Subsidieregeling algemene organisaties voor ontwikkelingssamenwerking

[Regeling vervallen per 01-01-2006.]
Geraadpleegd op 25-11-2024.
Geldend van 22-12-2001 t/m 31-12-2005

Subsidieregeling algemene organisaties voor ontwikkelingssamenwerking

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Gelet op artikel 3, eerste en tweede lid, van de Kaderwet subsidies Ministerie van Buitenlandse Zaken;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

a. de Minister:

de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking;

b. ontwikkelingslanden:

landen, vermeld in deel I, Developing Countries and Territories, van de in het kader van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) door het Development Assistence Committee (DAC) meest recent vastgestelde List of Aid Recipients.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De minister kan subsidie verlenen ten behoeve van activiteiten die strekken tot of dienstig zijn aan structurele armoedebestrijding in ontwikkelingslanden door middel van de samenhangende interventiestrategieën directe armoedebestrijding, maatschappijopbouw en beleidsbeïnvloeding. De activiteiten omvatten de ondersteuning van een breed scala van thematische en op specifieke doelgroepen gerichte organisaties op meerdere continenten, per continent binnen meerdere landen en in diverse sectoren.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Voor subsidie op grond van deze regeling komen in aanmerking particuliere organisaties die aantoonbaar voldoen aan de volgende eisen:

  • a. in Nederland gevestigd,

  • b. rechtspersoonlijkheid naar Nederlands recht,

  • c. niet op het maken van winst gericht,

  • d. naar statutaire doelstelling, beleid, feitelijke werkzaamheden en bestedingspatroon geheel of overwegend geheel of overwegend gericht op structurele armoedebestrijding in de zin van artikel 2,

  • e. beschikt over ervaring over een tijdvak van twee of meer jaren op het terrein van structurele armoedebestrijding,

  • f. is verankerd in de Nederlandse samenleving,

  • g. beschikt over samenwerkingsrelaties met een breed en pluriform scala van particuliere organisaties of groepen op meerdere continenten en per continent binnen meerdere landen, zowel binnen ontwikkelingslanden als in ontwikkelde landen, waaronder Nederland,

  • h. draagt zorg voor een doelgerichte en doelmatige uitvoering van haar werkzaamheden en beschikt daartoe over een afdoende professionele staf en een hoogwaardige bedrijfsvoering,

  • i. is bereid en in staat om in samenwerking met andere krachtens deze regeling gesubsidieerde instellingen een stelsel van kwaliteitszorg te ontwikkelen en toe te passen,

  • j. legt periodiek en stelselmatig verantwoording af aan leden, donateurs en andere financiers en aan de organisaties en groepen waarmee de organisatie samenwerkingsrelaties onderhoudt over de realisatie van haar doelstellingen, de bereikte resultaten, de uitvoering van haar werkzaamheden, de besteding van haar middelen en het voorgenomen beleid van de organisatie, mede in het licht van de uitkomsten van het stelsel van kwaliteitszorg, bedoeld in onderdeel i.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 3 Aanvragen kunnen tot uiterlijk 15 april in het jaar voorafgaand aan het subsidietijdvak bij de minister worden ingediend.

  • 4 De minister legt de tijdig en volledig ingediende aanvragen om subsidie voor aan een adviescommissie.

  • 5 De commissie bestaat uit zeven leden. De minister benoemt de leden en wijst uit hun midden een voorzitter aan, gehoord de op grond van deze regeling gesubsidieerde organisaties.

  • 6 De minister draagt zorg dat de commissie zo is samengesteld dat een onafhankelijke en deskundige oordeelsvorming gewaarborgd is.

  • 7 De minister voegt aan de commissie een secretariaat toe. Het secretariaat staat onder leiding van een secretaris. De minister stelt de commissie in de gelegenheid een voordracht voor de benoeming van de secretaris te doen.

  • 8 De commissie stelt de minister uiterlijk vier maanden voorafgaand aan het subsidietijdvak in kennis van haar advies omtrent de ingediende aanvragen in het licht van de artikelen 2 en 3 en de door de minister bij de toepassing van artikel 1.1.7, derde lid, van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken bekendgemaakte maatstaven, alsmede omtrent de omvang van de aan de afzonderlijke subsidieaanvragers te verlenen subsidie en de aan de subsidieverlening te verbinden verplichtingen.

  • 9 De minister beslist uiterlijk twee maanden voorafgaand aan het subsidietijdvak.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Onverminderd het overigens bij of krachtens de wet bepaalde omvat de subsidieaanvraag naast een jaarplan en een jaarbegroting als bedoeld in de artikelen 1.2.2 en 1.2.3 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken in elk geval een bedrijfsplan waarin de aanvrager zijn beleid, beoogde doelstellingen, resultaten , activiteiten en financiële raming voor het subsidietijdvak uiteenzet. De aanvrager besteedt daarbij aandacht aan de onderlinge samenhang van alle werkzaamheden en geeft inzicht in doeltreffendheid, doelmatigheid en beheersbaarheid.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Deze regeling vindt voor de eerste maal toepassing met het oog op subsidieverlening voor het subsidietijdvak dat aanvangt met ingang van 1 januari 2003. Het overleg, bedoeld in artikel 4, derde lid, voert de minister met de op het tijdstip van inwerkingtreding krachtens hoofdstuk II, afdeling 6, paragraaf 1, van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken gesubsidieerde organisaties.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling algemene organisaties voor ontwikkelingssamenwerking.

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 18 december 2001

De

Minister

voor Ontwikkelingssamenwerking,

E. Herfkens