Hoofdstuk 2. Indicatiecriteria
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
§ 1. Cluster 2
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Artikel 3. Indicatiecriteria dove kinderen
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Een leerling is toelaatbaar tot het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal
onderwijs aan dove kinderen, onverminderd artikel 6, indien op basis van audiologisch onderzoek zo nodig aangevuld met logopedisch en
psychodiagnostisch onderzoek, is vastgesteld:
-
a.
een gehoorstoornis van 80 decibel of meer bij het beste oor zonder gehoortoestel of
-
b.
een gehoorstoornis tussen 70 decibel en 80 decibel bij het beste oor zonder gehoortoestel
waarbij de leerling kennelijk dooffunctionerend is.
Artikel 4. Indicatiecriteria slechthorende kinderen
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Een leerling is toelaatbaar tot het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal
onderwijs aan slechthorende kinderen, onverminderd artikel 6, indien:
-
a. op basis van audiologisch, logopedisch en psychodiagnostisch onderzoek is vastgesteld
een gehoorstoornis tussen 35 decibel en 80 decibel bij het beste oor zonder gehoortoestel,
niet zijnde een gehoorstoornis als bedoeld in artikel 3, onder b.;
-
b. sprake is van een ernstige structurele beperking in de onderwijsparticipatie die blijkt
uit:
-
1. een leerachterstand als bedoeld in artikel 12, onder a.;
-
2. het ontbreken van algemene leervoorwaarden, bedoeld in artikel 12, onder b. 1°, of
-
3. een zeer geringe communicatieve redzaamheid als bedoeld in artikel 12, onder c. en
-
c. de zorg vanuit het regulier onderwijs als bedoeld in artikel 13 onvoldoende effect
heeft gesorteerd of zal kunnen sorteren, en de ondersteuning als bedoeld in artikel
13 deelname aan het regulier onderwijs niet mogelijk maakt.
Artikel 5. Indicatiecriteria kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Een leerling is toelaatbaar tot het speciaal onderwijs aan kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden,
indien:
-
a. op basis van logopedisch en psychodiagnostisch onderzoek, zo nodig aangevuld met audiologisch
onderzoek, is vastgesteld voor kinderen tot en met 7 jaar een spraak- of taalstoornis
op het gebied van spraakproductie, bij welke stoornis uit tests een achterstand in
spraakontwikkeling van meer dan twee standaarddeviaties blijkt; en op het gebied van
spraakperceptie, grammaticale kennisontwikkeling, of lexicale en semantische kennisontwikkeling,
bij welke stoornis uit tests op tenminste een van de drie genoemde gebieden een achterstand
in spraak-taalontwikkeling van meer dan anderhalve standaarddeviatie blijkt. Voor
kinderen van 8 jaar of ouder een spraak- of taalstoornis op het gebied van spraakperceptie,
grammaticale kennisontwikkeling, en lexicale en semantische kennisontwikkeling, bij
welke stoornis uit tests op tenminste twee van de drie genoemde gebieden een achterstand
in spraak-taalontwikkeling van meer dan anderhalve standaarddeviatie blijkt;
-
b. gerichte spraak- of taaltherapie van een half jaar geen vooruitgang heeft opgeleverd,
ofwel een ernstige stoornis volgens het classificatiesysteem ICF, DSM-IV of ICD-10
is vastgesteld die de beperking, bedoeld onder c, negatief beïnvloedt;
-
c. sprake is van een ernstige structurele beperking in de onderwijsparticipatie die blijkt
uit:
-
1. een leerachterstand als bedoeld in artikel 12, onder a. 1°;
-
2. het ontbreken van algemene leervoorwaarden, bedoeld in artikel 12, onder b. 1°, of
-
3. een zeer geringe communicatieve redzaamheid als bedoeld in artikel 12, onder c. en
-
d. de zorg vanuit het regulier onderwijs als bedoeld in artikel 13 onvoldoende effect
heeft gesorteerd of zal kunnen sorteren, en de ondersteuning als bedoeld in artikel
13 deelname aan het regulier onderwijs niet mogelijk maakt.
Een leerling is tevens toelaatbaar tot het onderwijs, bedoeld in het eerste lid, aanhef, indien:
-
a. op basis van logopedisch en psychodiagnostisch onderzoek, zo nodig aangevuld met audiologisch
onderzoek, is vastgesteld een ernstige communicatieve incompetentie die tot uitdrukking
komt in sociaal inadequaat taalgebruik in samenhang met een stoornis op lexicaal-semantisch
gebied;
-
b. sprake is van een ernstige structurele beperking als bedoeld in het eerste lid, onder
c. en
-
c. de zorg vanuit het regulier onderwijs als bedoeld in artikel 13 onvoldoende effect
heeft gesorteerd of zal kunnen sorteren, en de ondersteuning als bedoeld in artikel
13 deelname aan het regulier onderwijs niet mogelijk maakt.
Artikel 6. Indicatiecriteria meervoudig gehandicapte kinderen cluster 2
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Een leerling is toelaatbaar tot het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal
onderwijs aan meervoudig gehandicapte dove kinderen binnen cluster 2 indien:
-
a. op basis van audiologisch en logopedisch onderzoek is vastgesteld een gehoorstoornis
van meer dan 70 decibel bij het beste oor zonder gehoortoestel en
-
b. op basis van psychodiagnostisch onderzoek dat individueel is afgenomen en rekening
houdt met de kenmerken van de leerling, is vastgesteld een non-verbale intelligentiequotiënt
lager dan 70.
Een leerling is tevens toelaatbaar tot het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal
onderwijs aan meervoudig gehandicapte slechthorende kinderen binnen cluster 2 indien:
-
a. op basis van audiologisch en logopedisch onderzoek is vastgesteld een gehoorstoornis
tussen 35 decibel en 71 decibel bij het beste oor zonder gehoortoestel en
-
b. wordt voldaan aan het eerste lid, onder b.
§ 2. Cluster 3
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Artikel 7. Indicatiecriteria zeer moeilijk lerende kinderen
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Een leerling is toelaatbaar tot het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal
onderwijs aan zeer moeilijk lerende kinderen, onverminderd artikel 10, indien:
-
a. op basis van psychodiagnostisch onderzoek dat individueel is afgenomen en rekening
houdt met de kenmerken van de leerling, is vastgesteld een intelligentiequotiënt lager
dan 60, niet zijnde een diepe of ernstige stoornis als bedoeld in artikel 10, eerste lid, en
-
b. sprake is van een zeer geringe sociale redzaamheid als bedoeld in artikel 12, onder
d.
Een leerling is tevens toelaatbaar tot het onderwijs, bedoeld in het eerste lid, aanhef, indien:
-
a. op basis van psychodiagnostisch onderzoek dat individueel is afgenomen en rekening
houdt met de kenmerken van de leerling, is vastgesteld een intelligentiequotiënt tussen
59 en 70;
-
b. een ernstige stoornis volgens het classificatiesysteem ICF, DSM-IV of ICD-10 is vastgesteld
die de beperking, bedoeld onder c, negatief beïnvloedt;
-
c. sprake is van een ernstige structurele beperking in de onderwijsparticipatie die blijkt
uit:
-
1. een leerachterstand als bedoeld in artikel 12, onder a., ofwel het ontbreken van algemene
leervoorwaarden als bedoeld in artikel 12, onder b. 1°, en
-
2. een zeer geringe sociale redzaamheid als bedoeld in artikel 12, onder c., en
-
d. de zorg vanuit het regulier onderwijs als bedoeld in artikel 13 onvoldoende effect
heeft gesorteerd of zal kunnen sorteren, en de ondersteuning als bedoeld in artikel
13 deelname aan het regulier onderwijs niet mogelijk maakt.
Artikel 8. Indicatiecriteria lichamelijk gehandicapte kinderen
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Een leerling is toelaatbaar tot het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal
onderwijs aan lichamelijk gehandicapte kinderen, onverminderd artikel 10, indien:
-
a. op basis van medisch onderzoek is vastgesteld een of meer stoornissen in structuur
of in functie die gepaard gaan met stoornissen in de motorische functies;
-
b. sprake is van een ernstige structurele beperking in de onderwijsparticipatie die blijkt
uit:
-
1. een leerachterstand als bedoeld in artikel 12, onder a.;
-
2. het ontbreken van algemene leervoorwaarden als bedoeld in artikel 12, onder b. 1°;
-
3. schoolverzuim als bedoeld in artikel 12, onder f., of
-
4. een zeer geringe zelfredzaamheid als bedoeld in artikel 12, onder e., en
-
c. de zorg vanuit het regulier onderwijs als bedoeld in artikel 13 onvoldoende effect
heeft gesorteerd of zal kunnen sorteren, en de ondersteuning als bedoeld in artikel
13 deelname aan het regulier onderwijs niet mogelijk maakt.
Artikel 9. Indicatiecriteria langdurig zieke kinderen met een lichamelijke handicap
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Een leerling is toelaatbaar tot het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal
onderwijs aan langdurig zieke kinderen met een lichamelijke handicap indien:
-
a. op basis van psychodiagnostisch en medisch onderzoek is vastgesteld:
-
1. een chronische somatische stoornis;
-
2. een chronische centrale of chronische perifere neurologische stoornis of
-
3. een chronische psychosomatische stoornis; die niet in hoofdzaak leiden tot een stoornis
in motorische functies;
-
b. sprake is van een ernstige structurele beperking in de onderwijsparticipatie die blijkt
uit:
-
1. een leerachterstand als bedoeld in artikel 12, onder a.;
-
2. het ontbreken van algemene leervoorwaarden als bedoeld in artikel 12, onder b. 1°;
-
3. structureel schoolverzuim als bedoeld in artikel 12, onder f., of
-
4. een zeer geringe zelfredzaamheid als bedoeld in artikel 12, onder e., en
-
c. de zorg vanuit het regulier onderwijs als bedoeld in artikel 13 onvoldoende effect
heeft gesorteerd of zal kunnen sorteren, en de ondersteuning als bedoeld in artikel
13 deelname aan het regulier onderwijs niet mogelijk maakt.
Artikel 10. Indicatiecriteria meervoudig gehandicapte kinderen cluster 3
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Een leerling is toelaatbaar tot het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal
onderwijs aan meervoudig gehandicapte kinderen binnen cluster 3 indien op basis van
psychodiagnostisch onderzoek is vastgesteld een diepe stoornis in de intellectuele
ontwikkeling, of een ernstige stoornis in de intellectuele ontwikkeling met bijbehorend
zeer beperkt gedragsrepertoir en bijkomende medische of gedragsproblematiek.
Een leerling is tevens toelaatbaar tot het onderwijs, bedoeld in het eerste lid, indien:
-
a. op basis van psychodiagnostisch onderzoek dat individueel is afgenomen en rekening
houdt met de kenmerken van de leerling, is vastgesteld een intelligentiequotiënt lager
dan 70 en
-
b. de leerling tevens toelaatbaar zou zijn tot het onderwijs, bedoeld in artikel 8.
§ 4. Overige bepalingen
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Artikel 12. Beperkingen in de onderwijsparticipatie
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Onder beperkingen in de onderwijsparticipatie in de zin van deze regeling worden verstaan:
-
a. een leerachterstand in het basis- of het voortgezet onderwijs, blijkend uit resultaten
zoals gerapporteerd in het onderwijskundig rapport, zodanig dat de prestaties van
de leerling:
-
1. in het basisonderwijs in vergelijking met de prestaties van leerlingen van de overeenkomstige
didaktische leeftijdsgroep, behoren tot de 10 procent zwakste prestaties of een discrepantie
van meer dan 25 procent is vastgesteld tussen de didaktische leeftijd en didaktische
leeftijdsequivalent op twee van de drie volgende terreinen: voor groep 1 en 2 voorbereidend
lezen, spellen en rekenen en voor groep 3 en hoger rekenen, technisch lezen of spellen,
en begrijpend lezen;
-
2. in het voortgezet onderwijs in vergelijking met de prestaties van leerlingen in de
overeenkomstige didaktische leeftijdsgroep waarin de leerling is ingestroomd op twee
van de drie volgende terreinen: spreekvaardigheid op het gebied van de (moderne vreemde)
talen, schrijfvaardigheid op het gebied van de (moderne vreemde) talen en vaardigheden
op het gebied van de exacte vakken. Indien de vaststelling van het prestatieniveau
uit het basisonderwijs niet ouder is dan 6 maanden, dan kan a. ten eerste worden toegepast;
-
b. het ontbreken van algemene leervoorwaarden, blijkend uit gegevens van zorg- of hulpverleningsinstanties
of het onderwijskundig rapport zodanig dat sprake is van:
-
1. ernstige tekortkomingen op het gebied van de werkhouding, zelfstandigheid, taakgerichtheid,
aandacht, motivatie en instructiegevoeligheid bij de leerling die nog niet eerder
het regulier onderwijs volgde, en welke eigenschappen noodzakelijk zijn om te kunnen
deelnemen aan dat onderwijs en
-
2. ernstige tekortkomingen in verband met het gedrag op het gebied van de werkhouding,
zelfstandigheid, taakgerichtheid, aandacht, motivatie en instructiegevoeligheid of
ernstige problemen in de interactie met het onderwijsgevend personeel of ernstig storend
gedrag ten aanzien van het onderwijsleerproces van medeleerlingen, waarbij de genoemde
gedragsproblemen manifest zijn gedurende een jaar, zich niet beperken tot een bepaalde
situatie, weinig of niet worden beïnvloed door op de problemen gerichte aanpak en
afspraken, en niet te verklaren zijn uit de omstandigheden van de leerling;
-
c. een zeer geringe communicatieve redzaamheid, blijkend uit resultaten zoals gerapporteerd
in het onderwijskundig rapport of die op basis van psychodiagnostisch onderzoek is
vastgesteld, zodanig dat de leerling een zeer beperkt vermogen heeft om wederkerig
te communiceren met behulp van woord en gebaar en dit beperkte vermogen zich manifesteert
in gesprekken in alle situaties vanaf de periode dat de leerling leerde spreken en
niet is te verklaren uit de omstandigheden van de leerling;
-
d. een zeer geringe sociale redzaamheid, die op basis van psychodiagnostisch onderzoek
is vastgesteld, waarbij de resultaten van de leerling in verband met een verstandelijke
beperking op het gebied van zelfredzaamheid, verbale communicatie en sociale omgang
meer dan twee standaarddeviaties onder het gemiddelde ligt;
-
e. een zeer geringe zelfredzaamheid, die op basis van psychodiagnostisch onderzoek is
vastgesteld, waarbij de leerling ook met gebruikmaking van technische hulpmiddelen
voor de algemene dagelijkse levensverrichtingen afhankelijk is van een ander;
-
f. structureel verzuim, blijkend uit het onderwijskundig rapport, waarbij de leerling
25 procent van de verplichte onderwijstijd verzuimt door de stoornis of in verband
met de benodigde zorg terzake van de stoornis;
-
g. extreem gedrag waarbij, op basis van psychodiagnostisch onderzoek blijkt dat de leerling
een gevaar voor zichzelf of voor anderen is, de leerling zelfverwondend of suïcidaal
gedrag vertoont, lijdt aan ernstige depres-
sie, extreem fysiek of extreem verbaal agressief gedrag vertoont, waarbij dit gedrag
zich niet beperkt tot een bepaalde situatie en weinig of niet worden beïnvloed door
op de problemen gerichte aanpak en afspraken.
Artikel 13. Zorg binnen regulier onderwijs en onder-steuning uit de zorgsector
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Onder zorg in de zin van deze regeling wordt verstaan de extra zorg vanuit de zorgstructuur
van het regulier onderwijs, afgestemd op de behoeften van de leerling van tenminste
een half jaar, blijkend uit het onderwijskundig rapport:
-
1. voor die leerling die was ingeschreven op een school als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs en voor zover voor de leerling geen leerlinggebonden budget beschikbaar was;
-
2. voor die leerling die was ingeschreven op een school als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs en voor zover voor de leerling geen leerlinggebonden budget beschikbaar was, of
-
3. voor die leerling die niet eerder was ingeschreven op een reguliere school.
Onder ondersteuning in de zin van deze regeling wordt verstaan de ondersteuning van
zorg- en hulpverleningsinstanties, die redelijkerwijs voor de desbetreffende stoornis
beschikbaar is voor diegene die niet beschikt over een leerlinggebonden budget.
Artikel 14. Samenloop enkelvoudige handicaps
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Indien een leerling op grond van de artikelen 3, 4, 5, 7 tot en met 11 toelaatbaar zou zijn tot meer dan een onderwijssoort of toelaatbaar
zou zijn tot zowel een onderwijssoort als tot cluster 4, dan wordt de leerling toelaatbaar
verklaard tot de onderwijssoort of het cluster, bedoeld in het tweede lid en het derde
lid.
Indien de samenloop in de zin van het eerste lid, in ieder geval betreft:
-
a. het onderwijs aan dove kinderen dan wel het onderwijs aan slechthorende kinderen:
het onderwijs aan dove, respectievelijk het onderwijs aan slechthorende kinderen;
-
b. het onderwijs aan zeer moeilijk lerende kinderen: het onderwijs aan zeer moeilijk
lerende kinderen en
-
c. cluster 4, niet betreffende een samenloop als bedoeld onder a en b: cluster 4.
Bij samenloop anders dan bedoeld in het tweede lid, beoordeelt de commissie voor de
indicatiestelling op basis van de handicaps of de leerling toelaatbaar is tot een
van de onderwijssoorten of tot cluster 4.
Artikel 15. Beredeneerde afwijking
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Een leerling bij wie een stoornis is vastgesteld die gepaard gaat met een structurele
beperking in de onderwijsparticipatie die niet leidt tot toelaatbaarheid op grond
van de artikelen 3 tot en met 13, is eveneens toelaatbaar tot een van de onderwijssoorten in cluster
2 of 3, dan wel tot cluster 4 indien de ernst van de stoornis en de beperking in de
onderwijsparticipatie vergelijkbaar zijn met die van de op grond van artikel 3 tot en met 11 toelaatbare leerlingen. De aard van de stoornis(sen) en de aard van
de beperking in de onderwijsparticipatie zijn in dat geval bepalend voor de onderwijssoort
waarvoor de leerling toelaatbaar is.
Een leerling bij wie een progressieve stoornis is vastgesteld die niet leidt tot toelaatbaarheid
op grond van de artikelen 3 tot en met 13, is toelaatbaar tot een van de onderwijssoorten in cluster 2 of 3,
dan wel tot cluster 4 indien zich als gevolg van die stoornis, een structurele beperking
in de onderwijsparticipatie als bedoeld in artikel 12, zal voordoen binnen zes tot
twaalf maanden na indiening van het verzoek, bedoeld in artikel 28c, eerste lid, aanhef,
van de wet. De progressieve stoornis is in dat geval bepalend voor de onderwijssoort
waartoe de leerling toelaatbaar is.
Artikel 16. Voorschriften voor het vaststellen van stoor nis en beperking
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Voor het vaststellen van de stoornissen en beperkingen genoemd in de artikelen 3 tot en met 12 worden betrouwbare onderzoeksgegevens gebruikt, die waar mogelijk geclassificeerd
zijn op basis van de classificatiesystemen ICF, DSM-IV of ICD-10.
De onderzoeksgegevens bedoeld in het eerste lid zijn betrouwbaar als:
-
a. het onderzoek is uitgevoerd door een daartoe bevoegde deskundige;
-
b. het onderzoek is uitgevoerd met een door de beroepsgroep als geschikt aangemerkt onderzoeks-instrumentarium
en
-
c. gegevens bij indiening van het verzoek op grond van artikel 28c, het eerste en tweede
lid, van de wet niet ouder zijn dan een jaar.
Waar mogelijk worden reeds beschikbare onderzoeksgegevens, bedoeld in het eerste lid,
gebruikt uit de gezondheidszorg, jeugdzorg, justitie, het zorgcircuit van het onderwijs
of de schoolbegeleiding.