Regeling integriteitsgevoelige functies kredietinstellingen en verzekeraars

[Regeling vervallen per 01-01-2007.]
Geraadpleegd op 10-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2004.
Geldend van 01-01-2004 t/m 31-12-2006

Regeling van De Nederlandsche Bank N.V. en de Pensioen- & Verzekeringskamer ingevolge de artikelen 22a en 30ca Wet toezicht kredietwezen 1992, de artikelen 70a en 98a Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 en artikel 31a Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf in verband met artikel 3, derde lid, en artikel 7 van het Besluit van 10 oktober 2003 (Besluit integere bedrijfsvoering kredietinstellingen en verzekeraars), Stb. 2003, 396, met betrekking tot integriteitsgevoelige functies

De Nederlandsche Bank N.V. en de Pensioen- & Verzekeringskamer,

Gelet op de artikelen 22a en 30ca Wet toezicht kredietwezen 1992, de artikelen 70a en 98a Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 en artikel 31a Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf in verband met artikel 3, derde lid, en artikel 7 Besluit integere bedrijfsvoering kredietinstellingen en verzekeraars;

Na overleg met de betrokken representatieve organisaties;

Besluiten:

Artikel 1. Definities

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 2. Beleid integriteitsgevoelige functies

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De instelling stelt beleid vast ter zake van integriteitsgevoelige functies. Het beleid omvat ten minste de kwalificatie van functies die een wezenlijk risico bevatten voor de integere bedrijfsvoering van de instelling.

  • 2 De instelling stelt beleid vast ter zake van de beoordeling van de betrouwbaarheid van een personeelslid in een integriteitsgevoelige functie. Het beleid omvat ten minste de beoordeling van de betrouwbaarheid van een personeelslid dat de instelling voornemens is te benoemen in een integriteitsgevoelige functie in het geval dat:

    • a. het personeelslid in dienst treedt;

    • b. het personeelslid reeds in dienst is en voor het eerst in een integriteitsgevoelige functie wordt benoemd of in een integriteitsgevoelige functie van een hoger niveau wordt benoemd.

Artikel 3. Administratieve en organisatorische procedures en maatregelen

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De instelling draagt zorg voor de uitwerking en implementatie van het beleid in organisatorische en administratieve procedures en maatregelen. Deze procedures en maatregelen zijn geïntegreerd in de bedrijfsprocessen en dragen bij aan een integriteitsbewuste bedrijfscultuur.

  • 2 De instelling hanteert objectieve, kenbare criteria om een functie te kwalificeren als een functie die een wezenlijk risico bevat voor de integere bedrijfsvoering van de instelling. De criteria kunnen betrekking hebben op:

    • a. de mate waarin het betrokken personeelslid de beschikking of het beheer heeft over vermogen of waarden van de instelling of van derden;

    • b. de mate waarin het betrokken personeelslid bevoegd is tot het aangaan van verplichtingen namens de instelling of al dan niet tezamen met anderen bevoegd is tot vertegenwoordiging van de instelling in en buiten rechte;

    • c. de mate waarin het betrokken personeelslid toegang heeft tot cliënt- of transactiegegevens of tot bedrijfsgevoelige informatie over de instelling of over derden;

    • d. de mate waarin het betrokken personeelslid belast is met de uitvoering van controlerende of toezichthoudende werkzaamheden ten aanzien van de administratieve organisatie en het systeem van interne controle van de instelling en de naleving van toepasselijke regelgeving en interne voorschriften.

  • 3 De organisatorische en administratieve procedures en maatregelen ter zake van de beoordeling van de betrouwbaarheid van een personeelslid omvatten ten minste:

    • a. het controleren van de identiteit van betrokkene;

    • b. het controleren van de door betrokkene verstrekte gegevens en referenties op juistheid en volledigheid;

    • c. het maken van een onderbouwde inschatting van de betrouwbaarheid van betrokkene en een beoordeling daarvan in relatie tot het bekleden van een integriteitsgevoelige functie op een gegeven niveau.

  • 4 De in het derde lid bedoelde organisatorische en administratieve procedures en maatregelen kunnen omvatten:

    • a. het inwinnen van inlichtingen omtrent de betrouwbaarheid van betrokkene bij de werkgevers van betrokkene gedurende de laatste vijf jaar;

    • b. het vragen aan betrokkene naar voorvallen uit het verleden die betekenis kunnen hebben voor het oordeel over de betrouwbaarheid van betrokkene;

    • c. het laten overleggen door betrokkene van een verklaring omtrent het gedrag in de zin van de Wet justitiële gegevens.

  • 5 Een instelling voert een zodanige administratie dat uit het dossier van een personeelslid dat is benoemd in een integriteitsgevoelige functie blijkt dat is voldaan aan het bepaalde in het derde lid, onder a, b en c.

Artikel 4. Beoordeling van externe personeelsleden

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De instelling is verantwoordelijk voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van degene die zich jegens de instelling verbindt anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaamheden in een integriteitsgevoelige functie te verrichten.

  • 2 De instelling kan de beoordeling van de betrouwbaarheid overlaten aan de werkgever van de betrokkene als bedoeld in het eerste lid onder de voorwaarde dat:

    • a. de instelling inzicht heeft inzicht in de administratieve en organisatorische procedures en maatregelen van de betrokken werkgever en heeft vastgesteld dat deze geen afbreuk doen aan de eigen administratieve en organisatorische procedures en maatregelen;

    • b. de instelling zich door middel van contractuele voorwaarden het recht voorbehoudt dat door of namens de instelling een onderzoek wordt ingesteld naar de mate van naleving van de gedelegeerde werkzaamheden.

  • 3 De instelling controleert onder alle omstandigheden zelf de identiteit van betrokkene als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 5. Het verstrekken van inlichtingen over (voormalige) personeelsleden

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Een instelling waaraan over een betrokkene inlichtingen als bedoeld in artikel 3, vijfde lid, onder a, worden gevraagd ten behoeve van een andere financiële instelling, dient:

    • a. schriftelijk te verklaren dat zij geen aanleiding heeft om aan de betrouwbaarheid van betrokkene te twijfelen dan wel, indien daartoe aanleiding bestaat,

    • b. schriftelijk inlichtingen te verstrekken en wel zodanig dat de verzoekende financiële instelling zich voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van de sollicitant een juist en zo volledig mogelijk beeld kan vormen omtrent betrokkene.

  • 2 Onverminderd het bepaalde in het eerste lid onthoudt een onder toezicht staande instelling zich van het doen van uitspraken of het afgeven van verklaringen aangaande de betrouwbaarheid van een (voormalig) personeelslid indien zij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat daarmee een onjuist beeld van de betrokkene wordt gegeven.

Artikel 6. Inwerkingtreding en overgangsbepaling

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst dan wel, indien deze datum voor 1 januari 2004 ligt, op 1 januari 2004.

  • 2 Een instelling die op datum van inwerkingtreding van deze regeling werkzaam is, voldoet op 1 juli 2004 aan het bepaalde in deze regeling.

Artikel 7. Citeertitel

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling integriteitsgevoelige functies kredietinstellingen en verzekeraars.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.