lid 8, Arbobesluit)

Het werken met producten die niet voldoen aan de criteria genoemd in artikel 4.32a, lid 4 tot en met 6, Arboregeling bij werkzaamheden waarvoor dit op grond van artikel 4.32a, lid 2, Arboregeling (lijmen en verven in binnensituaties), niet is toegestaan.

(artikel 4.62b Arbobesluit)

Het werken met producten die niet voldoen aan de criteria genoemd in artikel 4.32b, lid 2 tot en met 4, Arboregeling bij werkzaamheden waarvoor dit op grond van artikel 4.32b, lid 1, Arboregeling (offset drukken), niet is toegestaan.

(artikel 4.62b Arbobesluit)

Het werken met producten die niet voldoen aan de criteria genoemd in artikel 4.32c, lid 2 en 3, Arboregeling bij werkzaamheden waarvoor dit op grond van artikel 4.32c, lid 1, Arboregeling (zeefdrukken), niet is toegestaan.

(artikel 4.62b Arbobesluit)

Het werken met producten die niet voldoen aan de criteria genoemd in artikel 4.32d, lid 2, Arboregeling bij werkzaamheden waarvoor dit op grond van artikel 4.32d, lid 1, Arboregeling (illustratiediepdrukken), niet is toegestaan.

(artikel 4.62b Arbobesluit)

Het werken met producten die niet voldoen aan het criterium genoemd in artikel 4.32e, lid 3, Arboregeling bij werkzaamheden waarvoor dit op grond van artikel 4.32e, lid 2, Arboregeling (verpakkingsdiepdrukken en flexodrukken), niet is toegestaan.

(artikel 4.62b Arbobesluit)

Het werken met producten die niet voldoen aan het criterium genoemd in artikel 4.32f, lid 4, Arboregeling bij werkzaamheden waarvoor dit op grond van artikel 4.32f, lid 2, Arboregeling (herstellen van autoschade), niet is toegestaan.

(artikel 4.62b Arbobesluit)

Het werken met producten die niet voldoen aan het criterium genoemd in artikel 4.32g, lid 3, Arboregeling bij werkzaamheden waarvoor dit op grond van artikel 4.32g, lid 2, Arboregeling (coating timmerwerk in binnensituaties), niet is toegestaan.

(artikel 4.62b Arbobesluit)

Het voor de eerste maal werken met biologische agentia van de 2e, 3e of 4e categorie, zonder (tijdige en volledige) schriftelijke kennisgeving aan de Arbeidsinspectie.

(artikel 4.94, lid 1, Arbobesluit)

Het werken met een nieuw biologisch agens van de 3e of 4e categorie, zonder (tijdige en volledige) schriftelijke kennisgeving aan de Arbeidsinspectie.

(artikel 4.94, lid 3, Arbobesluit)

Het werken met biologische agentia van de 2e, 3e of 4e categorie na veranderingen in procédés of procedures met mogelijke gevolgen voor veiligheid en gezondheid, zonder dit opnieuw te hebben gemeld aan de Arbeidsinspectie.

(artikel 4.94, lid 5, Arbobesluit)

Het niet (tijdig en schriftelijk) hebben gemeld aan de Arbeidsinspectie van een ongeval of incident dat (mogelijkerwijs) heeft geleid tot het vrijkomen van een of meer biologische agentia van de 3e of 4e categorie.

(artikel 4.95, Arbobesluit)

Het ontbreken van deskundig toezicht op jeugdige werknemers ter voorkoming van specifieke gevaren bij het werken met gevaarlijke stoffen of gassen of artikelen die ontplofbare stoffen bevatten.

(artikel 4.106 Arbobesluit)

Het voor de aanvang van de arbeid uitvoeren van een arbeidsgezondheidskundig onderzoek door een arts, die niet in het bezit is van een certificaat duikerarts.

(artikel 6.14a, lid 3, Arbobesluit)

Het optreden als duikploegleider zonder in het bezit te zijn van een certificaat duikploegleider met betrekking tot de soort arbeid die wordt verricht.

(artikel 6.16, lid 3, Arbobesluit)

Het duiken zonder in het bezit te zijn van het certificaat duikarbeid met betrekking tot de soort duikarbeid die wordt verricht.

(artikel 6.16, lid 6, Arbobesluit)

Het verrichten van duikarbeid zonder de aanwezigheid van een persoon die in het bezit is van een certificaat duikmedische begeleiding met betrekking tot de soort arbeid die hij verricht*

(artikel 6.16, lid 7, Arbobesluit)

Het uitvoeren van duikarbeid:

  • a. op een diepte groter dan 9 meter,

  • b. bij een stroomsnelheid groter dan 0,5 meter per seconde,

  • c. met voorgenomen decompressie,

  • d. met een ademgas anders dan lucht,

  • e. over een periode langer dan een week,

  • f. ten behoeve van de ondergrondse winningsindustrie, of ten behoeve van de winningsindustrie die delfstoffen wint met behulp van boringen,

zonder (tijdige) melding aan de toezichthouder

(artikel 6.17, lid 1, Arbobesluit)

Het verrichten van caissonarbeid zonder de Arbeidsinspectie daarvan (tijdig en schriftelijk) in kennis te stellen, onder overlegging van een deugdelijk werkplan.

(artikel 6.19, lid 2, Arbobesluit)

Het werken met mobiele arbeidsmiddelen met eigen aandrijving, zonder dat de bedieners daartoe specifieke deskundigheid bezitten.

(artikel 7.17c, lid 1, Arbobesluit)

N.B. uitsluitend aan de orde indien criteria bestaan (en in projecten zijn aangegeven) wanneer en in welke situatie er sprake is van dit feit.

Het onvoldoende adequaat en specifiek opgeleid zijn van werknemers voor het werken aan lijnen.

(artikel 7.23c, lid 1, Arbobesluit)

Werknemers zijn niet op de hoogte van de reddingsprocedures voor het werken aan lijnen.

(artikel 7.23c, lid 1, Arbobesluit)

Het niet door een certificerende instelling laten onderzoeken en beproeven van hijs- of hefwerktuigen en hijs- of hefgereedschappen aan boord van schepen, die gebruikt worden bij het laden en lossen.

(artikel 7.29, lid 7, Arbobesluit)

Het bedienen van een torenkraan, mobiele kraan of mobiele hei-installatie als bedoeld in artikel 7.6 Arboregeling, door een persoon die niet in het bezit is van een certificaat van bekwaamheid.

(artikel 7.32, lid 1, Arbobesluit)

Het op de openbare weg besturen van een trekker en het in rechtstreeks verband daarmee aan- of afkoppelen van aanhangwagens of werktuigen door een jeugdige werknemer die niet in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid.

(artikel 9.36, lid 1, Arbobesluit)

Het ontbreken van trainingen voor het uitvoeren van noodhandelingen bij winningsindustrieën met behulp van boringen.

(artikel 2.42h Arbobesluit)

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2011, 3866, datum inwerkingtreding 05-03-2011, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2011.

Lijst van overtredingen waarvoor direct een bestuurlijke boete wordt gegeven

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Toelichting op inhoud en gebruik van de lijst

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Er bestaat in de Arbeidsomstandighedenwet, het Arbeidsomstandighedenbesluit en de Arbeidsomstandighedenregeling een aantal overtredingen waarvoor een bestuurlijke boete kan worden gegeven dat niet tot de categorie ernstige overtreding waarvoor een bestuurlijke boete kan worden gegeven (zie bijlage 2, hiervoor), kan worden gerekend, maar waarvoor bij niet naleving toch direct een sanctie moet worden opgelegd. In een aantal gevallen moeten ook (direct) maatregelen worden getroffen. Het gaat om belangrijke overtredingen waarvoor naar huidige inzichten het eerst geven van een waarschuwing of het eerst stellen van een eis als inadequaat is te beschouwen.

Het gaat hierbij om overtredingen met betrekking tot:

  • het ontbreken van vakbekwaamheid/bevoegdheid van werknemers om bepaalde – in de regelgeving omschreven – in potentie risicovolle werkzaamheden te verrichten;

  • het nagelaten hebben van bepaalde risicoverminderende handelingen en/of maatregelen in risicovolle situaties;

  • het nagelaten hebben van verplichte meldingen aan de Arbeidsinspectie;

  • bepaalde onmisbare basisvoorzieningen.

Dergelijke overtredingen waarvoor direct eenbestuurlijke boete wordt gegeven(voorts: direct beboetbare feiten) die enerzijds de onveiligheid van werknemers vergroten en anderzijds het werk van de Arbeidsinspectie ernstig belemmeren, moeten leiden tot het direct corrigeren van werkgevers. In voorkomende gevallen wordt dus direct overgegaan tot het aanzeggen van een bestuurlijke boete.

De lijst van overtredingen waarvoor direct eenbestuurlijke boete wordt gegevenis op voorhand niet limitatief. De lijst kan worden uitgebreid met feiten waarvan het politiek, maatschappelijk, beleidsmatig of inhoudelijk nodig wordt geacht deze direct door middel van een boete aan te pakken.

Ten aanzien van de met een asterisk (*) gemarkeerde feiten kan ook een werknemer worden beboet, indien deze de betreffende verplichting(en) niet naleeft.

Het onvoldoende toezien op de naleving van instructies en voorschriften bij werkzaamheden waaraan risico’s voor werknemers zijn verbonden.

(artikel 8, lid 4, Arbowet)

Het niet (direct) melden van een dodelijk arbeidsongeval of een arbeidsongeval dat leidt tot een blijvend letsel of een ziekenhuisopname.

(artikel 9, lid 1, Arbowet)

Het ontbreken van adequaat deskundig toezicht op jeugdige werknemers.

(artikel 1.37, lid 1 Arbobesluit)

Het ontbreken van adequaat deskundig toezicht op jeugdige werknemers om specifieke gevaren voor jeugdige werknemers te voorkomen.

(artikel 1.37, lid 2 Arbobesluit)

Het aanvangen met werkzaamheden op een bouwplaats zonder schriftelijke kennisgeving aan de Arbeidsinspectie over de voorgenomen totstandbrenging van het bouwwerk.

(artikel 2.27, lid 1, Arbobesluit)

Het ontbreken van een veiligheids- en gezondheidsplan ten aanzien van bouwwerken zoals gedefinieerd in het Arbobesluit.

(artikel 2.28, lid 1, Arbobesluit)

Het ontbreken van een veiligheids- en gezondheidsdocument ten aanzien van werkzaamheden verricht in de winningsindustrie in dagbouw, ondergronds of met behulp van boringen.

(artikel 2.42, lid 2, Arbobesluit)

Het niet beschikbaar en gebruiksklaar houden van vluchtmiddelen zodat werknemers de gevaarlijke gebieden snel en veilig kunnen verlaten.

(artikel 3.5f onder f. Arbobesluit)

Het verrichten van onderzoek naar de veiligheid aan, op of in tankschepen door een persoon die niet beschikt over het certificaat van vakbekwaamheid gasdeskundige.*

(artikel 3.5h, lid 4, Arbobesluit)

Het ontbreken van voldoende geschikte reddingsmiddelen op een mijnbouwinstallatie.

(artikel 3.37t, lid 1, Arbobesluit)

Het ontbreken van deskundig toezicht op jeugdige werknemers die arbeid verrichten waarbij gevaar voor instorting bestaat.

(artikel 3.46, sub a, Arbobesluit)

Het ontbreken van deskundig toezicht op jeugdige werknemers die arbeid verrichten aan, met of in de directe nabijheid van een hoogspanningsinstallatie.

(artikel 3.46, sub b, Arbobesluit)

Gebruik van springstoffen zonder dat hierop voortdurend toezicht plaatsvindt door een persoon die in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid springmeester.*

(artikel 4.8, lid 2, Arbobesluit)

Het verrichten van werkzaamheden bestaande uit het springen van materialen ten behoeve van de opsporing of winning van delfstoffen door personen die niet in het bezit zijn van een getuigschrift van schietmeester *

(artikel 4.8, lid 3, Arbobesluit)

Het niet door een gecertificeerd persoon toezicht houden op opbouw, installeren, monteren, assembleren, dan wel verwijderen na ontbranding, van professioneel vuurwerk.

(artikel 4.9, lid 2 Arbobesluit)

Het niet door een gecertificeerd persoon toezicht houden op het bewerken van professioneel vuurwerk in een inrichting als bedoeld in artikel 3.2.1 van het Vuurwerkbesluit

(artikel 4.9, lid 2 Arbobesluit)

Het werken van asbest of asbesthoudende producten zonder dit tijdig en (volledig) schriftelijk te hebben gemeld aan de Arbeidsinspectie.

(artikel 4.47c, lid 1, Arbobesluit)

Het niet opnieuw melden aan de Arbeidsinspectie, telkens wanneer een verandering in de arbeidsomstandigheden kan leiden tot een aanzienlijke toename van de blootstelling aan asbeststof of asbesthoudende producten.

(artikel 4.47c, lid 2, Arbobesluit)

Het niet beschikken over een, overeenkomstig artikel 4.50 Arbobesluit opgesteld, schriftelijk werkplan door de werkgever van het bedrijf, bedoeld in artikel 4.54d, eerste lid, Arbobesluit, voordat wordt aangevangen met de werkzaamheden.

(artikel 4.50, lid 1, Arbobesluit)

Het niet treffen van doeltreffende maatregelen om blootstelling aan asbeststof te voorkomen als het resultaat van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek, bedoeld in artikel 4.10a, daartoe aanleiding geeft.

(artikel 4.52, lid 3 Arbobesluit)

Het niet voor aanvang van de werkzaamheden volledig inventariseren van de aanwezigheid van asbest of asbesthoudende producten, bij het geheel of gedeeltelijk afbreken of uit elkaar nemen van bouwwerken of objecten of het verwijderen en opruimen van asbest of asbesthoudende producten.

(artikel 4.54a, lid 1, Arbobesluit)

Het niet op grond van de uitgevoerde inventarisatie, als bedoeld in artikel 4.54a, lid 1, bepalen van de daarbij behorende risicoklasse als bedoeld in de artikelen 4.44, 4.48 of 4.53a Arbobesluit.

(artikel 4.54a, lid 2)

Het verrichten van de handelingen bedoeld in artikel 4.54d, eerste lid, Arbobesluit door een bedrijf dat niet in het bezit is van een certificaat voor asbestverwijdering.

(artikel 4.54d, lid 1, Arbobesluit)

Het door het bedrijf dat asbest verwijdert niet beschikken over een afschrift van een inventarisatierapport waarin de resultaten zijn neergelegd van de inventarisatie van de aanwezigheid van asbest en asbesthoudende producten, voordat wordt aangevangen met het verwijderen van asbest.

(artikel 4.54d, lid 3, Arbobesluit)

Het verrichten van de werkzaamheden bedoeld in artikel 4.54d, eerste lid, Arbobesluit zonder voortdurend toezicht van (of niet door) een persoon die in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid voor het toezicht houden op het werken met asbest.*

(artikel 4.54d, lid 5, Arbobesluit)

Het bij een gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf niet werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst van een persoon die in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid voor het toezicht houden op het verwijderen van asbest.

(artikel 4.54d, lid 6, Arbobesluit)

Het mede verrichten van de handelingen bedoeld in artikel 4.54d, eerste lid, Arbobesluit door een persoon die niet in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid voor het verwijderen van asbest.*

(artikel 4.54d, lid 7, Arbobesluit)1

Het niet begeleiden van de handelingen als bedoeld in artikel 5, onderdelen e en f, van het Productenbesluit asbest die betrekking hebben op werkzaamheden met asbesthoudende grond, door een persoon die in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid arbeidhygiëne of veiligheidskunde als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid.

(artikel 4.54d, lid 8, Arbobesluit)

Het werken met producten die niet voldoen aan de criteria genoemd in artikel 4.32a, lid 4 tot en met 6, Arboregeling bij werkzaamheden waarvoor dit op grond van artikel 4.32a, lid 2, Arboregeling (lijmen en verven in binnensituaties), niet is toegestaan.

(artikel 4.62b Arbobesluit)

Het werken met producten die niet voldoen aan de criteria genoemd in artikel 4.32b, lid 2 tot en met 4, Arboregeling bij werkzaamheden waarvoor dit op grond van artikel 4.32b, lid 1, Arboregeling (offset drukken), niet is toegestaan.

(artikel 4.62b Arbobesluit)

Het werken met producten die niet voldoen aan de criteria genoemd in artikel 4.32c, lid 2 en 3, Arboregeling bij werkzaamheden waarvoor dit op grond van artikel 4.32c, lid 1, Arboregeling (zeefdrukken), niet is toegestaan.

(artikel 4.62b Arbobesluit)

Het werken met producten die niet voldoen aan de criteria genoemd in artikel 4.32d, lid 2, Arboregeling bij werkzaamheden waarvoor dit op grond van artikel 4.32d, lid 1, Arboregeling (illustratiediepdrukken), niet is toegestaan.

(artikel 4.62b Arbobesluit)

Het werken met producten die niet voldoen aan het criterium genoemd in artikel 4.32e, lid 3, Arboregeling bij werkzaamheden waarvoor dit op grond van artikel 4.32e, lid 2, Arboregeling (verpakkingsdiepdrukken en flexodrukken), niet is toegestaan.

(artikel 4.62b Arbobesluit)

Het werken met producten die niet voldoen aan het criterium genoemd in artikel 4.32f, lid 4, Arboregeling bij werkzaamheden waarvoor dit op grond van artikel 4.32f, lid 2, Arboregeling (herstellen van autoschade), niet is toegestaan.

(artikel 4.62b Arbobesluit)

Het werken met producten die niet voldoen aan het criterium genoemd in artikel 4.32g, lid 3, Arboregeling bij werkzaamheden waarvoor dit op grond van artikel 4.32g, lid 2, Arboregeling (coating timmerwerk in binnensituaties), niet is toegestaan.

(artikel 4.62b Arbobesluit)

Het voor de eerste maal werken met biologische agentia van de 2e, 3e of 4e categorie, zonder (tijdige en volledige) schriftelijke kennisgeving aan de Arbeidsinspectie.

(artikel 4.94, lid 1, Arbobesluit)

Het werken met een nieuw biologisch agens van de 3e of 4e categorie, zonder (tijdige en volledige) schriftelijke kennisgeving aan de Arbeidsinspectie.

(artikel 4.94, lid 3, Arbobesluit)

Het werken met biologische agentia van de 2e, 3e of 4e categorie na veranderingen in procédés of procedures met mogelijke gevolgen voor veiligheid en gezondheid, zonder dit opnieuw te hebben gemeld aan de Arbeidsinspectie.

(artikel 4.94, lid 5, Arbobesluit)

Het niet (tijdig en schriftelijk) hebben gemeld aan de Arbeidsinspectie van een ongeval of incident dat (mogelijkerwijs) heeft geleid tot het vrijkomen van een of meer biologische agentia van de 3e of 4e categorie.

(artikel 4.95, Arbobesluit)

Het ontbreken van deskundig toezicht op jeugdige werknemers ter voorkoming van specifieke gevaren bij het werken met gevaarlijke stoffen of gassen of artikelen die ontplofbare stoffen bevatten.

(artikel 4.106 Arbobesluit)

Het voor de aanvang van de arbeid uitvoeren van een arbeidsgezondheidskundig onderzoek door een arts, die niet in het bezit is van een certificaat duikerarts.

(artikel 6.14a, lid 3, Arbobesluit)

Het optreden als duikploegleider zonder in het bezit te zijn van een certificaat duikploegleider met betrekking tot de soort arbeid die wordt verricht.

(artikel 6.16, lid 3, Arbobesluit)

Het duiken zonder in het bezit te zijn van het certificaat duikarbeid met betrekking tot de soort duikarbeid die wordt verricht.

(artikel 6.16, lid 6, Arbobesluit)

Het verrichten van duikarbeid zonder de aanwezigheid van een persoon die in het bezit is van een certificaat duikmedische begeleiding met betrekking tot de soort arbeid die hij verricht*

(artikel 6.16, lid 7, Arbobesluit)

Het uitvoeren van duikarbeid:

  • a. op een diepte groter dan 9 meter,

  • b. bij een stroomsnelheid groter dan 0,5 meter per seconde,

  • c. met voorgenomen decompressie,

  • d. met een ademgas anders dan lucht,

  • e. over een periode langer dan een week,

  • f. ten behoeve van de ondergrondse winningsindustrie, of ten behoeve van de winningsindustrie die delfstoffen wint met behulp van boringen,

zonder (tijdige) melding aan de toezichthouder

(artikel 6.17, lid 1, Arbobesluit)

Het verrichten van caissonarbeid zonder de Arbeidsinspectie daarvan (tijdig en schriftelijk) in kennis te stellen, onder overlegging van een deugdelijk werkplan.

(artikel 6.19, lid 2, Arbobesluit)

Het werken met mobiele arbeidsmiddelen met eigen aandrijving, zonder dat de bedieners daartoe specifieke deskundigheid bezitten.

(artikel 7.17c, lid 1, Arbobesluit)

N.B. uitsluitend aan de orde indien criteria bestaan (en in projecten zijn aangegeven) wanneer en in welke situatie er sprake is van dit feit.

Het onvoldoende adequaat en specifiek opgeleid zijn van werknemers voor het werken aan lijnen.

(artikel 7.23c, lid 1, Arbobesluit)

Werknemers zijn niet op de hoogte van de reddingsprocedures voor het werken aan lijnen.

(artikel 7.23c, lid 1, Arbobesluit)

Het niet door een certificerende instelling laten onderzoeken en beproeven van hijs- of hefwerktuigen en hijs- of hefgereedschappen aan boord van schepen, die gebruikt worden bij het laden en lossen.

(artikel 7.29, lid 7, Arbobesluit)

Het bedienen van een torenkraan, mobiele kraan of mobiele hei-installatie als bedoeld in artikel 7.6 Arboregeling, door een persoon die niet in het bezit is van een certificaat van bekwaamheid.

(artikel 7.32, lid 1, Arbobesluit)

Het op de openbare weg besturen van een trekker en het in rechtstreeks verband daarmee aan- of afkoppelen van aanhangwagens of werktuigen door een jeugdige werknemer die niet in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid.

(artikel 9.36, lid 1, Arbobesluit)

Het ontbreken van trainingen voor het uitvoeren van noodhandelingen bij winningsindustrieën met behulp van boringen.

(artikel 2.42h Arbobesluit)

Bijlage 4

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

behorend bij beleidsregel 2-1 en beleidsregel 2-2 Arbobesluit
NIET-LIMITATIEVE LIJST VOOR TOXISCHE EN EXTREEM TOXISCHE STOFFEN

STOFNAAM

CASNUMMER

KOOKPUNT

METING

WAARDE

GRENSWAARDE

   

(°C)

     

ACETON

67-64-1

56

LCLO IHL-RAT

64000 ppm 4h

GEEN

ACETONCYAANHYDRINE

75-86-5

95

LC50 IHL-RAT

0,85 g/m31h

3000

ACROLEINE

107-02-8

53

LC50 tHL-RAT

109,7 mg/m31h

300

ACRYLONITRIL

107-13-1

77

LC50 IHL-RAT 1h

3g/m3<C< 5g/m3

GEEN

ACRYLZUUR

79-10-7

142

LCLO IHL-RAT

6000 ppm 5h

GEEN

ADIPONITRIL

111-69-3

295

LC50 IHL-RAT

1710 mg/m34h

GEEN

ALDICARB

116-06-3

n.v.t.

LD50 ORL-RAT

1 mg/kg

1

ALLYLALCOHOL

107-18-6

97

0 RAT bij 1h

conc. 2,7 g/m3

GEEN

ALLYLAMINE

107-11-9

53

0 RAT bij 1h

conc. 2,8 g/m3

GEEN

AMMONIAK

7664-41-7

–33

LC50 IHL-RAT

11590 mg/m3 1h

3000

ARSEENPENTOXYDE

1303-28-2

vast 2

0 RAT bij 1h

conc. 0,46 g/m3

GEEN

ARSEENTRIOXIDE

1327-53-3

vast 3

0 RAT bij 1h

conc. 0,84 g/m3

GEEN

ARSEENWATERSTOF

7784-42-1

–55

LC50 IHL-RAT

369 mg/m31h

30

ATRAZINE

1912-24-9

vast 4

LC50 IHL-RAT

5200 mg/m34h

GEEN

AZIJNZUUR

64-19-7

118

LCLO IHL-RAT

16000 ppm 4h

GEEN

AZIJNZUUR ANHYDRIDE

108-24-7

140

LCLO IHL-RAT

1000 ppm 4h

GEEN

AZINFOS-METHYL

86-50-0

vast 5

LC50 IHL-RAT

69 mg/m31h

300

BENZEEN

71-43-2

80

LC50 IHL-RAT

10000 ppm 7h

GEEN

BLAUWZUUR

74-90-8

26

LC50 IHL-RAT

163 mg/m31h

100

BROOM

77826-95-6

58

0 RAT bij 1h

max. C: 9,1 g/m3

GEEN

BROOMWATERSTOF

10035-10-6

–67

LC50 IHL-RAT

2858 ppm 1h

3000

BUTANOL/ISO

78-83-1

108

LCLO IHL-RAT

8000 ppm 4h

GEEN

BUTANOL/N-

71-36-3

118

LC50 IHL-RAT

8000 ppm 4h

GEEN

BUTYLACETAAT/ISO

110-19-0

105

LCLO IHL-RAT

8000 ppm 4h

GEEN

BUTYLACRYLAAT/ISO

141-32-2

>100

LCLO IHL-RAT

2000 ppm 4h

GEEN

BUTYLACRYLAAT/N-

141-32-2

146

LCLO IHL-RAT

1000 ppm 4h

GEEN

BUTYLAMINE/1-

109-73-9

78

LCLO IHL-RAT

4000 ppm 4h

GEEN

BUTYLHYDROPEROXIDE/T.

75-91-2

>50

LC50 IHL-RAT

500 ppm 4h

GEEN

CHLOOR

7782-50-5

–34

LC50 IHL-RAT

293 ppm 1h

300

CHLOORACETYLCHLORIDE

79-04-9

105

LCLO IHL-RAT

1000 ppm 4H

GEEN

CHLOORFENVINFOS

470-90-6

>100

LC50 IHL-RAT

1,15 g/m31h

10000

CHLOROFORM

67-66-3

61

LCLO IHL-RAT

8000 ppm 4h

GEEN

CHLOROPREEN/2-

126-99-8

59

LCLO IHL-RAT

2280 ppm 4h

GEEN

CHROOMZUUR

7738-94-5

>100

LC50 IHL-RAT

0,35 g/m31h

1000

CUMEEN

98-82-8

152

LC50 IHL-RAT

8000 ppm 4h

GEEN

CYANOGEN

460-19-5

–21

LC50 IHL-RAT

350 ppm 1h

300

DICHLOORETHAAN/1.2

107-06-2

84

LCLO IHL-RAT

1000 ppm 4h

GEEN

DICHLOORETHAAN/1.1-

75-34-3

57

0 RAT bij 8h

conc. 4000 ppm

GEEN

DICHLOORETHEEN/1.1-

75-35-4

32

LCLO IHL-RAT

10000 ppm 24h

GEEN

DICHLOORPROPAAN/1.2-

78-87-5

96

LCLO IHL-RAT

2000 ppm 4h

GEEN

DICHLOORVOS

62-73-7

n.v.t.

LC50 IHL-RAT

15 mg/m3 4H

1

DIELDRIN

60-57-1

n.v.t.

LC50 IHL-RAT

3,8 mg/m3 1h

1

DIETHYL-S-ETHYLTHIOMETHYLTHIOFOSFAAT/O.O

2600-69-3

n.v.t.

LD50 ORL-RAT

250 μg/kg

1

DIETHYL-S-ETHIONYLMETHYLFOSFORTHIAAT/O.O-

2588-05-8

n.v.t.

LD50 ORL-RAT

1 mg/kg

1

DIETHYLAMINE

109-89-7

56

LC50 IHL-RAT

4000 ppm 4h

GEEN

DIFLUORETHEEN/1.1.

75-38-7

–74

LC50 IHL-RAT

128000 ppm 4h

GEEN

DIMEFOX

115-26-4

n.v.t.

LD50 ORL-RAT

1 mg/kg

1

DIMETHYLSULFAAT

77-78-1

> 100

LC50 IHL-RAT

27 mg/m31h

100

DIOXAAN/1.4-

123-91-1

101

LC50 IHL-RAT

46 g/m3 2h

GEEN

DIPHENYLMETHAAN-DIISOCYANAAT (PREPOLYMEER)

101-68-8

> 100

LC50 IHL-RAT 1h

980 mg/m3LC50<1960 mg/m3

10000

EPICHLOORHYDRINE

106-89-8

118

LC50 IHL-RAT

500 ppm 4h

GEEN

EPOXYPROPAAN/1.2-

75-56-9

34

0 RAT bij 1h

conc. 19,4 g/m3

GEEN

ETHER

60-29-7

35

LC50 IHL-RAT

73000 ppm 2,5h

GEEN

ETHYLACETAAT

141-78-6

77

LC50 IHL-RAT

1600 ppm 8h

GEEN

ETHYLACRYLAAT

140-88-5

99

LCLO IHL-RAT

1000 ppm 4h

GEEN

ETHYL BENZEEN

100-41-4

136

LCLO IHL-RAT

4000 ppm 4h

GEEN

ETHYLCHLOORFORMIAAT

541-41-3

93

LC50 IHL-RAT

145 ppm 1h

3000

ETHYLEENDIAMINE

107-15-3

118

LC50 IHL-RAT

4000 ppm 8h

GEEN

ETHYLEENIMINE (gepolymeriseerd !!)

151-56-4

55

0 RAT bij 1h

max. C. 91 mg/m3

GEEN

ETHYLEENOXYDE

75-21-8

11

LC50 IHL-RAT

10,95 g/m31h

3000

ETHYL FORMIAAT

109-94-4

54

LCLO IHL-RAT

8000 ppm 4h

GEEN

FLUOR

7782-41-4

–188

LC50 IHL-RAT

185 ppm 1h

30

FORMALDEHYDE

50-00-0

–21

LC50 IHL-RAT 1h

600<LC50<1000

300

FOSFINE

7803-51-2

–88

LC50 IHL-RAT

361 mg/m31h

30

FOSFORZUUR

7664-38-2

>100

0 RAT bij 1h

max. C.: 0,84 g/m3

GEEN

FOSGEEN

75-44-5

8

LC50 IHL-RAT

38 mg/m31h

3

FURAN

110-00-9

31

LC50 IHL-RAT

120 mg/m31h

100

ISOFORON

78-59-1

215

LCLO IHL-RAT

1840 ppm 4h

GEEN

KOOLMONOXIDE

630-08-0

–191

LC50 IHL-RAT

0,60 vol% 1h

3000

MDI (PREPOLYMEER)

101-68-8

> 100

LC50 IHL-RAT 1h

980 mg/m3LC50<1960 mg/m3

10000

MESITYLOXIDE

141-79-7

130

LCLO IHL-RAT

1000 ppm 4h

GEEN

METHANOL

67-56-1

65

LC50 IHL-RAT

64000 ppm 4h

GEEN

METHYLACRYLAAT

96-33-3

80

LCLO IHL-RAT

1000 ppm 4h

GEEN

METHYLAMINE

74-89-5

–6,3

20% RAT bij 1h

conc. 19,9 g/m3

GEEN

METHYLBROMIDE

74-83-9

4

LC50 IHL-RAT

7,3 g/m3 1h

3000

METHYLCHLOORFORMIAAT

79-22-1

71

LC50 IHL-RAT

88 ppm 1h

300

METHYLETHYLKETON

78-93-3

80

LCLO IHL-RAT

2000 ppm 4h

GEEN

METHYLISOCYANAAT

624-83-9

n.v.t.

LC50 IHL-RAT

5 ppm/4h

1

METHYLMERCAPTAAN

74-93-1

6

LC50 IHL-RAT

4,72 g/m3 1h

3000

MEVINFOS

7786-34-7

>100

LC50 IHL-RAT

14 ppm 1h

1000

MONOCROTOFOS

6923-22-4

125

LC50 IHL-RAT

162 mg/m31h

3000

MORFOLINE

110-91-8

128

LC50 IHL-RAT

8000 ppm 8h

GEEN

NATRIUMSELENIET

10102-18-8

vast 6

LC50 IHL-RAT

0,26 g/m3 1h

3000

NONAAN

111-84-2

151

LC50 IHL-RAT

3200 ppm 4h

GEEN

OXAMYL

23135-22-0

>100

LC50 IHL-RAT

170 mg/m3 1h

3000

OZON

10028-15-6

n.v.t.

LC50 IHL-RAT

4,8 ppm 4h

1

PARALDEHYDE

123-63-7

124

LCLO IHL-RAT

2000 ppm 4h

GEEN

PARATHION

56-38-2

375

LC50 IHL-RAT

210 mg/m3 1h

1000

PARATHION-METHYL

298-00-0

vast 7

LC50 IHL-RAT

0,2 - 0,26 g/m3 1h

3000

PENTABORAAN

19624-22-7

n.v.t.

LC50 IHL-RAT

7 ppm 4h

1

PHORAAT

298-02-0

n.v.t.

LD50 ORL-RAT

1 mg/kg

1

PICOLINE/2-

109-06-8

129

LCLO IHL-RAT

4000 ppm 4h

GEEN

POLY CHLOORDIBENZOFURANEN 2,3,4,7,8 PENTA

57117-31-4

 

LD50 ORL RAT

916 μg/kg

1

POLY CHLOORDIBENZODIOXINEN (EQ.TCDD) 2,3,7,8 TETRA

1746-01-6

 

LD50 ORL RAT

20 μg/kg

1

PROMURIT

5836-73-7

n.v.t.

LD50 ORL-RAT

0,28 mg/kg

1

PROPAANTHIOL/N

107-03-9

67

LC50 IHL-RAT

7300 ppm 4h

GEEN

PROPANAL

123-38-6

49

LCLO IHL-RAT

8000 ppm 4h

GEEN

PROPANOL

71-23-8

97

LCLO IHL-RAT

4000 ppm 4h

GEEN

PROPYLACETAAT/ISO

108-21-4

89

LCLO IHL-RAT

32000 ppm 4h

GEEN

PROPYLACETAAT/N

109-60-4

102

LCLO IHL-RAT

8000 ppm 4h

GEEN

PROPYLALCOHOL/ISO

67-63-0

82

LC50 IHL-RAT

16000 ppm 4h

GEEN

PROPYLEENIMINE

75-55-8

 

10% rat bij 1h

conc. 2,4 g/m3

GEEN

PROPYLEENOXIDE

75-56-9

34

0 rat bij 1h

conc. 19,4 g/m3

GEEN

PYRIDINE

110-86-1

115

LC50 IHL-RAT

4000 ppm 4h

GEEN

SELEENWATERSTOF

7783-07-5

–41

LC50 IHL-RAT

0,18 g/m3 1h

30

SILICIUMTETRACHLORIDE

10026-04-7

58

LC50 IHL-RAT

8000 ppm 4h

GEEN

STIKSTOFDIOXYDE

10102-44-0

–21

LC50 IHL-RAT

220 mg/m3 1h

30

STIKSTOFMONOXIDE

10102-43-9

–152

LC50 IHL-RAT

924 mg/m3 1h

300

STIKSTOFTRIFLUORIDE

7783-54-2

–129

LC50 IHL-RAT

6700 ppm 1h

GEEN

STYREEN

100-42-5

146

LCLO IHL-RAT

5000 ppm 8h

GEEN

SULFURYLFLUORIDE

2699-79-8

–55

LC50 IHL-RAT

3020 ppm 1h

3000

TCDD

1746-01-6

n.v.t.

LD50 ORL-RAT

22,5 μg/kg

1

TEPP

107-49-3

n.v.t.

LD50 ORL-RAT

0,5 mg/kg

1

TETRACHLOORKOOLSTOF

56-23-5

77

LCLO IHL-RAT

4000 ppm 4h

GEEN

TETRAETHYLLOOD

78-00-2

>100

LCLO IHL-RAT

850 mg/m3 1h

10000

TETRAHYDROFURAAN

109-99-9

66

LC50 IHL-RAT

24000 ppm 2h

GEEN

TOLUEEN

108-88-3

111

LCLO IHL-RAT

4000 ppm 4h

GEEN

TOLUEENDIISOCYANAAT (TDI)

584-84-9

> 100

LC50 IHL-RAT

480 mg/m3 1h

1000

TRICHLOORETHEEN

79-01-6

87

LCLO IHL-RAT

8000 ppm 4h

GEEN

TRICHLOORMETHAAN

67-66-3

61

LCLO IHL-RAT

8000 ppm 4h

GEEN

TRICHLOORPROPAAN/1.1.1-

7789-89-1

107

LCLO IHL-RAT

8000 ppm 4h

GEEN

TRICHLOORPROPAAN/1.1.2-

598-77-6

140

LC50 IHL-RAT

2000 ppm 4h

GEEN

TRICHLOORPROPAAN/1.2.3-

96-18-4

157

LCLO IHL-RAT

1000 ppm 4h

GEEN

TRICHLOORPROPEEN/1.2.3-

96-19-5

142

LCLO IHL-RAT

500 ppm 4h

GEEN

TRIETHYLAMINE

121-44-8

90

LCLO IHL-RAT

1000 ppm 4h

GEEN

TRIETHYLEENMELAMINE

51-18-3

n.v.t.

LD50 ORL-RAT

1 mg/kg

1

TRIMETHYLBENZEEN/1.3.5-

108-67-8

165

LC50 IHL-RAT

24 g/m34h

GEEN

TRIMETHYLORTH.FORMIAAT

149-73-5

>100

LCLO IHL-RAT

5000 ppm 4h

GEEN

VINYLACETAAT

108-05-4

72

LCLO IHL-RAT

4000 ppm 4h

GEEN

WATERSTOFCYANIDE

74-90-8

26

LC50 IHL-RAT

163 mg/m3

100

WATERS-TOFFLUORIDE

7664-39-3

20

LC50 IHL-RAT

1276 ppm 1h

300

WATERSTOFPEROXYDE

7724-84-1

>100

LC50 IHL-RAT

2000 mg/m34h

GEEN

XYLEEN

1330-20-7

138

LC50 IHL-RAT

5000 ppm 6h

GEEN

ZOUTZUUR(GAS)

7647-01-0

–85

LC50 IHL-RAT

3124 ppm 1h

3000

ZUURSTOFDICHLORIDE

7783-41-7

–145

LC50 IHL-RAT

136 ppm 1h

30

ZWAVELDIOXYDE

7446-09-5

–10

LC50 IHL-RAT

5,14 g/m3 1h

3000

ZWAVELKOOLSTOF

75-15-0

46

0 rat bij 1h

max. C: 20,5 g/m3

GEEN

ZWAVELWATERSTOF

7783-06-4

–60

LC50 IHL-RAT

898 mg/m3 1h

300

ZWAVELZUUR

7664-93-9

280

LC50 IHL-RAT

3,6 g/m3 1h

GEEN

Bijlage 5a

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Niet-limitatieve lijst van explosieve stoffen

Stofnaam

Grenswaarde (kg)

1,1-Di-(tert-amylperoxy)cyclohexaan (≤ 82%) [Type C]

5000

1,1-Di-(tert-butylperoxy)-3,3,5-trimethylcyclohexaan [Type B]

3000

1,1-Di-(tert-butylperoxy)-3,3,5-trimethylcyclohexaan [Type C]

5000

1,1-Di-(tert-butylperoxy)ftalaat

3000

1,2-Dimethyl-5-nitroimidazol

2300

1,4,3,6-Dianhydrosorbitol-2,5-dinitraat

1000

1,4,3,6-Dianhydrosorbitol-2-nitraat

2500

1,4,3,6-Dianhydrosorbitol-5-nitraat

2000

1-Hydroxybenzotriazol

5000

2-(4,4-Dimethyl-2,5-dioxooxazolidin-1-yl)-2’-chloor-5’-(2-(2,4-di-tert-pentylfenoxy) butyramide)-4,4-dimethyl-3-oxovaleranilide

3000

2,2’,4,4’-Tetranitrodifenylamine

1300

2,2’-Dimethyl-2,2’-azodipropionitriel

3000

2,2-Di-(tert-butylperoxy)butaan (< 52%) [Type C]

5000

2,2-Dibroom-2-nitroethanol

2000

2,2-Dihydroperoxypropaan (≤ 27%) [Type B]

3000

2,4- of 2,6-Dinitrotolueen

1300

2,4,6-Trinitrofenylmethylnitramine

800

2,4-Dinitroaniline

1300

2,4-Dinitrofenylhydrazine

1000

2,5-Dimethyl-2,5-di-(2-ethylhexanoylperoxy)hexaan (≤ 100%) [Type C]

5000

2,6-Dinitroaniline

1300

2-Amino-4,6-dinitrofenol (watergehalte < 20%)

1500

2-Amino-4,6-dinitrofenol (watergehalte ≥ 20%)

1900

2-Broom-2-nitropropaan-1,3-diol

2000

2-Broom-2-nitropropaan-1,3-diol

5000

2-Diazo-1-naftol-4-sulfochloride (Type B)

3000

2-Diazo-1-naftol-5-sulfochloride

3000

2-Nitropropaan8

5000

3,3,6,6,9,9-Hexamethyl-1,2,4,5-tetraoxacyclononaan (>52-100%) [Type B]

3000

3,4-Dihydro-3-hydroxy-4-oxo-1,2,3-benzotriazine

3000

3,5-Dinitro-2-chloorbenzoëzuur

1500

3-Azidosulfonylbenzoëzuur

3000

3-Methyl-4-(pyrolidine-1-yl)benzeendiazoniumtetrafluorboraat (Type C)

5000

3-Nitrobenzeen-sulfonylhydrazide

1700

4-Chloor-2-methylbenzeendiazoniumzinkchloride

5000

4-Dimethylaminobenzeendiazonium-3-carboxy-4-hydroxybenzeensulfonaat

3000

4-Dimethylaminobenzeendiazoniumzinkchloride

5000

4-Morpholinobenzeendiazoniumzinkchloride

5000

5-(Methylpyridyl-2-methyl)-4-hydroxy-2-nitroaminopyrimidine

5000

5-Mercaptotetrazol-1-azijnzuur

1000

5-Nitrobenzotriazol

1000

5-Tert-butyl-2,4,6-trinitro-m-xyleen

2000

Ammoniumdichromaat

3000

Ammoniumnitraat (brandbaar materiaal>0,2%)

2000

Ammoniumnitraat (zuiverheid>90%, brandbaar materiaal ≤0,2%)

3000

Ammoniumperchloraat (met deeltjes <45 micron)

2000

Ammoniumperchloraat (met deeltjes ≥45 micron)

3000

Ammoniumpicraat (watergehalte <10%)

1000

Ammoniumpicraat (watergehalte ≥10%):

1100

Autoreactieve stof Type A in Afdeling 4.1 van de VN transportclassificatie

1000

Autoreactieve stof Type B in Afdeling 4.1 van de VN transportclassificatie

3000

Autoreactieve stof Type C in Afdeling 4.1 van de VN transportclassificatie

5000

Azidoacetonitriel9

120

Azodicarbonamide-formulering (Type B)

3000

Azodicarbonamide-formulering (Type C)

5000

Bariumazide (watergehalte ≥50%)

4000

Benzeen-1,3-disulfohydrazide

3000

Butaandizuurperoxide (> 72-100%) [Type B]

3000

Calciumiodoxybenzoaat

3000

Celluloid

1500

Cellulosenitraat

1000

Chloordinitrobenzeen

1000

Cyclotetramethyleentetranitramine (watergehalte < 15%, of flegmatiseermiddel < 10%)

700

Cyclotetramethyleentetranitramine (watergehalte ≥ 15%, of flegmatiseermiddel ≥ 10%)

800

Cyclotrimethyleentrinitramine (Cycloniet): watergehalte < 15%, of flegmatiseermiddel. < 10%

700

Cyclotrimethyleentrinitramine (watergehalte ≥ 15%, of flegmatiseermiddel ≥ 10%)

800

Di-(2-ethylhexyl)peroxydicarbonaat (> 77-100%) [Type C]

5000

Di-(2-fenoxyethyl)peroxydicarbonaat (> 85-100%) [Type B]

3000

Di-(2-methylbenzoyl)peroxide (≤ 87%, water-nat) [Type B]

3000

Di-(4-tert-butylcyclohexyl)peroxydicarbonaat (≤ 100%) [Type C]

5000

Di-2,4-dichloorbenzoylperoxide (≤ 77%, water-nat) [Type B]

3000

Di-4-chloorbenzoylperoxide (≤ 77%, water-nat) [Type B]

3000

Diazodinitrofenol (water- of water-/alcoholgehalte ≥ 40%

1500

Diazodinitrofenol10

90

Dichlooracetyleen

3000

Didecanoylperoxide (≤ 100%) [Type C]

5000

Diethyleenglycoldinitraat (≥ 25% flegmatiseermiddel)

900

Diethyleenglycoldinitraat11

70

Diglyceroltetranitraat

700

Diisobutyrylperoxide (> 32-52%) [Type B]

3000

Dilooizuurperoxide

4000

Dinitrobenzeen

1000

Dinitrofenol (watergehalte < 15%)

1300

Dinitrofenol (watergehalte ≥ 15%)

1500

Dinitrofenolzouten (watergehalte < 15%)

1300

Dinitrofenolzouten (watergehalte ≥15%)

1500

Dinitroglycoluril (DINGU)

1000

Dinitro-o-cresol

1500

Dinitroresorcinol (watergehalte < 15%)

1300

Dinitroresorcinol (watergehalte ≥15%)

1500

Dinitrosobenzeen

2000

Dioxyethylnitraminedinitraat

700

Dipicrylsulfide (watergehalte < 10%)

900

Dipicrylsulfide (watergehalte ≥ 10%)

1000

Erythritoltetranitraat

700

Ethanolaminedinitraat

800

Etheendiaminedinitraat

800

Etheendinitramine

800

Etheenglycoldinitraat

600

Ethyl-3,3-bis(tert-pentylperoxy)butyraat

3000

Ethylnitraat

800

Ethylnitriet

1000

Flitspoeder

1000

Glyceroldinitraat

700

Glyceroltrinitraat (1 tot 10% in alcohol)12

5000

Glyceroltrinitraat (met ≥ 40% niet-vluchtig flegmatiseermiddel)

1000

Glyceroltrinitraat13

60

Guanidinenitraat

1300

Guanylnitrosaminoguanylideenhydrazine (watergehalte ≥ 30%)

1400

Guanylnitrosaminoguanylideenhydrazine1

100

Hexamethyleentetraminedinitraat

1400

Hexamethyleentriperoxidediamine

900

Hexanitrodifenylamine

900

Hexanitrodipentaerythriet

800

Hexanitroethaan

1000

Hexanitrostilbeen

900

Hexatonal

600

Hexoliet (watergehalte < 15%)

800

Hexoliet (watergehalte ≥ 15%)

1000

Hydrazinenitraat

700

Hydrazineperchloraat

800

Hydrazinetrinitromethaan

1000

Iodoxybenzeen

3000

Kwikfulminaat (water- of water-/alcoholgehalte ≥ 20%)

2500

Kwikfulminaat14

200

Kwikoxycyanide

2000

Lithiumazide

2000

Loodazide (water- of water-/alcoholgehalte ≥ 20%)

2500

Loodazide15

200

Loodstyfnaat (water- of water-/alcoholgehalte ≥ 20%)

3000

Loodstyfnaat16

250

Mannitolhexanitraat (water- of water-/alcoholgehalte ≥40%)

1000

Mannitolhexanitraat17

60

Methyl-3-(2-quinoxalinylmethyleen)carbazaat-N1,N4-dioxide

5000

Methylaminenitraat

900

Methylethylketonperoxide(s) (≤ 52%) [Type B]

3000

Methylnitraat

600

Methyltrimethylolmethaantrinitraat

700

N,N’-Dinitroso-N,N’-Dimethyloxamide

1200

N,N’-Dinitroso-N,N’-dimethyltereftalimide (Type C)

5000

N,N’-Dinitrosopentamethyleentetramine (Type C)

5000

Natriumdinitro-o-cresolaat (watergehalte < 15%)

1500

Natriumdinitro-o-cresolaat (watergehalte ≥ 15%)

1800

Natriumpicramaat ( watergehalte < 20%)

1500

Natriumpicramaat ( watergehalte ≥ 20%)

1900

N-Benzylpyridiniumperchloraat

1700

n-Butyl-4,4-di-(tert-butylperoxy)valeraat (> 52-100%) [Type C]

5000

Nitroethaan

1000

Nitroethaanpropaandioldinitraat

600

Nitroguanidine (watergehalte < 20%)

1000

Nitroguanidine (watergehalte ≥ 20%)

1300

Nitroisobutylglyceroltrinitraat

600

Nitromethaan

800

Nitropolystyreen (13,6% stikstof)

5000

Nitrosomethylureum

2000

Nitrotriazolon

1000

Nitroureum18

1000

Octoliet (77% Octogeen, 23% TNT; watergehalte < 15%)

800

Octoliet (77% Octogeen, 23% TNT; watergehalte ≥ 15%)

1000

Octonal

800

Organisch peroxide Type A van Afdeling 5.2 van de VN transportclassificatie

1000

Organisch peroxide Type B van Afdeling 5.2 van de VN transportclassificatie

3000

Organisch peroxide Type C van Afdeling 5.2 van de VN transportclassificatie

5000

Pentaeryrthriettetranitraat (PETN) gedesensibiliseerd met = 7% was

700

Pentaeryrthriettetranitraat (PETN) watergehalte ≥ 25% of gedesensibiliseerd met ≥ 15% flegmatiseermiddel

800

Pentaeryrthriettetranitraat (PETN)19

600

Pentoliet (mengsel TNT/PETN) (watergehalte < 15%)

800

Pentoliet (mengsel TNT/PETN) (watergehalte ≥15%)

1000

Professioneel vuurwerk: UN nr 0333, classificatie 1.1G

1000 (NEQ)20

Professioneel vuurwerk: overige soorten

2000 (NEQ)21

Propylnitraat

1300

Rookzwak buskruit

800

tert-Amylperoxy-3,5,5-trimethylhexanoaat (< 100%) [Type B]

3000

tert-Amylperoxybenzoaat (≤ 100%) [Type C]

5000

tert-Amylperoxypivalaat (≤ 77%) [Type C]

5000

tert-Butylhydroperoxide (> 79-90%) [Type C]

5000

tert-Butylmonoperoxyftalaat (≤ 100%) [Type B]

3000

tert-Butylmonoperoxymaleaat [Type B]

3000

tert-Butylmonoperoxymaleaat [Type C]

5000

tert-Butylperoxy-2-ethylhexanoaat (> 52-100%) [Type C]

5000

tert-Butylperoxy-2-methylbenzoaat (≤ 100%) [Type C]

5000

tert-Butylperoxyacetaat [Type B]

3000

tert-Butylperoxyacetaat [Type C]

5000

tert-Butylperoxybenzoaat (> 77-100%) [Type C]

5000

tert-Butylperoxydiethylacetaat (≤ 100%) [Type C]

5000

tert-Butylperoxyisopropylcarbonaat (≤ 77%) [Type C]

5000

tert-Butylperoxypivalaat (> 67-77%) [Type C]

5000

Tetramethylcyclopentanontetranitraat

800

Tetraminepalladium(II)nitraat (Type C)

5000

Tetranitroaniline

700

Tetranitrocarbazol

1300

Tetranitromethaan22

3000

Tetrazeen (water- of water-/alcoholgehalte ≥ 30%)

2000

Tetrazeen23

170

Tetrazol-1-azijnzuur

1000

Triaminoguanidinenitraat

900

Triaminotrinitrobenzeen

1500

Triethylaminonitraat

1000

Triethyleenglycoldinitraat24

900

Trilithium-4-hydroxy-3-(4-(2-methoxy-4-(3-sulfonaatfenylazo)fenylazo)-3-methyl-phenylazo)-6-(3-sulfonaataniline)nafthaleen-2-sulfonaat

3000

Trinatrium-(2-((3-(6-(2-chloor-5-sulfonaat)aniline-4-(3-carboxypyridine)-1,3,5-triazine-2-ylamino)-2-oxide-5-sulfonaatfenylazo)fenylmethylazo)-4-sulfonaatbenzoaat)koper-(3-))hydroxide

3000

Trinitroaniline

1000

Trinitroanisol

900

Trinitrobenzeen (watergehalte < 30%)

900

Trinitrobenzeen (watergehalte ≥ 30%)

1300

Trinitrobenzeensulfonzuur

1000

TrinitrobenzoÎzuur (watergehalte < 30%)

1000

TrinitrobenzoÎzuur (watergehalte ≥ 30%)

1300

Trinitrochloorbenzeen

1000

Trinitrofenetol

1300

Trinitrofenol (watergehalte < 30%)

900

Trinitrofenol (watergehalte ≥ 30%)

1300

Trinitrofenoxyethylnitraat

800

Trinitrofenylethylnitramine

900

Trinitrofluorenon

1000

Trinitro-m-cresol

1000

Trinitronaftaleen

1300

Trinitroresorcinol (water- of water-/alcoholgehalte < 20%)

1000

Trinitroresorcinol (water- of water-/alcoholgehalte ≥ 20%)

1300

Trinitrotolueen (watergehalte < 30%)

1000

Trinitrotolueen (watergehalte ≥30%)

1400

Trinitroxyleen

1100

Tritonal

800

Ureumnitraat (watergehalte < 20%)25

1000

Ureumnitraat (watergehalte ≥ 20%)

1300

Ureumwaterstofperoxide

3000

Zetmeelnitraat (watergehalte < 20%)

1000

Zetmeelnitraat (watergehalte ≥ 20%)

1300

Zilverazide26

200

Zilverpicraat (watergehalte ≥ 30%)

1300

Zirconiumpicramaat (watergehalte < 20%)

1500

Zirconiumpicramaat (watergehalte ≥ 20%)

1900

Zouten van picrinezuur

900

Zwart buskruit

2000

NB In de berekening van bovenstaande grenswaarden is een extra correctiefactor van 0,1 toegepast voor stoffen die zeer gevoelig zijn voor mechanische prikkels of die extra gevaarlijk zijn door hun giftigheid.

Bijlage 7

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

behorend bij beleidsregel 4.2-1 Arbobesluit

Additieregel bij blootstelling aan mengsel van stoffen.

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

De grenswaarde voor een stof geldt in beginsel slechts voor blootstelling aan de zuivere stoffen is niet zonder meer van toepassing als de stof een bestanddeel is van een mengsel van stoffen waaraan blootstelling plaatsvindt. Het kan namelijk voorkomen dat de schadelijke werking van een dergelijk mengset de som is van die van de afzonderlijke stoffen. Hiervan is bijvoorbeeld sprake bij een mensgsel van verschillende organische oplosmiddelen. Het is ook mogelijk dat bij een gecombineerde blootstelling de schadelijke effecten van de afzonderlijke stoffen aanzienlijk worden versterkt c.q. verminderd.

Indien afzonderlijke componenten in een mengsel dezelfde toxische werking op eenzelfde orgaansysteem uitoefenen, wordt toetsing van de blootstelling aan de voor elk van die stoffen vastgestelde grenswaarden als volgt uitgevoerd: de som van alle afzonderlijke blootstellingsconcentraties, als fractie van de afzonderlijke grenswaarden, is kleiner zijn dan één. Met andere woorden:

C1

 

C2

 

C3

 

Cn

   

---------

+

---------

+

---------

+

---------

<

1

gr.w.1

 

gr.w.2

 

gr.w.3

 

gr.w.n

   

Bijlage 13

[Vervallen per 01-01-2011]

behorend bij beleidsregel 4.18-4 Arbobesluit
  1. Artikel 4.54d, zevende lid, is volgens artikel 9.37b Arbobesluit tot 1 januari 2008 niet van toepassing en tot die datum dus ook niet beboetbaar. ^ [1]
  2. Fysische omstandigheid bij 25 °C. ^ [2]
  3. Fysische omstandigheid bij 25 °C. ^ [3]
  4. Fysische omstandigheid bij 25 °C. ^ [4]
  5. Fysische omstandigheid bij 25 °C. ^ [5]
  6. Fysische omstandigheid bij 25 °C. ^ [6]
  7. Fysische omstandigheid bij 25 °C. ^ [7]
  8. Explosieve kracht is zeer laag zelfs indien opgesloten (ongeveer 1% TNT). ^ [8]
  9. Gevoelig of zeer gevoelig voor mechanische prikkels. ^ [9]
  10. Gevoelig of zeer gevoelig voor mechanische prikkels. ^ [10]
  11. Gevoelig of zeer gevoelig voor mechanische prikkels. ^ [11]
  12. Oorspronkelijke drempelwaarde komt overeen met die voor puur diglyceroltetranitraat, een explosief dat ongeveer even krachtig is (150-170% TNT). ^ [12]
  13. Gevoelig of zeer gevoelig voor mechanische prikkels. ^ [13]
  14. Gevoelig of zeer gevoelig voor mechanische prikkels. ^ [14]
  15. Gevoelig of zeer gevoelig voor mechanische prikkels. ^ [15]
  16. Gevoelig of zeer gevoelig voor mechanische prikkels. ^ [16]
  17. Gevoelig of zeer gevoelig voor mechanische prikkels. ^ [17]
  18. Explosieve kracht is ongeveer 100% TNT. ^ [18]
  19. Gevoelig of zeer gevoelig voor mechanische prikkels. ^ [19]
  20. NEQ netto hoeveelheid explosieve stof ^ [20]
  21. NEQ netto hoeveelheid explosieve stof ^ [21]
  22. Explosieve kracht is ongeveer 10% TNT. Drempel gesteld overeenkomstig ammoniumnitraat met minder dan 0,2% ontvlambaar materiaal. ^ [22]
  23. Gevoelig of zeer gevoelig voor mechanische prikkels. ^ [23]
  24. Explosieve kracht is ongeveer 110% TNT. ^ [24]
  25. Explosieve kracht van de zuivere stof is ongeveer 100% TNT. ^ [25]
  26. Gevoelig of zeer gevoelig voor mechanische prikkels. ^ [26]