Rijkswet van 8 mei 2003, houdende regeling van cassatie in Antilliaanse en Arubaanse
uitleveringszaken (Cassatieregeling in uitleveringszaken voor de Nederlandse Antillen
en Aruba)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is overeenkomstig de artikelen 3 en 23 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden een regeling te geven tot invoering van het rechtsmiddel van cassatie door de Hoge
Raad der Nederlanden ten aanzien van einduitspraken omtrent de toelaatbaarheid van
verzoeken tot uitlevering gedaan door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de
Nederlandse Antillen en Aruba;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze: