Hoofdstuk 4. De Centrale organisatie werk en inkomen
Artikel 21. Taken van de Centrale organisatie werk en inkomen
De Centrale organisatie werk en inkomen heeft tot taak:
-
a. het registeren van werkzoekenden en van vacatures van werkgevers;
-
b. het voordragen van geschikte vacatures aan werkzoekenden en het voordragen van geschikte
werkzoekenden voor vacatures;
-
c. het verzamelen en analyseren van informatie ten behoeve van de bevordering van de
werking van en het inzicht in de arbeidsmarkt;
-
d. zorgdragen voor gevraagde en ongevraagde verstrekking van deugdelijke informatie en
advies over de arbeidsmarkt alsmede over de uitvoering van zijn taak, aan werkgevers,
werknemers, uitkeringsgerechtigden, verzekerden, werkzoekenden, regionale platforms,
bedoeld in artikel 23, en andere belanghebbenden;
-
e. het adviseren van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en burgemeester
en wethouders van de betrokken gemeente met betrekking tot mogelijkheden tot inschakeling
in het arbeidsproces van moeilijk plaatsbare werkzoekenden;
-
f. het innemen van de in artikel 28 bedoelde aanvragen voor uitkeringen, toeslagen en bijstand alsmede aangiften van
werkloosheid;
-
g. het geven van voorlichting met betrekking tot de keuze van een beroep alsmede de voor
een beroep benodigde opleiding;
-
h. het uitvoeren van taken die bij of krachtens deze of enige andere wet aan de Centrale
organisatie werk en inkomen zijn opgedragen;
-
i. het uitvoeren van bij ministeriële regeling aangewezen algemene maatregelen van bestuur
en ministeriële regelingen;
-
j. het in opdracht van Onze Minister of uit eigen beweging verrichten van onderzoek met
betrekking tot de wettelijke taken van deze organisatie;
-
k. het aan Onze Minister op zijn verzoek verstrekken van de inlichtingen die nodig zijn
voor de beoordeling van de uitvoerbaarheid van beleidsvoornemens en wettelijke voorschriften,
voorzover deze betrekking hebben op onderwerpen als bedoeld in dit artikel;
-
l. het voeren van een adequate administratie ten behoeve van de uitoefening van zijn
taak.
Artikel 21a. Indicatie en herindicatie Wet sociale werkvoorziening
[Treedt in werking op 01-01-2005]
Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen
Artikel 22. Non-discriminatiecode Centrale organisatie werk en inkomen
Bij de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 21, waakt de Centrale organisatie werk en inkomen tegen discriminatie en stelt daartoe
een non-discriminatiecode vast, waarin in ieder geval aandacht wordt besteed aan discriminatie
wegens ras, etnische afstamming, sekse, seksuele geaardheid, leeftijd en handicap.
Artikel 23. Regionale platforms
-
2 Indien overleg als bedoeld in het eerste lid niet in voldoende mate tot stand komt,
kunnen, met ingang van twee jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel,
bij of krachtens algemene maatregel van bestuur één of meer gemeenten worden aangewezen
die bevorderen dat periodiek overleg als bedoeld in het eerste lid wordt gevoerd.
Artikel 24. Centra voor werk en inkomen
-
1 De Centrale organisatie werk en inkomen draagt zorg voor de inrichting en instandhouding
van vestigingen, genaamd Centra voor werk en inkomen, waarin de taken van de Centrale
organisatie werk en inkomen, bedoeld in artikel 21, onderdelen a tot en met i, worden uitgevoerd, op een wijze waardoor deze organisatie voor een ieder voldoende
bereikbaar is.
-
3 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de inrichting, de instandhouding,
de werkwijze en de financiering van de Centra voor werk en inkomen, onderscheiden
naar verschillende centra.
Artikel 25. Registratie werkzoekenden en vacatures
-
3 De Centrale organisatie werk en inkomen regelt de termijnen gedurende welke de registratie
ten hoogste wordt gehandhaafd en waarmee de registratie telkenmale, op verzoek van
de betrokkene, ten hoogste kan worden verlengd.
Artikel 26. Beoordeling kans op werk, administratieve indeling en advies inschakeling
arbeidsproces
-
3 Met betrekking tot moeilijk plaatsbare werkzoekenden adviseert de Centrale organisatie
werk en inkomen, de betrokken werkzoekende gehoord, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
dan wel burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente over de wijze waarop
de mogelijkheden tot inschakeling in het arbeidsproces van die werkzoekende kunnen
worden verbeterd. Van de opvattingen van de betrokken werkzoekende, desgewenst in
de door deze aangegeven bewoordingen, en, indien het advies daarvan afwijkt, van de
redenen daarvoor, wordt melding gedaan in het advies.
-
4 De Centrale organisatie werk en inkomen informeert het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
dan wel burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente zo spoedig mogelijk over
de uitkomst van de administratieve indeling, bedoeld in het eerste lid, en het advies,
bedoeld in het derde lid, met betrekking tot de werkzoekende. De werkzoekende ontvangt
een afschrift van het advies.
Artikel 27. Werkstaking, uitsluiting of bedrijfsbezetting
-
1 Voorzover aan de Centrale organisatie werk en inkomen bekend is dat in een bedrijf
of onderneming, of een gedeelte daarvan, een werkstaking, uitsluiting of bedrijfsbezetting
plaatsvindt, verleent zij geen diensten tot het plaatsen van werkzoekenden in dat
bedrijf of die onderneming, of dat gedeelte daarvan, waar de werkstaking, uitsluiting
of bedrijfsbezetting heerst.
-
2 Voorzover aan de Centrale organisatie werk en inkomen bekend is dat werkzoekenden
rechtstreeks in een werkstaking, uitsluiting of bedrijfsbezetting betrokken zijn,
verleent zij aan hen tijdens de duur van het arbeidsconflict geen diensten als bedoeld
in artikel 21, onderdeel b.
Artikel 28. Aanvraag van een uitkering en een toeslag en aangifte van werkloosheid
-
1 De Centrale organisatie werk en inkomen neemt aanvragen in ontvangst van een uitkering
op grond van de Werkloosheidswet, van een toeslag in aanvulling op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet als bedoeld in artikel 11, tweede lid, van de Toeslagenwet en van algemene bijstand op grond van de Wet werk en bijstand dan wel van een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen. Tevens neemt de Centrale organisatie werk en inkomen de aangifte van werkloosheid
op grond van artikel 26, eerste lid, onderdeel a, van de Werkloosheidswet in ontvangst. Indien een aanvraag van een uitkering of aangifte van werkloosheid
op grond van een in de eerste zin van dit lid genoemde wet niet bij de Centrale organisatie
werk en inkomen moet worden ingediend of gedaan, verwijst de Centrale organisatie
werk en inkomen de aanvrager naar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
of naar burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente. Indien het een aanvraag
van algemene bijstand op grond van de Wet werk en bijstand dan wel van uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen betreft, legt de Centrale organisatie werk en inkomen vast op welke dag zij naam,
adres en woonplaats van de belanghebbende heeft geregistreerd en hem in staat heeft
gesteld zijn aanvraag in te dienen.
-
2 De belanghebbende verstrekt aan de Centrale organisatie werk en inkomen alle gevraagde
gegevens en bewijsstukken die nodig zijn voor de beslissing op zijn aanvraag door
het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen onderscheidenlijk burgemeester en
wethouders van de betrokken gemeente dan wel voor de verdere behandeling van zijn
aangifte van werkloosheid door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De
Centrale organisatie werk en inkomen onderzoekt de verstrekte gegevens en bewijsstukken
op bij ministeriële regeling te bepalen wijze op juistheid, volledigheid en consistentie.
-
3 De Centrale organisatie werk en inkomen draagt de aanvraag of aangifte, bedoeld in
het eerste lid, met de daarbij verstrekte gegevens en bewijsstukken, alsmede het daarbij
behorende sociaal-fiscaalnummer, over aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
onderscheidenlijk burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente. Zij geeft
daarbij aan welke gegevens en bewijsstukken zij overeenkomstig het tweede lid heeft
onderzocht en wat haar oordeel hieromtrent is, alsmede, indien van toepassing, de
dag, bedoeld in het eerste lid, vierde volzin. De overdracht vindt plaats zodra de
verstrekte gegevens en bewijsstukken naar het oordeel van de Centrale organisatie
werk en inkomen juist, volledig en consistent zijn, doch in elk geval binnen een bij
algemene maatregel van bestuur te bepalen termijn na de aanvraag of aangifte. De Centrale
organisatie werk en inkomen doet tegelijkertijd van deze overdracht schriftelijk mededeling
aan belanghebbende.
Artikel 29. Het verstrekken van gegevens in verband met een uitkeringsaanvraag
-
1 De belanghebbende verstrekt de gegevens en de bewijsstukken, bedoeld in artikel 28, tweede lid, aan de Centrale organisatie werk en inkomen en deelt op verzoek van deze organisatie
of onverwijld uit eigen beweging overigens alle feiten en omstandigheden mee, waarvan
hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht
op uitkering, toeslag of bijstand, het geldend maken van het recht op uitkering, toeslag
of bijstand, of de hoogte of de duur van de uitkering, toeslag of bijstand.
-
2 De verplichting van het eerste lid geldt tot het tijdstip van ontvangst van de mededeling
van de Centrale organisatie werk en inkomen, bedoeld in artikel 28, derde lid, vierde zin.
Hoofdstuk 5. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
Artikel 30. Taken van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
Artikel 31. Non-discriminatiecode Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
Bij de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 30, eerste lid, waakt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tegen discriminatie en stelt
daartoe een non-discriminatiecode vast, waarin in ieder geval aandacht wordt besteed
aan discriminatie wegens ras, etnische afstamming, sekse, seksuele geaardheid, leeftijd
en handicap.
-
1 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan voor een onderzoek als bedoeld
in artikel 30, eerste lid, onderdeel e, f of g, kosten in rekening brengen bij de werkgever of de werknemer die heeft verzocht dit
onderzoek in te stellen.
-
2 Indien een werkgever verzoekt een onderzoek als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel e, in te stellen, geeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen slechts een
oordeel over het bestaan van de ongeschiktheid tot werken van een bepaalde werknemer,
indien deze werknemer bereid is zich hiertoe te laten onderzoeken.
Artikel 33. Verzekerdenadministratie en informatieverstrekking
-
5 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verstrekt aan de verzekerde en aan
de uitkeringsgerechtigde, bedoeld in artikel 1, onderdeel n, aanhef en sub 2 , periodiek een overzicht van de hem betreffende gegevens die in de administratie
zijn opgenomen.
Artikel 33a. Arbeidsverledenbeschikking
[Treedt in werking op 01-01-2005]
Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen
Artikel 33b. Sociaal-fiscaalnummer
[Treedt in werking op 01-01-2006]
Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen
Artikel 33c. Bericht over verwerkte gegevens
[Treedt in werking op 01-01-2006]
Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen
Artikel 36. Toezicht door Inspectie Werk en Inkomen
-
2 Het toezicht op de uitvoering van de taken die bij of krachtens deze wet of enige
andere wet zijn opgedragen aan de Centrale organisatie werk en inkomen, het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank, wordt onder gezag van Onze
Minister uitgeoefend door de Inspectie Werk en Inkomen.
Artikel 37. Taken van de Inspectie Werk en Inkomen
De Inspectie Werk en Inkomen is belast met:
-
a. het toezicht op de rechtmatigheid en doelmatigheid, waaronder begrepen doeltreffendheid,
van de uitvoering van de bij of krachtens deze wet of enige andere wet aan de Centrale
organisatie werk en inkomen, het Inlichtingenbureau, de Raad voor werk en inkomen,
het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank opgedragen
taken;
-
b.
-
c. het toezicht op de rechtmatigheid en doelmatigheid, waaronder begrepen doeltreffendheid,
van de wijze waarop de Centrale organisatie werk en inkomen, het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank met elkaar en met burgemeester
en wethouders van de gemeenten bij de uitvoering van de aan hen opgedragen taken samenwerken;
-
d. het verrichten van andere bij of krachtens een wet aan de Inspectie Werk en Inkomen
opgedragen taken.
Artikel 38. Jaarplan, jaarverslag en rapportages van Inspectie Werk en Inkomen
-
1 De Inspectie Werk en Inkomen legt eens per vier jaar vóór 1 juli een meerjarig toezichtsplan
en jaarlijks vóór 1 juli een plan van werkzaamheden aan Onze Minister voor. De Inspectie
Werk en Inkomen stelt deze plannen, nadat daarover met Onze Minister overleg is gepleegd,
vast.
-
2 Jaarlijks vóór 1 mei stelt de Inspectie Werk en Inkomen een verslag op over de uitkomsten
van de toezichtswerkzaamheden in het afgelopen kalenderjaar. Onze Minister brengt
het jaarverslag, voorzien van zijn oordeel, vóór de derde woensdag in mei ter kennis
van de beide Kamers der Staten-Generaal.
-
4 Onze Minister brengt de bescheiden, bedoeld in het eerste en derde lid, alsmede alle
overige, door de Inspectie Werk en Inkomen relevant geachte, rapportages, in de vorm
waarin deze hem zijn voorgelegd en voorzien van zijn oordeel, binnen vier weken na
ontvangst, ter kennis aan de beide kamers der Staten-Generaal.
-
2 Indien Onze Minister overweegt de Inspectie Werk en Inkomen toestemming voor werkzaamheden
als bedoeld in het eerste lid te onthouden dan wel aan de Inspectie Werk en Inkomen
andere dan de in dit hoofdstuk genoemde of in het jaarplan opgenomen taken op te dragen,
geeft hij van dit voornemen kennis aan de beide kamers der Staten-Generaal en geeft
hij daaraan niet eerder uitvoering dan vier weken na die kennisgeving.
Artikel 40. Voorlichting en communicatie
Artikel 41. Toezichtbaarheidstoets
De Inspectie Werk en Inkomen beoordeelt op verzoek van Onze Minister de mogelijkheden
van het houden van toezicht op de rechtmatigheid en doelmatigheid van de uitvoering
van beleidsvoornemens en voorgenomen wettelijke voorschriften door de in artikel 37 genoemde bestuursorganen en rechtspersonen, alsmede beleidsvoornemens en voorgenomen
wettelijke voorschriften met betrekking tot andere taken, als bedoeld in artikel 37, onderdeel d.
Artikel 42. Gegevensverstrekking aan de Inspectie Werk en Inkomen
-
1 De Centrale organisatie werk en inkomen, het Inlichtingenbureau, de Raad voor werk
en inkomen, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank
verstrekken op verzoek, kosteloos, aan de Inspectie Werk en Inkomen alle gegevens
en inlichtingen die voor de uitoefening van haar taak noodzakelijk zijn.
-
4 Indien naar het oordeel van de Inspectie Werk en Inkomen gerede twijfel bestaat omtrent
de volledigheid of juistheid van de door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
verstrekte stukken als bedoeld in artikel 49, voor zover dit betreft de rechtmatige en doelmatige besteding van door dat instituut
ter beschikking gestelde financiële middelen ten behoeve van de inschakeling van werkzoekenden,
uitkeringsgerechtigden en arbeidsgehandicapten in de arbeid, kan zij het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen opdragen bij de natuurlijke of rechtspersoon die deze middelen
heeft besteed, ter verificatie een nader onderzoek te doen instellen door een accountant
als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die bij de verstrekte informatie niet betrokken is geweest. De Inspectie Werk en
Inkomen bepaalt welke aspecten van de verstrekte informatie geverifieerd dienen te
worden en de termijn waarbinnen het onderzoek wordt verricht.
Artikel 43. Kennisgeving besluiten
Onze Minister kan regels stellen waarin besluiten van de Centrale organisatie werk
en inkomen, het Inlichtingenbureau, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
en de Sociale verzekeringsbank worden omschreven die overeenkomstig die regels, binnen
de in die regels gestelde termijnen, ter kennis van de Inspectie Werk en Inkomen worden
gebracht.
Artikel 44. Inrichting en positie Inspectie Werk en Inkomen
Hoofdstuk 9. Informatiebepalingen
Artikel 54. Verstrekking van gegevens aan de Centrale organisatie werk en inkomen,
het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de Sociale verzekeringsbank en de
Raad voor werk en inkomen, de Inspectie Werk en Inkomen en de minister
-
1 Een ieder verstrekt op verzoek aan de Centrale organisatie werk en inkomen, het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen, de Sociale verzekeringsbank en Onze Minister en de Inspectie
Werk en Inkomen, kosteloos, alle gegevens en inlichtingen die noodzakelijk zijn voor
de uitvoering van bij of krachtens deze wet of enige andere wet door het desbetreffende
bestuursorgaan en de Inspectie Werk en Inkomen uit te voeren taken ten opzichte van:
-
a. de betrokken persoon zelf;
-
b. de persoon in wiens dienst dan wel ten behoeve van wie hij werkt of gewerkt heeft;
-
c. de persoon die in zijn dienst dan wel te zijnen behoeve werkt of gewerkt heeft.
-
3 Alle gegevens en inlichtingen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de in het
eerste lid bedoelde taken worden aan de in dat lid genoemde bestuursorganen en aan
de Inspectie Werk en Inkomen op verzoek, kosteloos, tevens verstrekt door:
-
a. de gemeentebesturen;
-
b. de belastingdienst;
-
c. de arbodienst, bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet 1998;
-
d. het College voor zorgverzekeringen, genoemd in artikel 1a van de Ziekenfondswet, de ziekenfondsen, de ziektekostenverzekeraars en de uitvoeringsorganen, bedoeld
in artikel 4 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;
-
e. de bedrijfstakpensioenfondsen, ondernemingspensioenfondsen, risicofondsen, stichtingen
tot uitvoering van een regeling inzake vervroegd uittreden, en andere organen belast
met het doen van uitkeringen of verstrekkingen die bij of krachtens artikel 6 van de Toeslagenwet als inkomen worden aangemerkt;
-
f. de Kamers van Koophandel, met dien verstande dat dit, in afwijking van de aanhef van
dit lid, geschiedt tegen betaling van de daarvoor op grond van de Handelsregisterwet 1996 vastgestelde vergoeding;
-
g. de korpschef en de bevelhebber van de Koninklijke marechaussee in de zin van de Vreemdelingenwet 2000;
-
h. Onze Minister van Justitie voorzover het betreft de persoon die rechtens zijn vrijheid
is ontnomen;
-
i. de door Onze Minister aangewezen ambtenaren als bedoeld in artikel 14 van de Wet arbeid vreemdelingen en artikel 24 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998;
-
j. griffiers van colleges, geheel of ten dele met rechtspraak belast, desgevraagd in
de vorm van uittreksels uit of afschriften van uitspraken, registers en andere stukken;
-
k. de Informatie Beheer Groep, bedoeld in de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank;
-
l. het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen, bedoeld in de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen.
-
4 De in het eerste en derde lid bedoelde gegevens en inlichtingen worden op verzoek,
binnen de daarbij gestelde termijn, verstrekt in schriftelijke vorm of in een andere
vorm die redelijkerwijs kan worden verlangd.
-
5 Degene op wie de in het eerste en derde lid bedoelde verplichting rust geeft op verzoek
aan een bestuursorgaan als bedoeld in het eerste lid, alsmede aan de Inspectie Werk
en Inkomen inzage in alle bescheiden en andere gegevensdragers, stelt deze op verzoek
ter beschikking voor het nemen van afschrift en verleent de ter zake verlangde medewerking,
voorzover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van de in het eerste lid bedoelde
taken door het in dat lid bedoelde bestuursorgaan en de Inspectie Werk en Inkomen.
-
7 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de verstrekking door de Centrale
organisatie werk en inkomen, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de
Sociale verzekeringsbank en gemeenten aan de Raad voor werk en inkomen van gegevens
en inlichtingen die deze raad nodig heeft voor de uitoefening van zijn taak.
-
8 Onze Minister van Justitie verstrekt ten aanzien van de persoon die rechtens zijn
vrijheid is ontnomen, onverwijld en kosteloos de beschikbare informatie en alle overige
opgaven en inlichtingen, die van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering, aan
de Sociale verzekeringsbank en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, waarbij
hij gebruik kan maken van het sociaal-fiscaalnummer.
Artikel 55. Vaststelling identiteit
-
1 De Centrale organisatie werk en inkomen, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
en de Sociale verzekeringsbank stellen bij de uitoefening van hun taak de identiteit
van de belanghebbende vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, voorzover dit noodzakelijk is voor de uitoefening van die taak.
-
2 Een ieder verstrekt op verzoek onverwijld aan de in het eerste lid genoemde rechtspersonen
inzage in een op hem betrekking hebbend document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht of een geldig rijbewijs dat is afgegeven op basis van de Wegenverkeerswet dan wel
een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994, voorzover dit redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van wettelijke taken door
de betrokken rechtspersoon.
-
4 De werkgever, bedoeld in het derde lid, verstrekt een afschrift van het document,
bedoeld in het derde lid, aan de werkgever, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet arbeid vreemdelingen, indien de verzekerde ten behoeve van die werkgever een vreemdeling is als bedoeld
in laatstgenoemde wet. Het afschrift wordt onverwijld verstrekt na de aanvang van
de arbeid door de vreemdeling.
Artikel 56. Melding door de Centrale organisatie werk en inkomen van het niet nakomen
van verplichtingen
-
1 De Centrale organisatie werk en inkomen geeft, indien deze organisatie het gegronde
vermoeden heeft dat een belanghebbende de verplichting tot het verstrekken van inlichtingen
op grond van artikel 28, tweede lid, en 29, eerste lid, niet nakomt of anderszins onvoldoende medewerking verleent, dan wel dat een werknemer
in de zin van de Werkloosheidswet een verplichting, hem opgelegd op grond van de artikelen 24, eerste lid, onderdeel b, of 26, eerste lid, onderdeel d, e, f of i, van die wet niet nakomt, dan wel dat een omstandigheid als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de Wet werk en bijstand, artikel 20, eerste lid of derde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte werkloze werknemers of artikel 20, eerste lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
gewezen zelfstandigen zich voordoet, hiervan onverwijld kennis aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,
onderscheidenlijk burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente, onder vermelding
van de gronden waarop het vermoeden steunt. De kennisgeving wordt schriftelijk of
langs elektronische weg vastgelegd.
Artikel 57. Melding in verband met aanspraak op wettelijk geldend minimumloon
De Centrale organisatie werk en inkomen, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
of de Sociale verzekeringsbank geeft, indien deze rechtspersoon het gegronde vermoeden
heeft dat het uitbetaalde loon en de vakantiebijslag van een verzekerde minder bedragen
dan waarop hij op grond van het bepaalde bij of krachtens de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag als minimumloon aanspraak heeft, hiervan onverwijld schriftelijk kennis aan de verzekerde
en aan de ambtenaren, bedoeld in artikel 18b van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
Artikel 58. Meldingen door werkgever aan Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
-
2 De werkgever, bedoeld in het eerste lid, deelt de aanvang of beëindiging van werkzaamheden
door een verzekerde, alsmede de wijziging in de arbeidsverhouding met de verzekerde,
mede aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Artikel 59. Meldingen door verzekerde aan Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
-
1 De verzekerde of de uitkeringsgerechtigde, bedoeld in artikel 1, onderdeel n, aanhef en sub 2, doet, indien de melding of het overzicht bedoeld in artikel 33, vierde of vijfde lid, gegevens bevat die niet juist of niet volledig zijn, hiervan terstond na ontvangst
van deze melding of dit overzicht schriftelijk mededeling aan het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen.
-
2 De verzekerde die de in artikel 33, vierde lid, bedoelde melding niet binnen de in dat artikel bedoelde periode heeft ontvangen
en redelijkerwijs kon weten dat hij deze melding had behoren te ontvangen, doet hiervan
onverwijld schriftelijk mededeling aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Artikel 60. Verzekerdenadministratie van de werkgever
-
2 De werkgever, bedoeld in het eerste lid, verlangt van de verzekerde alle gegevens
en inlichtingen die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van de in artikel 30 bedoelde taak door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ten aanzien van
de verzekerde zelf en verstrekt deze gegevens en inlichtingen aan het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen. De verzekerde verstrekt op verzoek aan de werkgever, bedoeld
in de eerste zin, de door deze op grond van dit lid verlangde gegevens en inlichtingen.
Artikel 61. Melding bij vermoeden van misdrijf
De Centrale organisatie werk en inkomen, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
en de Sociale verzekeringsbank zijn verplicht, indien zij bij de uitvoering van deze
wet het gegronde vermoeden krijgen van een misdrijf dat is gepleegd ten nadele van
deze organen of een ander orgaan, voorzover dit is belast met het verrichten van uitkeringen,
het doen van verstrekkingen dan wel het heffen van bijdragen, het betrokken orgaan
hiervan in kennis te stellen.
Artikel 62. Gegevensverstrekking door de Centrale organisatie werk en inkomen, het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de Sociale verzekeringsbank en de gemeenten
-
3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent
het gebruik van de in het tweede lid bedoelde infrastructuur door Onze Minister en
de Inspectie Werk en Inkomen in verband met de toepassing van de artikelen 42, 43, 54 en 72 van deze wet.
Artikel 63. Het Inlichtingenbureau
-
3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent
het Inlichtingenbureau, in ieder geval over de taken, de financiering, de goedkeuring
door Onze Minister van het jaarplan en de begroting en het gebruik van het sociaal-fiscaalnummer
door deze instelling.
Artikel 64. Gegevensregister Suwi
-
1 De Centrale organisatie werk en inkomen, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
en, door tussenkomst van het Inlichtingenbureau, burgemeester en wethouders van gemeenten
verstrekken elkaar met gebruik van Suwinet gegevens overeenkomstig het Gegevensregister
Suwi.
Artikel 65. Gegevensverkeer met reïntegratiebedrijven
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de aard,
definities, de structuur en de schrijfwijze van de gegevens welke uitgewisseld worden
tussen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen dan wel burgemeester en wethouders
van gemeenten enerzijds en een natuurlijke persoon dan wel rechtspersoon, die in het
kader van de uitoefening van beroep of bedrijf de inschakeling van personen in de
arbeid bevordert anderzijds.
Artikel 66. Stelselontwerp Suwinet
Artikel 67. Beheertaken Suwinet
-
2 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de organisatie van het beheer
van Suwinet respectievelijk van onderscheiden onderdelen daarvan door de Centrale
organisatie werk en inkomen, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het
Inlichtingenbureau, burgemeester en wethouders van gemeenten en de rechtspersoon,
bedoeld in het eerste lid, en kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het eerste
lid.
Artikel 68. Jaarlijks verslag
-
1 De Centrale organisatie werk en inkomen, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,
het Inlichtingenbureau en de rechtspersoon, bedoeld in artikel 67, stellen jaarlijks in een verslag de aard en frequentie van de uitwisseling van gegevens
met behulp van Suwinet vast.
Artikel 69. Toerekening van kosten
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de toerekening van
de kosten van de inrichting, de instandhouding en het gebruik van Suwinet aan de Centrale
organisatie werk en inkomen, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en burgemeester
en wethouders van gemeenten.
Artikel 71. Overleg over nadere regels
Alvorens regels worden gesteld op grond van de artikelen 63, derde lid, 64, tweede lid, 65, 66, eerste lid, 67, tweede lid, 68, tweede lid, 69 of 70 stelt Onze Minister de Centrale organisatie werk en inkomen, het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen, de Sociale verzekeringsbank en een door hem aangewezen rechtspersoon
die de gemeenten vertegenwoordigt, in de gelegenheid hierover met hem overleg te voeren.
Artikel 72. Gegevensverstrekking door de Centrale organisatie werk en inkomen, het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank aan de
minister
De Raad voor werk en inkomen, de Centrale organisatie werk en inkomen, het Inlichtingenbureau,
het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank verstrekken
op verzoek, kosteloos, aan Onze Minister alle gegevens en inlichtingen die voor de
uitoefening van zijn taak noodzakelijk zijn. Zij verlenen hem op verzoek toegang tot
en inzage in gegevens en bescheiden voorzover dat voor de uitoefening van zijn taak
noodzakelijk is. Onze Minister bepaalt de termijn waarbinnen en de wijze waarop aan
de in dit artikel bedoelde verplichtingen wordt voldaan.
Artikel 73. Gegevensverstrekking door de Centrale organisatie werk en inkomen, het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank en de
minister
-
2 Alle gegevens en inlichtingen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 worden door de Centrale organisatie werk en inkomen, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
en de Sociale verzekeringsbank op verzoek verstrekt en kunnen door het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen uit eigen beweging worden verstrekt aan de arbodienst, bedoeld
in die wet.
-
5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking
tot de verstrekking van gegevens door de Centrale organisatie werk en inkomen, het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de Sociale verzekeringsbank aan bestuursorganen,
instellingen en bedrijven, de daarvoor in rekening te brengen kosten en het gebruik
daarbij van de infrastructuur, bedoeld in artikel 62, tweede lid. Daarbij kunnen ook regels worden gesteld met betrekking tot de verstrekking van
gegevens die niet herleidbaar zijn tot individuele natuurlijke personen.
-
7 Onze Minister kan aan de Centrale organisatie werk en inkomen, het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen, de Sociale verzekeringsbank en burgemeester en wethouders
van de gemeenten alle gegevens verstrekken die zij voor een goede uitvoering van hun
wettelijke taken nodig hebben.
Artikel 74. Geheimhoudingsplicht
-
1 Het is een ieder verboden hetgeen hem uit of in verband met enige werkzaamheid bij
de uitvoering van deze wet over de persoon of zaken van een ander blijkt of wordt
meegedeeld, verder bekend te maken dan voor de uitvoering van deze wet noodzakelijk
is dan wel op grond van deze wet is voorgeschreven of toegestaan.
Artikel 75. Openbaarheid van gegevens
De door de Centrale organisatie werk en inkomen geregistreerde gegevens zijn openbaar
voorzover die van belang zijn voor de uitoefening van de in artikel 21, onderdeel b, genoemde taak, met dien verstande dat openbaarmaking van tot een individuele werkzoekende
of een individuele werkgever, zijnde een natuurlijke persoon, herleidbare gegevens
plaatsvindt met inachtneming van de Wet bescherming persoonsgegevens.
Artikel 76. Beveiliging van gegevens
De Centrale organisatie werk en inkomen, het Inlichtingenbureau, het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank dragen op de voet van de ter
zake voor de Rijksdienst geldende voorschriften zorg voor de nodige technische en
organisatorische voorzieningen ter beveiliging van hun gegevens tegen verlies of aantasting
en tegen onbevoegde kennisneming, wijziging en verstrekking van die gegevens.
Artikel 77. Nadere regels
-
1 Bij ministeriële regeling worden, na overleg met Onze Minister van Financiën, regels
gesteld met betrekking tot de artikelen 58, 59 en 60.
-
2 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen stelt nadere regels omtrent de inhoud
van de gegevens die op grond van de artikelen 54, 58 en 60 aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verstrekt worden en omtrent
de vorm waarin en de wijze waarop die gegevens worden verstrekt. Deze regels worden
door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen gepubliceerd in de Staatscourant.
-
3 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld omtrent de verstrekking van
inlichtingen en het verlenen van inzage in gegevens en bescheiden door de Centrale
organisatie werk en inkomen, het Inlichtingenbureau, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
en de Sociale verzekeringsbank aan Onze Minister en aan de Inspectie Werk en Inkomen
op grond van deze wet.
Hoofdstuk 10. Overige bepalingen
Artikel 78. Aanwijzingsbevoegdheid Onze Minister
-
1 Onze Minister kan de Centrale organisatie werk en inkomen, het Inlichtingenbureau,
het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank aanwijzingen
geven met betrekking tot de uitoefening van hun taken. Hij treedt daarbij niet in
individuele gevallen.
-
2 De Centrale organisatie werk en inkomen, het Inlichtingenbureau, het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank zijn gehouden overeenkomstig
de aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, te handelen.
Artikel 79. Goedkeuringsvereiste
Indien een besluit goedkeuring behoeft op grond van deze wet of enige andere wet die
wordt uitgevoerd door de Centrale organisatie werk en inkomen, het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen of de Sociale verzekeringsbank kan de goedkeuring worden onthouden
op de grond dat het besluit in strijd met het recht of met het algemeen belang is.
Artikel 80. Vernietiging van besluiten
Artikel 81. Taakverwaarlozing
-
1 Indien naar het oordeel van Onze Minister de Centrale organisatie werk en inkomen,
het Inlichtingenbureau, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de Sociale
verzekeringsbank zijn taak ernstig verwaarloost, kan Onze Minister de noodzakelijke
voorzieningen treffen.
-
2 De voorzieningen worden, spoedeisende gevallen uitgezonderd, niet eerder getroffen
dan nadat de Centrale organisatie werk en inkomen, het Inlichtingenbureau, het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen of de Sociale verzekeringsbank in de gelegenheid is gesteld
om binnen een door Onze Minister te stellen termijn alsnog zijn taak naar behoren
uit te voeren.
Artikel 82. Regelgevende bevoegdheden
-
1 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, indien de spoed dat vereist, regels worden
gesteld die noodzakelijk zijn in verband met de goede uitvoering door de Centrale
organisatie werk en inkomen, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de
Sociale verzekeringsbank van hun wettelijke taken.
-
3 Na de plaatsing in het Staatsblad van een krachtens het eerste lid vastgestelde algemene
maatregel van bestuur wordt een voorstel van wet tot regeling van het betrokken onderwerp
zo spoedig mogelijk bij de Staten-Generaal ingediend. Indien het voorstel wordt ingetrokken
of indien een van beide Kamers der Staten-Generaal besluit het voorstel niet aan te
nemen, wordt de algemene maatregel van bestuur onverwijld ingetrokken. Wordt het voorstel
tot wet verheven, dan wordt de algemene maatregel van bestuur ingetrokken op het tijdstip
van inwerkingtreding van die wet.
Artikel 82a. Experimenten
-
1 Bij algemene maatregel van bestuur kan bij wijze van experiment, met het oog op het
onderzoeken van mogelijkheden om deze wet, de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de Werkloosheidswet en de Toeslagenwet met betrekking tot de beoordeling van en advisering over arbeidsinschakeling en het
aanvragen van uitkeringen, toeslagen of bijstand doeltreffender uit te voeren, worden
afgeweken van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 21, onderdelen e en f, 26, 28 en 29 van deze wet, artikel 41 van de Wet werk en bijstand, de artikelen 11a, eerste lid, en 16a, tweede lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
werkloze werknemers, de artikelen 11a, eerste lid, en 16a, tweede lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
gewezen zelfstandigen, de artikelen 22, tweede lid, en 26 van de Werkloosheidswet en artikel 11, tweede lid, van de Toeslagenwet. Bij toepassing van de eerste volzin wordt bij algemene maatregel van bestuur geregeld
op welke wijze van welke artikelen wordt afgeweken.
-
2 Een experiment als bedoeld in het eerste lid duurt ten hoogste vijf jaar. Indien,
voor een experiment is afgelopen, een voorstel van wet is ingediend bij de Staten-Generaal
om het experiment om te zetten in een structurele wettelijke regeling, kan het experiment
worden verlengd tot het tijdstip waarop het voorstel van wet in werking treedt. De
tweede volzin van het eerste lid is van overeenkomstige toepassing.
-
3 Onze Minister kan op gezamenlijk verzoek van de Centrale organisatie werk en inkomen
en burgemeester en wethouders dan wel van de Centrale organisatie werk en inkomen
en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen dan wel van de Centrale organisatie
werk en inkomen, burgemeester en wethouders en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,
gemeenten dan wel Centra voor werk en inkomen aanwijzen waar overeenkomstig de bij
en krachtens dit artikel gestelde regels door de Centrale organisatie werk en inkomen
en burgemeester en wethouders of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
wordt deelgenomen aan een experiment. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur
worden regels gesteld met betrekking tot de toepassing van deze bevoegdheid.
Artikel 83. Beroepsinstantie
Tegen een besluit op grond van artikel 48, eerste, tweede en zesde lid, kan de Raad voor werk en inkomen, de Centrale organisatie werk en inkomen, het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen of de Sociale verzekeringsbank beroep instellen bij de Centrale
Raad van Beroep.