Toerekening van de passiva van de vennootschap
Indien en voorzover een gedeelte van de activa van de vennootschap niet kan gaan behoren
tot het vermogen van de onderneming die door de aandeelhouder wordt voortgezet, en
dit gedeelte tevens geen functie vervult ter dekking van verplichtingen en voorzieningen
van de vennootschap die naar hun aard niet kunnen gaan behoren tot het vermogen van
de onderneming die door de aandeelhouder wordt voortgezet, wordt dit gedeelte van
de activa geacht te zijn gefinancierd met de schulden van de vennootschap. Voor de
toerekening van de schulden aan dit gedeelte van de activa worden schulden met het
hoogste rentepercentage als eerste in aanmerking genomen. Bij de toerekening worden
de activa gewaardeerd op de waarde in het economische verkeer.
Voor de toepassing van de voorwaarde worden dividenduitkeringen welke hebben plaatsgevonden
in de aan het overgangstijdstip voorafgaande drie jaren, op het moment onmiddellijk
voorafgaand aan het overgangstijdstip, bij fictie tot het bruto bedrag aangemerkt
als activa welke geen functie vervullen binnen de onderneming die wordt voortgezet.
Voor de toepassing van de voorwaarde hoeft geen rekening te worden gehouden met dividenden
die zijn uitgekeerd voor de dagtekening van dit besluit. Het voorgaande geldt eveneens
met betrekking tot terugbetaling van op aandelen gestort kapitaal onder vermindering
van de nominale waarde van de desbetreffende aandelen bij statutenwijziging, plaatsgevonden
binnen drie jaren voorafgaand aan het overgangstijdstip.
Toelichting
Bij de geruisloze terugkeer moet worden beoordeeld welke schulden zijn toe te rekenen
aan de onderneming die door de aandeelhouder wordt voortgezet. In de voorwaarde is
gekozen voor een fictieve toerekening van de schulden. De voorwaarde bepaalt dat de
schulden worden toegerekend aan de onderneming die wordt voortgezet tenzij de vennootschap
tevens bezittingen heeft die niet kunnen gaan behoren tot de onderneming van de voortzettende
aandeelhouder, bijvoorbeeld beleggingen en overtollige liquiditeiten die geen functie
in de onderneming vervullen.
De fictieve toerekening van de schulden is ingegeven door het verschil in aftrekbaarheid
van de rentelasten bij de voortzettende aandeelhouder. Indien schulden worden toegerekend
aan de onderneming die door de aandeelhouder wordt voortgezet, is de rente op deze
schulden aftrekbaar in box 1. Schulden die verband houden met vermogensbestanddelen
die niet kunnen gaan behoren tot de onderneming die wordt voortgezet, worden of door
de vennootschap in de ontbindingsfase afgelost of door de aandeelhouder als onderdeel
van de liquidatie-uitkering overgenomen. Indien de schulden door de aandeelhouder
worden overgenomen, worden zij, nadat zij als onderdeel van de liquidatie-uitkering
zijn uitgekeerd, onderdeel van de rendementsgrondslag van het belastbare inkomen uit
sparen en beleggen in box 3 en zijn de rentelasten niet voor het werkelijke bedrag
aftrekbaar.
De schulden van de vennootschap die niet kunnen gaan behoren tot de onderneming die
wordt voortgezet, zijn te verdelen in twee categorieën. De eerste categorie betreft
de verplichtingen van de vennootschap die naar hun aard niet tot de onderneming van
de voortzettende aandeelhouder kunnen gaan behoren, zoals pensioen- en lijfrenteverplichtingen
en schulden die door vermenging teniet gaan. De tweede categorie betreft de schulden
van vennootschap die geen verband houden met de onderneming die door de aandeelhouder
wordt voortgezet.
Door de voorwaarde vindt toerekening van de beide categorieën fictief plaats. Met
de fictieve toerekening wordt beoogd de financieringslasten van de vennootschap op
praktische wijze in redelijkheid toe te rekenen aan de onderneming en de beleggingen.
Hierdoor wordt voorkomen dat in de onderneming werkzaam eigen vermogen wordt vervangen
door vreemd vermogen met renteaftrek in box 1, terwijl het voordeel uit het overige,
niet ondernemingsgebonden eigen vermogen van de vennootschap na liquidatie wordt belast
tegen het tarief van box 3.
De fictieve toerekening is in de voorwaarde als volgt vormgegeven.
Ten eerste wordt beoordeeld of de activa van de vennootschap een functie vervullen
binnen de onderneming die door de aandeelhouders wordt voortgezet. Indien dit het
geval is, worden alle schulden van de vennootschap, voorzover mogelijk, toegerekend
aan de onderneming die door de aandeelhouder wordt voortgezet.
Indien een gedeelte van de activa geen functie vervult binnen de onderneming die door
de aandeelhouder wordt voortgezet, wordt vervolgens beoordeeld of dit gedeelte dient
ter dekking van verplichtingen en voorzieningen van de vennootschap die niet kunnen
gaan behoren tot de onderneming die door de aandeelhouder wordt voortgezet. Ook in
dat geval worden alle schulden van de vennootschap, voorzover mogelijk, toegerekend
aan de onderneming die door de aandeelhouder wordt voortgezet.
Indien een gedeelte van de activa noch behoort tot het vermogen van de onderneming
die wordt voortgezet, noch dient ter dekking van verplichtingen en voorzieningen van
de vennootschap die niet kunnen gaan behoren tot het vermogen van de onderneming,
worden de rentedragende schulden van de vennootschap geacht te dienen ter financiering
van dit gedeelte van de activa. Bij deze toerekening wordt de waarde in het economische
verkeer van de activa in aanmerking genomen. De voorwaarde bepaalt dat de schuld met
het hoogste rentepercentage het eerst in aanmerking wordt genomen.
De fictieve toerekening van het vreemde vermogen van de vennootschap voorkomt discussie
in de uitvoeringspraktijk over de aanvaardbaarheid van de bij de geruisloze terugkeer
in aanmerking genomen methode van toerekening van het vreemde vermogen. De uitkomst
is redelijk te noemen, aangezien de vennootschap de niet ondernemingsgebonden bezittingen
kan aanwenden om de hier aan toegerekende schulden direct af te lossen.
Voorbeeld
Balans BV op overgangstijdstip
|
BW
|
WEV
|
|
BW
|
WEV
|
Bedrijfsmiddelen
|
160
|
180
|
Eigen vermogen
|
160
|
190
|
Beleggingspand
|
80
|
90
|
Pensioen aandeelhouder
|
60
|
60
|
Liquide middelen
|
100
|
100
|
Milieuvoorziening
|
30
|
30
|
|
|
|
Crediteuren
|
20
|
20
|
|
|
|
Lening 8%
|
10
|
10
|
|
|
|
Lening 6%
|
40
|
40
|
|
|
|
Lening aandeelhouder
|
20
|
20
|
Toerekening op grond van voorwaarde:
Stap 1:
Vervullen de activa een functie binnen de onderneming die wordt voortgezet?
De bedrijfsmiddelen vervullen naar hun aard een functie binnen de onderneming.
Tot de vermogensbestanddelen van de onderneming die wordt voortgezet behoren de volgende
passiva:
Milieuvoorziening
|
30
|
Crediteuren
|
20
|
Totaal
|
50
|
Van het totaal van de liquide middelen en het beleggingspand ad 190 wordt 50 toegerekend
aan de onderneming die wordt voortgezet. Resteert 140 niet ondernemingsgebonden activa.
Stap 2:
Dienen de niet ondernemingsgebonden activa ter dekking van verplichtingen en voorzieningen
van de vennootschap die naar hun aard niet tot het ondernemingsvermogen kunnen gaan
behoren?
De volgende passiva kunnen naar hun aard niet gaan behoren tot het vermogen van de
onderneming die wordt voortgezet:
Pensioenvoorziening
|
60
|
Lening aandeelhouder
|
20
|
Totaal
|
80
|
Van het resterende gedeelte van de beleggingen en liquide middelen ad 140 dient 80
ter dekking van verplichtingen en voorzieningen die niet kunnen gaan behoren tot het
vermogen van de onderneming die wordt voortgezet. Na deze toerekening resteert aan
niet gebonden activa 60.
Stap 3:
De schulden van de vennootschap worden toegerekend aan het resterende gedeelte van
de niet gebonden activa waarbij de schulden met het hoogste rentepercentage als eerste
in aanmerking worden genomen.
In het voorbeeld wordt het gehele bedrag aan schulden ad 50 toegerekend aan de niet
gebonden activa ad 60. De rentedragende schulden gaan derhalve niet behoren tot de
vermogensbestanddelen van de onderneming van de voortzettende aandeelhouder.
Balans BV in liquidatie na overgang
|
BW
|
WEV
|
|
BW
|
WEV
|
Beleggingspand
|
80
|
90
|
Eigen vermogen
|
0
|
10
|
Liquide middelen
|
50
|
50
|
Pensioen dga
|
60
|
60
|
|
|
|
Lening 8%
|
10
|
10
|
|
|
|
Lening 6%
|
40
|
40
|
|
|
|
Lening dga
|
20
|
20
|
De vennootschap draagt de pensioenverplichting over aan een kwalificerende verzekeraar.
De schuld van de vennootschap aan de voortzettende aandeelhouder gaat door vermenging
teniet. De liquidatie-uitkering door de vennootschap, anders dan de voortzetting van
de onderneming als bedoeld in artikel 4.16, vijfde lid, Wet Vpb, bedraagt 10 (veronderstellende
dat er gedurende de vereffening geen resultaten meer worden behaald). Deze wordt op
reguliere wijze in de aanmerkelijkbelangheffing betrokken en vervolgens betrokken
in de grondslag van box 3.
Gelet op de mogelijkheid tot het ontgaan van met de voorwaarde beoogde gevolgen, dienen
dividenduitkeringen gedaan in de drie jaren voorafgaand aan het overgangstijdstip,
bij fictie tot het bruto bedrag te worden aangemerkt als, op het moment onmiddellijk
voorafgaand aan het overgangstijdstip aanwezige, activa die geen functie (kunnen)
vervullen binnen de onderneming die wordt voortgezet. Hierdoor vindt de kwalificatie
van de schulden als bedoeld in de derde voorwaarde, plaats alsof de dividenduitkeringen
niet waren gedaan. Er geldt een overgangsmaatregel voor dividenduitkeringen die zijn
gedaan voor de dagtekening van dit besluit. Het voorgaande geldt eveneens met betrekking
tot terugbetaling van op aandelen gestort kapitaal onder vermindering van de nominale
waarde van de desbetreffende aandelen bij statutenwijziging, plaatsgevonden binnen
drie jaren voorafgaand aan het overgangstijdstip.