Stb. 2006, 685, datum inwerkingtreding 16-02-2007, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2007.
Buitenlands belastingplichtige dochtermaatschappij waarop de deelnemingsvrijstelling
van toepassing is
1 Met betrekking tot de deelneming van een maatschappij in een buitenlandse belastingplichtige
die als dochtermaatschappij deel gaat uitmaken van een fiscale eenheid met die maatschappij,
blijft voor het gehele belang sprake van een deelneming waarop de regelingen inzake
de deelnemingsvrijstelling, uitsluitingen van de deelnemingsvrijstelling en alle regelingen
die daarmee verband houden onverminderd van toepassing zijn als ware er geen fiscale
eenheid.
2 Onverminderd het eerste lid is artikel 15 van de wet onverkort van toepassing met
betrekking tot schuldverhoudingen tussen een buitenlands belastingplichtige maatschappij
en een andere maatschappij die deel uitmaakt van dezelfde fiscale eenheid.
3 Onverminderd het eerste lid, is artikel 13c, derde lid, van de wet van overeenkomstige
toepassing op een deelneming als bedoeld in het eerste lid.
4 Het opgeofferde bedrag voor een deelneming als bedoeld in het eerste lid, wordt slechts
in aanmerking genomen voorzover de belastingplichtige aannemelijk maakt dat dit bedrag
in absolute zin uitgaat boven de aan de buitenlands belastingplichtige dochtermaatschappij
sinds de voeging toe te rekenen winst van de fiscale eenheid, indien die per saldo
uitkomt op een negatief bedrag.
5 Artikel 13d, achtste lid, van de wet, is niet van toepassing bij de ontvoeging van
een deelneming als bedoeld in het eerste lid. Een beperking van het in aanmerking
nemen van het opgeofferde bedrag op de voet van het vierde lid blijft onverminderd
van toepassing na de ontvoeging van die deelneming.
6 Voor de toepassing van artikel 13d van de wet met betrekking tot een deelneming als
bedoeld in het eerste lid of een deelneming die voorheen kwalificeerde als een deelneming
als bedoeld in het eerste lid, wordt de in de jaren, bedoeld in artikel 13d, derde
lid, van de wet aan de buitenlands belastingplichtige dochtermaatschappij toe te rekenen
winst van de fiscale eenheid geacht mede als positief voordeel uit hoofde van de deelneming
te zijn genoten, indien deze winst per saldo uitkomt op een positief bedrag. De vorige
volzin is niet van toepassing voorzover de belastingplichtige aannemelijk maakt dat
hij deze winst niet feitelijk op enigerlei wijze direct of indirect als positief voordeel
uit hoofde van de deelneming heeft genoten in de jaren, bedoeld in artikel 13d, derde
lid, van de wet.
7 Bij de toepassing van het vierde en zesde lid is artikel 15ah van de wet van overeenkomstige
toepassing.
8 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de vaststelling
van het opgeofferde bedrag en de positieve voordelen met betrekking tot een deelneming
als bedoeld in het eerste lid indien meer dan één maatschappij een belang in die buitenlandse
belastingplichtige heeft of indien het belang van een maatschappij in die buitenlandse
belastingplichtige gedurende het bestaan van de fiscale eenheid is overgegaan op een
andere maatschappij.