Regeling bestrijding schadelijke organismen

Geraadpleegd op 23-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2010.
Geldend van 01-07-2010 t/m 31-12-2014

Regeling bestrijding schadelijke organismen

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Gelet op artikel 17 van het Besluit bestrijding schadelijke organismen;

Besluit:

Paragraaf 1. Definitiebepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister:

minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

b. besluit:

Besluit bestrijding schadelijke organismen;

c. richtlijn 2007/33/EG:

richtlijn 2007/33/EG van de Raad van de Europese Unie van 11 juni 2007 betreffende de bestrijding van het aardappelcysteaaltje en houdende intrekking van Richtlijn 69/465/EG (PbEU L 156).

Paragraaf 2. Algemene bepalingen

Artikel 2

De minister kan in de gevallen, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van het besluit:

  • a. teeltverboden of bewaarverboden opleggen voor een bepaald terrein of perceel of een bepaalde ruimte, voor bepaalde of onbepaalde tijd;

  • b. aanwijzingen geven voor het telen of bewaren op een bepaald terrein of perceel of in een bepaalde ruimte, voor bepaalde of onbepaalde tijd.

Paragraaf 3. Bepalingen inzake aardappelmoeheid

Artikel 2c

Als gevallen als bedoeld in artikel 12b, tweede lid, van het besluit, worden aangewezen:

  • a. de situatie waarin een teler op een terrein planten, genoemd in bijlage 2, onderdeel 1, teelt, voor zover:

    • 1°. de geoogste pootaardappelen de daaruit in volgende seizoenen vermeerderde pootaardappelen niet in de handel worden gebracht en uiteindelijk worden gepoot voor de teelt van consumptie- of zetmeelaardappelen, en

    • 2°. de geoogste pootaardappelen en de daaruit in volgende seizoenen vermeerderde pootaardappelen binnen het in bijlage 3 beschreven gebied worden gepoot binnen het bedrijf van de teler;

  • b. de situatie waarin een teler op een terrein planten, genoemd in bijlage 2, onderdelen 2, 3 en 4, teelt, voor zover:

    • 1°. de geoogste planten en de daaruit in volgende seizoenen vermeerderde planten niet in de handel worden gebracht en uiteindelijk worden geplant voor de teelt van sierteeltproducten of consumptieve producten, en

    • 2°. de geoogste planten en de daaruit in volgende seizoenen vermeerderde planten binnen het in bijlage 3 beschreven gebied worden geplant binnen het bedrijf van de teler;

  • c. de situatie waarin een teler op een terrein planten, genoemd in bijlage 2, onderdelen 3 en 4, teelt, voor zover de geoogste planten voordat ze in de handel worden gebracht, onverminderd het bepaalde in de Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten, dusdanig worden gespoeld of geborsteld dat de aanhangende grond is verwijderd;

  • d. de situatie waarin een teler op een perceel ten aanzien waarvan een beslissing op grond van artikel 2 is genomen, planten, genoemd in bijlage 2, onderdelen 3 en 4, teelt, voor zover:

    • 1°. de beslissing op grond van artikel 2 dit toestaat, en

    • 2°. de geoogste planten voordat ze in de handel worden gebracht, onverminderd het bepaalde in de Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten, dusdanig worden gespoeld of geborsteld dat de aanhangende grond is verwijderd;

  • e. de situatie waarin een teler op een terrein planten, genoemd in bijlage 2, onderdeel 4, teelt, voor zover de geoogste planten, onverminderd het bepaalde in de Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten, bestemd zijn voor de verkoop aan particuliere eindgebruikers die niet betrokken zijn bij de bedrijfsmatige planten- en snijbloementeelt en deze bestemming op de verpakking van de planten staat aangegeven.

Artikel 2d

  • 1 Ten behoeve van het geven van aanwijzingen op grond van artikel 2, onderdeel b, inzake het telen of bewaren stelt Onze Minister ieder jaar op basis van overeenkomstig bijlage IV, deel II, bij richtlijn 2007/33/EG uitgevoerd onderzoek een lijst aardappelrassen met het bijbehorende resistentieniveau als bedoeld in bijlage IV, deel I, bij richtlijn 2007/33/EG, vast.

  • 2 De lijst aardappelrassen met bijbehorend resistentieniveau wordt gepubliceerd in de Staatscourant.

  • 3 Verzoeken tot opname in de lijst worden ingediend bij de Plantenziektenkundige Dienst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden gepubliceerd.

's-Gravenhage, 9 augustus 2002

De

Minister

van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

C.P. Veerman

Bijlage 1. (artikel 2a)

1. Perceel dat vrij kan worden geacht van de aanwezigheid van het aardappelcysteaaltje

  • a. Indien een grondoppervlak is onderzocht overeenkomstig bijlage II bij richtlijn 2007/33/EG, en geen aardappelcysteaaltjes zijn aangetroffen, wordt de locatie en de grootte van een perceel als volgt vastgesteld:

    Het perceel is het onderzochte grondoppervlak waar geen aardappelcysteaaltjes zijn gevonden, in voorkomend geval verminderd met het grondoppervlak dat op basis van het bepaalde onder 2 behoort tot een besmet perceel.

  • b. Indien ten aanzien van een grondoppervlak onderzoek heeft plaatsgevonden overeenkomstig bijlage III, deel I, bij richtlijn 2007/33/EG, en het grondoppervlak voldoet aan de voorwaarden, genoemd in bijlage III, deel I, eerste gedachtestreepje of tweede gedachtestreepje, bij richtlijn 2007/33/EG, wordt de locatie en de grootte van een perceel als volgt vastgesteld:

    Het perceel is het grondoppervlak dat voldoet aan de voorwaarden, genoemd in bijlage III, deel I, eerste gedachtestreepje of tweede gedachtestreepje, bij richtlijn 2007/33/EG, in voorkomend geval verminderd met het grondoppervlak dat op basis van het bepaalde onder 2 behoort tot een besmet perceel.

2. Perceel dat besmet moet worden geacht met het aardappelcysteaaltje

Indien een grondoppervlak is onderzocht overeenkomstig bijlage II bij richtlijn 2007/33/EG, en het aardappelcysteaaltje is daarbij aangetroffen, wordt de locatie en de grootte van een perceel als volgt vastgesteld:

Het perceel is het onderzochte grondoppervlak waarin de besmetting is gevonden, in de bewerkingsrichting aangevuld over een lengte van honderdelf meter en haaks op de bewerkingsrichting aangevuld over een breedte van zestien meter, of zoveel minder voor zover wordt gestuit op een bestendige fysieke begrenzing van het grondoppervlak of bestendige gebruikersgrens.

Indien de afstand tussen twee op deze wijze bepaalde besmette grondoppervlakken minder dan zevenentwintig meter bedraagt, wordt ook het tussenliggende grondoppervlak gerekend tot het perceel, tenzij de twee grondoppervlakken worden gescheiden door een bestendige fysieke begrenzing van het grondoppervlak of bestendige gebruikersgrens.

Indien op grond van het bovenstaande de locatie en de grootte van een besmet perceel is bepaald en een onderzocht grondoppervlak resteert dat zeer beperkt in omvang is, kan dit oppervlak vanwege uitvoeringstechnische redenen tot het besmette perceel worden gerekend.

Bijlage 2. (artikel 2b)

Onderdeel 1:

Solanum tuberosum,

voor zover ze zijn bestemd voor de teelt van pootaardappelen.

Onderdeel 2:

Capsicum spp.,

Lycopersicon lycopersicum (L.) Karsten ex Farw.,

Solanum melongena L,

voor zover ze zijn bestemd voor opplant.

Onderdeel 3:

Allium porrum L.,

Beta vulgaris L.,

Brassica spp.,

Fragaria L.,

Asparagus officinalis L.

voor zover ze zijn bestemd voor opplant.

Onderdeel 4:

Allium ascalonicum L.,

Allium cepa L.,

Dahlia spp.,

Gladiolus Tourn.Ex L.,

Hyacinthus spp.,

Iris spp.,

Lilium spp.,

Narcissus L.,

Tulipa L.,

voor zover ze zijn bestemd voor opplant.