Circulaire bekwaamheid en betrouwbaarheid buitengewoon opsporingsambtenaar

[Regeling vervallen per 26-05-2007.]
Geraadpleegd op 18-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 11-09-2005.
Geldend van 11-09-2005 t/m 25-05-2007

Circulaire bekwaamheid en betrouwbaarheid buitengewoon opsporingsambtenaar

Aan geadresseerde

1. Samenvatting

[Regeling vervallen per 26-05-2007]

Alvorens een persoon tot buitengewoon opsporingsambtenaar kan worden beëdigd, is het noodzakelijk dat de betrokken persoon, naast het bezit van een geldige titel conform artikel 142, eerste lid, onder a tot en met c, van het Wetboek van Strafvordering, tevens beschikt over de bekwaamheid en betrouwbaarheid voor het uitoefenen van opsporingsbevoegdheid. In bepaalde gevallen kan voor wat betreft de bekwaamheidseis, ontheffing worden verleend. De onderhavige circulaire beoogt bovenstaande elementen nader uiteen te zetten.

2. Inleiding

[Regeling vervallen per 26-05-2007]

In mijn circulaire van 20 oktober 1999, kenmerk 796329/599/CS zijn de in het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar (BBO) gestelde regels inzake opsporingsbevoegdheid, benoeming, beëdiging, opleiding en bewapening van buitengewoon opsporingsambtenaren nader uiteen gezet. In de afgelopen tijd heeft een aantal ontwikkelingen en beleidswijzigingen plaatsgevonden, waardoor de noodzaak is ontstaan deze circulaire te herzien. Gelet op de omvangrijkheid van voornoemde circulaire alsmede de diversiteit van onderwerpen die hierin aan de orde komen, acht ik het aangewezen om afzonderlijke circulaires te publiceren. In de functielijst buitengewoon opsporingsambtenaar komt het algemene beleid met betrekking tot de toekenning van opsporings- en politiebevoegdheden, alsmede geweldsmiddelen aan de orde. Voorts worden in een aparte circulaire de voorwaarden waaronder de politiebevoegdheden, als bedoeld in artikel 8, leden 1 en 3 van de Politiewet 1993, en geweldsmiddelen kunnen worden toegekend, nader uiteengezet. De onderhavige circulaire ziet op de bekwaamheids- en betrouwbaarheidseisen die aan buitengewoon opsporingsambtenaren worden gesteld. Tevens wordt aangegeven in welke gevallen ontheffing van de bekwaamheidseis mogelijk is.

3. Bekwaamheid

[Regeling vervallen per 26-05-2007]

Ingevolge artikel 16, eerste lid, van het BBO beschikt iemand over de bekwaamheid voor het uitoefenen van opsporingsbevoegdheden indien hij de daarvoor vastgestelde basiskennis en vaardigheden bezit. Artikel 16, eerste lid bepaalt verder dat deze bekwaamheid blijkt uit het met goed gevolg afleggen van het daarvoor vastgestelde examen.

Het is noodzakelijk dat de buitengewoon opsporingsambtenaar beschikt over een algemene basiskennis van het recht en in het bijzonder van het formele en materiële strafrecht. Daarnaast mag ook de vaardigheid van het opmaken van een proces-verbaal niet ontbreken. De (beoogd) buitengewoon opsporingsambtenaar wordt op beide elementen getoetst teneinde te bezien of hij over deze kennis en vaardigheden beschikt.

3.1. De eindtermen

[Regeling vervallen per 26-05-2007]

De eisen voor de bekwaamheid zijn vastgelegd in de vorm van eindtermen. Wetswijzigingen ten aanzien van de regelgeving in de eindtermen kunnen worden opgenomen in het examen vanaf zes maanden na de inwerkingtreding van de betreffende wetsbepalingen. De eindtermen behoeven daarvoor niet te worden gewijzigd. De door de mij vastgestelde eindtermen zijn gepubliceerd in de Staatscourant en zijn op te vragen bij het Directoraat-generaal Rechtshandhaving van mijn ministerie.

3.2. Het examen

[Regeling vervallen per 26-05-2007]

Onder mijn auspiciën worden jaarlijks door de Examencommissie buitengewoon opsporingsambtenaar goedgekeurde examens afgenomen, georganiseerd door de Citogroep (Centraal Instituut voor Toetsing en Ontwikkeling). Het examen valt uiteen in twee onderdelen: het theoretisch onderdeel rechtskennis (multiple choice vragen) en het onderdeel proces-verbaal (uitwerking van een casus). Het examen dient in beginsel één maal in de vijf jaar met goed gevolg te worden afgelegd.

Inhoudelijke aspecten met betrekking tot het examen zijn beschreven in het Examenprogramma buitengewoon opsporingsambtenaar. Tevens bepaalt dit examenprogramma de omvang en het duur van het examen en geeft het richtlijnen voor de samenstelling van het examen. Het examenprogramma is te verkrijgen bij de Citogroep te Arnhem, tel. 026 - 352 11 11.

3.3. De Examencommissie

[Regeling vervallen per 26-05-2007]

Er is een Examenreglement buitengewoon opsporingsambtenaar, waarin een aantal procedurele en inhoudelijke zaken met betrekking tot het examen zijn geregeld. In dit examenreglement is voorts vastgesteld dat er een Examencommissie buitengewoon opsporingsambtenaar is. Deze commissie heeft onder andere tot taak het vaststellen van het examenprogramma en het examen, het bewaken van de organisatie van het examen en het beoordelen van bezwaarschriften naar aanleiding van de uitslag van een examen. Tegen een op een bezwaarschrift genomen beslissing kan beroep worden ingesteld bij de Beroepscommissie buitengewoon opsporingsambtenaar. Het door mij vastgestelde Examenreglement is gepubliceerd in de Staatscourant en is op te vragen bij het Directoraatgeneraal Rechtshandhaving van mijn ministerie.

3.4. Geldigheid van het getuigschrift boa

[Regeling vervallen per 26-05-2007]

Indien men slaagt voor het examen buitengewoon opsporingsambtenaar ontvangt men een 'getuigschrift boa', namens mij ondertekend door de voorzitter van de Examencommissie buitengewoon opsporingsambtenaar.

Het getuigschrift boa is vijf jaar geldig. Indien men binnen één jaar na het behalen van het getuigschrift als buitengewoon opsporingsambtenaar wordt beëdigd, dan geldt de benoemingsperiode van vijf jaar vanaf de datum die op de akte van beëdiging staat vermeld. Wordt men later dan één jaar na het behalen van het getuigschrift als buitengewoon opsporingsambtenaar benoemd, dan geldt echter een maximale benoemingstijd tot vijf jaar na de datum die op het getuigschrift staat vermeld.

Bij overgang van de buitengewoon opsporingsambtenaar naar een nieuwe boa-werkgever blijft het getuigschrift zijn geldigheid behouden tot de einddatum die op de akte van beëdiging staat vermeld. Daarna moet de buitengewoon opsporingsambtenaar opnieuw het getuigschrift behaald hebben dan wel de interne opleiding van de werkgever hebben gevolgd (zie hierna onder 3.5; semi-permanente ontheffing).

3.5. Ontheffing van de bekwaamheidseis

[Regeling vervallen per 26-05-2007]

Uitgangspunt is dat zowel bij een eerste aanvraag als bij een verlengingsaanvraag tot benoeming als buitengewoon opsporingsambtenaar aan de bekwaamheidseis moet worden voldaan. Ingevolge artikel 16, tweede lid, BBO kan van de bekwaamheidseis ontheffing worden verleend, indien de bekwaamheid voor het uitoefenen van de opsporingsbevoegdheid op andere wijze blijkt.

De volgende gevallen kunnen voor ontheffing van de bekwaamheidseis in aanmerking komen:

  • a. de genoten (politie)opleiding minstens gelijkwaardig (gesteld) aan de boa-opleiding;

  • b. semi-permanente ontheffing van de bekwaamheidseis (boa-plus);

  • c. tijdelijke ontheffing;

  • d. discretionaire ontheffing;

  • e. 55+ ontheffing.

Ad a. Genoten (politie)opleiding gelijkwaardig (gesteld) aan de boa-opleiding

[Regeling vervallen per 26-05-2007]

In individuele gevallen kan bij een eerste aanvraag ontheffing van de bekwaamheidseis worden verleend indien één van de volgende getuigschriften wordt overgelegd:

  • Politiediploma A of B;

  • Diploma herziene primaire opleiding;

  • Diploma primaire opleiding basispolitiezorg (POMP);

  • Diploma primaire opleiding politiesurveillant;

  • Diploma van één van de initiële politie-opleidingen van het LSOP;

  • Diploma reservepolitie;

  • Diploma vrijwillig ambtenaar van politie;

  • Diploma surveillant van politie;

  • Diploma opsporingsambtenaar Koninklijke Marechaussee;

  • Diploma van de Nederlandse Politie Academie.

De geldigheidsduur van de ontheffing is maximaal vijf jaren na de datum waarop het betreffende getuigschrift is behaald. Daarna dient het reguliere boa-examen te worden afgelegd, dan wel te worden deelgenomen aan het (eigen) scholingstraject van de werkgever.

Tevens kan een éénmalige en maximaal vijf jaar geldende ontheffing worden toegekend aan een (nieuw) voorgedragen functionaris, die beschikt over één van de hierboven genoemde getuigschriften, maar deze langer dan vijf jaar voorafgaande aan de aanvraag heeft behaald. Voorwaarde is dan wel, dat deze functionaris enige tijd daarvoor op basis van dit getuigschrift een executieve functie bij de politie of de Koninklijke Marechaussee heeft vervuld.

De termijn waarbinnen na de uitdiensttreding uit de executieve functie de aanvraag om te worden aangesteld als buitengewoon opsporingsambtenaar moet worden ingediend, is vijf jaar. Deze éénmalige en maximaal vijf jaar geldende ontheffing wordt geacht te zijn ingegaan op de dag waarop de aanvrager de executieve dienst heeft beëindigd.

Voorbeeld:

Een politieambtenaar verlaat de executieve functie op 01-01-2005. Deze persoon heeft tot 01-01-2010 ontheffing van de bekwaamheidseis, ongeacht het tijdstip van indiensttreding bij de boa-werkgever. Krijgt deze persoon eerst op 01-01-2007 een boa-werkgever, dan is de ontheffing van de bekwaamheidseis nog slechts drie jaar geldig. In dat geval wordt een akte van opsporingsbevoegdheid voor de beperkte periode verstrekt.

Voor opsporingsambtenaren die van een uittredingsregeling, zoals THOR, gebruik maken en derhalve hun executieve status behouden, geldt onverminderd de eis van het bekleden van een executieve functie. Als uitgangsdatum wordt de datum van het ingaan van de uittredingsregeling gehanteerd.

Bij de (nieuwe) aanvraag moet een kopie van het besluit waarbij iemand uit executieve dienst is ontslagen, worden gevoegd.

Aan vrijwillige ambtenaren van politie kan ontheffing van de bekwaamheideis worden verleend. De (beoogde) buitengewoon opsporingsambtenaar moet aan de onderstaande voorwaarden voldoen:

  • hij moet in het bezit zijn van het diploma reservepolitie/vrijwillig ambtenaar van politie;

  • hij moet minimaal 125 uren per jaar daadwerkelijk als vrijwillige ambtenaar van politie worden ingezet;

  • uit een door zijn mentor opgestelde en ondertekende verklaring dient te blijken dat hij/zij gemiddeld vier uur per maand deelneemt aan (bij)scholing.

  • Deze verklaring dient alleen te worden overgelegd, indien het diploma reservepolitie/vrijwillig ambtenaar van politie langer dan vijf jaar voorafgaande aan de aanvraag is behaald.

Daarnaast kan ontheffing van de bekwaamheidseis worden verleend aan politieambtenaren of opsporingsambtenaren van de Koninklijke Marechaussee die naast hun functie de functie van buitengewoon opsporingsambtenaar als nevenfunctie hebben, doch die langer dan vijf jaren geleden het betreffende diploma hebben behaald. Voor deze ontheffing wordt als voorwaarde gesteld dat de betrokkene in executieve dienst werkzaam is bij de politie of de status van opsporingsambtenaar heeft bij de Koninklijke Marechaussee.

Ad b. Semi-permanente ontheffing van de bekwaamheidseis (boa-plus)

[Regeling vervallen per 26-05-2007]

Aan bijzondere opsporingsdiensten of andere werkgevers met een uitgebreid (eigen) scholingstraject kan een zogenaamde semi-permanente ontheffing van de bekwaamheidseis worden verleend. De werkgever voorziet in dit geval in een eigen opleiding, afgesloten met een examen in eigen beheer (de boa-plus opleiding).

Voor toekenning van deze ontheffing moet voldaan zijn aan de onderstaande voorwaarden:

  • a. De (beoogde) buitengewoon opsporingsambtenaar wordt geacht bekwaam te zijn, indien hij met goed gevolg een basisopleiding heeft voltooid. Deze basisopleiding kan een interne opleiding zijn of een opleiding van een extern opleidingsinstituut. Zo mogelijk wordt één maal deelgenomen aan het algemene Cito-examen.

  • b. De onder a. bedoelde basisopleiding omvat tenminste de door mij goedgekeurde en gepubliceerde eindtermen. De eindtermen van de basisopleiding worden door mij in overleg met degenen die betrokken zijn bij het formuleren van de eindtermen van de (eigen) basisopleiding getoetst. De (eigen) basisopleiding dient te worden afgesloten met een toets.

  • c. De onder b. bedoelde toetsing van de kandidaten ter afsluiting van de basisopleiding geschiedt onder verantwoordelijkheid van een examencommissie, waarvan een lid van het openbaar ministerie (OM) deel uitmaakt. Het lid van het OM dient hiertoe door het College van procureurs-generaal te zijn aangewezen.

  • d. Er dient een systeem van periodieke toetsing en her- en bijscholing te gelden voor de buitengewoon opsporingsambtenaren, zodat gewaarborgd is dat het verworven kennisniveau op een hoog peil blijft gehandhaafd. De her- en bijscholing dient te worden afgesloten met een toets. Hierop ziet de examencommissie toe.

Deze ontheffing van de bekwaamheidseis kan ook aan individuele buitengewoon opsporingsambtenaren worden toegekend, bijvoorbeeld als zij deelnemen aan het scholingsprogramma bij een bijzondere opsporingsdienst of een andere werkgever die over een semi-permanente ontheffing beschikt.

Ad c. Tijdelijke ontheffing

[Regeling vervallen per 26-05-2007]

Onder de tijdelijke ontheffing wordt verstaan een ontheffing die voor een bepaalde periode kan worden verleend teneinde de werkgever in staat te stellen om de bij hem in dienst zijnde buitengewoon opsporingsambtenaren bij te scholen en in staat te stellen om het vereiste examen af te leggen. Deze ontheffingsmogelijkheid bestaat alleen voor reeds in dienst zijnde buitengewoon opsporingsambtenaren, dus uitdrukkelijk niet voor nieuwe aanvragen tot aanstelling als buitengewoon opsporingsambtenaar. Voorts kan van deze ontheffing slechts gebruik worden gemaakt in gevallen waarbij sprake is van een nieuw opleidingsprogramma of een ingrijpende wijziging van de opleidingsmethode bij de werkgever. De termijn waarvoor de ontheffing geldt, wordt in overleg met de betreffende werkgever vastgesteld, maar bedraagt maximaal vijf jaar.

Ad d. Discretionaire ontheffing

[Regeling vervallen per 26-05-2007]

Aan personen die niet beschikken over een geldig diploma of getuigschrift kan in uitzonderlijke gevallen ontheffing van de bekwaamheidseis worden verleend. Gezien het belang dat wordt gehecht aan het basiskennisniveau van elke buitengewoon opsporingsambtenaar kan slechts om ontheffing van de bekwaamheidseis worden verzocht in de volgende twee gevallen:

  • a. Indien de uitoefening van de opsporingsbevoegdheid zodanig beperkt en gering van omvang is dat in verhouding daarmee het behalen van het examen een onevenredige belasting vormt, kan door de werkgever van de buitengewoon opsporingsambtenaar een verzoek om ontheffing worden gedaan. De functie dient zich bijvoorbeeld te beperken tot het (telefonisch) aannemen van aangiftes, zonder daderindicatie, zonder dat getuigen worden gehoord en gericht op relatief eenvoudige strafbare feiten, zoals de teleservicemedewerker bij de politie. Ook kan het functies betreffen waarbij de buitengewoon opsporingsambtenaar geen contact heeft met het publiek en waarbij de opsporingsbevoegdheid slechts marginaal nodig is voor de werkzaamheden. Hierbij kan gedacht worden aan functies waarbij door een buitengewoon opsporingsambtenaar slechts technische processen-verbaal worden opgemaakt zonder dat getuigen of verdachten behoeven te worden gehoord.

    Op basis van de aangedragen gegevens en zo nodig in te winnen advies van de toezichthouder en de direct toezichthouder wordt besloten tot het al dan niet verlenen van ontheffing. Aan deze ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden.

  • b. Indien een persoon het examen niet heeft behaald c.q. om bepaalde redenen niet heeft kunnen deelnemen aan het examen kan door de werkgever van de buitengewoon opsporingsambtenaar een verzoek om ontheffing worden gedaan. Daarbij moet gemotiveerd worden aangegeven dat het noodzakelijk is dat deze persoon over opsporingsbevoegdheid blijft beschikken en dat hij om bepaalde redenen het examen niet heeft behaald c.q. het onmogelijk was om deel te nemen aan het examen. Een dergelijk verzoek kan alleen worden gedaan bij een aanvraag tot verlenging van de opsporingsbevoegdheid.

    Op basis van de aangedragen gegevens en zo nodig in te winnen advies van de toezichthouder en direct toezichthouder wordt besloten tot het al dan niet verlenen van ontheffing. Aan deze ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden.

Ad e. 55+ ontheffing

[Regeling vervallen per 26-05-2007]

Op verzoek van de werkgever kan aan een persoon van 55 jaar of ouder éénmalig ontheffing van de bekwaamheidseis worden verleend op grond van het zogenaamde seniorenbeleid. Deze ontheffing wordt alleen toegekend naar aanleiding van een aanvraag tot verlenging van een nog niet verlopen en al eerder aan die persoon verleende akte van opsporingsbevoegdheid, welke was toegekend op basis van een daarvoor behaald geldig diploma of getuigschrift. Voorwaarde is verder, dat bij die verlengingsaanvraag een bewijs van een opleidingsinstituut wordt overgelegd, waaruit blijkt dat de betrokken persoon recentelijk met getoonde inzet heeft deelgenomen aan een zogenaamde 'opfriscursus buitengewoon opsporingsambtenaar'. Daarmee wordt bedoeld het hebben deelgenomen aan de basiscursus buitengewoon opsporingsambtenaar zonder dat het examen is afgelegd.

De ontheffing 55+ wordt eenmalig verleend en geldt voor een periode van 5 jaar. Wordt van deze ontheffing gebruik gemaakt op 55-jarige leeftijd en wil de desbetreffende persoon na het zestigste levensjaar alsnog als buitengewoon opsporingsambtenaar blijven functioneren, dan vervalt de ontheffing en zal opnieuw het vereiste examen moeten worden afgelegd. De ontheffing 55+ kan niet worden verleend aan personen van 55 jaar of ouder voor wie een eerste aanvraag tot benoeming als buitengewoon opsporingsambtenaar wordt ingediend. De aanvraag voor de ontheffing moet worden ingediend vier maanden voordat de geldende akte verloopt.

3.6. Het aanvragen van een ontheffing van de bekwaamheideis

[Regeling vervallen per 26-05-2007]

Aanvragen om ontheffing van de bekwaamheidseis dienen door de werkgever bij mij te worden ingediend.

Een aanvraag om ontheffing van de bekwaamheidseis kan voor (een deel van) de bij een werkgever in dienst zijnde buitengewoon opsporingsambtenaren of voor één dan wel meerdere buitengewoon opsporingsambtenaren worden gedaan. Op basis van de aanvraag wordt bij afzonderlijke beschikking dan wel bij categoriale aanwijzing een besluit genomen. Een aanvraag om ontheffing kan dus tegelijkertijd met de aanvraag voor een categoriale aanwijzing of voor de akte van opsporingsbevoegdheid van de aanstaande buitengewoon opsporingsambtenaar worden ingediend.

4. Aanvraag akte van opsporingsbevoegdheid

[Regeling vervallen per 26-05-2007]

Met alleen het behalen van het 'getuigschrift boa' is men nog geen buitengewoon opsporingsambtenaar; hiervoor is tevens een akte van opsporingsbevoegdheid nodig. Bij een aanvraag tot verlenging of wijziging van de opsporingsbevoegdheid dient het behaalde 'getuigschrift boa' te worden overgelegd of een diploma/certificaat van een interne opleiding van een bijzondere opsporingsdienst of een instelling met een uitgebreid (eigen) scholingstraject.

Conform artikel 6, eerste lid, BBO dient een aanvraag tot verlenging of wijziging van de akte van opsporingsbevoegdheid uiterlijk vier maanden voor het verlopen van de geldigheidsduur te worden ingediend. Om dat ook daadwerkelijk te kunnen doen, is het raadzaam om ongeveer een jaar voor het verlopen van de geldigheidsduur met het opleiden van de buitengewoon opsporingsambtenaar te beginnen. Men heeft dan de mogelijkheid om de cursus buitengewoon opsporingsambtenaar te volgen en daarna examen en eventueel herexamen te doen.

5. Betrouwbaarheid

[Regeling vervallen per 26-05-2007]

Ingevolge artikel 2 van het BBO is de betrouwbaarheid één van de vereisten voor beëdiging. Artikel 17 van het BBO bepaalt voorts dat een persoon als betrouwbaar kan worden aangemerkt indien hij van onbesproken gedrag is.

Alvorens iemand kan worden benoemd tot buitengewoon opsporingsambtenaar wordt de betrouwbaarheid van de betrokkene getoetst. De toetsing kan eerst plaatsvinden nadat de opleiding is voltooid. Het is namelijk, mede gelet op eisen van privacy en proportionaliteit, niet de bedoeling dat personen gescreend worden die, bijvoorbeeld wegens het niet voltooid hebben van een opleiding, niet in aanmerking kunnen komen voor benoeming tot buitengewoon opsporingsambtenaar.

Voorts wordt periodiek, doch in elk geval iedere vijf jaar, bij een aanvraag voor verlenging van de akte van opsporingsbevoegdheid de betrouwbaarheid van de betrokkene getoetst. Mede gelet op het feit dat de opsporingsbevoegdheid van rechtswege vervalt indien er niet meer wordt voldaan aan de betrouwbaarheidseis, kan er frequenter getoetst worden op betrouwbaarheid, of in incidentele gevallen gericht informatie opgevraagd worden ten behoeve van de toetsing van de betrouwbaarheid.

Mijn oordeel over de betrouwbaarheid wordt gebaseerd op de overgelegde verklaring omtrent het gedrag en de uit de justitiële documentatie bekend zijnde gegevens over de betreffende persoon. Indien gewenst kan tevens informatie en/of advies worden gevraagd aan de toezichthouder of de direct toezichthouder. In het algemeen kan ten aanzien van personen die in een periode van vijf jaren voorafgaande aan de aanvraag zijn veroordeeld of een transactie zijn aangegaan ter zake van een als misdrijf strafbaar gesteld feit, geen positief oordeel worden gegeven.

Niet uitsluitend veroordelingen zijn van belang voor het oordeel of iemand betrouwbaar wordt geacht voor de functie van buitengewoon opsporingsambtenaar. Het argument dat de betrokkene niet voldoende betrouwbaar is, kan ook worden ontleend aan tegen hem opgemaakte processen-verbaal, die niet tot een veroordeling hebben geleid. Ook andere ernstige bezwaren, die niet in een proces-verbaal naar voren komen, kunnen aanleiding vormen voor een negatief oordeel.

Indien wordt vastgesteld dat bij de (beoogde) buitengewoon opsporingsambtenaar de betrouwbaarheid voor de uitvoering van opsporingsbevoegdheden niet (meer) aanwezig is, worden de betrokkene, zijn werkgever, de toezichthouder alsmede de direct toezichthouder hiervan op de hoogte gesteld. Aan de betrokkene wordt geen akte van opsporingsbevoegdheid verleend. In het geval deze al aan hem was verleend, vervalt de opsporingsbevoegdheid met ingang van de dag na de datum waarop is vastgesteld dat de betrouwbaarheid voor de uitvoering van opsporingsbevoegdheden niet meer aanwezig is (artikel 35, eerste lid, onder b, van het BBO).

De

Minister

van Justitie,
namens deze,
de

Directeur-generaal Rechtshandhaving

,

C.W.M. Dessens