-
1º. een kredietinstelling die ingevolge artikel 52, tweede lid, onderdelen a, b, c of d van de wet is ingeschreven;
-
2º. een verzekeraar die ingevolge artikel 9, eerste lid, onderdelen a of b, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf
1993 is ingeschreven;
-
3º. een verzekeraar die ingevolge artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf is ingeschreven;
-
4º. een effecteninstelling die ingevolge artikel 21, eerste lid, eerste volzin, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 is ingeschreven;
-
5º. een beleggingsinstelling die ingevolge artikel 18, eerste lid, onderdeel a, van de Wet toezicht beleggingsinstellingen is ingeschreven;
-
6º. een bedrijfstakpensioenfonds, een ondernemingspensioenfonds, een ondernemingsspaarfonds
of een beroepspensioenfonds als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdelen b, c, d onderscheidenlijk l, van de Pensioen- en
spaarfondsenwet;
-
7º. een beleggingsinstelling die ingevolge artikel 1 of 2 van de Regeling van de Minister
van Financiën van 9 oktober 1990 tot uitvoering van artikel 14 Wet toezicht beleggingsinstellingen
(Stcrt. 198) is vrijgesteld van die wet;
-
8º. de Staat der Nederlanden, de Nederlandsche Bank NV, een tot een centrale overheid
behorend buitenlands overheidslichaam, een centrale bank, een openbaar lichaam als
bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Wet financiering decentrale overheden, dan wel een daarmee vergelijkbaar decentraal overheidslichaam in een andere staat,
een internationale verdragsorganisatie of een supranationale publiekrechtelijke instelling;
-
9º. een onderneming of instelling waarvan de waarde van de activa volgens de balans per
ultimo van het jaar voorafgaand aan het ter beschikking stellen van de opvorderbare
gelden € 500.000.000 of meer bedraagt;
-
10º. een onderneming, instelling of natuurlijke persoon met een netto eigen vermogen dat
per ultimo van het jaar voorafgaand aan het ter beschikking stellen van de opvorderbare
gelden € 10.000.000 of meer bedraagt en die ten minste gedurende twee aaneengesloten
jaren voorafgaand aan het ter beschikking stellen van de opvorderbare gelden, gemiddeld
twee keer per maand actief is geweest op de financiële markten;
-
11º. een onderneming of instelling, anders dan bedoeld onder 1° tot en met 6°, die het
bedrijf van kredietinstelling, verzekeraar, effecteninstelling, beleggingsinstelling,
bedrijfstakpensioenfonds, ondernemingpensioenfonds, ondernemingsspaarfonds of beroepspensioenfonds
uitoefent in een andere Lid-Staat, Hongarije, Monaco, Polen, Porto Rico, Saoedi-Arabië,
Slowakije, Tsjechië, Turkije, Zuid-Korea, de Verenigde Staten van Amerika, Japan,
Australië, Canada, Mexico, Nieuwzeeland of Zwitserland indien op die onderneming of
instelling toezicht wordt uitgeoefend;
-
12º. een dochtermaatschappij van een onder 1° tot en met 6° of 11° genoemde onderneming
of instelling, waarop toezicht wordt uitgeoefend;
-
13º. een onderneming of instelling die een waardering heeft van een naar het oordeel van
de Bank deskundige kredietbeoordelaar of die effecten uitgeeft die voorzien zijn van
een waardering van een naar het oordeel van de Bank deskundige kredietbeoordelaar.