Rechtspositiebesluit WPO/WEC

[Regeling vervallen per 01-08-2015.]
[Regeling treedt (deels) in werking per 27-05-2003.]
Geraadpleegd op 22-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-02-2003.
Geldend van 01-02-2003 t/m 17-06-2003

Hoofdstuk 1. Regelen voor het openbaar onderwijs, tevens voorwaarden voor bekostiging voor het bijzonder onderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Titel 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;

  • b. tijdelijke dienst: het dienstverband van bepaalde duur;

  • c. vaste dienst: het dienstverband van onbepaalde duur;

  • d. instelling:

  • e. betrokkene:

    • 1°. een lid van het personeel dat door een bevoegd gezag is benoemd ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan door het bevoegd gezag in stand gehouden instellingen als bedoeld in onderdeel d, onder 1°;

    • 2°. een lid van het personeel dat door een bevoegd gezag is benoemd ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan door het bevoegd gezag in stand gehouden instellingen als bedoeld in onderdeel d, onder 2°;

    • 3°. een lid van het personeel dat door een bevoegd gezag is benoemd ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan door het bevoegd gezag in stand gehouden instellingen als bedoeld in onderdeel d, onder 3°;

  • f. bevoegd gezag:

    • 1°. ten aanzien van de instellingen genoemd in onderdeel d, onder 1° of 2° voor wat betreft:

      • een openbare of uit de openbare kas bekostigde school:

        • a. het college van burgemeester en wethouders, voor zover de raad niet anders bepaalt, en, indien de raad dit besluit, met inachtneming van door hem te stellen regelen,

        • b. het krachtens de desbetreffende gemeenschappelijke regeling bevoegde orgaan,

        • c. de openbare rechtspersoon, bij verordening door een of meer gemeenteraden ingesteld,

        • d. de stichting, opgericht tot instandhouding van een of meer openbare en een of meer bijzondere scholen,

      • een bijzondere school: het schoolbestuur;

    • 2°. ten aanzien van de instellingen genoemd in onderdeel d, onder 3°: het bestuur;

  • g. werktijdfactor: het gedeelte van de normbetrekking waarvoor een personeelslid is benoemd, waarbij de uitkomst rekenkundig wordt afgerond op vier cijfers achter de komma;

  • h. inspectie: de inspectie van het onderwijs, belast met het toezicht op de desbetreffende instelling;

  • i. normbetrekking: de betrekking of de betrekkingen waarvan de omvang op jaarbasis na aftrek van het verlof op grond van artikel 12 respectievelijk artikel 17, tweede lid, eerste volzin en na aftrek van het verlof op grond van artikel 33, gelijk is aan 1659 uren en waarbij de gemiddelde weektaak op jaarbasis gelijk is aan 36,86 uren;

  • j. bezoldiging: de som van het salaris en de toelagen, genoemd in de artikelen 98, 115, 140, 180 en 181, 273, tweede lid, derde lid en vierde lid, en 274, tweede lid, derde lid en vierde lid, waarop de betrokkene ingevolge dit besluit aanspraak heeft;

  • k. pensioenreglement: het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP;

  • l. pensioen: een pensioen als bedoeld in en vastgesteld bij of krachtens de Wet privatisering ABP;

  • m. schooljaar: het administratieve schooljaar, zijnde het tijdvak van 1 augustus tot en met 31 juli;

  • n. benoeming of aanstelling: de benoeming in algemene dienst van een bevoegd gezag, bedoeld in artikel 34, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 34, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra dan wel artikel 154, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • o. akte van benoeming: de akte van benoeming bij het bijzonder onderwijs dan wel de akte van aanstelling bij het openbaar onderwijs, bedoeld in titel 2 van hoofdstuk 1;

  • p. echtgeno(o)t(e): voor de toepassing van dit besluit wordt onder echtgenote of echtgenoot mede begrepen de levenspartner met wie de betrokkene samenwoont en – met het oogmerk duurzaam samen te leven – een gemeenschappelijke huishouding voert op basis van een notarieel verleden samenlevingscontract bevattende de wederzijdse rechten en verplichtingen ter zake van die samenwoning en gemeenschappelijke huishouding, dan wel de persoon met wie een geregistreerd partnerschap is aangegaan, waarbij geldt dat tegelijkertijd slechts één persoon als levenspartner of geregistreerde partner kan worden aangemerkt en waarbij tevens geldt dat Onze Minister kan verlangen dat een schriftelijke verklaring van een notaris wordt overgelegd waaruit blijkt dat een samenlevingscontract als bedoeld in de eerste volzin is gesloten.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.

Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;

  • b. tijdelijke dienst: het dienstverband van bepaalde duur;

  • c. vaste dienst: het dienstverband van onbepaalde duur;

  • d. instelling:

    • 1°. een openbare of uit de openbare kas bekostigde bijzondere basisschool of speciale school voor basisonderwijs in de zin van de Wet op het primair onderwijs;

    • 2°. een openbare of uit de openbare kas bekostigde bijzondere instelling voor speciaal onderwijs, zijnde een school voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs dan wel speciaal en voortgezet speciaal onderwijs in de zin van de Wet op de expertisecentra;

    • 3°. een centrale dienst als bedoeld in artikel 68 van de Wet op het primair onderwijs of artikel 187 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • e. betrokkene:

    • 1°. een lid van het personeel dat door een bevoegd gezag is benoemd ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan door het bevoegd gezag in stand gehouden instellingen als bedoeld in onderdeel d, onder 1°;

    • 2°. een lid van het personeel dat door een bevoegd gezag is benoemd ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan door het bevoegd gezag in stand gehouden instellingen als bedoeld in onderdeel d, onder 2°;

    • 3°. een lid van het personeel dat door een bevoegd gezag is benoemd ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan door het bevoegd gezag in stand gehouden instellingen als bedoeld in onderdeel d, onder 3°;

  • f. bevoegd gezag:

    • 1°. ten aanzien van de instellingen genoemd in onderdeel d, onder 1° of 2° voor wat betreft:

      • een openbare of uit de openbare kas bekostigde school:

        • a. het college van burgemeester en wethouders, voor zover de raad niet anders bepaalt, en, indien de raad dit besluit, met inachtneming van door hem te stellen regelen,

        • b. het krachtens de desbetreffende gemeenschappelijke regeling bevoegde orgaan,

        • c. de openbare rechtspersoon, bij verordening door een of meer gemeenteraden ingesteld,

        • d. de stichting, opgericht tot instandhouding van een of meer openbare en een of meer bijzondere scholen,

      • een bijzondere school: het schoolbestuur;

    • 2°. ten aanzien van de instellingen genoemd in onderdeel d, onder 3°: het bestuur;

  • g. werktijdfactor: het gedeelte van de normbetrekking waarvoor een personeelslid is benoemd, waarbij de uitkomst rekenkundig wordt afgerond op vier cijfers achter de komma;

  • h. inspectie: de inspectie van het onderwijs, belast met het toezicht op de desbetreffende instelling;

  • i. normbetrekking: de betrekking of de betrekkingen waarvan de omvang op jaarbasis na aftrek van het verlof op grond van artikel 12 respectievelijk artikel 17, tweede lid, eerste volzin en na aftrek van het verlof op grond van artikel 33, gelijk is aan 1659 uren en waarbij de gemiddelde weektaak op jaarbasis gelijk is aan 36,86 uren;

  • j. bezoldiging: de som van het salaris en de toelagen, genoemd in de artikelen 98, 115, 180, 181 en 273, tweede lid, derde lid, en vierde lid, waarop de betrokkene ingevolge dit besluit aanspraak heeft;

  • k. pensioenreglement: het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP;

  • l. pensioen: een pensioen als bedoeld in en vastgesteld bij of krachtens de Wet privatisering ABP;

  • m. schooljaar: het administratieve schooljaar, zijnde het tijdvak van 1 augustus tot en met 31 juli;

  • n. benoeming of aanstelling: de benoeming in algemene dienst van een bevoegd gezag, bedoeld in artikel 34, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs dan wel artikel 34, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra;

  • o. akte van benoeming: de akte van benoeming bij het bijzonder onderwijs dan wel de akte van aanstelling bij het openbaar onderwijs, bedoeld in titel 2 van hoofdstuk 1;

  • p. echtgeno(o)t(e): voor de toepassing van dit besluit wordt onder echtgenote of echtgenoot mede begrepen de levenspartner met wie de betrokkene samenwoont en – met het oogmerk duurzaam samen te leven – een gemeenschappelijke huishouding voert op basis van een notarieel verleden samenlevingscontract bevattende de wederzijdse rechten en verplichtingen ter zake van die samenwoning en gemeenschappelijke huishouding, dan wel de persoon met wie een geregistreerd partnerschap is aangegaan, waarbij geldt dat tegelijkertijd slechts één persoon als levenspartner of geregistreerde partner kan worden aangemerkt en waarbij tevens geldt dat Onze Minister kan verlangen dat een schriftelijke verklaring van een notaris wordt overgelegd waaruit blijkt dat een samenlevingscontract als bedoeld in de eerste volzin is gesloten.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2001.

Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;

  • b. tijdelijke dienst: het dienstverband van bepaalde duur;

  • c. vaste dienst: het dienstverband van onbepaalde duur;

  • d. instelling:

    • 1°. een openbare of uit de openbare kas bekostigde bijzondere basisschool of speciale school voor basisonderwijs in de zin van de Wet op het primair onderwijs;

    • 2°. een openbare of uit de openbare kas bekostigde bijzondere instelling voor speciaal onderwijs, zijnde een school voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs dan wel speciaal en voortgezet speciaal onderwijs in de zin van de Wet op de expertisecentra;

    • 3°. een centrale dienst als bedoeld in artikel 68 van de Wet op het primair onderwijs of artikel 187 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • e. betrokkene:

    • 1°. een lid van het personeel dat door een bevoegd gezag is benoemd ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan door het bevoegd gezag in stand gehouden instellingen als bedoeld in onderdeel d, onder 1°;

    • 2°. een lid van het personeel dat door een bevoegd gezag is benoemd ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan door het bevoegd gezag in stand gehouden instellingen als bedoeld in onderdeel d, onder 2°;

    • 3°. een lid van het personeel dat door een bevoegd gezag is benoemd ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan door het bevoegd gezag in stand gehouden instellingen als bedoeld in onderdeel d, onder 3°;

  • f. bevoegd gezag:

    • 1°. ten aanzien van de instellingen genoemd in onderdeel d, onder 1° of 2° voor wat betreft:

      • een openbare of uit de openbare kas bekostigde school:

        • a. het college van burgemeester en wethouders, voor zover de raad niet anders bepaalt, en, indien de raad dit besluit, met inachtneming van door hem te stellen regelen,

        • b. het krachtens de desbetreffende gemeenschappelijke regeling bevoegde orgaan,

        • c. de openbare rechtspersoon, bij verordening door een of meer gemeenteraden ingesteld,

        • d. de stichting, opgericht tot instandhouding van een of meer openbare en een of meer bijzondere scholen,

      • een bijzondere school: het schoolbestuur;

    • 2°. ten aanzien van de instellingen genoemd in onderdeel d, onder 3°: het bestuur;

  • g. werktijdfactor: het gedeelte van de normbetrekking waarvoor een personeelslid is benoemd, waarbij de uitkomst rekenkundig wordt afgerond op vier cijfers achter de komma;

  • h. inspectie: de inspectie van het onderwijs, belast met het toezicht op de desbetreffende instelling;

  • i. normbetrekking: de betrekking of de betrekkingen waarvan de omvang op jaarbasis na aftrek van het verlof op grond van artikel 12 respectievelijk artikel 17, tweede lid, eerste volzin en na aftrek van het verlof op grond van artikel 33, gelijk is aan 1659 uren en waarbij de gemiddelde weektaak op jaarbasis gelijk is aan 36,86 uren;

  • j. bezoldiging: de som van het salaris en de toelagen, genoemd in de artikelen 98, 115, 180, 181 en 273, tweede en derde lid, waarop de betrokkene ingevolge dit besluit aanspraak heeft;

  • k. pensioenreglement: het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP;

  • l. pensioen: een pensioen als bedoeld in en vastgesteld bij of krachtens de Wet privatisering ABP;

  • m. schooljaar: het administratieve schooljaar, zijnde het tijdvak van 1 augustus tot en met 31 juli;

  • n. benoeming of aanstelling: de benoeming in algemene dienst van een bevoegd gezag, bedoeld in artikel 34, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs dan wel artikel 34, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra;

  • o. akte van benoeming: de akte van benoeming bij het bijzonder onderwijs dan wel de akte van aanstelling bij het openbaar onderwijs, bedoeld in titel 2 van hoofdstuk 1;

  • p. echtgeno(o)t(e): voor de toepassing van dit besluit wordt onder echtgenote of echtgenoot mede begrepen de levenspartner met wie de betrokkene samenwoont en – met het oogmerk duurzaam samen te leven – een gemeenschappelijke huishouding voert op basis van een notarieel verleden samenlevingscontract bevattende de wederzijdse rechten en verplichtingen ter zake van die samenwoning en gemeenschappelijke huishouding, dan wel de persoon met wie een geregistreerd partnerschap is aangegaan, waarbij geldt dat tegelijkertijd slechts één persoon als levenspartner of geregistreerde partner kan worden aangemerkt en waarbij tevens geldt dat Onze Minister kan verlangen dat een schriftelijke verklaring van een notaris wordt overgelegd waaruit blijkt dat een samenlevingscontract als bedoeld in de eerste volzin is gesloten;

  • q. salarisschaal: de bij een functie horende schaal.

Artikel 2. Tervisielegging

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 3. Aanvang termijnen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 4. Algemene termijnenwet

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 5. Wijzigingen salarisbedragen, toelagen en tegemoetkomingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 6. Niet-bekostigd personeel

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 7. Billijkheidsbepaling

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Titel 2. Akte van benoeming, verklaring omtrent het gedrag en sollicitatiecode

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 8. Akte van benoeming

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Bij zijn indiensttreding ontvangt de betrokkene een akte van benoeming waarin tenminste is vermeld:

    • a. de naam en het adres van het bevoegd gezag;

    • b. de naam, de voornamen en de geboortedatum van de betrokkene;

    • c. de datum van ingang van de benoeming;

    • d. de functie waarin de betrokkene wordt benoemd;

    • e. de omvang van de betrekking, uitgedrukt in een werktijdfactor;

    • f. de bepaling of de benoeming in vaste of in tijdelijke dienst geschiedt en in het laatste geval de gronden voor de tijdelijkheid en de duur van de benoeming;

    • g. de op de dag van zijn benoeming van toepassing zijnde schaal en het salarisnummer;

    • h. de bepaling dat de betrokkene werkzaam zal zijn in algemene dienst van het bevoegd gezag;

    • i. voor personeelsleden die bij de uitoefening van hun functie kennis nemen van persoonlijke gegevens van leerlingen, voorschriften omtrent geheimhouding daarvan, voor zover een geheimhoudingsplicht niet uit anderen hoofde is verzekerd;

    • j. de instelling of instellingen waaraan de betrokkene werkzaam zal zijn en de verdeling van de uren over die instellingen;

    • k. de van toepassing zijnde afvloeiingsregeling;

    • l. andere voor de rechtspositie van belang zijnde zaken.

  • 2 Wijziging van:

    • a. de aard van het dienstverband;

    • b. de functie waarin hij is benoemd;

    • c. de omvang van de betrekking, uitgedrukt in een werktijdfactor, of

    • d. de instelling of instellingen waaraan de betrokkene werkzaam zal zijn, wordt door het bevoegd gezag schriftelijk aan de betrokkene meegedeeld. Over de in dit lid bedoelde wijzigingen pleegt het bevoegd gezag overleg met de betrokkene.

  • 3 Wanneer voor de betrokkene die nog niet volgens de bij zijn functie behorende maximumschaal, bedoeld in artikel 83, onder c, wordt bezoldigd, een schaal met een hoger maximumsalaris, bedoeld in artikel 83, onder f, gaat gelden, wordt hem schriftelijk medegedeeld:

    • a. de datum waarop voor hem een andere schaal gaat gelden;

    • b. de schaal die vanaf de onder a bedoelde datum van toepassing zal zijn;

    • c. het op de onder a bedoelde datum binnen de onder b bedoelde schaal van toepassing zijnde salarisnummer en het daarbij behorende bruto maandsalaris bij een normbetrekking.

  • 4 Bij het einde van zijn dienstverband ontvangt de betrokkene van het bevoegd gezag een schriftelijke verklaring waarin is vermeld:

    • a. het begintraject, aanlooptraject of de schaal die op de dag direct voorafgaande aan het ontslag van toepassing was;

    • b. het op de dag direct voorafgaande aan het ontslag van toepassing zijnde salarisnummer binnen het onder a bedoelde begintraject of aanlooptraject dan wel binnen de onder a bedoelde schaal;

    • c. de datum vanaf welke voor de betrokkene het onder a bedoelde begintraject of aanlooptraject dan wel de onder a bedoelde aanloopschaal en het onder b bedoelde salarisnummer gold en de mate waarin de betrokkene aan de voor hem geldende promotiecriteria heeft voldaan.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2001.

Akte van benoeming

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Bij zijn indiensttreding ontvangt de betrokkene een akte van benoeming waarin tenminste is vermeld:

  • a. de naam en het adres van het bevoegd gezag;

  • b. de naam, de voornamen en de geboortedatum van de betrokkene;

  • c. de datum van ingang van de benoeming;

  • d. de functie waarin de betrokkene wordt benoemd;

  • e. de omvang van de betrekking, uitgedrukt in een werktijdfactor;

  • f. de bepaling of de benoeming in vaste of in tijdelijke dienst geschiedt en in het laatste geval de gronden voor de tijdelijkheid en de duur van de benoeming;

  • g. de op de dag van zijn benoeming van toepassing zijnde schaal en het salarisnummer;

  • h. de bepaling dat de betrokkene werkzaam zal zijn in algemene dienst van het bevoegd gezag;

  • i. voor personeelsleden die bij de uitoefening van hun functie kennis nemen van persoonlijke gegevens van leerlingen, voorschriften omtrent geheimhouding daarvan, voor zover een geheimhoudingsplicht niet uit anderen hoofde is verzekerd;

  • j. de instelling of instellingen waaraan de betrokkene werkzaam zal zijn en de verdeling van de uren over die instellingen;

  • k. de van toepassing zijnde afvloeiingsregeling;

  • l. andere voor de rechtspositie van belang zijnde zaken.

2 Wijziging van:

  • a. de aard van het dienstverband;

  • b. de functie waarin de betrokkene wordt benoemd en de daarbij behorende salarisschaal;

  • c. de omvang van de betrekking, uitgedrukt in een werktijdfactor;

  • d. de instelling of instellingen waaraan de betrokkene werkzaam zal zijn, wordt door het bevoegd gezag schriftelijk aan de betrokkene meegedeeld. Over de in dit lid bedoelde wijzigingen pleegt het bevoegd gezag overleg met de betrokkene, of

  • e. het op de dag van zijn benoeming van toepassing zijnde salarisnummer;

3 Indien sprake is van een wijziging als bedoeld in het tweede lid, wordt aan de betrokkene schriftelijk medegedeeld:

  • a. de datum waarop voor hem de andere salarisschaal gaat gelden;

  • b. de salarisschaal die vanaf de onder a bedoelde datum van toepassing zal zijn;

  • c. het op de onder a bedoelde datum binnen de onder b bedoelde salarisschaal van toepassing zijnde salarisnummer.

4 Bij het einde van zijn dienstverband ontvangt de betrokkene van het bevoegd gezag een schriftelijke verklaring waarin is vermeld:

  • a. de salarisschaal die op de dag direct voorafgaande aan het ontslag van toepassing was;

  • b. het op de dag direct voorafgaande aan het ontslag van toepassing zijnde salarisnummer binnen de onder a bedoelde salarisschaal; en

  • c. het aantal periodieken dat door toepassing van artikel 95a dan wel artikel 152 niet voor bekostiging in aanmerking komt.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Akte van benoeming

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Bij zijn indiensttreding ontvangt de betrokkene een akte van benoeming waarin tenminste is vermeld:

  • a. de naam en het adres van het bevoegd gezag;

  • b. de naam, de voornamen en de geboortedatum van de betrokkene;

  • c. de datum van ingang van de benoeming;

  • d. de functie waarin de betrokkene wordt benoemd;

  • e. de omvang van de betrekking, uitgedrukt in een werktijdfactor;

  • f. de bepaling of de benoeming in vaste of in tijdelijke dienst geschiedt en in het laatste geval de gronden voor de tijdelijkheid en de duur van de benoeming;

  • g. de op de dag van zijn benoeming van toepassing zijnde schaal en het salarisnummer;

  • h. de bepaling dat de betrokkene werkzaam zal zijn in algemene dienst van het bevoegd gezag;

  • i. voor personeelsleden die bij de uitoefening van hun functie kennis nemen van persoonlijke gegevens van leerlingen, voorschriften omtrent geheimhouding daarvan, voor zover een geheimhoudingsplicht niet uit anderen hoofde is verzekerd;

  • j. de instelling of instellingen waaraan de betrokkene werkzaam zal zijn en de verdeling van de uren over die instellingen;

  • k. de van toepassing zijnde afvloeiingsregeling;

  • l. andere voor de rechtspositie van belang zijnde zaken.

2 Wijziging van:

  • a. de aard van het dienstverband;

  • b. de functie waarin de betrokkene wordt benoemd en de daarbij behorende salarisschaal;

  • c. de omvang van de betrekking, uitgedrukt in een werktijdfactor;

  • d. de instelling of instellingen waaraan de betrokkene werkzaam zal zijn, wordt door het bevoegd gezag schriftelijk aan de betrokkene meegedeeld. Over de in dit lid bedoelde wijzigingen pleegt het bevoegd gezag overleg met de betrokkene, of

  • e. het op de dag van zijn benoeming van toepassing zijnde salarisnummer;

3 Indien sprake is van een wijziging als bedoeld in het tweede lid, wordt aan de betrokkene schriftelijk medegedeeld:

  • a. de datum waarop voor hem de andere salarisschaal gaat gelden;

  • b. de salarisschaal die vanaf de onder a bedoelde datum van toepassing zal zijn;

  • c. het op de onder a bedoelde datum binnen de onder b bedoelde salarisschaal van toepassing zijnde salarisnummer.

4 Bij het einde van zijn dienstverband ontvangt de betrokkene van het bevoegd gezag een schriftelijke verklaring waarin is vermeld:

  • a. de salarisschaal die op de dag direct voorafgaande aan het ontslag van toepassing was;

  • b. het op de dag direct voorafgaande aan het ontslag van toepassing zijnde salarisnummer binnen de onder a bedoelde salarisschaal; en

  • c. de datum vanaf welke voor de betrokkene het onder b bedoelde salarisnummer gold en de mate waarin de betrokkene aan de voor hem geldende promotiecriteria heeft voldaan.

Artikel 9. Verklaring omtrent het gedrag

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 10. Sollicitatiecode, vaststelling en tervisielegging

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Titel 3. Vakantieverlof en buitengewoon verlof

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

§ 1. Vakantieverlof onderwijsgevend personeel

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

§ 2. Vakantieverlof onderwijsondersteunend personeel

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 16. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 17. Vakantieverlof

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Het bevoegd gezag verleent aan de betrokkene vakantieverlof met behoud van bezoldiging. Het verlof wordt bij voorkeur in de schoolvakanties verleend.

  • 2 De duur van het vakantieverlof per kalenderjaar bedraagt 184 uren. De duur van het verlof wordt met 8 uren verlengd indien de bezoldiging of de som van de bezoldigingen in de desbetreffende betrekking bij de aanvang van het kalenderjaar, dan wel, in geval van indiensttreding in de loop van het kalenderjaar, op het tijdstip van indiensttreding, gelijk is aan of hoger is dan het maximum van schaal 8 vermeld in de bijlagen 1A en 1B.

  • 3 De ingevolge het tweede lid vastgestelde duur van het vakantieverlof wordt afhankelijk van de leeftijd, die de betrokkene in het desbetreffende kalenderjaar bereikt, verlengd overeenkomstig de hierna volgende tabel:

    Leeftijd

    Verlenging

    18 jaar (en jonger)

    24 uren

    19 jaar

    16 uren

    20 jaar

    8 uren

    van 30 tot en met 39 jaar

    8 uren

    van 40 tot en met 44 jaar

    16 uren

    van 45 tot en met 49 jaar

    24 uren

    van 50 tot en met 54 jaar

    32 uren

    van 55 tot en met 59 jaar

    40 uren

    60 jaar en ouder

    48 uren

  • 4 Met ingang van de dag waarop de betrokkene gebruik maakt van titel 16 van dit hoofdstuk wordt zijn aanspraak op uren vakantieverlof verminderd in verhouding tot de vermindering van zijn werktijd.

  • 5 Op verzoek van de betrokkene, en voor zover de werkzaamheden aan de instelling dit toelaten, wordt hem het vakantieverlof ononderbroken verleend. Bij splitsing wordt ten minste de helft van het vakantieverlof aaneengesloten verleend.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Vakantieverlof

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Het bevoegd gezag verleent aan de betrokkene vakantieverlof met behoud van bezoldiging. Het verlof wordt bij voorkeur in de schoolvakanties verleend.

2 De duur van het vakantieverlof per kalenderjaar bedraagt 184 uren. De duur van het verlof wordt met 8 uren verlengd indien de bezoldiging of de som van de bezoldigingen in de desbetreffende betrekking bij de aanvang van het kalenderjaar, dan wel, in geval van indiensttreding in de loop van het kalenderjaar, op het tijdstip van indiensttreding, gelijk is aan of hoger is dan het maximum van salarisschaal 8 vermeld in de bijlagen 1A en 1B.

3 De ingevolge het tweede lid vastgestelde duur van het vakantieverlof wordt afhankelijk van de leeftijd, die de betrokkene in het desbetreffende kalenderjaar bereikt, verlengd overeenkomstig de hierna volgende tabel:

Leeftijd

Verlenging

18 jaar (en jonger)

24 uren

19 jaar

16 uren

20 jaar

8 uren

van 30 tot en met 39 jaar

8 uren

van 40 tot en met 44 jaar

16 uren

van 45 tot en met 49 jaar

24 uren

van 50 tot en met 54 jaar

32 uren

van 55 tot en met 59 jaar

40 uren

60 jaar en ouder

48 uren

4 Met ingang van de dag waarop de betrokkene gebruik maakt van titel 16 van dit hoofdstuk wordt zijn aanspraak op uren vakantieverlof verminderd in verhouding tot de vermindering van zijn werktijd.

5 Op verzoek van de betrokkene, en voor zover de werkzaamheden aan de instelling dit toelaten, wordt hem het vakantieverlof ononderbroken verleend. Bij splitsing wordt ten minste de helft van het vakantieverlof aaneengesloten verleend.

Artikel 18. Intrekking vakantieverlof

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

§ 3. Buitengewoon verlof

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 19. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 20. Kort buitengewoon verlof (imperatief)

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 21. Kort buitengewoon verlof in verband met nascholing

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 22. Kort buitengewoon verlof (facultatief)

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 23. Lang buitengewoon verlof (facultatief)

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 24. Lang buitengewoon verlof in het persoonlijk belang

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 25. Lang buitengewoon verlof mede in het algemeen belang

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 26. Lang buitengewoon verlof overwegend in het algemeen belang

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 27. Lang buitengewoon verlof voor politieke functies (imperatief)

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 28. Afloop lang buitengewoon verlof

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 29. Borstkind

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 30. Verlof in verband met overleg- en advieswerkzaamheden (imperatief)

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 31. Buitengewoon verlof in verband met ouderschap (algemeen)

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 31a. Betaald buitengewoon verlof in verband met ouderschap

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Het bevoegd gezag verleent de betrokkene desgevraagd betaald buitengewoon verlof in verband met ouderschap. Het ouderschapsverlof wordt uitsluitend verleend aan de betrokkene van wie het dienstverband bij hetzelfde bevoegd gezag ten minste twaalf maanden heeft geduurd op de ingangsdatum van het verlof. De aanvraag van het ouderschapsverlof gaat vergezeld van bewijsstukken waarmee het recht op dat verlof en de omvang van dat recht worden aangetoond en wordt afgehandeld uiterlijk 4 weken nadat deze stukken door het bevoegd gezag zijn ontvangen.

  • 2 Een betrokkene die als ouder in familierechtelijke betrekking staat tot één of meer kinderen die op 1 augustus 2001 de leeftijd van drie jaren nog niet hebben bereikt, heeft recht op 415 uur ouderschapsverlof per kind.

  • 3 Een betrokkene die blijkens een verklaring uit de gemeentelijke basisadministratie op hetzelfde adres woont als één of meer kinderen die op 1 augustus 2001 de leeftijd van drie jaren nog niet hebben bereikt, en die met het oog op adoptie de verzorging en opvoeding van dat kind of die kinderen op zich heeft genomen, heeft recht op 415 uur ouderschapsverlof per kind.

  • 4 Een betrokkene die blijkens een verklaring uit de gemeentelijke basisadministratie op hetzelfde adres woont als één of meer kinderen die op 1 augustus 2001 de leeftijd van drie jaren nog niet hebben bereikt, en duurzaam de verzorging en opvoeding van dat kind of die kinderen als eigen kind of kinderen op zich heeft genomen, heeft recht op 415 uur ouderschapsverlof per kind.

  • 5 De omvang van het ouderschapsverlof wordt berekend op grond van de betrekkingsomvang op de dag voorafgaand aan het verlof. Tenzij het bevoegd gezag anders beslist, is de omvang van het verlof niet groter dan zou gelden op grond van de betrekkingsomvang 12 maanden voorafgaand aan de ingangsdatum van het verlof.

  • 6 Voor de betrokkene die is benoemd in een betrekking met een omvang die afwijkt van een normbetrekking wordt het ouderschapsverlof naar evenredigheid van de werktijdfactor berekend en rekenkundig afgerond op hele uren.

  • 7 Indien de betrekkingsomvang gedurende de periode van het ouderschapsverlof wijzigt, wordt de aanspraak op het verlof voor de resterende periode van het ouderschapsverlof opnieuw vastgesteld met inachtneming van het zesde lid.

  • 8 Het ouderschapsverlof wordt opgenomen gedurende een aaneengesloten periode van ten hoogste zes maanden die uiterlijk aanvangt in het kalenderjaar waarin het kind de leeftijd van drie jaren bereikt. In afwijking van de vorige volzin kan een betrokkene het bevoegd gezag vragen het ouderschapsverlof te kunnen opnemen over een langere periode dan zes maanden of het verlof te kunnen aanvangen na het kalenderjaar waarin het desbetreffende kind de leeftijd van drie jaren heeft bereikt. Het bevoegd gezag stemt in met het verzoek tenzij gewichtige redenen zich daartegen verzetten.

  • 9 De betrokkene behoudt aanspraak op 75% van zijn bezoldiging met betrekking tot de uren waarop het ouderschapsverlof is verleend; deze bezoldiging komt ten laste van de eigen middelen van het bevoegd gezag.

  • 10 Een betrokkene vraagt het ouderschapsverlof schriftelijk aan, ten minste acht weken voor het gewenste tijdstip van ingang van het verlof en onder opgave van de periode, het aantal verlofuren per week en de spreiding daarvan over de week. Zodra dat mogelijk is, deelt de betrokkene in voorkomend geval ook de naam en geboortedatum mee van het kind of de kinderen waarvoor ouderschapsverlof wordt gevraagd. De betrokkene kan de tijdstippen van ingang en einde van het ouderschapsverlof afhankelijk stellen van de datum van bevalling, het einde van het bevallingsverlof of van de aanvang van de verzorging.

  • 11 Het bevoegd gezag kan, na overleg met de betrokkene, de spreiding van de verlofuren over de week op grond van de gewichtige redenen wijzigen, tot vier weken voor het beoogde tijdstip van ingang van het ouderschapsverlof.

  • 12 Het bevoegd gezag stemt in met een verzoek van de betrokkene om het ouderschapsverlof niet op te nemen of niet voort te zetten op grond van onvoorziene omstandigheden, tenzij gewichtige redenen zich hiertegen verzetten. Het bevoegd gezag beslist uiterlijk vier weken nadat het verzoek is gedaan, in voorkomend geval onder opgave van de gewichtige redenen. In het geval dat het ouderschapsverlof met toepassing van de eerste volzin na het tijdstip van ingang daarvan niet wordt voortgezet, vervalt het recht op het overige deel van dat verlof tenzij het verlof wegens ziekte van de betrokkene op zijn verzoek wordt opgeschort.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2001.

Dit onderdeel is nieuw toegevoegd.

Artikel 31b. Aanspraken bij samenloop van rechten op grond van de artikelen 31 en 31a

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De betrokkene die zowel aanspraak heeft op onbetaald buitengewoon verlof in verband met ouderschap, bedoeld in artikel 31, als op betaald buitengewoon verlof in verband met ouderschapsverlof, bedoeld in artikel 31a, en die zijn aanspraken op grond van artikel 31a heeft verbruikt, heeft aansluitend aanspraak op een verlenging van ouderschapsverlof tot ten hoogste het aantal uren waarop de betrokkene op grond van artikel 31 aanspraak heeft, verminderd met het aantal uren waarover hij betaald buitengewoon verlof in verband met ouderschap heeft genoten.

  • 2 De betrokkene die zowel aanspraak heeft op onbetaald buitengewoon verlof in verband met ouderschap, bedoeld in artikel 31, als op betaald buitengewoon verlof in verband met ouderschap, bedoeld in artikel 31a, en die zijn aanspraken op grond van artikel 31 voor een gedeelte heeft verbruikt, heeft aansluitend aanspraak op betaald ouderschapsverlof tot ten hoogste het aantal uren waarop de betrokkene op grond van artikel 31a aanspraak heeft, verminderd met het aantal uren waarover hij onbetaald buitengewoon verlof in verband met ouderschap heeft genoten.

  • 3 Tenzij gewichtige redenen zich daartegen verzetten, stemt het bevoegd gezag in met een verzoek als bedoeld in het eerste dan wel het tweede lid.

  • 4 Een aanspraak op verlenging van ouderschapsverlof als bedoeld in het eerste dan wel het tweede lid, wordt berekend en beoordeeld met inachtneming van artikel 31 respectievelijk 31a naar de stand van zaken op het tijdstip dat de verlenging ingaat.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2001.

Dit onderdeel is nieuw toegevoegd.

Artikel 31c. Verplichting tot terugbetaling en tot acties ter financiering van het verlof

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De betrokkene die zijn betaald buitengewoon verlof in verband met ouderschap, bedoeld in artikel 31a, volgens zijn aanvraag heeft verbruikt en die aansluitend aan de afloop van dat verlof, op zijn verzoek de omvang van zijn betrekking terugbrengt tot 50% of minder van zijn betrekkingsomvang voorafgaand aan het tijdstip waarop dat verlof inging, is verplicht tot terugbetaling van de bezoldiging die hij met betrekking tot dat verlof heeft ontvangen over het aantal uren waarmee de betrekkingsomvang is verkleind.

  • 2 De betrokkene, bedoeld in artikel 31a, is gehouden acties te ondernemen, dan wel mee te werken aan acties van het bevoegd gezag, die bijdragen aan tijdelijke en al dan niet gedeeltelijke vervulling dan wel financiering van zijn arbeidsplaats/de arbeidsplaats van de verlofganger.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2001.

Dit onderdeel is nieuw toegevoegd.

§ 4. Verlof in verband met arbeidsduurverkorting

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 32. Verlof i.v.m. arbeidsduurverkorting

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 33. Verlof in verband met niet genoten arbeidsduurverkorting onderwijsgevend personeel

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 33a. Flexibele invulling arbeidsduur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Een betrokkene kan verzoeken ten hoogste 131 verlofuren waarop hij vanwege arbeidsduurverkorting, bedoeld in artikel 32, aanspraak heeft, als bezoldigde uren toe te voegen aan zijn betrekkingsomvang. Een verzoek wordt gedaan met betrekking tot het schooljaar dat na het verzoek volgt.

  • 3 Een aanspraak op dit artikel kan niet tevens leiden tot een aanspraak op hernieuwde toepassing van artikel 32.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-02-2003.

Flexibele invulling arbeidsduur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Een betrokkene kan verzoeken ten hoogste 131 verlofuren waarop hij vanwege arbeidsduurverkorting, bedoeld in artikel 32, aanspraak heeft, als bezoldigde uren toe te voegen aan zijn betrekkingsomvang. Een verzoek wordt gedaan met betrekking tot het schooljaar dat na het verzoek volgt.

2 Het bevoegd gezag willigt het verzoek in tenzij inwilliging leidt tot:

  • a. belasten met uren die naar het oordeel van het bevoegd gezag nog slechts één schooljaar kunnen worden gehandhaafd, als bedoeld in artikel 110, tweede lid, onder b;

  • b. aanspraak op een uitkering op grond van het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekspersoneel, dan wel het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel voor primair en voortgezet onderwijs, van een lid van het personeel dat die uren zou kunnen vervullen;

  • c. niet voldoen aan de herbenoemingverplichting op grond van de wachtgelderbepaling, bedoeld in artikel 138, eerste lid, onder b, van de Wet op het primair onderwijs; of

  • d. niet volledig benutten van de restcapaciteit van personeelsleden die een bestuursaanstelling hebben.

3 Een aanspraak op dit artikel kan niet tevens leiden tot een aanspraak op hernieuwde toepassing van artikel 32.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2000.

Dit onderdeel is nieuw toegevoegd.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-12-2000.

Flexibele invulling arbeidsduur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Een betrokkene kan verzoeken ten hoogste 51 verlofuren waarop hij vanwege arbeidsduurverkorting, bedoeld in artikel 32, aanspraak heeft, als bezoldigde uren toe te voegen aan zijn betrekkingsomvang. Een verzoek wordt gedaan met betrekking tot het schooljaar dat na het verzoek volgt.

2 Het bevoegd gezag willigt het verzoek in tenzij inwilliging leidt tot:

  • a. belasten met uren die naar het oordeel van het bevoegd gezag nog slechts één schooljaar kunnen worden gehandhaafd, als bedoeld in artikel 110, tweede lid, onder b;

  • b. aanspraak op een uitkering op grond van het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekspersoneel, dan wel het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel voor primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs, van een lid van het personeel dat die uren zou kunnen vervullen;

  • c. niet voldoen aan de herbenoemingverplichting op grond van de wachtgelderbepaling, bedoeld in artikel 138, eerste lid, onder b, van de Wet op het primair onderwijs; of

  • d. niet volledig benutten van de restcapaciteit van personeelsleden die een bestuursaanstelling hebben.

3 Een aanspraak op dit artikel kan niet tevens leiden tot een aanspraak op hernieuwde toepassing van artikel 32.

Titel 4. Verlof wegens militaire dienst

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Titel 5. Rechten van nabestaanden bij overlijden

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Titel 6. Afvloeiingsregeling

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Titel 7. Verplaatsingskosten

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 51. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 In deze titel wordt verstaan onder:

    • a. hoofdinstelling: indien de betrokkene werkzaam is aan:

      • één instelling: de desbetreffende instelling;

      • twee of meer instellingen: de instelling waaraan hij de meeste tijd werkzaam is;

      • twee of meer instellingen waaraan hij dezelfde tijd werkzaam is: de instelling met de kleinste afstand tot de woning van betrokkene;

    • b. standplaats: de gemeente of het met name bekende afzonderlijk liggend deel van die gemeente waarin door betrokkene voor de hoofdinstelling de meeste werkzaamheden worden verricht, waarbij geldt dat indien door betrokkene voor de hoofdinstelling in verschillende gemeenten evenveel werkzaamheden worden verricht: de gemeente of het met name bekende afzonderlijk liggend deel van die gemeente met de kleinste afstand tot de woning van betrokkene;

    • c. standplaatsbetrekking: de betrekking of een combinatie van betrekkingen met een omvang van tenminste het 6/10 deel van de normbetrekking;

    • d. gebouw: de plaats waar de betrokkene zijn werkzaamheden verricht;

    • e. plaats van tewerkstelling:

      • 1°. het gebouw van de hoofdinstelling in de standplaats waar betrokkene werkzaam is, dan wel

      • 2°. indien in de standplaats binnen de hoofdinstelling sprake is van verschillende gebouwen: het gebouw waar betrokkene de meeste werkzaamheden verricht, dan wel

      • 3°. indien in de standplaats binnen de hoofdinstelling sprake is van verschillende gebouwen waar door betrokkene evenveel werkzaamheden worden verricht: het gebouw met de kleinste afstand tot de woning van betrokkene, dan wel

      • 4°. indien de uitoefening van de functie van betrokkene aan de hoofdinstelling zich uitstrekt over een meer of minder omvangrijk geografisch gebied (rayon of regio): de door het bevoegde gezag aangewezen plaats;

    • f. woonplaats: de gemeente of het met name bekende afzonderlijk liggend deel van die gemeente, waar de betrokkene metterwoon is gevestigd;

    • g. zone: de eenheid waarin het bus- en tramlijnennet is verdeeld en die de basis vormt van de strippenkaart in het stad- en streekvervoer;

    • h. jaarbezoldiging: de bezoldiging of de som van de bezoldigingen in de maand van verhuizen, tot ten hoogste de bezoldiging die verbonden is aan een normbetrekking vermeerderd met het percentage van de vakantie-uitkering met inachtneming van het minimumbedrag, in voorkomende gevallen verhoogd met:

      • 1°. een eventueel in die maand genoten uitkering als bedoeld in het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, alsmede de daarmede overeenkomende uitkeringsregelingen, als door Onze Minister aan te geven;

      • 2°. een eventueel in die maand genoten uitkering krachtens dan wel overeenkomstig de Regeling uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag of de Uitkeringswet gewezen militairen, zoals deze uitkering is of zou zijn vastgesteld indien de leeftijd van 50 jaar nog niet is of zou zijn bereikt; een en ander herleid tot een jaarbedrag;

    • i. gezamenlijke jaarbezoldiging: de jaarbezoldiging vermeerderd met de inkomsten onder welke benaming dan ook genoten, door de echtgenoot die geen betrokkene is;

    • j. berekeningstijdstip:

      • 1°. de datum waarop de betrokkene verhuist;

      • 2°. indien de betrokkene verhuist voor de datum dat de functie feitelijk wordt vervuld, de datum van ingang van het werkzaam zijn in een standplaatsbetrekking;

    • k. voor het eerst in dienst treden: in dienst treden bij een instelling anders dan in geval van een overgang binnen een maand:

      • 1°. van de ene naar een andere instelling,

      • 2°. van de overheid naar een instelling, terwijl de tijd waarin een ontslaguitkering wordt genoten niet als een onderbreking tussen beide benoemingen wordt beschouwd;

    • l. verplaatsing: de verandering van de standplaats van de betrokkene in opdracht van het bevoegd gezag;

    • m. gezinsleden: de echtgeno(o)t(e) van de betrokkene en de eigen kinderen, stief- en pleegkinderen die deel uitmaken van het gezin;

    • n. dienstwoning: de door het bevoegd gezag aan de betrokkene in verband met de uitoefening van de functie ter bewoning aangewezen woning, waarvoor van rijkswege een tegemoetkoming in de stichtingskosten of onderhoudskosten aan het bevoegd gezag is verleend;

    • o. dienstreis: de reis die, anders dan bedoeld in artikel 59, in het belang van het onderwijs dan wel van de instelling en in opdracht van het bevoegd gezag in of buiten de standplaats wordt gemaakt;

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.

Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 In deze titel wordt verstaan onder:

  • a. hoofdinstelling: indien de betrokkene werkzaam is aan:

    • één instelling: de desbetreffende instelling;

    • twee of meer instellingen: de instelling waaraan hij de meeste tijd werkzaam is;

    • twee of meer instellingen waaraan hij dezelfde tijd werkzaam is: de instelling met de kleinste afstand tot de woning van betrokkene;

  • b. standplaats: de gemeente of het met name bekende afzonderlijk liggend deel van die gemeente waarin door betrokkene voor de hoofdinstelling de meeste werkzaamheden worden verricht, waarbij geldt dat indien door betrokkene voor de hoofdinstelling in verschillende gemeenten evenveel werkzaamheden worden verricht: de gemeente of het met name bekende afzonderlijk liggend deel van die gemeente met de kleinste afstand tot de woning van betrokkene;

  • c. standplaatsbetrekking: de betrekking of een combinatie van betrekkingen met een omvang van tenminste het 6/10 deel van de normbetrekking;

  • d. gebouw: de plaats waar de betrokkene zijn werkzaamheden verricht;

  • e. plaats van tewerkstelling:

    • 1°. het gebouw van de hoofdinstelling in de standplaats waar betrokkene werkzaam is, dan wel

    • 2°. indien in de standplaats binnen de hoofdinstelling sprake is van verschillende gebouwen: het gebouw waar betrokkene de meeste werkzaamheden verricht, dan wel

    • 3°. indien in de standplaats binnen de hoofdinstelling sprake is van verschillende gebouwen waar door betrokkene evenveel werkzaamheden worden verricht: het gebouw met de kleinste afstand tot de woning van betrokkene, dan wel

    • 4°. indien de uitoefening van de functie van betrokkene aan de hoofdinstelling zich uitstrekt over een meer of minder omvangrijk geografisch gebied (rayon of regio): de door het bevoegde gezag aangewezen plaats;

  • f. woonplaats: de gemeente of het met name bekende afzonderlijk liggend deel van die gemeente, waar de betrokkene metterwoon is gevestigd;

  • g. zone: de eenheid waarin het bus- en tramlijnennet is verdeeld en die de basis vormt van de strippenkaart in het stad- en streekvervoer;

  • h. jaarbezoldiging: de bezoldiging of de som van de bezoldigingen in de maand van verhuizen, tot ten hoogste de bezoldiging die verbonden is aan een normbetrekking vermeerderd met het percentage van de vakantie-uitkering met inachtneming van het minimumbedrag, in voorkomende gevallen verhoogd met:

    • 1°. een eventueel in die maand genoten uitkering als bedoeld in het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekspersoneel dan wel het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel voor primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs, alsmede de daarmede overeenkomende uitkeringsregelingen, als door Onze Minister aan te geven;

    • 2°. een eventueel in die maand genoten uitkering krachtens dan wel overeenkomstig de Regeling uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag of de Uitkeringswet gewezen militairen, zoals deze uitkering is of zou zijn vastgesteld indien de leeftijd van 50 jaar nog niet is of zou zijn bereikt; een en ander herleid tot een jaarbedrag;

  • i. gezamenlijke jaarbezoldiging: de jaarbezoldiging vermeerderd met de inkomsten onder welke benaming dan ook genoten, door de echtgenoot die geen betrokkene is;

  • j. berekeningstijdstip:

    • 1°. de datum waarop de betrokkene verhuist;

    • 2°. indien de betrokkene verhuist voor de datum dat de functie feitelijk wordt vervuld, de datum van ingang van het werkzaam zijn in een standplaatsbetrekking;

  • k. voor het eerst in dienst treden: in dienst treden bij een instelling anders dan in geval van een overgang binnen een maand:

    • 1°. van de ene naar een andere instelling,

    • 2°. van de overheid naar een instelling, terwijl de tijd waarin een ontslaguitkering wordt genoten niet als een onderbreking tussen beide benoemingen wordt beschouwd;

  • l. verplaatsing: de verandering van de standplaats van de betrokkene in opdracht van het bevoegd gezag;

  • m. gezinsleden: de echtgeno(o)t(e) van de betrokkene en de eigen kinderen, stief- en pleegkinderen die deel uitmaken van het gezin;

  • n. dienstwoning: de door het bevoegd gezag aan de betrokkene in verband met de uitoefening van de functie ter bewoning aangewezen woning, waarvoor van rijkswege een tegemoetkoming in de stichtingskosten of onderhoudskosten aan het bevoegd gezag is verleend;

  • o. dienstreis: de reis die, anders dan bedoeld in artikel 59, in het belang van het onderwijs dan wel van de instelling en in opdracht van het bevoegd gezag in of buiten de standplaats wordt gemaakt;

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-02-2003.

Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 In deze titel wordt verstaan onder:

  • a. hoofdinstelling: indien de betrokkene werkzaam is aan:

    • één instelling: de desbetreffende instelling;

    • twee of meer instellingen: de instelling waaraan hij de meeste tijd werkzaam is;

    • twee of meer instellingen waaraan hij dezelfde tijd werkzaam is: de instelling met de kleinste afstand tot de woning van betrokkene;

  • b. standplaats: de gemeente of het met name bekende afzonderlijk liggend deel van die gemeente waarin door betrokkene voor de hoofdinstelling de meeste werkzaamheden worden verricht, waarbij geldt dat indien door betrokkene voor de hoofdinstelling in verschillende gemeenten evenveel werkzaamheden worden verricht: de gemeente of het met name bekende afzonderlijk liggend deel van die gemeente met de kleinste afstand tot de woning van betrokkene;

  • c. standplaatsbetrekking: de betrekking of een combinatie van betrekkingen met een omvang van tenminste het 6/10 deel van de normbetrekking;

  • d. gebouw: de plaats waar de betrokkene zijn werkzaamheden verricht;

  • e. plaats van tewerkstelling:

    • 1°. het gebouw van de hoofdinstelling in de standplaats waar betrokkene werkzaam is, dan wel

    • 2°. indien in de standplaats binnen de hoofdinstelling sprake is van verschillende gebouwen: het gebouw waar betrokkene de meeste werkzaamheden verricht, dan wel

    • 3°. indien in de standplaats binnen de hoofdinstelling sprake is van verschillende gebouwen waar door betrokkene evenveel werkzaamheden worden verricht: het gebouw met de kleinste afstand tot de woning van betrokkene, dan wel

    • 4°. indien de uitoefening van de functie van betrokkene aan de hoofdinstelling zich uitstrekt over een meer of minder omvangrijk geografisch gebied (rayon of regio): de door het bevoegde gezag aangewezen plaats;

  • f. woonplaats: de gemeente of het met name bekende afzonderlijk liggend deel van die gemeente, waar de betrokkene metterwoon is gevestigd;

  • g. zone: de eenheid waarin het bus- en tramlijnennet is verdeeld en die de basis vormt van de strippenkaart in het stad- en streekvervoer;

  • h. jaarbezoldiging: de bezoldiging of de som van de bezoldigingen in de maand van verhuizen, tot ten hoogste de bezoldiging die verbonden is aan een normbetrekking vermeerderd met het percentage van de vakantie-uitkering met inachtneming van het minimumbedrag, in voorkomende gevallen verhoogd met:

    • 1°. een eventueel in die maand genoten uitkering als bedoeld in het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekspersoneel dan wel het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel voor primair en voortgezet onderwijs, alsmede de daarmede overeenkomende uitkeringsregelingen, als door Onze Minister aan te geven;

    • 2°. een eventueel in die maand genoten uitkering krachtens dan wel overeenkomstig de Regeling uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag of de Uitkeringswet gewezen militairen, zoals deze uitkering is of zou zijn vastgesteld indien de leeftijd van 50 jaar nog niet is of zou zijn bereikt; een en ander herleid tot een jaarbedrag;

  • i. gezamenlijke jaarbezoldiging: de jaarbezoldiging vermeerderd met de inkomsten onder welke benaming dan ook genoten, door de echtgenoot die geen betrokkene is;

  • j. berekeningstijdstip:

    • 1°. de datum waarop de betrokkene verhuist;

    • 2°. indien de betrokkene verhuist voor de datum dat de functie feitelijk wordt vervuld, de datum van ingang van het werkzaam zijn in een standplaatsbetrekking;

  • k. voor het eerst in dienst treden: in dienst treden bij een instelling anders dan in geval van een overgang binnen een maand:

    • 1°. van de ene naar een andere instelling,

    • 2°. van de overheid naar een instelling, terwijl de tijd waarin een ontslaguitkering wordt genoten niet als een onderbreking tussen beide benoemingen wordt beschouwd;

  • l. verplaatsing: de verandering van de standplaats van de betrokkene in opdracht van het bevoegd gezag;

  • m. gezinsleden: de echtgeno(o)t(e) van de betrokkene en de eigen kinderen, stief- en pleegkinderen die deel uitmaken van het gezin;

  • n. dienstwoning: de door het bevoegd gezag aan de betrokkene in verband met de uitoefening van de functie ter bewoning aangewezen woning, waarvoor van rijkswege een tegemoetkoming in de stichtingskosten of onderhoudskosten aan het bevoegd gezag is verleend;

  • o. dienstreis: de reis die, anders dan bedoeld in artikel 59, in het belang van het onderwijs dan wel van de instelling en in opdracht van het bevoegd gezag in of buiten de standplaats wordt gemaakt;

Artikel 52. Standplaatsbetrekking bij vervangingswerkzaamheden

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 53. Aanspraak op tegemoetkoming in verhuiskosten

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 54. Aanspraak op een tegemoetkoming in verhuiskosten ter zake van het betrekken of verlaten van een dienstwoning

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 55. De hoogte van de tegemoetkoming in verhuiskosten

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 56. Samenloop verhuiskostenvergoedingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 57. Geen aanspraak op verhuiskostenvergoeding

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 58. Terugbetaling tegemoetkoming verhuiskosten

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 59. Aanspraak op tegemoetkoming in de reiskosten

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 60. Evenredige vermindering tegemoetkoming in de reiskosten

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 61. Aanspraak aantal kalendermaanden per jaar tegemoetkoming in de reiskosten

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 62. Maximering reiskostenvergoeding

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 63. Aanspraak op tegemoetkoming in pensionkosten

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 64. Aanspraak op tegemoetkoming in de reis- en verblijfkosten bij dienstreizen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 65. Aanvraag en toekenning tegemoetkomingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 66. Aanspraak op vergoeding van de reis- en verblijfkosten bij geneeskundig onderzoek

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Titel 8. Jubileumgratificatie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Titel 9. Vakantie-uitkering

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Titel 10. Studiefaciliteiten onderwijsondersteunend personeel

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 78. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 79. Algemene voorwaarden

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 80. Studieverlof

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 81. Tegemoetkoming in studiekosten

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 82. Terugbetaling tegemoetkoming studiekosten

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De betrokkene is verplicht tot terugbetaling van de aan hem verleende tegemoetkoming in de studiekosten in geval:

    • a. hem ontslag wordt verleend vóórdat de studie met goed gevolg is afgesloten;

    • b. de studie niet met goed gevolg is afgesloten op grond van omstandigheden die naar het oordeel van het bevoegd gezag aan de betrokkene te wijten zijn;

    • c. hem ontslag wordt verleend binnen een termijn van drie jaren sedert de datum, waarop de studie met goed gevolg is afgesloten.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde verplichting tot terugbetaling wordt beperkt:

    • a. in de gevallen, bedoeld in het eerste lid, onder a en b, tot het bedrag dat de betrokkene is uitbetaald in het tijdvak van drie jaren, voorafgaande aan de datum, waarop de desbetreffende omstandigheid zich heeft voorgedaan;

    • b. in het geval, bedoeld in het eerste lid, onder c, voor elke maand die ontbreekt aan de in die bepaling genoemde termijn, tot 1/36 gedeelte van het bedrag dat de betrokkene is uitbetaald in het tijdvak van drie jaren voorafgaande aan de datum waarop de studie is afgesloten.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde verplichting geldt niet indien:

    • a. de betrokkene ter zake van het ontslag aanspraak heeft op een uitkering als bedoeld in het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel of op een direct ingaand pensioen;

    • b. de betrekking waaruit de betrokkene is ontslagen aansluitend wordt gevolgd door een nieuwe betrekking bij het onderwijs dan wel in overheidsdienst.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.

Terugbetaling tegemoetkoming studiekosten

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De betrokkene is verplicht tot terugbetaling van de aan hem verleende tegemoetkoming in de studiekosten in geval:

  • a. hem ontslag wordt verleend vóórdat de studie met goed gevolg is afgesloten;

  • b. de studie niet met goed gevolg is afgesloten op grond van omstandigheden die naar het oordeel van het bevoegd gezag aan de betrokkene te wijten zijn;

  • c. hem ontslag wordt verleend binnen een termijn van drie jaren sedert de datum, waarop de studie met goed gevolg is afgesloten.

2 De in het eerste lid bedoelde verplichting tot terugbetaling wordt beperkt:

  • a. in de gevallen, bedoeld in het eerste lid, onder a en b, tot het bedrag dat de betrokkene is uitbetaald in het tijdvak van drie jaren, voorafgaande aan de datum, waarop de desbetreffende omstandigheid zich heeft voorgedaan;

  • b. in het geval, bedoeld in het eerste lid, onder c, voor elke maand die ontbreekt aan de in die bepaling genoemde termijn, tot 1/36 gedeelte van het bedrag dat de betrokkene is uitbetaald in het tijdvak van drie jaren voorafgaande aan de datum waarop de studie is afgesloten.

3 De in het eerste lid bedoelde verplichting geldt niet indien:

  • a. de betrokkene ter zake van het ontslag aanspraak heeft op een uitkering als bedoeld in het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel voor primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs of op een direct ingaand pensioen;

  • b. de betrekking waaruit de betrokkene is ontslagen aansluitend wordt gevolgd door een nieuwe betrekking bij het onderwijs dan wel in overheidsdienst.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-02-2003.

Terugbetaling tegemoetkoming studiekosten

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De betrokkene is verplicht tot terugbetaling van de aan hem verleende tegemoetkoming in de studiekosten in geval:

  • a. hem ontslag wordt verleend vóórdat de studie met goed gevolg is afgesloten;

  • b. de studie niet met goed gevolg is afgesloten op grond van omstandigheden die naar het oordeel van het bevoegd gezag aan de betrokkene te wijten zijn;

  • c. hem ontslag wordt verleend binnen een termijn van drie jaren sedert de datum, waarop de studie met goed gevolg is afgesloten.

2 De in het eerste lid bedoelde verplichting tot terugbetaling wordt beperkt:

  • a. in de gevallen, bedoeld in het eerste lid, onder a en b, tot het bedrag dat de betrokkene is uitbetaald in het tijdvak van drie jaren, voorafgaande aan de datum, waarop de desbetreffende omstandigheid zich heeft voorgedaan;

  • b. in het geval, bedoeld in het eerste lid, onder c, voor elke maand die ontbreekt aan de in die bepaling genoemde termijn, tot 1/36 gedeelte van het bedrag dat de betrokkene is uitbetaald in het tijdvak van drie jaren voorafgaande aan de datum waarop de studie is afgesloten.

3 De in het eerste lid bedoelde verplichting geldt niet indien:

  • a. de betrokkene ter zake van het ontslag aanspraak heeft op een uitkering als bedoeld in het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel voor primair en voortgezet onderwijs, of op een direct ingaand pensioen;

  • b. de betrekking waaruit de betrokkene is ontslagen aansluitend wordt gevolgd door een nieuwe betrekking bij het onderwijs dan wel in overheidsdienst.

Titel 11. Algemene bepalingen ten aanzien van formatie en salaris

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

§ 1. Bepalingen geldend voor alle instellingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 83. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

In deze titel wordt verstaan onder:

  • a. salaris: het bedrag dat met inachtneming van de bepalingen van dit besluit voor de betrokkene is vastgesteld aan de hand van de bijlagen 1A tot en met 1D en 1F van dit besluit;

  • b. schaal: een als zodanig in een der bijlagen 1A en 1B van dit besluit vermelde reeks van genummerde salarissen, behorende bij een normbetrekking;

  • c. maximumschaal: de hoogste schaal die behoort bij een functie;

  • d. aanloopschaal: een bij een functie behorende lagere schaal dan de maximumschaal;

  • e. salarisnummer: een aanduiding, bestaande uit een getal of uit een letter en een getal, dat in een salarisschaal bij een salaris is vermeld;

  • f. maximumsalaris: het hoogste bedrag dat in een schaal voorkomt, waarvan het salarisnummer uitsluitend uit een getal bestaat;

  • g. functie: het samenstel van werkzaamheden aan één of meer instellingen door de betrokkene in dienst van hetzelfde bevoegd gezag te verrichten krachtens en overeenkomstig hetgeen hem uit hoofde van een benoeming als bedoeld in artikel 1 onderdeel n, door het bevoegd gezag is opgedragen; een en ander conform de titels 12, 13 of 14 van dit hoofdstuk;

  • h. normfunctie: een functie waarvan de inhoud en het niveau zijn omschreven in de bijlagen 12-1, 12-2, 13-1, 13-2 en 14-1 bij dit besluit;

  • i. carrièrepatroon: de wijze waarop de betrokkene op grond van de titels 12, 13 of 14 van dit hoofdstuk het maximumsalaris van de bij zijn functie behorende maximumschaal bereikt;

  • j. formatie: het samenstel van functies voor het gehele personeel in niveaus en aantallen, uitgedrukt in de omvang van een normbetrekking of een gedeelte daarvan;

  • k. tijdelijke uitbreiding betrekkingsomvang: de tijdelijke uitbreiding van de betrekkingsomvang op grond van dit besluit van een reeds bij het bevoegd gezag benoemd personeelslid;

  • l. begintraject: de reeks salarisbedragen die voorafgaat aan de aanloopschaal bij een functie als bedoeld in titel 13 van dit hoofdstuk, zoals aangegeven in bijlage 1D;

  • m. eindejaarsuitkering: de uitkering als bedoeld in artikel 108;

  • n. aanlooptraject: de reeks salarisbedragen die voorafgaat aan de maximumschaal bij een functie als bedoeld in artikel 173, zoals aangegeven in bijlage 1F.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2001.

Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

In deze titel wordt verstaan onder:

  • a. salaris: het bedrag dat met inachtneming van dit besluit voor de betrokkene is vastgesteld aan de hand van de bijlagen 1A of 1B;

  • b. maximumsalaris: het hoogste salarisbedrag van de salarisschaal dan wel het hoogste salarisbedrag ingeval van een grotescholenuitloop;

  • c. periodiek: het verschil tussen de opvolgende salarisnummers in het carrièrepatroon;

  • d. salarisnummer: een aanduiding binnen het carrièrepatroon, bestaande uit een getal;

  • e. carrièrepatroon: de wijze waarop de betrokkene via een reeks van salarisnummers het maximumsalaris van de salarisschaal bereikt, zoals aangegeven in bijlage 1A;

  • f. functie: samenstel van werkzaamheden aan één of meer instellingen door de betrokkene in dienst van hetzelfde bevoegd gezag te verrichten krachtens en overeenkomstig hetgeen hem uit hoofde van een benoeming door het bevoegd gezag is opgedragen, een en ander conform de titels 12, 13 of 14 van dit hoofdstuk;

  • g. normfunctie: een functie waarvan de inhoud en het niveau zijn omschreven in de bijlagen 12-1, 12-2, 13-1, 13-2 en 14-1 bij dit besluit;

  • h. formatie: het samenstel van functies voor het gehele personeel in niveaus en aantallen, uitgedrukt in de omvang van een normbetrekking of een gedeelte daarvan;

  • i. tijdelijke uitbreiding betrekkingsomvang: de tijdelijke uitbreiding van de betrekkingsomvang op grond van dit besluit van een reeds bij het bevoegd gezag benoemd personeelslid;

  • j. eindejaarsuitkering: de uitkering als bedoeld in artikel 108;

  • k. bekostigd salaris: het salaris dat voor een betrokkene zou hebben gegolden zonder toepassing van artikel 95a, eerste tot en met vierde lid dan wel artikel 152.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

In deze titel wordt verstaan onder:

  • a. salaris: het bedrag dat met inachtneming van dit besluit voor de betrokkene is vastgesteld aan de hand van de bijlagen 1A of 1B;

  • b. salarisschaal: de bij een functie horende schaal;

  • c. maximumsalaris: het hoogste salarisbedrag van de salarisschaal dan wel het hoogste salarisbedrag ingeval van een grotescholenuitloop;

  • d. periodiek: het verschil tussen de opvolgende salarisnummers in het carrièrepatroon;

  • e. salarisnummer: een aanduiding binnen het carrièrepatroon, bestaande uit een getal;

  • f. carrièrepatroon: de wijze waarop de betrokkene via een reeks van salarisnummers, genoemd in bijlage 1A, het maximumsalaris van de salarisschaal bereikt;

  • g. functie: samenstel van werkzaamheden aan één of meer instellingen door de betrokkene in dienst van hetzelfde bevoegd gezag te verrichten krachtens en overeenkomstig hetgeen hem uit hoofde van een benoeming als bedoeld in artikel 1, onderdeel n, door het bevoegd gezag is opgedragen; een en ander conform de titels 12, 13 of 14 van dit hoofdstuk;

  • h. normfunctie: een functie waarvan de inhoud en het niveau zijn omschreven in de bijlagen 12-1, 12-2, 13-1, 13-2 en 14-1 bij dit besluit;

  • i. formatie: het samenstel van functies voor het gehele personeel in niveaus en aantallen, uitgedrukt in de omvang van een normbetrekking of een gedeelte daarvan;

  • j. tijdelijke uitbreiding betrekkingsomvang: de tijdelijke uitbreiding van de betrekkingsomvang op grond van dit besluit van een reeds bij het bevoegd gezag benoemd personeelslid;

  • k. eindejaarsuitkering: de uitkering als bedoeld in artikel 108.

Artikel 84. Functiebeloning

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De betrokkene wordt benoemd in één van de functies die door het bevoegd gezag beschikbaar zijn gesteld.

  • 2 Het salaris van de betrokkene wordt vastgesteld aan de hand van de functie waarin hij is benoemd, een en ander met inachtneming van de bepalingen van deze titel en de titels 12, 13 of 14 van dit hoofdstuk.

  • 3 De betrokkene kan bij een bevoegd gezag aan de instelling of instellingen waaraan hij uit hoofde van zijn benoeming verbonden kan worden, slechts inéé n functie zijn benoemd, met dien verstande dat als één functie worden aangemerkt:

    • a. onderwijsgevende functies met dezelfde maximumschaal en hetzelfde carrièrepatroon;

    • b. gelijksoortige onderwijsondersteunende functies met dezelfde maximumschaal en hetzelfde carrièrepatroon.

  • 4 Het bevoegd gezag kan naast of in plaats van de normfuncties andere functies voor de instelling vaststellen waarbij taken behorend tot die normfunctie worden verzelfstandigd of andere taken dan wel taken behorende tot verschillende normfuncties worden samengevoegd tot één nieuwe functie. De maximumschaal van deze nieuwe functie kan ten hoogste schaal 13 zijn.

  • 5 In de situaties, bedoeld in het vierde lid, stelt het bevoegd gezag een functiebeschrijving op en geeft daarbij de plaats in de organisatie aan voor de nieuwe functie. Tevens wordt de maximumschaal aangegeven op basis van de aard en het niveau van de werkzaamheden die in de functie zijn samengebracht rekening houdend met de voor het rijkspersoneel ter zake geldende normen en in samenhang met de formatie, en geeft het bevoegd gezag aan of titel 12, 13 of  14 van dit hoofdstuk op die functie van toepassing is.

  • 6 De betrokkene die zich niet kan verenigen met de uitkomst van de waardering van zijn functie als bedoeld in het vijfde lid, kan het bevoegd gezag verzoeken die waarderingsuitkomst opnieuw in overweging te nemen. Onze Minister geeft nadere voorschriften voor de behandeling van verzoeken als bedoeld in de eerste volzin.

  • 7 In afwijking van het derde lid kan een betrokkene in het in dat lid bedoelde geval worden benoemd:

    • a. in twee functies als bedoeld in titel 14 dan wel de titels 13 en 14 van dit hoofdstuk, indien er een verschil van meer dan 3 schalen is tussen de bij die functies behorende maximumschalen, of

    • b. in twee functies als bedoeld in titel 13 van dit hoofdstuk indien die functies bestaan uit een normfunctie leraar voor basisscholen enerzijds en een normfunctie leraar voor speciale scholen voor basisonderwijs anderzijds.

  • 8 Over belangrijke facetten van de concrete taakinhoud en over wijziging daarvan pleegt het bevoegd gezag overleg met de betrokkene. De werkzaamheden moeten redelijkerwijs aan de betrokkene kunnen worden opgedragen.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Functiebeloning

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De betrokkene wordt benoemd in één van de functies die door het bevoegd gezag beschikbaar zijn gesteld.

2 Het salaris van de betrokkene wordt vastgesteld aan de hand van de functie waarin hij is benoemd, een en ander met inachtneming van de bepalingen van deze titel en de titels 12, 13, 14 of 15 van dit hoofdstuk.

3 De betrokkene kan bij een bevoegd gezag aan de instelling of instellingen waaraan hij uit hoofde van zijn benoeming verbonden kan worden, slechts inéé n functie zijn benoemd, met dien verstande dat als één functie worden aangemerkt:

  • a. onderwijsgevende functies met dezelfde salarisschaal;

  • b. gelijksoortige onderwijsondersteunende functies met dezelfde salarisschaal.

4 Het bevoegd gezag kan naast of in plaats van de normfuncties andere functies voor de instelling vaststellen waarbij taken behorend tot die normfunctie worden verzelfstandigd of andere taken dan wel taken behorende tot verschillende normfuncties worden samengevoegd tot één nieuwe functie. Hiervoor geldt ten hoogste een salarisschaal waarvan het hoogste bedrag overeenkomt met het maximum van schaal DE zoals opgenomen in bijlage 1A, categorie 1, onderdeel A.

5 In de situaties, bedoeld in het vierde lid, stelt het bevoegd gezag een functiebeschrijving op en geeft daarbij de plaats in de organisatie aan voor de nieuwe functie. Tevens wordt de salarisschaal aangegeven op basis van de aard en het niveau van de werkzaamheden die in de functie zijn samengebracht rekening houdend met de voor het rijkspersoneel ter zake geldende normen en in samenhang met de formatie, en geeft het bevoegd gezag aan of titel 12, 13 of  14 van dit hoofdstuk op die functie van toepassing is.

6 De betrokkene die zich niet kan verenigen met de uitkomst van de waardering van zijn functie als bedoeld in het vijfde lid, kan het bevoegd gezag verzoeken die waarderingsuitkomst opnieuw in overweging te nemen. Onze Minister geeft nadere voorschriften voor de behandeling van verzoeken als bedoeld in de eerste volzin.

7 In afwijking van het derde lid kan een betrokkene in het in dat lid bedoelde geval worden benoemd:

  • a. in twee functies als bedoeld in titel 14 indien er een verschil van meer dan drie salarisschalen is tussen de bij die functies behorende salarisschalen, dan wel in twee functies als bedoeld in titel 13 en 14 indien in geval van salarisschaal LA, LB, LC, LD of LE zoals opgenomen in bijlage 1A, categorie 3, een lagere salarisschaal geldt dan respectievelijk salarisschaal 6, 7, 8, 9 of 10 zoals aangegeven in bijlage 1A, categorie 4, of in geval van salarisschaal LA, LB of LC een hogere salarisschaal geldt dan respectievelijk 12, 13 of 14;

  • b. in twee functies als bedoeld in titel 13 van dit hoofdstuk indien die functies bestaan uit een normfunctie leraar voor basisscholen enerzijds en een normfunctie leraar voor speciale scholen voor basisonderwijs anderzijds.

8 Over belangrijke facetten van de concrete taakinhoud en over wijziging daarvan pleegt het bevoegd gezag overleg met de betrokkene. De werkzaamheden moeten redelijkerwijs aan de betrokkene kunnen worden opgedragen.

Artikel 85. Invulling normbetrekking

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De betrokkene wordt benoemd in een normbetrekking of een deel daarvan, onverminderd het vijfde lid.

  • 2 De normbetrekking op jaarbasis wordt gerealiseerd door met inachtneming van het verlof op grond van artikel 12 respectievelijk artikel 17, tweede lid eerste volzin, op jaarbasis uit te gaan van een arbeidsduur van 1710 uren, waaruit verlof wordt verleend op grond van artikel 32.

  • 3 In afwijking van het tweede lid wordt de normbetrekking door het bevoegd gezag op verzoek van de betrokkene gerealiseerd door middel van een arbeidsduur op jaarbasis die met inachtneming van het verlof op grond van artikel 12 respectievelijk artikel 17, tweede lid eerste volzin, wordt gelijkgesteld met 1790 uren, tenzij het dienstbelang zich daartegen verzet.

  • 5 Voor de betrokkene geldt dat de omvang van zijn betrekking of betrekkingen, waaronder tevens zijn begrepen werkzaamheden al of niet in dienstverband buiten het onderwijs verricht en waarmee inkomen wordt verworven, de omvang van 120% van een normbetrekking niet te boven mag gaan.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.

Invulling normbetrekking

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De betrokkene wordt benoemd in een normbetrekking of een deel daarvan, onverminderd het vijfde lid.

2 De normbetrekking op jaarbasis wordt gerealiseerd door met inachtneming van het verlof op grond van artikel 12 respectievelijk artikel 17, tweede lid eerste volzin, op jaarbasis uit te gaan van een arbeidsduur van 1710 uren, waaruit verlof wordt verleend op grond van artikel 32.

3 In afwijking van het tweede lid wordt de normbetrekking door het bevoegd gezag op verzoek van de betrokkene gerealiseerd door middel van een arbeidsduur op jaarbasis die met inachtneming van het verlof op grond van artikel 12 respectievelijk artikel 17, tweede lid eerste volzin, wordt gelijkgesteld met 1790 uren, tenzij het dienstbelang zich daartegen verzet.

4 Aan het derde lid kan geen toepassing worden gegeven indien dat op enigerlei wijze direct leidt tot een plaatsing in de formatie, bedoeld in artikel 110, tweede lid, onder b, dan wel tot enige uitkering op grond van het het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel voor primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs.

5 Voor de betrokkene geldt dat de omvang van zijn betrekking of betrekkingen, waaronder tevens zijn begrepen werkzaamheden al of niet in dienstverband buiten het onderwijs verricht en waarmee inkomen wordt verworven, de omvang van 120% van een normbetrekking niet te boven mag gaan.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-02-2003.

Invulling normbetrekking

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De betrokkene wordt benoemd in een normbetrekking of een deel daarvan, onverminderd het vijfde lid.

2 De normbetrekking op jaarbasis wordt gerealiseerd door met inachtneming van het verlof op grond van artikel 12 respectievelijk artikel 17, tweede lid eerste volzin, op jaarbasis uit te gaan van een arbeidsduur van 1710 uren, waaruit verlof wordt verleend op grond van artikel 32.

3 In afwijking van het tweede lid wordt de normbetrekking door het bevoegd gezag op verzoek van de betrokkene gerealiseerd door middel van een arbeidsduur op jaarbasis die met inachtneming van het verlof op grond van artikel 12 respectievelijk artikel 17, tweede lid eerste volzin, wordt gelijkgesteld met 1790 uren, tenzij het dienstbelang zich daartegen verzet.

4 Aan het derde lid kan geen toepassing worden gegeven indien dat direct leidt tot een plaatsing in de formatie, bedoeld in artikel 110, tweede lid, onder b, dan wel tot enige uitkering op grond van het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel voor primair en voortgezet onderwijs.

5 Voor de betrokkene geldt dat de omvang van zijn betrekking of betrekkingen, waaronder tevens zijn begrepen werkzaamheden al of niet in dienstverband buiten het onderwijs verricht en waarmee inkomen wordt verworven, de omvang van 120% van een normbetrekking niet te boven mag gaan.

Artikel 86. Salaris bij een niet-normbetrekking

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 87. Behoud van functie en betrekkingsomvang

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Zonder voorafgaand ontslag kan voor een betrokkene geen andere functie gaan gelden dan de functie waarin hij reeds is benoemd, behoudens de artikelen 127, 128, 138 en 183. De eerste volzin is niet van toepassing indien het bevoegd gezag bij de bepaling van het functieniveau met de betrokkene is overeengekomen dat zijn functie een tijdelijk karakter heeft en de schaal in verband daarmee slechts tijdelijk zal gelden.

  • 2 De omvang van de betrekking van een betrokkene die in vaste dienst is benoemd, wordt niet tegen zijn wil verkleind, behoudens de mogelijkheid van het verval van rechtswege op grond van artikel 113.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Behoud van functie en betrekkingsomvang

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Zonder voorafgaand ontslag kan voor een betrokkene geen andere functie gaan gelden dan de functie waarin hij reeds is benoemd, behoudens de artikelen 127, 128, 138 en 183. De eerste volzin is niet van toepassing indien het bevoegd gezag bij de bepaling van het functieniveau met de betrokkene is overeengekomen dat zijn functie een tijdelijk karakter heeft en de salarisschaal in verband daarmee slechts tijdelijk zal gelden.

2 De omvang van de betrekking van een betrokkene die in vaste dienst is benoemd, wordt niet tegen zijn wil verkleind, behoudens de mogelijkheid van het verval van rechtswege op grond van artikel 113.

Artikel 88. Maximumschaal, aanloopschalen, begintraject en aanlooptraject

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Bij elke functie behoren één of meer schalen, een aantal schalen en een begintraject, of één schaal en een aanlooptraject. Het salaris van de in die functie benoemde betrokkene wordt vastgesteld aan de hand van één van de salarisbedragen die in het begintraject, het aanlooptraject of die schaal dan wel schalen voorkomen.

  • 2 Indien titel 12, 13 of 14 van dit hoofdstuk dit voorschrijft, wordt het salaris van de betrokkene eerst vastgesteld op een der salarisbedragen in het begintraject, aanlooptraject, de aanloopschaal of aanloopschalen en, nadat hij die volgens het bepaalde in de desbetreffende titel heeft doorlopen, op een salarisbedrag in de maximumschaal.

  • 3 De bij elke functie behorende maximumschaal, aanloopschaal of aanloopschalen, begintraject en aanlooptraject zijn aangegeven in titel 12, 13 of 14 van dit hoofdstuk.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Dit onderdeel vervalt.

Artikel 89. Inschaling

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Behoudens de artikelen 90 tot en met 93, 125 en 174 wordt het salaris van de betrokkene bij zijn benoeming vastgesteld op het laagste bedrag:

  • a. van het begintraject of aanlooptraject dan wel;

  • b. indien bij de functie geen begintraject of aanlooptraject behoort, op het laagste bedrag in de laagste schaal behorend bij de functie waarin hij wordt benoemd dan wel;

  • c. indien bij de functie, bedoeld in titel 13 van dit hoofdstuk, schaal 12 als maximumschaal behoort, op het bedrag behorende bij salarisnummer 1 in schaal 10.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Inschaling

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Met inachtneming van de artikelen 90 tot en met 94 en 175 wordt het salaris van de betrokkene bij zijn benoeming vastgesteld volgens salarisnummer 1 van de salarisschaal die behoort bij de functie waarin hij wordt benoemd.

Artikel 90. Inschaling bij benoeming na voorafgaande onderwijsfunctie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Het salaris van de betrokkene die reeds eerder in een schooljaar gedurende ten minste 60 werkdagen in een onderwijsfunctie werkzaam en bezoldigd is geweest en die wordt benoemd in hetzij een functie met eenlagere maximumschaal hetzij een functie met eenzelfde maximumschaal en hetzelfde of een ongunstiger carrièrepatroon dan behoorde respectievelijk behoorden bij die vorige onderwijsfunctie, wordt vastgesteld in het begintraject dan wel, indien het bedrag hoger is of indien er bij de functie geen begintraject behoort in de laagst mogelijke schaal die bij zijn nieuwe functie behoort, op hetzelfde bedrag waarop hij in die vorige functie werd bezoldigd in dat schooljaar.

  • 2 Indien de in het eerste lid bedoelde betrokkene in enig aan zijn benoeming voorafgaand schooljaar reeds gedurende ten minste 60 werkdagen in zijn vorige onderwijsfunctie werkzaam en bezoldigd is geweest, wordt, voor zover het bij die vorige functie behorende carrièrepatroon zulks mogelijk maakt, zijn salaris vastgesteld in het begintraject dan wel, indien het bedrag hoger is of indien er bij de functie geen begintraject behoort in de laagst mogelijke schaal die bij zijn nieuwe functie behoort, op een bedrag dat één periodieke verhoging hoger is dan het salaris dat hij in die vorige functie genoot in dat voorafgaande schooljaar.

  • 3 Het salaris van de betrokkene die reeds eerder in een schooljaar gedurende ten minste 60 werkdagen in een onderwijsfunctie werkzaam en bezoldigd is geweest en die wordt benoemd in hetzij een functie met een hogere maximumschaal hetzij een functie met een gunstiger carrièrepatroon en ten minste eenzelfde maximumschaal dan behoorde respectievelijk behoorden bij die vorige onderwijsfunctie, wordt vastgesteld in het begintraject dan wel, indien het bedrag hoger is of indien er bij de functie geen begintraject behoort in de laagst mogelijke schaal die bij zijn nieuwe functie behoort op het salarisbedrag dat onmiddellijk gelegen is boven het bedrag waarop welk hij in die vorige functie werd bezoldigd in dat schooljaar.

  • 4 Indien de in het derde lid bedoelde betrokkene in enig aan zijn benoeming voorafgaand schooljaar reeds gedurende ten minste 60 werkdagen in zijn vorige onderwijsfunctie werkzaam en bezoldigd is geweest, wordt, voor zover het bij die vorige functie behorende carrièrepatroon zulks mogelijk maakt, zijn salaris vastgesteld in het begintraject dan wel, indien het bedrag hoger is of indien er bij de functie geen begintraject behoort, in de laagst mogelijke schaal die bij zijn nieuwe functie behoort, op het salarisbedrag dat onmiddellijk gelegen is boven het bedrag dat volgens het bij die vorige functie behorende carrièrepatroon één periodieke verhoging hoger is dan het salaris dat hij in die vorige functie genoot in dat voorafgaande schooljaar.

  • 5 Voor de toepassing van het eerste tot en met het vierde lid wordt met een schooljaar waarin de betrokkene gedurende ten minste 60 werkdagen werkzaam en bezoldigd is geweest in zijn vorige onderwijsfunctie, gelijkgesteld een schooljaar waarin de betrokkene gedurende alle schoolweken in die onderwijsfunctie benoemd is geweest.

  • 6 Bij een benoeming in een onderwijsfunctie wordt het salaris van de betrokkene die reeds meer dan één onderwijsfunctie vervulde, vastgesteld op de in het eerste tot en met vierde lid aangegeven wijze, met dien verstande dat hierbij wordt uitgegaan van:

    • a. het schooljaar waarin de betrokkene voor het laatst in alle door hem vervulde onderwijsfuncties gezamenlijk gedurende alle schoolweken benoemd dan wel gedurende ten minste 60 werkdagen werkzaam en bezoldigd is geweest;

    • b. de vorige onderwijsfunctie met de hoogst mogelijke maximumschaal waarin de betrokkene tezamen met andere vorige onderwijsfuncties met eenzelfde of een hogere maximumschaal in het onder a bedoelde schooljaar gedurende alle schoolweken benoemd dan wel gedurende ten minste 60 werkdagen werkzaam en bezoldigd is geweest.

    Indien de betrokkene in het onder a bedoelde schooljaar naast de onder b bepaalde onderwijsfunctie één of meer onderwijsfuncties heeft vervuld met dezelfde maximumschaal als die behoorde bij de onder b bepaalde onderwijsfunctie en hij in alle onderwijsfuncties met die gelijke maximumschaal niet volgens hetzelfde salarisbedrag werd bezoldigd, wordt uitgegaan van de onderwijsfunctie met die gelijke maximumschaal waarin de betrokkene in het onder a bedoelde schooljaar volgens het laagste salarisbedrag bezoldigd is geweest, tenzij hij in dat schooljaar in een andere onderwijsfunctie met die gelijke maximumschaal volgens een hoger salarisbedrag bezoldigd is geweest en hij in deze onderwijsfunctie tezamen met andere onderwijsfuncties met die gelijke maximumschaal en eenzelfde salarisbedrag in het onder a bedoelde schooljaar gedurende alle schoolweken benoemd dan wel gedurende ten minste 60 werkdagen werkzaam en bezoldigd is geweest; in dat geval wordt uitgegaan van die laatstbedoelde onderwijsfunctie.

  • 7 Voor de toepassing van het zesde lid:

    • a. worden dagen waarop de betrokkene gelijktijdig in meer dan één onderwijsfunctie werkzaam en bezoldigd was als één werkdag geteld; indien hierbij sprake was van twee of meer onderwijsfuncties met dezelfde maximumschaal waarin de betrokkene volgens verschillende salarisbedragen werd bezoldigd, worden de dagen waarop deze functies gelijktijdig zijn vervuld toegerekend aan de onderwijsfunctie waarin hij op die dagen volgens het hoogste salarisbedrag werd bezoldigd; dagen waarop de betrokkene gelijktijdig twee of meer onderwijsfuncties heeft vervuld met verschillende maximumschalen, worden toegerekend aan de onderwijsfunctie die hij op die dagen heeft vervuld met de hoogste maximumschaal;

    • b. wordt bij de telling van het aantal werkdagen, bedoeld in het eerste tot en met het vierde lid, uitgegaan van het aantal werkdagen waarop de betrokkene in het schooljaar, bedoeld in het zesde lid, onder a, werkzaam en bezoldigd is geweest in alle door hem vervulde onderwijsfuncties gezamenlijk;

    • c. wordt bij een benoeming in het schooljaar, bedoeld in het zesde lid, onder a, of in het onmiddellijk daarop volgende schooljaar, voor de betrokkene die op 1 augustus van het in het zesde lid, onder a, bedoelde schooljaar dezelfde onderwijsfuncties vervulde als op 31 juli van het onmiddellijk daaraan voorafgaande schooljaar, uitgegaan van het laatstbedoelde schooljaar indien dit leidt tot vaststelling van een hoger salaris en mits hij in dat schooljaar in alle door hem vervulde onderwijsfuncties gezamenlijk gedurende alle schoolweken benoemd dan wel gedurende ten minste 60 werkdagen werkzaam en bezoldigd is geweest;

    • d. wordt bij een benoeming aan dezelfde instelling of bij hetzelfde bevoegd gezag, de vorige onderwijsfunctie met een hogere maximumschaal dan behoort bij de functie waarin de benoeming plaatsvindt, buiten beschouwing gelaten indien de betrokkene niet tenminste drie schooljaren in die vorige functie werkzaam is geweest en hij bij dezelfde instelling of bij hetzelfde bevoegd gezag eveneens werkzaam is geweest in een functie met een lagere maximumschaal dan behoorde bij die vorige functie. Voor de vaststelling van het salaris wordt uitgegaan van het salaris dat zou zijn genoten in de functie met de lagere maximumschaal. Het vijfde lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 8 Vaststelling van het salaris bij een benoeming als bedoeld in het eerste tot en met het zevende lid mag er niet toe leiden dat het vastgestelde bedrag hoger is dan het hoogste bedrag in de bij de desbetreffende functie behorende maximumschaal noch lager dan het laagste bedrag van het bij de functie behorende begintraject dan wel van de laagste aanloopschaal indien bij de functie geen begintraject behoort. Indien het salarisbedrag dat de betrokkene in zijn vorige functie genoot niet voorkomt in het begintraject of de laagst mogelijke schaal behorende bij de functie waarin hij wordt benoemd, wordt het salaris vastgesteld op het naasthogere bedrag in dat begintraject of deze schaal. Indien het salaris dat de betrokkene in zijn vorige functie genoot hoger is dan het hoogste bedrag in de bij zijn functie behorende maximumschaal wordt zijn salaris vastgesteld op dat hoogste bedrag.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

1 Het salaris van de betrokkene die reeds eerder in hetzelfde schooljaar gedurende tenminste 60 werkdagen in een onderwijsfunctie werkzaam en bezoldigd is geweest en die wordt benoemd in hetzij een functie met een lager maximumsalaris hetzij een functie met een zelfde maximumsalaris met een zelfde of ongunstiger carrièrepatroon dan behoorde bij die vorige onderwijsfunctie, wordt in het carrièrepatroon van de nieuwe functie vastgesteld op hetzelfde salarisbedrag dat voor hem gold in die vorige functie in dat schooljaar.

2 Indien het eerste lid niet van toepassing is en de in het eerste lid bedoelde betrokkene in enig aan zijn benoeming voorafgaand schooljaar reeds tenminste 60 werkdagen in zijn vorige onderwijsfunctie werkzaam en bezoldigd is geweest, wordt zijn salaris vastgesteld op een naasthoger bedrag dan het salaris dat hij in die vorige functie in het laatste schooljaar daarvan genoot.

3 Het salaris van de betrokkene die reeds eerder in hetzelfde schooljaar gedurende tenminste 60 werkdagen in een onderwijsfunctie werkzaam en bezoldigd is geweest en die wordt benoemd in een functie met een hoger maximumsalaris of een zelfde maximumsalaris maar met een gunstiger carrièrepatroon, wordt in het bij die functie horende carrièrepatroon vastgesteld op het salarisbedrag dat onmiddellijk gelegen is boven het salarisbedrag volgens welk hij in die vorige functie werd bezoldigd in dat schooljaar.

4 Indien het derde lid niet van toepassing is en de in het derde lid bedoelde betrokkene in enig aan zijn benoeming voorafgaand schooljaar reeds tenminste 60 werkdagen in zijn vorige onderwijsfunctie werkzaam en bezoldigd is geweest, wordt, voor zover het bij die vorige functie behorende carrièrepatroon dat mogelijk maakt, het salaris vastgesteld op het salarisbedrag dat gelegen is onmiddellijk boven het bedrag dat volgens het bij die vorige functie behorende carrièrepatroon één periodieke verhoging hoger is dan het salaris dat hij in die vorige functie in het laatste schooljaar daarvan genoot.

6 Bij een benoeming in een onderwijsfunctie wordt het salaris van de betrokkene die reeds meer dan één onderwijsfunctie vervulde, vastgesteld op de in het eerste tot en met vierde lid aangegeven wijze, met dien verstande dat hierbij wordt uitgegaan van:

  • a. het schooljaar waarin de betrokkene voor het laatst in alle door hem vervulde onderwijsfuncties gezamenlijk gedurende alle schoolweken benoemd dan wel gedurende ten minste 60 werkdagen werkzaam en bezoldigd is geweest;

  • b. de vorige onderwijsfunctie met het hoogst mogelijke maximumsalaris waarin de betrokkene tezamen met andere vorige onderwijsfuncties met eenzelfde salarisschaal of een salarisschaal met een hoger maximumsalaris in het onder a bedoelde schooljaar gedurende alle schoolweken benoemd dan wel gedurende ten minste 60 werkdagen werkzaam en bezoldigd is geweest.

Indien de betrokkene in het onder a bedoelde schooljaar naast de onder b bepaalde onderwijsfunctie één of meer onderwijsfuncties heeft vervuld met dezelfde salarisschaal als die behoorde bij de onder b bepaalde onderwijsfunctie en hij in alle onderwijsfuncties met die gelijke maximumschaal niet volgens hetzelfde salarisbedrag werd bezoldigd, wordt uitgegaan van de onderwijsfunctie met die gelijke salarisschaal waarin de betrokkene in het onder a bedoelde schooljaar volgens het laagste salarisbedrag bezoldigd is geweest, tenzij hij in dat schooljaar in een andere onderwijsfunctie met die gelijke maximumschaal volgens een hoger salarisbedrag bezoldigd is geweest en hij in deze onderwijsfunctie tezamen met andere onderwijsfuncties met die gelijke maximumschaal en eenzelfde salarisbedrag in het onder a bedoelde schooljaar gedurende alle schoolweken benoemd dan wel gedurende ten minste 60 werkdagen werkzaam en bezoldigd is geweest; in dat geval wordt uitgegaan van die laatstbedoelde onderwijsfunctie.

7 Voor de toepassing van het zesde lid:

  • a. worden dagen waarop de betrokkene gelijktijdig in meer dan één onderwijsfunctie werkzaam en bezoldigd was als één werkdag geteld; indien hierbij sprake was van twee of meer onderwijsfuncties met dezelfde salarisschaal waarin de betrokkene volgens verschillende salarisbedragen werd bezoldigd, worden de dagen waarop deze functies gelijktijdig zijn vervuld toegerekend aan de onderwijsfunctie waarin hij op die dagen volgens het hoogste salarisbedrag werd bezoldigd; dagen waarop de betrokkene gelijktijdig twee of meer onderwijsfuncties heeft vervuld met verschillende salarisschalen, worden toegerekend aan de onderwijsfunctie die hij op die dagen heeft vervuld met het hoogste maximumsalaris;

  • b. wordt bij de telling van het aantal werkdagen, bedoeld in het eerste tot en met het vierde lid, uitgegaan van het aantal werkdagen waarop de betrokkene in het schooljaar, bedoeld in het zesde lid, onder a, werkzaam en bezoldigd is geweest in alle door hem vervulde onderwijsfuncties gezamenlijk;

  • c. wordt bij een benoeming in het schooljaar, bedoeld in het zesde lid, onder a, of in het onmiddellijk daarop volgende schooljaar, voor de betrokkene die op 1 augustus van het in het zesde lid, onder a, bedoelde schooljaar dezelfde onderwijsfuncties vervulde als op 31 juli van het onmiddellijk daaraan voorafgaande schooljaar, uitgegaan van het laatstbedoelde schooljaar indien dit leidt tot vaststelling van een hoger salaris en mits hij in dat schooljaar in alle door hem vervulde onderwijsfuncties gezamenlijk gedurende alle schoolweken benoemd dan wel gedurende ten minste 60 werkdagen werkzaam en bezoldigd is geweest;

  • d. wordt bij een benoeming aan dezelfde instelling of bij hetzelfde bevoegd gezag, de vorige onderwijsfunctie met een salarisschaal met een hoger maximumsalaris dan behoort bij de functie waarin de benoeming plaatsvindt, buiten beschouwing gelaten indien de betrokkene niet tenminste drie schooljaren in die vorige functie werkzaam is geweest en hij bij dezelfde instelling of bij hetzelfde bevoegd gezag eveneens werkzaam is geweest in een functie met een salarisschaal met een lager maximumsalaris dan behoorde bij die vorige functie. Voor de vaststelling van het salaris wordt uitgegaan van het salaris dat zou zijn genoten in de functie met de schaal met het lagere maximumsalaris. Het vijfde lid is van overeenkomstige toepassing.

8 Vaststelling van het salaris bij een benoeming als bedoeld in het eerste tot en met het zevende lid, mag niet leiden tot vaststelling van een salarisbedrag dat hoger is dan het maximumsalaris van de desbetreffende functie. Indien het salaris dat de betrokkene in zijn vorige functie genoot hoger is dan het maximumsalaris in de bij zijn functie behorende salarisschaal wordt zijn salaris vastgesteld op dat maximumsalaris. Indien het salarisbedrag dat de betrokkene in zijn vorige functie genoot niet voorkomt in het carrièrepatroon dat behoort bij de functie waarin hij wordt benoemd, wordt het salaris vastgesteld op het naasthogere salarisbedrag in dat carrièrepatroon.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2001.

9 Indien artikel 95a, vijfde lid, nog van toepassing was in de voorafgaande onderwijsfunctie, dient een bekostigd salaris te worden vastgesteld volgens de grondslagen van artikel 95a, vijfde lid. Zolang het bekostigde salaris en het salaris niet gelijk zijn, worden het salaris en de overige vergoedingen bekostigd op de grondslagen van artikel 95a, vijfde lid.

Artikel 91. Inschaling bij benoeming ingeval van aangehouden onderwijsfunctie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Ten aanzien van de vaststelling van het salaris van de betrokkene die reeds één of meer functies bij het onderwijs vervult en die daarnaast wordt benoemd in een andere onderwijsfunctie is artikel 90 van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat hierbij een aangehouden functie wordt gelijkgesteld met een vorige functie.

  • 2 Het salaris van de in het eerste lid bedoelde betrokkene die wordt benoemd in een functie met een maximumschaal en een carrièrepatroon die gelijk zijn aan de maximumschaal en het carrièrepatroon die bij de aangehouden functie respectievelijk bij één van de aangehouden functies behoren, wordt, in afwijking van het eerste lid, vastgesteld op hetzelfde bedrag en in hetzelfde begintraject of in dezelfde schaal volgens welke hij wordt bezoldigd in de aangehouden functie met die gelijke maximumschaal en dat gelijke carrièrepatroon.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Inschaling bij benoeming ingeval van aangehouden onderwijsfunctie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Ten aanzien van de vaststelling van het salaris van de betrokkene die reeds één of meer functies bij het onderwijs vervult en die daarnaast wordt benoemd in een andere onderwijsfunctie is artikel 90 van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat hierbij een aangehouden functie wordt gelijkgesteld met een vorige functie.

2 Het salaris van de in het eerste lid bedoelde betrokkene die wordt benoemd in een functie met een maximumsalaris dat gelijk is aan het maximumsalaris dat bij de aangehouden zelfde functie, respectievelijk dat bij één van de aangehouden zelfde functies behoort, wordt in afwijking van het eerste lid vastgesteld op hetzelfde salarisbedrag waarnaar hij wordt bezoldigd in de aangehouden functie met die gelijke salarisschaal.

Artikel 92. Vaststelling salaris bij indiensttreding in aansluiting op een betrekking buiten het onderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Het salaris van de betrokkene die een inkomen geniet of heeft genoten voor werkzaamheden die buiten het onderwijs al dan niet in dienstbetrekking zijn verricht en waarmee hij relevante ervaring heeft opgedaan, wordt vastgesteld op een bedrag dat ten hoogste één periodieke verhoging hoger is dan bedoeld inkomen per maand, in het begintraject of in een salarisschaal die voorkomt in het bij zijn functie behorende carrièrepatroon.

  • 2 Onze Minister geeft nadere voorschriften voor de uitvoering van het eerste lid.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Vaststelling salaris bij indiensttreding in aansluiting op een betrekking buiten het onderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Het salaris van de betrokkene die een inkomen geniet of heeft genoten voor werkzaamheden die buiten het onderwijs al dan niet in dienstbetrekking zijn verricht en waarin hij relevante ervaring heeft opgedaan, wordt vastgesteld op een salarisbedrag dat ten hoogste één periodiek hoger is dan evenbedoeld inkomen per maand, in het bij zijn functie behorende carrièrepatroon.

2 Onze Minister geeft nadere voorschriften voor de uitvoering van het eerste lid.

Artikel 93. Inschaling bij benoeming ingeval van onderbroken carrièrepatroon

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Het salaris van de betrokkene die op het moment dat hij in een onderwijsfunctie wordt benoemd gedurende vier of meer achtereenvolgende schooljaren geen functie in het onderwijs heeft vervuld, wordt, onverminderd artikel 92, vastgesteld op een bedrag dat hoger is dan het bedrag dat voor hem bij toepassing van artikel 90 zou gelden en wel voor elke periode van vier schooljaren na het schooljaar waarin de betrokkene voor het laatst in alle door hem vervulde onderwijsfuncties gezamenlijk gedurende alle schoolweken benoemd dan wel gedurende ten minste 60 werkdagen werkzaam en bezoldigd is geweest, één periodieke verhoging in het begintraject of de laagst mogelijke schaal die behoort bij de functie waarin hij wordt benoemd een en ander voor zover dit binnen het bij zijn vorige functie behorende carrièrepatroon mogelijk is.

  • 2 Het salaris van de betrokkene, niet zijnde de betrokkene, bedoeld in artikel 91, tweede lid, wordt bij zijn benoeming in een onderwijsfunctie in afwijking van het eerste lid en de artikelen 89, 90, 91, eerste lid, en 92, ten minste vastgesteld op een bedrag dat hoger is dan het in artikel 89 bedoelde bedrag indien hij de voor zijn onderwijsfunctie vereiste kwalificaties of bevoegdheden reeds vier jaar of langer geleden heeft verworven. De verhoging bedraagt één periodieke verhoging in het begintraject dan wel de laagst mogelijk bij zijn functie behorende schaal voor elke periode van vier volledige jaren die sedert de verwerving van de voor zijn functie vereiste kwalificaties of bevoegdheden is verstreken.

  • 3 Voor de betrokkene wordt voor de toepassing van het eerste lid, de in dat lid bedoelde periode van vier schooljaren verkort tot drie schooljaren voor de eerste periode van zes schooljaren na het schooljaar waarin de betrokkene voor het laatst in alle door hem vervulde onderwijsfuncties gezamenlijk gedurende alle schoolweken benoemd dan wel gedurende ten minste 60 werkdagen werkzaam en bezoldigd is geweest.

  • 4 Voor de toepassing van het eerste tot en met het derde lid wordt een schooljaar waarin de betrokkene niet gedurende alle schoolweken benoemd en evenmin gedurende ten minste 60 werkdagen werkzaam en bezoldigd is geweest in één of meer onderwijsfuncties, gelijkgesteld aan een schooljaar waarin de betrokkene geen functie in het onderwijs heeft vervuld.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Inschaling bij benoeming ingeval van onderbroken carrièrepatroon

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Het salaris van de betrokkene die op het moment dat hij in een onderwijsfunctie wordt benoemd gedurende vier of meer achtereenvolgende schooljaren geen functie in het onderwijs heeft vervuld, wordt, onverminderd artikel 92, vastgesteld op een salarisbedrag dat hoger is dan het salarisbedrag dat voor hem bij toepassing van artikel 90 zou gelden en wel voor elke periode van vier schooljaren na het schooljaar waarin de betrokkene voor het laatst in alle door hem vervulde onderwijsfuncties gezamenlijk gedurende alle schoolweken benoemd dan wel gedurende ten minste 60 werkdagen werkzaam en bezoldigd is geweest, één periodiek in het carrièrepatroon dat behoort bij de functie waarin hij wordt benoemd een en ander voor zover dit binnen het bij zijn vorige functie behorende carrièrepatroon mogelijk is.

2 Het salaris van de betrokkene, niet zijnde de betrokkene, bedoeld in artikel 91, tweede lid, wordt bij zijn benoeming in een onderwijsfunctie in afwijking van het eerste lid en de artikelen 89, 90, 91, eerste lid, en 92, ten minste vastgesteld op een salarisbedrag dat hoger is dan het in artikel 89 bedoelde salarisbedrag indien hij de voor zijn onderwijsfunctie vereiste kwalificaties of bevoegdheden reeds vier jaar of langer geleden heeft verworven. De verhoging bedraagt één periodieke verhoging in het carrièrepatroon voor elke periode van vier volledige jaren die sedert de verwerving van de voor zijn functie vereiste kwalificaties of bevoegdheden is verstreken.

3 Voor de betrokkene wordt voor de toepassing van het eerste lid, de in dat lid bedoelde periode van vier schooljaren verkort tot drie schooljaren voor de eerste periode van zes schooljaren na het schooljaar waarin de betrokkene voor het laatst in alle door hem vervulde onderwijsfuncties gezamenlijk gedurende alle schoolweken benoemd dan wel gedurende ten minste 60 werkdagen werkzaam en bezoldigd is geweest.

4 Voor de toepassing van het eerste tot en met het derde lid wordt een schooljaar waarin de betrokkene niet gedurende alle schoolweken benoemd en evenmin gedurende ten minste 60 werkdagen werkzaam en bezoldigd is geweest in één of meer onderwijsfuncties, gelijkgesteld aan een schooljaar waarin de betrokkene geen functie in het onderwijs heeft vervuld.

Artikel 94. Salaris voor jeugdigen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 In afwijking van de artikelen 89 tot en met 93 en de artikelen 95 en 96 wordt het salaris van een betrokkene die de leeftijd van 22 jaar nog niet heeft bereikt, vastgesteld op het bedrag dat in de voor hem geldende schaal is opgenomen bij het salarisnummer bestaande uit de letter J en het getal dat overeenkomt met zijn leeftijd in jaren voor zover de schaal in bijlage 1B dit aangeeft.

  • 2 Het salaris van de betrokkene die de leeftijd van 22 jaar bereikt, wordt met ingang van de eerste dag van de maand waarin hij die leeftijd bereikt, vastgesteld op:

    • a. het laagste bedrag van het aanlooptraject;

    • b. indien bij de functie geen aanlooptraject behoort, het bedrag dat in de voor hem van toepassing zijnde schaal is vermeld bij salarisnummer 0.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Salaris voor jeugdigen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 In afwijking van de artikelen 89 tot en met 93, 95 en 96 wordt het salaris van een betrokkene die de leeftijd van 22 jaar nog niet heeft bereikt, vastgesteld op het bedrag dat in de voor hem geldende salarisschaal is opgenomen bij het salarisnummer bestaande uit de letter J en het getal dat overeenkomt met zijn leeftijd in jaren voor zover de salarisschaal in bijlage 1A, categorie 4, dit aangeeft.

2 Het salaris van de betrokkene wordt met ingang van de eerste dag van de maand waarin hij de leeftijd van 22 jaar bereikt, vastgesteld op het salarisbedrag dat in het op hem van toepassing zijnde carrièrepatroon staat vermeld bij salarisnummer 1.

Artikel 95. Periodieke verhoging

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Het salaris van de betrokkene van wie het dienstverband niet wordt onderbroken, wordt binnen het begintraject, aanlooptraject of de schaal jaarlijks op 1 augustus verhoogd tot het naasthogere bedrag onverminderd artikel 96.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt het salaris van de betrokkene wanneer het voorlaatste salarisnummer beginnend met de letter U van schaal 1, 2, 3 of 4 is bereikt, na twee jaar verhoogd tot het naasthogere bedrag.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.

Periodieke verhoging

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Het salaris van de betrokkene van wie het dienstverband niet wordt onderbroken, wordt binnen het begintraject, aanlooptraject of de schaal jaarlijks op 1 augustus verhoogd tot het naasthogere bedrag onverminderd artikel 96.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Periodieke verhoging

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Het salaris van de betrokkene van wie het dienstverband niet wordt onderbroken, wordt binnen het carrièrepatroon, onverminderd artikel 96, jaarlijks op 1 augustus verhoogd tot het naasthogere salarisbedrag.

Artikel 95a. Beloningsdifferentiatie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Behoudens een verhoging van het salaris op grond van artikel 95, kan na voorafgaande beoordeling door het bevoegd gezag een hoger salarisbedrag worden vastgesteld.

  • 2 In afwijking van de artikelen 89, 90, 92 en 93 wordt het salaris van de betrokkene die voorafgaand aan zijn benoeming werkzaamheden heeft verricht waaraan geen inkomsten uit arbeid of in verband met arbeid waren verbonden, en die naar het oordeel van het bevoegd gezag relevante ervaring heeft opgedaan, vastgesteld op een hoger salarisbedrag dan bedoeld in voornoemde artikelen voor zover dit binnen het bij de functie behorende carrièrepatroon mogelijk is.

  • 3 Het bevoegd gezag beoordeelt op verzoek van de betrokkene die in een onderwijsfunctie is benoemd na onderbreking van zijn carrière, of op basis van het functioneren een hoger salarisbedrag gerechtvaardigd is, indien het salaris dat op basis van het laatstgenoten salaris voor betrokkene is vastgesteld lager is dan het maximumsalaris van die functie.

  • 4 Indien bij de beoordeling, bedoeld in het derde lid, een achterstand is geconstateerd, maakt het bevoegd gezag met betrokkene afspraken over de periode waarbinnen en de wijze waarop deze achterstand wordt ingelopen.

  • 5 Indien toepassing van het eerste, tweede dan wel derde lid leidt tot extra periodieken, worden het salaris en de overige vergoedingen die voor bekostiging in aanmerking komen, bekostigd naar de verhouding: bekostigd salaris staat tot salaris. De kosten die betrekking hebben op de toepassing van de artikelen 59 tot en met 62, 114a, 115 en 182 zijn van de toepassing van het eerste lid uitgezonderd.

  • 6 Toekenning van extra periodieken vindt plaats binnen het carrièrepatroon van de desbetreffende salarisschaal tot ten hoogste het maximumsalaris van die schaal.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2001.

Dit onderdeel is nieuw toegevoegd.

Artikel 96. Bevordering naar hogere functie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Behoudens het tweede lid wordt het salaris van de betrokkene die reeds bij het bevoegd gezag benoemd is en die wordt benoemd in hetzij een functie met een hogere maximumschaal hetzij in een functie met een gunstiger carrièrepatroon en tenminste dezelfde maximumschaal dan behoorde bij zijn vorige functie, vastgesteld overeenkomstig de artikelen 90 dan wel 91, tweede lid, met ingang van de datum waarop hij zijn werkzaamheden in die functie aanvangt.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op de betrokkene voor wie een hogere maximumschaal of gunstiger carrièrepatroon ter beschikking komt uitsluitend ten gevolge van de grootte van de instelling.

  • 3 Indien op grond van het eerste lid een periodieke verhoging wordt toegekend aan een betrokkene wiens salaris werd vastgesteld volgens één der schalen 1 tot en met 6, wordt het salarisnummer in de nieuwe schaal zodanig vastgesteld dat het salaris in die schaal blijft uitgaan boven het salaris dat voor de betrokkene in de oude schaal zou hebben gegolden tot het hoogste bedrag in de bij de nieuwe functie behorende maximumschaal is bereikt.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.

Bevordering naar hogere functie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Het salaris van de betrokkene die reeds bij het bevoegd gezag benoemd is en die wordt benoemd in hetzij een functie met een hogere maximumschaal hetzij in een functie met een gunstiger carrièrepatroon en tenminste dezelfde maximumschaal dan behoorde bij zijn vorige functie, wordt vastgesteld overeenkomstig de artikelen 90 dan wel 91, tweede lid, met ingang van de datum waarop hij zijn werkzaamheden in die functie aanvangt.

2 Het eerste lid is niet van toepassing op de betrokkene voor wie een hogere maximumschaal of gunstiger carrièrepatroon ter beschikking komt uitsluitend ten gevolge van de grootte van de instelling.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Bevordering naar hogere functie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Het salaris van de betrokkene die reeds bij het bevoegd gezag is benoemd en die wordt benoemd in een functie met een hoger maximumsalaris of met eenzelfde maximumsalaris maar een gunstiger carrièrepatroon, wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 90 met ingang van de datum waarop hij zijn werkzaamheden in die functie aanvangt.

2 Het eerste lid is niet van toepassing op de betrokkene voor wie een functie met een hoger maximumsalaris ter beschikking komt uitsluitend ten gevolge van de grootte van de instelling. In dat geval vindt inpassing plaats op het naasthogere salarisbedrag van het salarisbedrag waarnaar hij bezoldigd werd in die vorige salarisschaal. Indien de uitkomst hiervan leidt tot een lager salarisbedrag dan hij in zijn vorige salarisschaal zou gaan genieten met toepassing van artikel 95, vindt inpassing plaats op het naasthogere salarisbedrag van het salarisbedrag dat hij in zijn vorige salarisschaal zou gaan genieten.

Artikel 97. Bezoldiging over een gedeelte van de maand

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 98. Toelage minimumloon

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 99. Inhoudingen wegens verstrekkingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 100

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 101. Uitbetaling

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 102. Verplichtingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 103. Gedeeltelijke inhouding bezoldiging

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 104. Aanvang en einde benoeming en doorbetaling bezoldiging

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 105. Detachering

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 106. Tegemoetkoming (schoolspecifieke) knelpunten in de personeelsvoorziening

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Indien aan een bevoegd gezag door Onze Minister een vergoeding is verstrekt ten behoeve van het bestrijden van al dan niet schoolspecifieke knelpunten in de personeelsvoorziening kan dat bevoegd gezag, uitsluitend ten laste van de eigen middelen aan een betrokkene met het oog op deze knelpunten een nader door het bevoegd gezag vast te stellen tegemoetkoming verstrekken.

  • 2 De tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, maakt geen deel uit van het inkomen, bedoeld in het pensioenreglement.

Terugwerkende kracht

Stb. 2004, 231, datum inwerkingtreding 28-05-2004, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2001.

Tegemoetkoming (schoolspecifieke) knelpunten in de personeelsvoorziening

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Het bevoegd gezag kan met het oog op al dan niet schoolspecifieke knelpunten in de personeelsvoorziening uitsluitend ten laste van de eigen middelen aan een betrokkene een door het bevoegd gezag vast te stellen tegemoetkoming verstrekken.

2 De tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, maakt geen deel uit van het inkomen, bedoeld in het pensioenreglement.

Artikel 107. Premie in het kader van een premiespaarregeling

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 108. Algemene eindejaarsuitkering

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat recht bestaat op een algemene eindejaarsuitkering en kan de wijze worden vastgesteld waarop deze uitkering wordt berekend.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.

Structurele eindejaarsuitkering

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Aan de betrokkene die in een kalenderjaar is benoemd of benoemd is geweest in een of meer functies wordt een structurele eindejaarsuitkering toegekend.

2 Bij ministeriële regeling stelt Onze minister de hoogte en de berekeningswijze van de structurele eindejaarsuitkering vast.

3 De structurele eindejaarsuitkering wordt eenmaal per jaar uitbetaald in de maand december over de periode van twaalf maanden die eindigt met de maand december.

4 In afwijking van het derde lid vindt bij ontslag van de betrokkene de uitbetaling plaats over het tijdvak januari tot en met de datum van ontslag in het desbetreffende kalenderjaar.

5 De in het eerste lid bedoelde uitkering maakt deel uit van het inkomen bedoeld in het pensioenreglement, voor zover dat door Onze Minister in de ministeriële regeling, bedoeld in het tweede lid, wordt bepaald.

§ 2. Nadere bepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 109. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 110. Vaststelling formatie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 111. Terugkeer in structurele formatie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 112. Verbruik rekeneenheden

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Voor iedere functie aan een instelling die voor rijksbekostiging in aanmerking wordt gebracht, wordt bij een normbetrekking een aantal rekeneenheden verbruikt als is aangegeven in onderstaand schema. Bij gebruikmaking van de regeling bevordering arbeidsparticipatie ouderen wordt het verbruik aan rekeneenheden evenredig verminderd.

    Maximumschaal

    Functie bedoeld in hoofdstuk

     

    van de functie

    12

    13

    14

    1

    119

    2

    127

    3

    137

    4

    144

    5

    150

    6

    158

    7

    172

    8

    188

    9

    211

    179

    217

    10

    233

    200

    236

    11

    265

    232

    265

    12

    306

    263

    306

    13

    320

    320

    326

  • 1a Voor de functie van leraar in opleiding, bedoeld in titel 15 van dit hoofdstuk, die voor rijksbekostiging in aanmerking wordt gebracht, worden bij een normbetrekking aan een instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 1°, voor zover het betreft een basisschool 76 rekeneenheden verbruikt en voor zover het een speciale school voor basisonderwijs betreft 81 eenheden verbruikt, en worden bij een normbetrekking aan een instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 2°, 81 rekeneenheden verbruikt.

  • 3 Indien voor een betrokkene als bedoeld in artikel 280 dan wel 281 een hogere salarisschaal geldt of zal gelden dan de maximumschaal die behoort bij de functie waarin hij is benoemd, wordt in afwijking van het eerste lid voor zijn functie een aantal rekeneenheden verbruikt dat overeenkomt met de hogere salarisschaal.

  • 4 Voor de betrokkene wiens salaris wordt berekend op grond van artikel 86 of artikel 97 en voor de leraar in opleiding, bedoeld in titel 15 van dit hoofdstuk, wordt in afwijking van de voorgaande leden, een aantal rekeneenheden verbruikt dat wordt berekend aan de hand van de formule

    w x (d : e) x f,

    waarin:

    w = de omvang van de werktijdfactor waarvoor betrokkene is benoemd voor zover die voor rijksbekostiging in aanmerking wordt gebracht;

    d = het aantal kalenderdagen gedurende welke de betrokkene in die functie in de desbetreffende kalendermaand is benoemd;

    e = het aantal kalenderdagen dat in de desbetreffende maand geldt;

    f = het aantal rekeneenheden dat op grond van het eerste tot en met derde lid bij de desbetreffende functie hoort.

    De uitkomst van de formule wordt rekenkundig afgerond op 2 decimalen.

  • 5 Indien een betrokkene verlof geniet als bedoeld in artikel 24, 25, 26 of 27, is het eerste tot en met vierde lid van toepassing indien de functie van de betrokkene gedurende ten minste een gedeelte van het voorafgaande schooljaar voor rijksbekostiging in aanmerking werd gebracht.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2001.

Verbruik rekeneenheden

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Voor iedere functie aan een instelling die voor rijksbekostiging in aanmerking wordt gebracht, wordt bij een normbetrekking een aantal rekeneenheden verbruikt als is aangegeven in onderstaand schema. Bij gebruikmaking van het verlof, bedoeld in titel 16 wordt het verbruik aan rekeneenheden evenredig verminderd.

Functie bedoeld in titel

12

Directeur

12

Adjunct-directeur

13

Leraar

14

Onderwijsondersteunend personeel

Salarisschaal

Aantal Fre’s

Salarisschaal

Aantal Fre’s

Salarisschaal

Aantal Fre’s

Salarisschaal

Aantal Fre’s

DA

227

AA

201

LIO BO

72

1

100

DB

251

AB

212

LIO WEC/SBO

75

2

109

DC

284

AC

251

LA

179

3

117

DC uitloop

290

AD

283

LB

195

4

122

DD

311

AE

311

LC

246

5

128

DE

339

   

LD

277

6

134

       

LE

309

7

147

           

8

168

           

9

191

           

10

204

           

11

227

           

12

266

           

13

297

           

14

328

           

15

356

2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt voor de functie van de de betrokkene, bedoeld in artikel 133, artikel 135, artikel 145, dan wel artikel 146, uitgegaan van de salarisschaal die op grond van paragraaf 2 of paragraaf 3 van titel 12 van dit hoofdstuk bij de desbetreffende functie behoort.

3 Indien voor een betrokkene als bedoeld in artikel 280 of 281 een salarisschaal met een hoger maximumsalaris geldt of zal gelden dan de salarisschaal die behoort bij de functie waarin hij is benoemd, wordt in afwijking van het eerste lid voor zijn functie een aantal rekeneenheden verbruikt dat overeenkomt met eerstbedoelde salarisschaal.

4 Voor de betrokkene wiens salaris wordt berekend op grond van artikel 86 of artikel 97 en voor de leraar in opleiding, bedoeld in titel 15 van dit hoofdstuk, wordt in afwijking van de voorgaande leden, een aantal rekeneenheden verbruikt dat wordt berekend aan de hand van de formule

w x (d : e) x f,

waarin:

w = de omvang van de werktijdfactor waarvoor betrokkene is benoemd voor zover die voor rijksbekostiging in aanmerking wordt gebracht;

d = het aantal kalenderdagen gedurende welke de betrokkene in die functie in de desbetreffende kalendermaand is benoemd;

e = het aantal kalenderdagen dat in de desbetreffende maand geldt;

f = het aantal rekeneenheden dat op grond van het eerste tot en met derde lid bij de desbetreffende functie hoort.

De uitkomst van de formule wordt rekenkundig afgerond op 2 decimalen.

5 Indien een betrokkene verlof geniet als bedoeld in artikel 24, 25, 26, 27 of 31a, is het eerste tot en met vierde lid van toepassing indien de functie van de betrokkene gedurende ten minste een gedeelte van het voorafgaande schooljaar voor rijksbekostiging in aanmerking werd gebracht.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Verbruik rekeneenheden

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Voor iedere functie aan een instelling die voor rijksbekostiging in aanmerking wordt gebracht, wordt bij een normbetrekking een aantal rekeneenheden verbruikt als is aangegeven in onderstaand schema. Bij gebruikmaking van de regeling bevordering arbeidsparticipatie ouderen wordt het verbruik aan rekeneenheden evenredig verminderd.

Maximumschaal

Functie bedoeld in hoofdstuk

 

van de functie

12

13

14

1

119

2

127

3

137

4

144

5

150

6

158

7

172

8

188

9

211

179

217

10

233

200

236

11

265

232

265

12

306

263

306

13

320

320

326

1a Voor de functie van leraar in opleiding, bedoeld in titel 15 van dit hoofdstuk, die voor rijksbekostiging in aanmerking wordt gebracht, worden bij een normbetrekking aan een instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 1°, voor zover het betreft een basisschool 76 rekeneenheden verbruikt en voor zover het een speciale school voor basisonderwijs betreft 81 eenheden verbruikt, en worden bij een normbetrekking aan een instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 2°, 81 rekeneenheden verbruikt.

2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt voor de functie van de de betrokkene, bedoeld in artikel 133, artikel 135, artikel 145, dan wel artikel 146, uitgegaan van de salarisschaal die op grond van paragraaf 2 of paragraaf 3 van titel 12 van dit hoofdstuk bij de desbetreffende functie behoort.

3 Indien voor een betrokkene als bedoeld in artikel 280 of 281 een salarisschaal met een hoger maximumsalaris geldt of zal gelden dan de salarisschaal die behoort bij de functie waarin hij is benoemd, wordt in afwijking van het eerste lid voor zijn functie een aantal rekeneenheden verbruikt dat overeenkomt met eerstbedoelde salarisschaal.

4 Voor de betrokkene wiens salaris wordt berekend op grond van artikel 86 of artikel 97 en voor de leraar in opleiding, bedoeld in titel 15 van dit hoofdstuk, wordt in afwijking van de voorgaande leden, een aantal rekeneenheden verbruikt dat wordt berekend aan de hand van de formule

w x (d : e) x f,

waarin:

w = de omvang van de werktijdfactor waarvoor betrokkene is benoemd voor zover die voor rijksbekostiging in aanmerking wordt gebracht;

d = het aantal kalenderdagen gedurende welke de betrokkene in die functie in de desbetreffende kalendermaand is benoemd;

e = het aantal kalenderdagen dat in de desbetreffende maand geldt;

f = het aantal rekeneenheden dat op grond van het eerste tot en met derde lid bij de desbetreffende functie hoort.

De uitkomst van de formule wordt rekenkundig afgerond op 2 decimalen.

5 Indien een betrokkene verlof geniet als bedoeld in artikel 24, 25, 26 of 27, is het eerste tot en met vierde lid van toepassing indien de functie van de betrokkene gedurende ten minste een gedeelte van het voorafgaande schooljaar voor rijksbekostiging in aanmerking werd gebracht.

Artikel 113. Verval van rechtswege

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Indien en voorzover die werkzaamheden niet langer aan de betrokkene worden opgedragen, vervalt van rechtswege het gedeelte van de betrekkingsomvang van een betrokkene dat bestaat uit:

    • a. uren boven de normbetrekking; of

    • b. tijdelijke uitbreiding van de betrekkingsomvang of benoeming

      • 1. in verband met vervanging of

      • 2. in verband met een tijdelijke voorziening in een vacature voor ten hoogste één jaar;

    • c. tijdelijke uitbreiding van de betrekkingsomvang of benoeming in verband met een project waarvoor door het bevoegd gezag dan wel Onze Minister gedurende 3 of minder schooljaren uit additionele middelen formatie beschikbaar is gesteld en die door het bevoegd gezag niet in de in artikel 110, tweede lid, onder a, bedoelde formatie is opgenomen.

  • 2 Het gedeelte van de betrekkingsomvang, bedoeld in het eerste lid, wordt voor de duur waarvoor het wordt toegekend afzonderlijk in de akte van benoeming vermeld.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2000.

Verval van rechtswege

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Indien en voorzover die werkzaamheden niet langer aan de betrokkene worden opgedragen, vervalt van rechtswege het gedeelte van de betrekkingsomvang van een betrokkene dat bestaat uit:

  • a. uren boven de normbetrekking;

  • b. tijdelijke uitbreiding van de betrekkingsomvang of benoeming in verband met:

    • 1°. vervanging,

    • 2°. een tijdelijke voorziening in een vacature voor ten hoogste één jaar, of

    • 3°. verzilvering van verlofuren vanwege arbeidsduurverkorting; of

  • c. tijdelijke uitbreiding van de betrekkingsomvang of benoeming in verband met een project waarvoor door het bevoegd gezag dan wel Onze Minister gedurende 3 of minder schooljaren uit additionele middelen formatie beschikbaar is gesteld en die door het bevoegd gezag niet in de in artikel 110, tweede lid, onder a, bedoelde formatie is opgenomen.

2 Het gedeelte van de betrekkingsomvang, bedoeld in het eerste lid, wordt voor de duur waarvoor het wordt toegekend afzonderlijk in de akte van benoeming vermeld.

Artikel 114. Gratificatie en maandelijkse toelage

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 114a. Bindingstoelage

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De betrokkene, bedoeld in titel 12, 13 dan wel 14 van dit hoofdstuk, die is benoemd volgens een functie met de salarisschaal 9, en die op 1 augustus van een jaar wordt bezoldigd volgens het maximum salarisbedrag van zijn salarisschaal dan wel een hoger salarisbedrag, heeft aanspraak op een bindingstoelage.

  • 2 De bindingstoelage wordt jaarlijks in augustus toegekend tenzij er op basis van een beoordeling sprake is van onvoldoende functioneren.

  • 3 De hoogte van de bindingstoelage is afhankelijk van de functie die betrokkene uitoefent, zoals aangegeven in bijlage 2, onderdeel 7, bij dit besluit.

  • 4 De toelage maakt onderdeel uit van het inkomen bedoeld in de pensioenregeling.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-02-2003.

Bindingstoelage

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De betrokkene, bedoeld in titel 12, 13 dan wel 14 van dit hoofdstuk, die is benoemd volgens een functie met de salarisschaal 9, en die op 1 augustus van een jaar wordt bezoldigd volgens het maximum salarisbedrag van zijn salarisschaal dan wel een hoger salarisbedrag, heeft aanspraak op een bindingstoelage.

2 De bindingstoelage wordt jaarlijks in augustus toegekend tenzij er op basis van een beoordeling sprake is van onvoldoende functioneren.

3 De hoogte van de bindingstoelage is afhankelijk van de functie die betrokkene uitoefent, zoals aangegeven in bijlage 2, onderdeel 7, bij dit besluit.

4 De toelage maakt onderdeel uit van het inkomen bedoeld in de pensioenregeling.

5 De toelage wordt in de maand augustus van het desbetreffende jaar vastgesteld op basis van de volgende formule:

BT x S : NS waarin: BT = de bindingstoelage bij normbetrekking, S = het salaris in de maand augustus, met uitzondering van de vermindering op het salaris, bedoeld in titel 16 van dit besluit en artikel 4, eerste lid, van het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs, en NS = het normsalaris in augustus. De uitkomst wordt rekenkundig afgerond op centen.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2001.

Dit onderdeel is nieuw toegevoegd.

Artikel 115. EHBO-toelage

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 116. Verplichtingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 117. Opheffing betrekking

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 118. Voorwaarden scholingsplicht

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 119. Anticumulatie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 120. Persoonsgebonden werkzaamheden

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 121. Toekenning bindingspremie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Titel 12. Salariëring en samenstelling directie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

§ 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 122. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 123. Samenstelling directie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 124. Aanloopschalen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 In de paragrafen 2 en 3 wordt voor elke normfunctie de bijbehorende maximumschaal aangegeven.

  • 2 Bij elke maximumschaal behoort een aanloopschaal als aangegeven in onderstaand schema.

    Aanloopschaal

    maximumschaal

    8

    9

    8

    10

    10

    11

    11

    12

    12

    13

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Dit onderdeel vervalt.

Artikel 125. Inschaling

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Bij benoeming van een betrokkene in een functie als bedoeld in deze titel wordt, in afwijking van de artikelen 89 tot en met 93 het voor hem geldende salarisbedrag vastgesteld als volgt:

    • a. eerst wordt bepaald welk salarisbedrag voor hem in de functie, bedoeld in deze titel zou gelden op de voet van de artikelen 89 tot en met 93, waarbij voor de toepassing van die artikelen elke schaal voorkomende in bijlage 1A bij dit besluit geacht wordt te behoren bij die functies;

    • b. vervolgens wordt bezien van welke salarisschalen die behoren bij de desbetreffende functie het minimumsalaris lager is dan het onder a bepaalde bedrag, de betrokkene wordt vervolgens ingeschaald in de hoogste van deze salarisschalen en wel op het onder a bepaalde salarisbedrag of indien dat bedrag in die salarisschaal niet voorkomt op het naasthogere bedrag;

    • c. indien het onder a bepaalde salarisbedrag lager is dan het laagste salarisbedrag in de aanloopschaal behorende bij de desbetreffende functie wordt het salaris vastgesteld op het onder a gevonden bedrag in de hoogst mogelijke in de bijlagen bij dit besluit voorkomende salarisschaal die gelegen is onder evenbedoelde aanloopschaal; indien het onder a bedoelde bedrag in die schaal niet voorkomt, vindt de inschaling plaats op het naasthogere in die schaal voorkomende bedrag.

  • 2 Indien het eerste lid leidt tot een salarisbedrag dat lager is dan het laagste bedrag van het begintraject dan wel de laagste aanloopschaal behorende bij de hoogste maximumschaal die ingevolge titel 13 van dit hoofdstuk aan de instelling geldt voor de betrokkene, bedoeld in artikel 150, eerste lid, onder b, wordt het salaris van de betrokkene die in een functie als bedoeld in deze titel wordt benoemd, vastgesteld op dat laagste bedrag.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Inschaling

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Bij benoeming van een betrokkene in een functie als bedoeld in deze titel wordt, voor zover dat binnen de salarisschaal mogelijk is, een extra periodiek toegekend indien blijkt dat op het moment van de inschaling in die functie door de toepassing van de artikelen 89, 90, 91 en 93 in het nieuwe carrièrepatroon een salarisbedrag wordt vastgesteld dat ten opzichte van het salarisbedrag dat betrokkene op dat moment in de vorige functie zou hebben genoten indien hij niet in een andere functie zou zijn benoemd, een verschil bestaat dat kleiner is dan het in bijlage 2, onderdeel 6, genoemde bedrag. De extra periodiek geldt niet als betrokkene in zijn vorige functie werd bezoldigd volgens artikel 133 of artikel 145, of als de inschaling plaatsvindt op grond van artikel 96, tweede lid.

Artikel 126. Carrièrepatroon

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Zodra aan de betrokkene op grond van artikel 95 een periodieke verhoging wordt toegekend en zijn salaris dan ten minste gelijk is aan het aanvangsbedrag van een naasthogere schaal, wordt zijn salaris bepaald volgens die hogere schaal, evenwel niet volgens een hogere schaal dan de maximumschaal die bij zijn functie behoort.

  • 2 Zolang voor de betrokkene het salaris wordt bepaald volgens een lagere schaal dan de bij zijn functie behorende aanloopschaal en toekenning van een periodieke verhoging als bedoeld in artikel 95 en toepassing van het eerste lid nog niet leiden tot een salarisbedrag dat ten minste gelijk is aan het laagste bedrag in de aanloopschaal, wordt hem telkens bij de toepassing van artikel 95 op de in dat artikel vermelde datum één extra periodieke verhoging toegekend. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de salarisvaststelling volgens de naasthogere schaal.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Dit onderdeel vervalt.

Artikel 127. Wijziging maximumschaal

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Indien toepassing van één der paragrafen 2 en 3 gedurende drie achtereenvolgende schooljaren tot een hogere maximumschaal leidt voor de desbetreffende functie bij de instelling, geldt met ingang van het derde schooljaar het carrièrepatroon dat behoort bij de functie met die hogere maximumschaal voor de betrokkene.

  • 2 De betrokkene die gedurende een periode van drie aaneengesloten schooljaren benoemd is in dezelfde functie waarbij op grond van één der paragrafen 2 en 3 dezelfde maximumschaal behoort, behoudt aanspraak op bezoldiging volgens het carrièrepatroon dat behoort bij de functie met die maximumschaal zolang hij in de desbetreffende functie aan dezelfde instelling of instellingen benoemd blijft.

  • 3 De betrokkene wiens bezoldiging wordt vastgesteld volgens de voor hem geldende maximumschaal, behoudt aanspraak op bezoldiging volgens die schaal zolang hij in de desbetreffende functie benoemd blijft.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Wijziging salarisschaal

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Indien toepassing van één van de paragrafen 2 of 3 van deze titel gedurende drie achtereenvolgende schooljaren leidt tot een salarisschaal met een hoger maximumsalaris voor de desbetreffende functie bij de instelling, geldt met ingang van het derde schooljaar voor de betrokkene die salarisschaal. Deze salarisschaal blijft van toepassing zolang de betrokkene in de desbetreffende functie aan dezelfde instelling of instellingen benoemd blijft.

Artikel 128. Vervanging directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Indien de directeur van een instelling waarbij geen andere functie als bedoeld in deze titel in de formatie is opgenomen gedurende meer dan 30 aaneengesloten kalenderdagen anders dan wegens vakantieverlof verhinderd is zijn werkzaamheden te verrichten, wordt voor de aan de instelling werkzame betrokkene, bedoeld in titel 13, die de directeurstaken volledig waarneemt met ingang van de 31e dag van de vervanging en zolang hij met de volledige vervanging is belast, een salaris en een toelage als bedoeld in artikel 140 vastgesteld alsof hij in die functie was benoemd.

  • 2 Indien de directeur van een instelling gedurende meer dan één jaar verhinderd is zijn werkzaamheden te verrichten, wordt indien vervanging is toegestaan voor de aan de instelling benoemde adjunct-directeur die de directeurstaken volledig waarneemt na één jaar volledige vervanging en zolang hij met de volledige vervanging is belast, een salaris en een toelage als bedoeld in artikel 140 vastgesteld alsof hij in die functie was benoemd.

  • 3 Het tweede lid is, indien vervanging is toegestaan, voor zover het de vaststelling van het salaris betreft, van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de betrokkene, bedoeld in titel 13, voor zover hij de adjunct-directeurstaken langer dan één jaar volledig waarneemt.

  • 4 Na de beëindiging van de volledige vervanging, bedoeld in het eerste tot en met derde lid, wordt het salaris van de betrokkene die de functie van directeur dan wel adjunct-directeur heeft waargenomen, vastgesteld op het bedrag dat behoort bij het salarisnummer en de schaal die voor hem zouden hebben gegolden indien de waarneming niet zou hebben plaatsgevonden.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Vervanging directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Indien de directeur van een instelling waarbij geen andere functie als bedoeld in deze titel in de formatie is opgenomen gedurende meer dan 30 aaneengesloten kalenderdagen anders dan wegens vakantieverlof verhinderd is zijn werkzaamheden te verrichten, wordt voor de aan de instelling werkzame betrokkene, bedoeld in titel 13, die de directeurstaken volledig waarneemt met ingang van de 31e dag van de vervanging en zolang hij met de volledige vervanging is belast, een salaris vastgesteld alsof hij in die functie was benoemd.

2 Indien de directeur van een instelling gedurende meer dan één jaar verhinderd is zijn werkzaamheden te verrichten, wordt indien vervanging is toegestaan voor de aan de instelling benoemde adjunct-directeur die de directeurstaken volledig waarneemt na één jaar volledige vervanging en zolang hij met de volledige vervanging is belast, een salaris vastgesteld alsof hij in die functie was benoemd.

3 Het tweede lid is, indien vervanging is toegestaan, voor zover het de vaststelling van het salaris betreft, van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de betrokkene, bedoeld in titel 13, voor zover hij de adjunct-directeurstaken langer dan één jaar volledig waarneemt.

4 Na de beëindiging van de volledige vervanging, bedoeld in het eerste tot en met derde lid, wordt het salaris van de betrokkene die de functie van directeur dan wel adjunct-directeur heeft waargenomen, vastgesteld op het bedrag dat behoort bij het salarisnummer en de salarisschaal die voor hem zouden hebben gegolden indien de waarneming niet zou hebben plaatsgevonden.

Artikel 129. Verdeling werkzaamheden

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

§ 2. Instellingen voor basisonderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 130. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 131. Directiefuncties

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 132. Lesgebonden taken en deskundigheidsbevordering

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 133. Maximumschaal normfunctie directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De maximumschaal die voor de normfunctie van directeur geldt, wordt afhankelijk van y vastgesteld volgens onderstaand schema:

    • a. voor wat betreft basisscholen;

      y

      maximumschaal

      tot en met 199

      10

      200 tot en met 899

      11

      900 en hoger

      12

    • b. voor wat betreft speciale scholen voor basisonderwijs;

      y

      maximumschaal

      tot en met 199

      11

      200 en hoger

      12

  • 2 Met inachtneming van het vierde lid en de voorschriften, bedoeld in het zesde lid, kan het bevoegd gezag besluiten aan een instelling twee normfuncties directeur te vervullen. In dat geval wordt de maximumschaal voor ieder van deze functies, in afwijking van het eerste lid en met inachtneming van het derde lid, vastgesteld volgens het onderstaande schema:

    • a. voor wat betreft basisscholen;

      y

      maximumschaal

      tot en met 899

      10

      900 en hoger

      11

    • b. voor wat betreft speciale scholen voor basisonderwijs;

      y

      maximumschaal

      tot en met 199

      11

      200 en hoger

      12

  • 3 Bij de toepassing van het tweede lid wordt, in afwijking van artikel 83 onder f:

    • a. voor de normfunctie van directeur van een basisschool waarvan y kleiner is dan 200, het maximumsalaris van schaal 10 vastgesteld op het bedrag dat is vermeld bij salarisnummer 10 in die schaal;

    • b. voor de normfunctie van directeur van een speciale school voor basisonderwijs waarvan y:

      • 1°. kleiner is dan 100, het maximumsalaris vastgesteld op het bedrag dat is vermeld bij salarisnummer 6 in schaal 11;

      • 2°. gelijk is aan of groter dan 100 en kleiner dan 200, het maximumsalaris vastgesteld op het bedrag dat is vermeld bij salarisnummer 7 in schaal 11;

      • 3°. gelijk is aan of groter dan 200, het maximumsalaris vastgesteld op het bedrag dat is vermeld bij salarisnummer 7 in schaal 12.

  • 4 Het bevoegd gezag kan een besluit tot het doen vervullen van twee normfuncties directeur niet nemen zolang aan de instelling een directeur is benoemd voor wie het salaris vastgesteld wordt op een bedrag dat hoger is dan het voor hem in het tweede en derde lid bij de aldaar vermelde leerlingenaantallen aangegeven maximumsalaris.

  • 5 Indien aan een instelling met toepassing van het tweede lid twee normfuncties directeur worden vervuld, is artikel 128 niet van toepassing.

  • 6 Onze Minister geeft voorschriften ter uitvoering van het tweede, derde en vierde lid.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Maximumschaal normfunctie directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De salarisschaal die voor de normfunctie van directeur geldt, wordt afhankelijk van y vastgesteld volgens categorie 1, onderdeel A, van bijlage 1A.

2 Het bevoegd gezag kan besluiten aan een instelling twee normfuncties directeur te vervullen. De salarisschaal voor die normfunctie wordt afhankelijk van y vastgesteld volgens categorie 1, onderdeel B, van bijlage 1A.

3 Het bevoegd gezag kan een besluit tot het doen vervullen van twee normfuncties directeur niet nemen zolang aan de instelling een directeur is benoemd op wie artikel 127, tweede volzin, van toepassing is.

4 Indien aan een instelling met toepassing van het tweede lid twee normfuncties directeur worden vervuld, is artikel 128 niet van toepassing.

Artikel 134. Verbruik van rekeneenheden

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 In afwijking van artikel 112, eerste lid, wordt aan een instelling waarvan y kleiner is dan 200 en waaraan met toepassing van artikel 133, tweede lid, twee normfuncties directeur worden vervuld, voor elk van deze functies bij een normbetrekking, afhankelijk van y, een aantal rekeneenheden verbruikt als is aangegeven in onderstaand schema:

    • a. voor wat betreft basisscholen;

      y

      verbruik

      tot en met 99

      206

      100 tot en met 199

      222

    • b. voor wat betreft speciale scholen voor basisonderwijs;

      y

      verbruik

      tot en met 99

      232

      100 tot en met 199

      249

      200 en hoger

      285

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2001.

Verbruik van rekeneenheden

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 In afwijking van artikel 112, eerste lid, wordt aan een instelling en waaraan met toepassing van artikel 133, tweede lid, twee normfuncties directeur worden vervuld, voor elk van deze functies bij een normbetrekking, afhankelijk van y, een aantal rekeneenheden verbruikt als is aangegeven in onderstaand schema:

a. voor wat betreft basisscholen:

Y

Verbruik

Tot en met 99

203

100 tot en met 199

214

200 tot en met 399

226

400 tot en met 899

248

900 en hoger

256

b. voor wat betreft speciale scholen voor basisonderwijs:

Y

Verbruik

Tot en met 99

223

100 tot en met 199

231

200 tot en met 399

267

400 en hoger

271

2 Artikel 112, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 135. Maximumschaal normfunctie adjunct-directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De maximumschaal die voor de normfunctie adjunct-directeur geldt, wordt afhankelijk van y vastgesteld volgens het onderstaande schema.

  • a. voor wat betreft basisscholen;

    y

    maximumschaal

    tot en met 399

    9

    400 tot en met 899

    10

    900 en hoger

    11

  • b. voor wat betreft speciale scholen voor basisonderwijs;

    y

    maximumschaal

    tot en met 199

    10

    200 en hoger

    11

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Maximumschaal normfunctie adjunct-directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

De salarisschaal die voor de normfunctie van adjunct-directeur geldt, wordt afhankelijk van y vastgesteld volgens categorie 2 van bijlage 1A.

Artikel 136. Wijziging carrièrepatroon normfunctie adjunct-directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Indien ingevolge de door het bevoegd gezag vastgestelde formatie, bedoeld in artikel 110, tweede lid, onder a, niet langer een adjunct-directeur als bedoeld in artikel 135 kan zijn benoemd, blijft de betrokkene, bedoeld in artikel 157, die als adjunct-directeur was benoemd, aanspraak houden op het carrièrepatroon dat voor hem op de laatste dag van het voorafgaande schooljaar gold, indien dit carrièrepatroon gedurende ten minste drie onmiddellijk voorafgaande schooljaren aan die instelling of, in voorkomende gevallen, instellingen voor hem als leraar tevens adjunct-directeur heeft gegolden. De betrokkene behoudt deze aanspraak zolang hij aan dezelfde instelling of instellingen verbonden blijft.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Wijziging salarisschaal normfunctie adjunct-directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Indien ingevolge de door het bevoegd gezag vastgestelde formatie, bedoeld in artikel 110, tweede lid, onder a, niet langer een adjunct-directeur als bedoeld in artikel 135 kan zijn benoemd, blijft de betrokkene, bedoeld in artikel 157, die als adjunct-directeur was benoemd, aanspraak houden op de salarisschaal dat voor hem op de laatste dag van het voorafgaande schooljaar gold. De betrokkene behoudt deze aanspraak zolang hij aan dezelfde instelling of instellingen verbonden blijft.

Artikel 137. Beëindiging benoeming adjunct-directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 138. Wijziging maximumsalaris normfunctie directeur basisschool

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Indien de toepassing van artikel 133, tweede lid, onder a, aan een basisschool met twee normfuncties directeur gedurende drie achtereenvolgende schooljaren tot een hoger maximumsalaris voor de directeursfunctie leidt als gevolg van het feit dat y groter dan of gelijk aan 200 wordt, geldt met ingang van het derde schooljaar het carrièrepatroon dat behoort bij de functie met dat hogere maximumsalaris voor de directeur.

  • 2 De directeur van een basisschool met twee normfuncties directeur die gedurende een periode van drie aaneengesloten schooljaren in de normfunctie van directeur benoemd is waarbij op grond van artikel 133, tweede lid, onder a, hetzelfde maximumsalaris behoort, behoudt in geval y kleiner wordt dan 200 aanspraak op bezoldiging volgens het carrièrepatroon dat behoort bij die functie met dat maximumsalaris zolang hij in de normfunctie van directeur aan dezelfde basisschool benoemd blijft.

  • 3 Indien y kleiner wordt dan 200 blijft voor de directeur van een basisschool met twee normfuncties directeur wiens bezoldiging wordt vastgesteld volgens schaal 10, het maximumsalaris bepaald op het hoogste bedrag in die schaal zolang hij in de desbetreffende functie aan dezelfde basisschool verbonden blijft.

  • 4 Indien op een andere grond dan een wijziging van y artikel 133 tot een hogere dan wel een lagere maximumschaal voor de normfunctie van directeur van de basisschool leidt, is artikel 127 niet van toepassing ten aanzien van deze wijzigingen van de maximumschaal.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Dit onderdeel vervalt.

Artikel 139. Wijziging maximumsalaris normfunctie directeur speciale school voor basisonderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Indien toepassing van artikel 133, derde lid, onder b, aan een speciale school voor basisonderwijs met twee normfuncties directeur gedurende drie achtereenvolgende schooljaren tot een hoger maximumsalaris voor de directeursfunctie leidt als gevolg van het feit dat y groter dan of gelijk aan 100, onderscheidenlijk 200 wordt, geldt met ingang van het derde schooljaar het carrièrepatroon dat behoort bij de functie met dat hogere maximumsalaris voor de directeur.

  • 2 De directeur van een speciale school voor basisonderwijs met twee normfuncties directeur die gedurende een periode van drie aaneengesloten schooljaren in de normfunctie van directeur benoemd is waarbij op grond van artikel 133, derde lid, onder b, hetzelfde maximumsalaris behoort, behoudt in geval y kleiner wordt dan 100, onderscheidenlijk 200, aanspraak op bezoldiging volgens het carrièrepatroon dat behoort bij die functie met dat maximumsalaris zolang hij in de normfunctie van directeur aan dezelfde school benoemd blijft.

  • 3 Indien y kleiner wordt dan 100, onderscheidenlijk 200, blijft voor de directeur van een speciale school voor basisonderwijs met twee normfuncties directeur wiens bezoldiging wordt vastgesteld volgens schaal 11, onderscheidenlijk schaal 12, het maximumsalaris bepaald op het bedrag genoemd in artikel 133, derde lid, onder b, sub 2°, onderscheidenlijk sub 3° zolang hij in de desbetreffende functie aan dezelfde school verbonden blijft.

  • 4 Indien op een andere grond dan een wijziging van y toepassing van artikel 133 tot een hogere dan wel een lagere maximumschaal voor de normfunctie van directeur van de school leidt, is artikel 127 niet van toepassing ten aanzien van deze wijziging van de maximumschaal.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Dit onderdeel vervalt.

Artikel 140. Toelage schoolleiding basisscholen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Een betrokkene die is benoemd in de normfunctie van directeur of adjunct-directeur van een basisschool ontvangt een toelage als vermeld in bijlage 2, onder 4, bij de voor die betrokkene geldende maximumschaal.

  • 2 In afwijking van het eerste lid ontvangt een betrokkene met ingang van het derde schooljaar de toelage, vermeld in bijlage 2, onder 5, indien deze is benoemd:

    • a. in een normfunctie directeur aan een basisschool waarvan de factor y gedurende drie achtereenvolgende schooljaren gelijk is aan of groter is dan 400 en het carrièrepatroon geldt dat behoort bij maximumschaal 11;

    • b. in een normfunctie adjunct-directeur aan een basisschool waarvan de factor y gedurende drie achtereenvolgende schooljaren gelijk is aan of groter is dan 200 en het carrièrepatroon geldt dat behoort bij maximumschaal 9.

  • 3 Indien de factor y kleiner is dan 900 en geen personeelslid is benoemd in de normfunctie directeur en maximaal één personeelslid in de normfunctie adjunct-directeur, geldt de toelage die in bijlage 2, onder 5, is vermeld:

    • a. voor het personeelslid dat is benoemd in een door het bevoegd gezag op grond van artikel 84, vierde lid, vastgestelde functie waarin hij onder leiding van een aan die school verbonden directeur is belast met directiewerkzaamheden;

    • b. voor het personeelslid dat is benoemd als directeur van die school indien geen personeelslid een toelage op grond van a, ontvangt.

  • 4 Een betrokkene die is benoemd in een normfunctie directeur van een basisschool voor wie het carrièrepatroon geldt dat behoort bij maximumschaal 11 en een betrokkene die is benoemd in een normfunctie adjunct-directeur van een basisschool voor wie het carrièrepatroon geldt dat behoort bij maximumschaal 9, voor wie de toelage, bedoeld in het tweede lid, geldt, behoudt aanspraak op die toelage zolang hij benoemd blijft in de desbetreffende functie aan dezelfde instelling of instellingen en voor hem dezelfde maximumschaal blijft gelden.

  • 5 De toelage, bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, van de betrokkene die is benoemd in een betrekking met een omvang anders dan die van een normbetrekking wordt berekend naar evenredigheid van die betrekkingsomvang. De aldus berekende uitkomst wordt op rekenkundige wijze afgerond op centen. Een toelage die op grond van dit artikel wordt berekend, kan nooit hoger zijn dan de toelage die volgens bijlage 2, onder 4 en 5, voor betrokkene zou gelden indien die betrokkene in een normbetrekking zou zijn benoemd.

  • 6 Een toelage als bedoeld in dit artikel, telt niet mee voor de toepassing of overeenkomstige toepassing van artikel 90.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Dit onderdeel vervalt.

Artikel 141. Toelage in verband met directeurswerkzaamheden aan een andere instelling

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Indien op grond van artikel 29, eerste lid, derde volzin, van de Wet op primair onderwijs een directeur van een basisschool tevens is belast met de leiding van een andere instelling waar de functie van directeur vacant is, kan het bevoegd gezag, zolang deze situatie zich voordoet en uitsluitend ten laste van eigen middelen aan die directeur boven zijn salaris een maandelijkse toelage toekennen ten bedrage van het verschil tussen het bedrag bij salarisnummer 12 in schaal 10 en het bedrag bij salarisnummer 11 in die schaal. Indien het een directeur van een speciale school voor basisonderwijs betreft, bedraagt de in de vorige volzin bedoelde toelage het verschil tussen het bedrag bij salarisnummer 9 in schaal 11 en het bedrag bij salarisnummer 8 in die schaal.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde toelage behoort niet tot het inkomen, bedoeld in het pensioenreglement, en telt niet mee voor de berekening en vaststelling van uitkeringen ingevolge het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs, alsmede de regeling voor vervroegde uittreding.

  • 3 Indien de betrokkene niet in een normbetrekking is benoemd, wordt de toelage berekend naar evenredigheid van zijn betrekkingsomvang.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Toelage in verband met directeurswerkzaamheden aan een andere instelling

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Indien op grond van artikel 29, eerste lid, derde volzin, van de Wet op primair onderwijs een directeur van een basisschool tevens is belast met de leiding van een andere instelling waar de functie van directeur vacant is, kan het bevoegd gezag, zolang deze situatie zich voordoet en uitsluitend ten laste van eigen middelen aan die directeur boven zijn salaris een maandelijkse toelage toekennen ten bedrage van het verschil zoals vermeld in bijlage 2, onderdeel 5, nummer 1. Indien het een directeur van een speciale school voor basisonderwijs betreft, bedraagt de in de vorige volzin bedoelde toelage het verschil zoals vermeld in bijlage 2, onderdeel 5, nummer 2.

2 De in het eerste lid bedoelde toelage behoort niet tot het inkomen, bedoeld in het pensioenreglement, en telt niet mee voor de berekening en vaststelling van uitkeringen ingevolge het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs.

3 Indien de betrokkene niet in een normbetrekking is benoemd, wordt de toelage berekend naar evenredigheid van zijn betrekkingsomvang.

§ 3. Instellingen voor speciaal onderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 142. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 143. Directiefuncties

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 144. Lesgebonden taken en deskundigheidsbevordering

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 145. Maximumschaal normfunctie directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De maximumschaal die voor de normfunctie van directeur geldt, wordt afhankelijk van Q vastgesteld volgens het onderstaande schema.

Q

maximumschaal

kleiner dan 24

11

gelijk aan of groter dan 24

12

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Maximumschaal normfunctie directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

De salarisschaal die voor de normfunctie van directeur geldt, wordt afhankelijk van Q vastgesteld volgens categorie 1, onderdeel A van bijlage 1A.

Artikel 146. Maximumschaal normfunctie adjunct-directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De maximumschaal die voor de normfunctie adjunct-directeur geldt, wordt afhankelijk van Q vastgesteld volgens het onderstaande schema.

Q

maximumschaal

kleiner dan 24

10

gelijk aan of groter dan 24

11

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Maximumschaal normfunctie adjunct-directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

De salarisschaal die voor de normfunctie van adjunct-directeur geldt, wordt afhankelijk van Q vastgesteld volgens categorie 2 van bijlage 1A.

Artikel 147. Wijziging carrièrepatroon normfunctie adjunct-directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Indien ingevolge de door het bevoegd gezag vastgestelde formatie, bedoeld in artikel 110, tweede lid, onder a, niet langer een adjunct-directeur als bedoeld in artikel 146 kan zijn benoemd, blijft de betrokkene, bedoeld in artikel 164, die als adjunct-directeur was benoemd, aanspraak houden op het carrièrepatroon dat voor hem op de laatste dag van het voorafgaande schooljaar gold, indien dit carrièrepatroon gedurende ten minste drie onmiddellijk voorafgaande schooljaren aan die instelling of, in voorkomende gevallen, instellingen voor hem als leraar tevens adjunct-directeur heeft gegolden. De betrokkene behoudt deze aanspraak zolang hij aan dezelfde instelling of instellingen verbonden blijft.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Wijziging carrièrepatroon normfunctie adjunct-directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Indien ingevolge de door het bevoegd gezag vastgestelde formatie, bedoeld in artikel 110, tweede lid, onder a, niet langer een adjunct-directeur als bedoeld in artikel 146 kan zijn benoemd, blijft de betrokkene, bedoeld in artikel 164, die als adjunct-directeur was benoemd, aanspraak houden op de salarisschaal dat voor hem op de laatste dag van het voorafgaande schooljaar gold. De betrokkene behoudt deze aanspraak zolang hij aan dezelfde instelling of instellingen verbonden blijft.

Artikel 148. Beëindiging benoeming adjunct-directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 149. Toelage in verband met directeurswerkzaamheden aan een andere instelling

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 2 De in het eerste lid bedoelde toelage behoort niet tot het inkomen, bedoeld in het pensioenreglement, en telt niet mee voor de berekening en vaststelling van uitkeringen ingevolge het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs, alsmede de regeling voor vervroegde uittreding.

  • 3 Indien de betrokkene niet in een normbetrekking is benoemd, wordt de toelage berekend naar evenredigheid van zijn betrekkingsomvang.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-02-2003.

Toelage in verband met directeurswerkzaamheden aan een andere instelling

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Indien op grond van artikel 29, eerste lid, derde volzin, van de Wet op de expertisecentra een directeur van een instelling tevens is belast met de leiding van een andere instelling waar de functie van directeur vacant is, kan het bevoegd gezag, zolang deze situatie zich voordoet en uitsluitend ten laste van eigen middelen aan die directeur boven zijn salaris een maandelijkse toelage toekennen ten bedrage van het verschil tussen het bedrag bij salarisnummer 14 in salarisschaal DB en het bedrag bij salarisnummer 15 in die schaal.

2 De in het eerste lid bedoelde toelage behoort niet tot het inkomen, bedoeld in het pensioenreglement, en telt niet mee voor de berekening en vaststelling van uitkeringen ingevolge het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs.

3 Indien de betrokkene niet in een normbetrekking is benoemd, wordt de toelage berekend naar evenredigheid van zijn betrekkingsomvang.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Toelage in verband met directeurswerkzaamheden aan een andere instelling

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Indien op grond van artikel 29, eerste lid, derde volzin, van de Wet op de expertisecentra een directeur van een instelling tevens is belast met de leiding van een andere instelling waar de functie van directeur vacant is, kan het bevoegd gezag, zolang deze situatie zich voordoet en uitsluitend ten laste van eigen middelen aan die directeur boven zijn salaris een maandelijkse toelage toekennen ten bedrage van het verschil tussen het bedrag bij salarisnummer 14 in salarisschaal DB en het bedrag bij salarisnummer 15 in die schaal.

2 De in het eerste lid bedoelde toelage behoort niet tot het inkomen, bedoeld in het pensioenreglement, en telt niet mee voor de berekening en vaststelling van uitkeringen ingevolge het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs.

3 Indien de betrokkene niet in een normbetrekking is benoemd, wordt de toelage berekend naar evenredigheid van zijn betrekkingsomvang.

Titel 13. Salariëring onderwijsgevend personeel

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

§ 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 150. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 151. Onderwijsgevend personeel

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 152. Overgang naar maximumschaal

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Indien een betrokkene met inachtneming van het voor hem geldende carrièrepatroon, het begintraject en de aanloopschaal of aanloopschalen behorend bij de functie waarin hij is benoemd, heeft doorlopen en hij heeft voldaan aan de in voorkomend geval door Onze Minister dan wel het bevoegd gezag vastgestelde promotiecriteria wordt hij met inachtneming van artikel 155 en de paragrafen 2 en 3 van deze titel bezoldigd volgens de bij zijn functie behorende maximumschaal. Het bevoegd gezag kan promotiecriteria vaststellen uitsluitend indien over die criteria overeenstemming is bereikt in het overleg, bedoeld in titel 2 van hoofdstuk 4.

  • 2 Het bevoegd gezag is onverminderd artikel 155, vierde lid, gehouden de betrokkene in staat te stellen aan de voor hem geldende promotiecriteria te voldoen.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2001.

Overgang naar functie met een hoger maximumsalaris

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Ingeval onderwijsgevend personeel wordt benoemd in eenzelfde functie met een hoger maximumsalaris en het salaris in die functie overstijgt niet op enig moment het salaris dat in de oude salarisschaal zou hebben gegolden, wordt het in overstemming met het bepaalde in artikel 90, 91 dan wel 96 vastgestelde salaris, één periodiek hoger vastgesteld.

2 Indien het salaris op grond van het eerste lid hoger wordt vastgesteld en de benoeming plaatsvindt op basis van artikel 84, vierde en vijfde lid, is voor de bekostiging artikel 95a, vijfde lid, van toepassing.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Promotiecriteria

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De betrokkene die is benoemd in een functie op grond van titel 13 dient te voldoen aan de door Onze minister dan wel aan de door het bevoegd gezag vastgestelde promotiecriteria. Indien het salaris van een betrokkene die is benoemd in een functie volgens één van de salarisschalen LA, LB, LC, LD of LE is vastgesteld dan wel wordt vastgesteld volgens respectievelijk salarisnummer 19, 19, 15, 17 of 15, heeft deze betrokkene eerst aanspraak op een salaris, vastgesteld op het opvolgende salarisnummer met ingang van 1 augustus van het schooljaar waarin voldaan is aan de promotiecriteria doch niet eerder dan 1 jaar na het bereiken van het desbetreffende salarisnummer.

2 Het bevoegd gezag dient de betrokkene in staat te stellen te voldoen aan de voor hem geldende promotiecriteria.

Artikel 153. Maximum- en aanloopschalen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Voor elke functie met maximumschaal 9 of 11 geldt dat bij elke maximumschaal een aanloopschaal behoort die één nummer lager is dan de maximumschaal. Voor elke functie met maximumschaal 10 geldt aanloopschaal 8. Bij de functies met maximumschaal 9, 10 of 11 behoort een begintraject dat voorafgaat aan de aanloopschaal. Voor elke functie met maximumschaal 12 of hoger geldt dat bij elke maximumschaal twee aanloopschalen behoren die één respectievelijk twee nummers lager zijn dan de maximumschaal.

  • 2 De betrokkene doorloopt het begintraject en de aanloopschalen bij zijn functie volgens het voor hem geldende carrièrepatroon.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Dit onderdeel vervalt.

Artikel 154. Overgang naar aanloopschaal of hogere aanloopschaal

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De bezoldiging van de betrokkene die op 31 juli van enig schooljaar werd bezoldigd volgens het hoogste bedrag van het voor hem op die datum van toepassing zijnde begintraject, wordt per 1 augustus vastgesteld volgens het laagste bedrag dat hoger is in de bij zijn functie behorende aanloopschaal.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Dit onderdeel vervalt.

Artikel 155. Overgang aanloopschaal naar maximumschaal

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Behoudens het vierde lid heeft de betrokkene die is benoemd in een functie met maximumschaal 11 of lager en wiens salaris op 31 juli van enig schooljaar is vastgesteld op het hoogste bedrag in de bij zijn functie behorende aanloopschaal met ingang van 1 augustus van het daarop volgende schooljaar recht op vaststelling van zijn salaris volgens de bij zijn functie behorende maximumschaal op het bedrag dat is gelegen onmiddellijk boven het salaris dat op 31 juli daaraan voorafgaand voor hem gold. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op de betrokkene die is benoemd in een functie met maximumschaal 12 en wiens salaris op 31 juli van enig schooljaar is vastgesteld op het hoogste bedrag in de hoogste bij zijn functie behorende aanloopschaal.

  • 2 In afwijking van het eerste lid en behoudens het vierde lid wordt het salaris van de betrokkene zoveel eerder vastgesteld volgens de bij zijn functie behorende maximumschaal als zijn salaris in een vorige functie reeds langer dan één schooljaar is vastgesteld geweest volgens het maximum van de bij die vorige functie behorende hoogste aanloopschaal.

  • 3 Voor de toepassing van tweede lid wordt mede in aanmerking genomen het schooljaar waarin de betrokkene gedurende ten minste 60 werkdagen in een vorige functie werkzaam is geweest en is bezoldigd volgens het hoogste bedrag in de hoogste bij die functie behorende aanloopschaal.

  • 4 De betrokkene, bedoeld in het eerste en tweede lid, heeft geen recht op vaststelling van zijn salaris volgens de bij zijn functie behorende maximumschaal indien de betrokkene niet aan de in artikel 152, eerste lid, bedoelde promotiecriteria heeft voldaan als gevolg van feitelijkheden die voor zijn rekening komen. In dat geval rust op het bevoegd gezag niet de verplichting bedoeld in artikel 152, tweede lid.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Dit onderdeel vervalt.

Artikel 156. Aanvang en einde benoeming en doorbetaling bezoldiging

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

§ 2. Instellingen voor basisonderwijs en centrale diensten

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 157. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 158. Normfunctie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De normfuncties voor het onderwijsgevend personeel die in de formatie van een instelling kunnen voorkomen zijn:

  • a. voor wat betreft basisscholen: de functie van leraar waarvoor als maximumschaal geldt schaal 9;

  • b. voor wat betreft speciale scholen voor basisonderwijs: de functie van leraar waarvoor als maximumschaal geldt schaal 10;

  • c. voor wat betreft centrale diensten: de functie van leraar waarvoor als maximumschaal geldt schaal 9, onderscheidenlijk de functie van leraar waarvoor als maximumschaal geldt schaal 10.

In bijlage 13-1 bij dit besluit is voor de in de eerste volzin genoemde normfuncties een taakkarakteristiek gegeven.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Normfunctie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

De normfuncties voor het onderwijsgevend personeel die in de formatie van een instelling kunnen voorkomen zijn:

  • a. voor wat betreft basisscholen: de functie van leraar met salarisschaal LA;

  • b. voor wat betreft speciale scholen voor basisonderwijs: de functie van leraar met salarisschaal LB;

  • c. voor wat betreft centrale diensten: de functie van leraar met salarisschaal LA, onderscheidenlijk de functie van leraar met salarisschaal LB.

In bijlage 13-1 bij dit besluit is voor de in de eerste volzin genoemde normfuncties een taakkarakteristiek gegeven.

Artikel 159. Lesgebonden taken en deskundigheidsbevordering

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 160. Tijdelijke uitbreiding betrekkingsomvang

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 161. Salaris bij kortdurende vervanging

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 162. Verbruik van rekeneenheden ex-directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Voor de betrokkene, bedoeld in artikel 130, onder a, wiens benoeming als directeur anders dan wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid wordt beëindigd en die werd bezoldigd volgens de bij deze functie behorende maximumschaal op een bedrag dat hoger is dan het hoogste bedrag in de aanloopschaal van een leraar wordt, in afwijking van artikel 112, eerste lid, voor zijn functie waarop deze titel van toepassing is, bij hetzelfde bevoegd gezag aan dezelfde instelling of instellingen een aantal rekeneenheden verbruikt dat overeenkomt met het aantal rekeneenheden dat behoorde bij zijn functie als directeur. De eerste volzin is niet van toepassing indien op grond van artikel 155, eerste lid, het salaris van de betrokkene reeds kon worden vastgesteld volgens de bij zijn functie behorende maximumschaal.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op een directeur van wie de betrekking is opgeheven wegens samenvoeging van de desbetreffende instelling of instellingen waaraan de directeur is verbonden, met een of meer andere instellingen.

  • 3 Het verbruik van rekeneenheden wordt in gevallen, bedoeld in het tweede lid, berekend met inachtneming van de in artikel 7, tweede lid, bedoelde voorschriften.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Verbruik van rekeneenheden ex-directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Voor de directeur van een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 1°, van wie de benoeming als directeur, anders dan wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid, wordt beëindigd, en waarbij sprake is van een benoeming bij hetzelfde bevoegd gezag in een functie met een lager maximumsalaris dan die hij als directeur genoot, geldt, in afwijking van artikel 112, eerste lid, voor die functie een verbruik van rekeneenheden dat overeenkomt met het aantal rekeneenheden dat behoort bij de functie van directeur.

2 In afwijking van het eerste lid wordt het verbruik van rekeneenheden voor de functie met dat lager maximumsalaris voor die functie toegepast volgens artikel 112, eerste lid, op het moment dat het salaris in die functie gelijk is aan het salaris dat betrokkene zou hebben genoten in de functie die voorafging aan de benoeming als directeur.

Artikel 163. Verbruik van rekeneenheden ex-adjunct-directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Voor de betrokkene, bedoeld in artikel 130, onder b, wiens benoeming als leraar tevens adjunct-directeur anders dan wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid wordt beëindigd, wordt in afwijking van artikel 112, eerste lid, voor zijn functie als leraar bij hetzelfde bevoegd gezag aan dezelfde instelling of instellingen een aantal rekeneenheden verbruikt dat overeenkomt met het aantal rekeneenheden dat behoorde bij zijn functie als leraar tevens adjunct-directeur, indien:

    • a. de betrokkene als leraar tevens adjunct-directeur werd bezoldigd volgens de bij die functie behorende maximumschaal op een bedrag dat hoger is dan het hoogste bedrag in de aanloopschaal behorende bij de functie van leraar; of

    • b. op de betrokkene artikel 136 van toepassing is.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing indien:

    • a. voor de betrokkene, bedoeld in artikel 157, onder b, de beëindiging van de benoeming als leraar tevens adjunct-directeur het gevolg is van een gelijktijdige daling van:

    • b. in redelijkheid niet van het bevoegd gezag kon worden gevergd dat deze functie van leraar tevens adjunct-directeur in de formatie zou worden gehandhaafd.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Verbruik van rekeneenheden ex-adjunct-directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Voor de degene die is benoemd in een functie als bedoeld in paragraaf 2 van titel 13 van dit hoofdstuk, die tevens is benoemd tot adjunct-directeur, van wie de benoeming als directeur, anders dan wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid, wordt beëindigd, en waarbij sprake is van een benoeming bij hetzelfde bevoegd gezag in een functie met een lager maximumsalaris dan die hij als adjunct-directeur genoot, geldt, in afwijking van artikel 112, eerste lid, voor die functie een verbruik van rekeneenheden dat overeenkomt met het aantal rekeneenheden dat behoort bij de functie van adjunct-directeur.

2 In afwijking van het eerste lid wordt het verbruik van rekeneenheden voor de functie met dat lager maximumsalaris voor die functie toegepast volgens artikel 112, eerste lid, op het moment dat het salaris in die functie gelijk is aan het salaris dat betrokkene zou hebben genoten in de functie die voorafging aan de benoeming als adjunct-directeur.

§ 3. Instellingen voor speciaal onderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 164. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 165. Normfunctie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De normfunctie van het onderwijsgevend personeel aan een instelling kan zijn opgenomen is de functie van leraar waarvoor als maximumschaal geldt schaal 10. In bijlage 13-2 bij dit besluit is voor de in de eerste volzin genoemde normfunctie een taakkarakteristiek gegeven.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Normfunctie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

De normfunctie van het onderwijsgevend personeel aan een instelling kan zijn opgenomen is de functie van leraar met salarisschaal LB. In bijlage 13-2 bij dit besluit is voor de in de eerste volzin genoemde normfunctie een taakkarakteristiek gegeven.

Artikel 166. Lesgebonden taken en deskundigheidsbevordering

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 167. Tijdelijke uitbreiding betrekkingsomvang

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 168. Salaris bij kortdurende vervanging

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 169. Verbruik van rekeneenheden ex-directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Voor de betrokkene, bedoeld in artikel 142, onder a, wiens benoeming als directeur anders dan wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid wordt beëindigd en die werd bezoldigd volgens de bij deze functie behorende maximumschaal op een bedrag dat hoger is dan het hoogste bedrag in de aanloopschaal van een leraar wordt, in afwijking van artikel 112, eerste lid, voor zijn functie waarop titel 13 van hoofdstuk 1 van toepassing is, bij hetzelfde bevoegd gezag aan dezelfde instelling of instellingen een aantal rekeneenheden verbruikt dat overeenkomt met het aantal rekeneenheden dat behoorde bij zijn functie als directeur. De eerste volzin is niet van toepassing indien op grond van artikel 155, eerste lid, het salaris van de betrokkene reeds kon worden vastgesteld volgens de bij zijn functie behorende maximumschaal.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op een directeur van wie de betrekking is opgeheven wegens samenvoeging van de desbetreffende instelling of instellingen waaraan de directeur is verbonden, met een of meer andere instellingen.

  • 3 Het verbruik van rekeneenheden wordt in gevallen, bedoeld in het tweede lid, berekend met inachtneming van de in artikel 7, tweede lid, bedoelde voorschriften.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Verbruik van rekeneenheden ex-directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Voor de directeur van een instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 2°, van wie de benoeming als directeur, anders dan wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid, wordt beëindigd, en waarbij sprake is van een benoeming bij hetzelfde bevoegd gezag in een functie met een lager maximumsalaris dan die hij als directeur genoot, geldt, in afwijking van artikel 112, eerste lid, voor die functie een verbruik van rekeneenheden dat overeenkomt met het aantal rekeneenheden dat behoort bij de functie van directeur.

2 In afwijking van het eerste lid wordt het verbruik van rekeneenheden voor de functie met dat lager maximumsalaris voor die functie toegepast volgens artikel 112, eerste lid, op het moment dat het salaris in die functie gelijk is aan het salaris dat betrokkene zou hebben genoten in de functie die voorafging aan de benoeming als directeur.

Artikel 170. Verbruik van rekeneenheden ex-adjunct-directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Voor de betrokkene bedoeld in artikel 142, onder b, wiens benoeming als leraar tevens adjunct-directeur anders dan wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid wordt beëindigd, wordt in afwijking van artikel 112, eerste lid, voor zijn functie als leraar bij hetzelfde bevoegd gezag aan dezelfde instelling of instellingen een aantal rekeneenheden verbruikt dat overeenkomt met het aantal rekeneenheden dat behoorde bij zijn functie als leraar tevens adjunct-directeur, indien:

    • a. de betrokkene als leraar tevens adjunct-directeur werd bezoldigd volgens de bij die functie behorende maximumschaal op een bedrag dat hoger is dan het hoogste bedrag in de aanloopschaal behorende bij de functie van leraar, of

    • b. op de betrokkene artikel 148 van toepassing is.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Verbruik van rekeneenheden ex-adjunct-directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Voor degene die is benoemd in een functie als bedoeld in paragraaf 3 van titel 13 van dit hoofdstuk, die tevens is benoemd tot adjunct-directeur, van wie de benoeming als directeur, anders dan wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid, wordt beëindigd, en waarbij sprake is van een benoeming bij hetzelfde bevoegd gezag in een functie met een lager maximumsalaris dan die hij als adjunct-directeur genoot, geldt, in afwijking van artikel 112, eerste lid, voor die functie een verbruik van rekeneenheden dat overeenkomt met het aantal rekeneenheden dat behoort bij de functie van adjunct-directeur.

2 In afwijking van het eerste lid wordt het verbruik van rekeneenheden voor de functie met dat lager maximumsalaris voor die functie toegepast volgens artikel 112, eerste lid, op het moment dat het salaris in die functie gelijk is aan het salaris dat betrokkene zou hebben genoten in de functie die voorafging aan de benoeming als adjunct-directeur.

Titel 14. Salariëring onderwijsondersteunend personeel

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

§ 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 171. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 172. Formatie onderwijsondersteunend personeel, maximumschaal en aanloopschaal

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Aan iedere instelling kan onderwijsondersteunend personeel verbonden zijn voor zover dit binnen de door het bevoegd gezag vastgestelde formatie mogelijk is.

  • 2 In de paragrafen 3 en 4 wordt voor elke normfunctie de bijbehorende maximumschaal aangegeven.

  • 3 Bij elke maximumschaal behoort een aanloopschaal als aangegeven in onderstaand schema.

    Aanloopschaal

    Maximumschaal

    Aanloopschaal

    Maximumschaal

    1

    8

    9

    2

    8

    10

    2

    3

    10

    11

    3

    4

    11

    12

    4

    5

    12

    13

    5

    6

       

    6

    7

       

    7

    8

       

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Formatie onderwijsondersteunend personeel en salarisschalen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Aan iedere instelling kan onderwijsondersteunend personeel verbonden zijn voor zover dit binnen de door het bevoegd gezag vastgestelde formatie mogelijk is.

2 In de paragrafen 2 en 3 van deze titel wordt voor elke normbetrekking de bijbehorende salarisschaal aangegeven.

Artikel 173. Vervulling functie in het kader van de Regeling extra werkgelegenheid voor langdurig werklozen 1995

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Bij de functie van de betrokkene die is benoemd op grond van artikel 9 van de Regeling extra werkgelegenheid voor langdurig werklozen 1995, behoort maximumschaal 1.

  • 2 In afwijking van artikel 172 behoort bij de maximumschaal die geldt voor de betrokkene, bedoeld in het eerste lid, een aanlooptraject.

  • 3 De functie van de betrokkene, bedoeld in het eerste lid, komt uitsluitend ten laste van eigen middelen.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Vervulling functie volgens het Besluit in- en doorstroombanen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Bij de functie van de betrokkene die is benoemd in een instroombaan op grond van het Besluit in- en doorstroombanen, behoort salarisschaal 1 zoals aangegeven in categorie 5 bij bijlage 1A van dit besluit.

2 Een betrokkene die tenminste 5 jaar benoemd is in een functie als bedoeld in het eerste lid, kan worden benoemd in een functie met salarisschaal 2 of 3 zoals aangegeven in categorie 5 in bijlage 1A van dit besluit.

3 De functie van de betrokkene, bedoeld in het eerste en tweede lid, komt uitsluitend ten laste van de eigen middelen.

Artikel 174. Inschaling

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Bij de benoeming van de betrokkene wordt het salaris na toepassing van de artikelen 89 tot en met 93 vastgesteld in de hoogst mogelijke schaal van het carrièrepatroon dat behoort bij zijn functie.

  • 2 Indien de betrokkene direct voorafgaand aan zijn benoeming een onderwijsfunctie heeft vervuld waarin hij laatstelijk reeds voor de duur van een jaar werd bezoldigd naar een bedrag vermeld achter het voorlaatste salarisnummer beginnend met de letter U van een van dezelfde schalen 1 tot en met 4 als die waarin het salaris, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld, wordt die periode van tenminste een jaar in mindering gebracht op de periode van twee jaar, bedoeld in artikel 95, tweede lid, in die nieuwe functie.

  • 3 Indien aan de functie waarin betrokkene werkzaam is als gevolg van herwaardering een hogere maximumschaal wordt verbonden, wordt het salaris vastgesteld op de in het eerste lid aangegeven wijze.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Dit onderdeel vervalt.

Artikel 175. Vaststelling salaris bij benoeming in een functie in het kader van de Regeling extra werkgelegenheid voor langdurig werklozen 1995

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 2 Behoudens het derde lid wordt het salaris van de in het eerste lid bedoelde betrokkene bij zijn benoeming vastgesteld op het laagste bedrag van het aanlooptraject.

  • 3 In afwijking van het tweede lid wordt het salaris van de in het eerste lid bedoelde betrokkene die de leeftijd van 23 jaar nog niet heeft bereikt, bij zijn benoeming vastgesteld overeenkomstig het wettelijk minimumjeugdloon dat bij zijn leeftijd behoort.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Vaststelling salaris bij benoeming in een functie volgens het Besluit in- en doorstroombanen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Bij de benoeming van de betrokkene, bedoeld in artikel 173, eerste lid, zijn de artikelen 89 tot en met 93 en artikel 174 niet van toepassing.

2 Behoudens het derde lid, wordt het salaris van de in het eerste lid bedoelde betrokkene bij zijn benoeming vastgesteld op nummer a1 van schaal 1 zoals, opgenomen in bijlage 1A, categorie 5.

3 In afwijking van het tweede lid wordt het salaris van de in het eerste lid bedoelde betrokkene die de leeftijd van 23 jaar nog niet heeft bereikt, bij zijn benoeming vastgesteld overeenkomstig het wettelijk minimumjeugdloon dat bij zijn leeftijd behoort.

Artikel 176. Salarisvaststelling bij overgang van aanloopschaal naar maximumschaal

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Zodra aan de betrokkene, wiens salaris wordt vastgesteld volgens de aanloopschaal, op grond van artikel 95 een periodieke verhoging wordt toegekend en deze daarmee een salaris krijgt dat gelijk is aan of hoger is dan het laagste bedrag in de maximumschaal, wordt zijn salaris bepaald op het naasthogere bedrag in de bij zijn functie behorende maximumschaal.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Dit onderdeel vervalt.

Artikel 177. Salarisvaststelling bij overgang van aanlooptraject naar maximumschaal

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Indien aan de betrokkene, bedoeld in artikel 173, eerste lid, wiens salaris wordt vastgesteld volgens nummer 2 van het aanlooptraject, op grond van artikel 95 een periodieke verhoging wordt toegekend, wordt zijn salaris bepaald op het bedrag dat in schaal 1 is vermeld bij salarisnummer 0.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Dit onderdeel vervalt.

Artikel 178. Bijzonderheden functievervulling

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 179. Overwerkvergoeding

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Aan de betrokkene voor wie het salaris wordt vastgesteld volgens één der schalen 1 tot en met 10 en die in opdracht van het bevoegd gezag overwerk verricht, wordt, behoudens het derde lid, een vergoeding toegekend.

  • 2 Onder overwerk wordt verstaan arbeid verricht buiten de voor de betrokkene vastgestelde dagelijkse werktijd, voor zover daardoor deze werktijd wordt overschreden.

  • 3 Voor overwerk dat gedurende korter dan een half uur aansluitend aan de vastgestelde dagelijkse werktijd wordt verricht, wordt geen vergoeding toegekend.

  • 4 De vergoeding voor overwerk bestaat uit:

    • a. voor betrokkene verbonden aan een instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 2° en 3°:

      • 1. verlof, gelijk aan het aantal uren overschrijding van de voor de betrokkene vastgestelde dagelijkse werktijd, en

      • 2. extra verlof, dat voor elk uur een percentage van die overschrijding is.

    • b. voor betrokkenen verbonden aan een instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 1°:

      • 1. verlof, gelijk aan het aantal uren overschrijding van de voor de betrokkene vastgestelde dagelijkse werktijd, en

      • 2. een bedrag in geld, dat voor elk uur van die overschrijding een percentage van het voor betrokkene geldende salaris per uur bedraagt.

  • 5 De vergoeding in verlof wordt zo spoedig mogelijk toegekend, doch in de regel niet later dan in de kalendermaand volgende op die waarin de overschrijding plaats had, waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de wensen van de betrokkene.

  • 6 Indien naar het oordeel van het bevoegd gezag het dienstbelang zich verzet tegen het toekennen van verlof, bedoeld in het vierde lid, onder b1 wordt in plaats van dit verlof voor ieder uur een bedrag in geld toegekend gelijk aan het voor de betrokkene geldende salaris per uur.

  • 7 Het in het vierde lid bedoelde percentage bedraagt:

    • a. behoudens het gestelde onder b en c, het getal, vermeld in de onderstaande tabel:

      Overwerk verricht

      Op zondag

      Op maandag

      Op dinsdag, woensdag, donderdag of vrijdag

      Op zaterdag

      tussen 0 en 6 uur

      100

      100

      50

      50

      tussen 6 en 18 uur

      100

      25

      25

      50

      tussen 18 en 20 uur

      100

      25

      25

      75

      tussen 20 en 24 uur

      100

      50

      50

      75

    • b. 50, indien gedurende langer dan twee uur overwerk is verricht, voor zover het overwerk betreft, dat na de eerste twee uur is verricht op maandag, dinsdag, woensdag, donderdag of vrijdag tussen 6 en 20 uur, behoudens het gestelde onder c;

    • c. 100, indien het overwerk is verricht op een met de zondag gelijkgestelde dag, dan wel op de daarop volgende dag tussen 0 en 6 uur.

  • 8 Voor het vaststellen van de duur van de overschrijding gelden de uren waarop krachtens het vierde lid of krachtens titel 3 van dit hoofdstuk vakantie of verlof is genoten, als uren waarop is gewerkt.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Overwerkvergoeding

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Aan de betrokkene voor wie het salaris wordt vastgesteld volgens één van de salarisschalen 1 tot en met 10 en die in opdracht van het bevoegd gezag overwerk verricht, wordt, behoudens het derde lid, een vergoeding toegekend.

2 Onder overwerk wordt verstaan arbeid verricht buiten de voor de betrokkene vastgestelde dagelijkse werktijd, voor zover daardoor deze werktijd wordt overschreden.

3 Voor overwerk dat gedurende korter dan een half uur aansluitend aan de vastgestelde dagelijkse werktijd wordt verricht, wordt geen vergoeding toegekend.

4 De vergoeding voor overwerk bestaat uit:

  • a. voor betrokkene verbonden aan een instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 2° en 3°:

    • 1. verlof, gelijk aan het aantal uren overschrijding van de voor de betrokkene vastgestelde dagelijkse werktijd, en

    • 2. extra verlof, dat voor elk uur een percentage van die overschrijding is.

  • b. voor betrokkenen verbonden aan een instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 1°:

    • 1. verlof, gelijk aan het aantal uren overschrijding van de voor de betrokkene vastgestelde dagelijkse werktijd, en

    • 2. een bedrag in geld, dat voor elk uur van die overschrijding een percentage van het voor betrokkene geldende salaris per uur bedraagt.

5 De vergoeding in verlof wordt zo spoedig mogelijk toegekend, doch in de regel niet later dan in de kalendermaand volgende op die waarin de overschrijding plaats had, waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de wensen van de betrokkene.

6 Indien naar het oordeel van het bevoegd gezag het dienstbelang zich verzet tegen het toekennen van verlof, bedoeld in het vierde lid, onder b1 wordt in plaats van dit verlof voor ieder uur een bedrag in geld toegekend gelijk aan het voor de betrokkene geldende salaris per uur.

7 Het in het vierde lid bedoelde percentage bedraagt:

  • a. behoudens het gestelde onder b en c, het getal, vermeld in de onderstaande tabel:

    Overwerk verricht

    Op zondag

    Op maandag

    Op dinsdag, woensdag, donderdag of vrijdag

    Op zaterdag

    tussen 0 en 6 uur

    100

    100

    50

    50

    tussen 6 en 18 uur

    100

    25

    25

    50

    tussen 18 en 20 uur

    100

    25

    25

    75

    tussen 20 en 24 uur

    100

    50

    50

    75

  • b. 50, indien gedurende langer dan twee uur overwerk is verricht, voor zover het overwerk betreft, dat na de eerste twee uur is verricht op maandag, dinsdag, woensdag, donderdag of vrijdag tussen 6 en 20 uur, behoudens het gestelde onder c;

  • c. 100, indien het overwerk is verricht op een met de zondag gelijkgestelde dag, dan wel op de daarop volgende dag tussen 0 en 6 uur.

8 Voor het vaststellen van de duur van de overschrijding gelden de uren waarop krachtens het vierde lid of krachtens titel 3 van dit hoofdstuk vakantie of verlof is genoten, als uren waarop is gewerkt.

Artikel 180. Toelage onregelmatige dienst

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Aan de betrokkene voor wie het salaris wordt vastgesteld volgens een der schalen 1 tot en met 10 en die anders dan bedoeld in artikel 179 regelmatig of vrij regelmatig arbeid verricht op andere tijden dan op de dagen maandag tot en met vrijdag tussen 8 en 18 uur, wordt een toelage toegekend.

  • 2 De toelage bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor betrokkene geldende salaris per uur en wel:

    • a. 20% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 6 en 8 uur en tussen 18 en 22 uur;

    • b. 40% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 0 en 6 uur en tussen 22 en 24 uur;

    • c. 45% voor de uren op zaterdag;

    • d. 70% voor de uren op zondag;

    • e. 100% voor de uren op feestdagen, met dien verstande dat genoemde percentages worden berekend over ten hoogste het salaris behorende bij salarisnummer 10 van schaal 7.

  • 3 Voor de in het tweede lid, onder a, genoemde uren wordt de toelage slechts toegekend, indien de arbeid is aangevangen vóór 7 uur, respectievelijk is beëindigd na 19 uur.

  • 4 In afwijking van het eerste en tweede lid ontvangt de betrokkene met ingang van de maand waarin hij de leeftijd van 55 jaar bereikt een vaste toelage, mits hij op dat moment gedurende tenminste 5 jaar zonder wezenlijke onderbreking een toelage als bedoeld in het eerste lid heeft genoten.

  • 5 De toelage, bedoeld in het vierde lid, wordt vastgesteld op het bedrag dat de betrokkene over de twaalf kalendermaanden direct voorafgaande aan de maand waarin hij de leeftijd van 55 jaar bereikt gemiddeld per maand aan toelage als bedoeld in het eerste lid heeft genoten en wordt aangepast aan algemene salariswijzigingen.

  • 6 Voor de toepassing van het vierde lid wordt onder wezenlijke onderbreking verstaan een onderbreking van langer dan twee maanden.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Toelage onregelmatige dienst

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Aan de betrokkene voor wie het salaris wordt vastgesteld volgens één van de salarisschalen 1 tot en met 10 en die anders dan bedoeld in artikel 179 regelmatig of vrij regelmatig arbeid verricht op andere tijden dan op de dagen maandag tot en met vrijdag tussen 8 en 18 uur, wordt een toelage toegekend.

2 De toelage bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor betrokkene geldende salaris per uur en wel:

  • a. 20% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 6 en 8 uur en tussen 18 en 22 uur;

  • b. 40% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 0 en 6 uur en tussen 22 en 24 uur;

  • c. 45% voor de uren op zaterdag;

  • d. 70% voor de uren op zondag;

  • e. 100% voor de uren op feestdagen, met dien verstande dat genoemde percentages worden berekend over ten hoogste het salaris behorende bij salarisnummer 10 van salarisschaal 7.

3 Voor de in het tweede lid, onder a, genoemde uren wordt de toelage slechts toegekend, indien de arbeid is aangevangen vóór 7 uur, respectievelijk is beëindigd na 19 uur.

4 In afwijking van het eerste en tweede lid ontvangt de betrokkene met ingang van de maand waarin hij de leeftijd van 55 jaar bereikt een vaste toelage, mits hij op dat moment gedurende tenminste 5 jaar zonder wezenlijke onderbreking een toelage als bedoeld in het eerste lid heeft genoten.

5 De toelage, bedoeld in het vierde lid, wordt vastgesteld op het bedrag dat de betrokkene over de twaalf kalendermaanden direct voorafgaande aan de maand waarin hij de leeftijd van 55 jaar bereikt gemiddeld per maand aan toelage als bedoeld in het eerste lid heeft genoten en wordt aangepast aan algemene salariswijzigingen.

6 Voor de toepassing van het vierde lid wordt onder wezenlijke onderbreking verstaan een onderbreking van langer dan twee maanden.

Artikel 181. Garantietoelage onregelmatige dienst

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 182. Eindejaarsuitkering

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Aan de betrokkene, die in een kalenderjaar is benoemd of benoemd is geweest in één of meer functies met één der maximumschalen 1 tot en met 8 wordt met inachtneming van het derde lid, een eindejaarsuitkering toegekend.

  • 2 Het bedrag per maand van de in het eerste lid bedoelde eindejaarsuitkering bij een normbetrekking wordt, onderscheiden naar de maximumschalen 1 tot en met 5 respectievelijk 6 tot en met 8, door Onze Minister vastgesteld.

  • 3 Voor elke kalendermaand van het desbetreffende kalenderjaar waarin de betrokkene in de desbetreffende functies werkzaam is geweest en salaris heeft genoten, wordt per functie het bedrag berekend door de toe te passen bedragen bij normbetrekking te vermenigvuldigen met het bedrag van het door de betrokkene in die maand genoten salaris en te delen door het salaris bij normbetrekking behorende bij de desbetreffende functie.

  • 4 De uitkering wordt vastgesteld op de som van de volgens het derde lid berekende bedragen en wordt rekenkundig afgerond op centen.

  • 5 De uitkering wordt eenmaal per jaar uitbetaald in de maand december over de periode van twaalf maanden die eindigt met de maand december.

  • 6 In afwijking van het vijfde lid vindt bij ontslag van de betrokkene de uitbetaling plaats over het tijdvak januari tot en met de datum van ontslag van het desbetreffende kalenderjaar.

  • 7 De in het eerste lid bedoelde uitkering wordt niet aangemerkt als bezoldiging en maakt geen deel uit van het inkomen, bedoeld in het pensioenreglement.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Eindejaarsuitkering

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Aan de betrokkene, die in een kalenderjaar is benoemd of benoemd is geweest in één of meer functies met één van de salarisschalen 1 tot en met 8 wordt met inachtneming van het derde lid, een eindejaarsuitkering toegekend.

2 Het bedrag per jaar van de in het eerste lid bedoelde eindejaarsuitkering bij een normbetrekking wordt, onderscheiden naar de salarisschalen 1 tot en met 5 respectievelijk 6 tot en met 8 vastgesteld door Onze minister. Het bedrag per jaar bestaat uit 12 gelijke maandbedragen.

3 Voor elke kalendermaand van het desbetreffende kalenderjaar waarin de betrokkene in de desbetreffende functies werkzaam is geweest en salaris heeft genoten, wordt per functie het bedrag berekend door de toe te passen bedragen bij normbetrekking te vermenigvuldigen met het bedrag van het door de betrokkene in die maand genoten salaris en te delen door het salaris bij normbetrekking behorende bij de desbetreffende functie.

4 De uitkering wordt vastgesteld op de som van de volgens het derde lid berekende bedragen en wordt rekenkundig afgerond op centen.

5 De uitkering wordt eenmaal per jaar uitbetaald in de maand december over de periode van twaalf maanden die eindigt met de maand december.

6 In afwijking van het vijfde lid vindt bij ontslag van de betrokkene de uitbetaling plaats over het tijdvak januari tot en met de datum van ontslag van het desbetreffende kalenderjaar.

7 De in het eerste lid bedoelde uitkering wordt niet aangemerkt als bezoldiging en maakt deel uit van het inkomen, bedoeld in het pensioenreglement.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.

Eindejaarsuitkering

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Aan de betrokkene, die in een kalenderjaar is benoemd of benoemd is geweest in één of meer functies met één der maximumschalen 1 tot en met 8 wordt met inachtneming van het derde lid, een eindejaarsuitkering toegekend.

2 Het bedrag per maand van de in het eerste lid bedoelde eindejaarsuitkering bij een normbetrekking wordt, onderscheiden naar de maximumschalen 1 tot en met 5 respectievelijk 6 tot en met 8, door Onze Minister vastgesteld.

3 Voor elke kalendermaand van het desbetreffende kalenderjaar waarin de betrokkene in de desbetreffende functies werkzaam is geweest en salaris heeft genoten, wordt per functie het bedrag berekend door de toe te passen bedragen bij normbetrekking te vermenigvuldigen met het bedrag van het door de betrokkene in die maand genoten salaris en te delen door het salaris bij normbetrekking behorende bij de desbetreffende functie.

4 De uitkering wordt vastgesteld op de som van de volgens het derde lid berekende bedragen en wordt rekenkundig afgerond op centen.

5 De uitkering wordt eenmaal per jaar uitbetaald in de maand december over de periode van twaalf maanden die eindigt met de maand december.

6 In afwijking van het vijfde lid vindt bij ontslag van de betrokkene de uitbetaling plaats over het tijdvak januari tot en met de datum van ontslag van het desbetreffende kalenderjaar.

7 De in het eerste lid bedoelde uitkering wordt niet aangemerkt als bezoldiging en maakt deel uit van het inkomen, bedoeld in het pensioenreglement.

Artikel 183. Waarneming hogere functie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Voor de betrokkene die aan de instelling waaraan hij is verbonden of aan een andere instelling waaraan hij uit hoofde van zijn benoeming verbonden kan worden, die bij wijze van waarneming wordt belast met de volledige vervanging van een tijdelijk afwezige functionaris voor wie een hogere maximumschaal geldt en die gedurende meer dan 30 aaneengesloten kalenderdagen anders dan wegens vakantieverlof verhinderd is de werkzaamheden voortvloeiende uit zijn functie te verrichten, wordt met ingang van de 31e dag van de vervanging en zolang hij met de volledige vervanging is belast, een salaris vastgesteld alsof hij in die functie was benoemd.

  • 2 Na de beëindiging van de volledige vervanging, bedoeld in het eerste lid, wordt het salaris van de betrokkene die met de vervanging was belast, vastgesteld op het bedrag dat behoort bij het salarisnummer en de schaal die voor hem zouden hebben gegolden indien de vervanging niet zou hebben plaatsgevonden.

  • 3 Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing ten aanzien van de betrokkene voor wie de vervanging van de afwezige functionaris tot de functie behoort.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Waarneming hogere functie

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Voor de betrokkene die aan de instelling waaraan hij is verbonden of aan een andere instelling waaraan hij uit hoofde van zijn benoeming verbonden kan worden, die bij wijze van waarneming wordt belast met de volledige vervanging van een tijdelijk afwezige functionaris voor wie een salarisschaal met een hoger maximumsalaris geldt en die gedurende meer dan 30 aaneengesloten kalenderdagen anders dan wegens vakantieverlof verhinderd is de werkzaamheden voortvloeiende uit zijn functie te verrichten, wordt met ingang van de 31e dag van de vervanging en zolang hij met de volledige vervanging is belast, een salaris vastgesteld alsof hij in die functie was benoemd.

2 Na de beëindiging van de volledige vervanging, bedoeld in het eerste lid, wordt het salaris van de betrokkene die met de vervanging was belast, vastgesteld op het bedrag dat behoort bij het salarisnummer en de salarisschaal die voor hem zouden hebben gegolden indien de vervanging niet zou hebben plaatsgevonden.

3 Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing ten aanzien van de betrokkene voor wie de vervanging van de afwezige functionaris tot de functie behoort.

Artikel 184. Arbeidstijdverkorting 60-jarigen en ouder

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

§ 2. Normfuncties instellingen voor basisonderwijs, speciaal onderwijs en centrale diensten

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 185. Normfuncties

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

In het navolgende schema is een aantal normfuncties vermeld die aan de instelling, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 1° of 2°, kunnen voorkomen met de daarbij behorende maximumschaal.

Functie

Maximumschaal

1a.

Administratief medewerker

3

1b.

Administratief medewerker

4

2.

Psychologisch assistent

4

3.

Conciërge

3

4.

Technisch assistent

5

5a.

Klassenassistent

3

5b.

Klassenassistent

4

5c.

Onderwijsassistent

4

6.

Instructeur mobiliteit

7

7.

Speltherapeut/creatieve therapeut

8

8.

Ergotherapeut

8

9.

Fysiotherapeut

8

10.

Logopedist/akoepedist

8

11.

Maatschappelijk deskundige

8

12.

Orthopedagoog/psycholoog

11

13.

Audioloog

11

14.

Medisch specialist

13

15.

Technicus

4

In bijlage 14-1 bij dit besluit zijn voor de normfuncties taakkarakteristieken en zonodig benoemingsvereisten gegeven.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Normfuncties

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

In het navolgende schema is een aantal normfuncties vermeld die aan de instelling, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 1° of 2°, kunnen voorkomen met de daarbij behorende salarisschaal.

Functie

Salarisschaal

1a.

Administratief medewerker

3

1b.

Administratief medewerker

4

2.

Psychologisch assistent

4

3.

Conciërge

3

4.

Technisch assistent

5

5a.

Klassenassistent

3

5b.

Klassenassistent

4

5c.

Onderwijsassistent

4

6.

Instructeur mobiliteit

7

7.

Speltherapeut/creatieve therapeut

8

8.

Ergotherapeut

8

9.

Fysiotherapeut

8

10.

Logopedist/akoepedist

8

11.

Maatschappelijk deskundige

8

12.

Orthopedagoog/psycholoog

11

13.

Audioloog

11

14.

Medisch specialist

13

15.

Technicus

4

In bijlage 14-1 bij dit besluit zijn voor de normfuncties taakkarakteristieken en zonodig benoemingsvereisten gegeven.

Artikel 186. Lesgebonden taken en deskundigheidsbevordering

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 187. Tijdelijke uitbreiding betrekkingsomvang

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

§ 3. Centrale dienst

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Titel 15. Bijzondere bepalingen voor de leraar in opleiding

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Titel 16. Regeling bevordering arbeidsparticipatie ouderen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit titeldeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit titeldeel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2001.

Bevordering arbeidsparticipatie ouderen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 198. Verlof in het kader van bevordering arbeidsparticipatie ouderen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 199. Omvang van het verlof

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 200. Flexibele invulling van het verlof

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 200a. Flexibele invulling van het verlof bij vervangingswerkzaamheden

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De betrokkene kan tijdens de verlofuren, bedoeld in artikel 199, vervangingswerkzaamheden verrichten aan een instelling van het bevoegd gezag waarbij hij is benoemd of aangesteld. De verlofuren worden alsdan opgenomen op andere tijdstippen in het schooljaar, dan wel in het daaropvolgende schooljaar. Over de vervangingswerkzaamheden wordt geen recht op verlof als bedoeld in deze titel opgebouwd.

  • 2 Een betrokkene kan voor ten hoogste 1/3 deel van de verlofuren waarin vervangingswerkzaamheden worden uitgevoerd, salaris ontvangen.

  • 3 Artikel 204 is niet van toepassing op de verlofuren waarin vervangingswerkzaamheden worden uitgevoerd, bedoeld in dit artikel, tenzij wordt afgeweken van de tweede volzin van het eerste lid, en van het tweede lid.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2001.

Dit onderdeel is nieuw toegevoegd.

Artikel 201. Bezoldiging bij verlof

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De bezoldiging voor het gedeelte van de betrekkingsomvang waarvoor betrokkene verlof op grond van deze titel geniet, bedraagt voor personeel dat is benoemd in een functie met maximumschaal 8 of lager 75% en voor het overige personeel 65% van de bezoldiging die voor hem bij die betrekkingsomvang op grond van de titels 12, 13 en 14 van dit hoofdstuk of op grond van de titels 2, 3 en 4 van hoofdstuk 5 zou gelden.

  • 2 Voor de betrokkene op wie artikel 5, eerste of vierde lid, van het FPU-reglement basis- en aanvullende uitkering van toepassing is, maar die geen gebruik maakt van de in die regeling geboden mogelijkheid om uit te treden, geldt, dat hij voor het aantal uren verlof dat ligt boven het aantal uren dat voor hem geldt op grond van artikel 199, geen bezoldiging ontvangt vanaf de datum waarop hij gebruik zou kunnen maken van die uittredingsmogelijkheid.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Bezoldiging bij verlof

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

De bezoldiging voor het gedeelte van de betrekkingsomvang waarvoor betrokkene verlof op grond van deze titel geniet, bedraagt voor personeel dat is benoemd in een functie met salarisschaal 8 of lager 75% en voor het overige personeel 65% van de bezoldiging die voor hem bij die betrekkingsomvang op grond van de titels 12, 13 en 14 van dit hoofdstuk of op grond van de titels 2, 3 en 4 van hoofdstuk 5 zou gelden.

Artikel 202. Toepassing andere regelingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 4 Het derde lid is niet van toepassing op het aantal uren verlof waarover betrokkene op grond van artikel 201, tweede lid, geen bezoldiging ontvangt.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-02-2003.

Toepassing andere regelingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Voor de toepassing van de artikelen 4, eerste lid, en 5 van het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs wordt, gedurende een termijn van de eerste 18 maanden van verhindering volgend op de kalendermaand waarin de verhindering is ontstaan, ten aanzien van de betrokkene die verlof op grond van deze titel geniet, onder «betrekking» verstaan: het deel van zijn betrekkingsomvang waaruit geen verlof is verleend en wordt voor wat betreft het deel van zijn betrekkingsomvang waarvoor dat verlof is verleend onder «volle bezoldiging» en «bezoldiging» verstaan: de bezoldiging vastgesteld met toepassing van artikel 201.

2 Voor de toepassing van artikel 4, eerste lid, van het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs wordt na een termijn van 18 maanden van verhindering volgend op de kalendermaand waarin de verhindering is ontstaan, uitgegaan van de bezoldiging die voor de betrokkene zou gelden indien hem geen verlof op grond van deze titel zou zijn verleend.

3 Voor de toepassing van de titels 5, 8 en 9 van dit hoofdstuk wordt uitgegaan van de bezoldiging die voor de betrokkene op grond van de titels 12, 13 en 14 van dit hoofdstuk, en op grond van de titels 2, 3 en 4 van hoofdstuk 5 zou gelden indien hem dat verlof niet zou zijn verleend.

Artikel 203. Wijze waarop verlof wordt toegepast en vastgesteld

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 204. Inkomsten uit arbeid of bedrijf

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 205. Wijziging verlofomvang

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De betrokkene kan het bevoegd gezag jaarlijks verzoeken met ingang van de eerste dag van het schooljaar de omvang van het verlof te wijzigen.

  • 2 Het bevoegd gezag verleent geen toestemming voor wijziging van de omvang van het verlof, indien dit op enigerlei wijze direct of op termijn leidt tot uitkeringen krachtens het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-02-2003.

Wijziging verlofomvang

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De betrokkene kan het bevoegd gezag jaarlijks verzoeken met ingang van de eerste dag van het schooljaar de omvang van het verlof te wijzigen.

2 Het bevoegd gezag verleent geen toestemming voor wijziging van de omvang van het verlof, indien dit op enigerlei wijze direct of op termijn leidt tot uitkeringen krachtens het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel voor primair en voortgezet onderwijs.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.

Wijziging verlofomvang

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De betrokkene kan het bevoegd gezag jaarlijks verzoeken met ingang van de eerste dag van het schooljaar de omvang van het verlof te wijzigen.

2 Het bevoegd gezag verleent geen toestemming voor wijziging van de omvang van het verlof, indien dit op enigerlei wijze direct of op termijn leidt tot uitkeringen krachtens het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel voor primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs.

Artikel 206. Geen aanspraak op verlof bij DOP-uitkering

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 207. Procedure

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk 2. Overige regelen voor het openbaar onderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Titel 1. Aanstelling

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 208. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 209. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 210. Aanstelling in vaste dienst

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 211. Aanstelling in tijdelijke dienst

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 212. Proeftijd

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 213

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 214. Akte van aanstelling

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Het bevoegd gezag verstrekt aan de betrokkene zo mogelijk voor de indiensttreding, doch in elk geval uiterlijk vier weken na indiensttreding, kosteloos een gedagtekende akte van aanstelling, hieronder begrepen het besluit tot verlenging van een aanstelling dan wel heraanstelling in tijdelijke dienst. In het geval uitreiking van de akte van aanstelling voor de indiensttreding niet heeft plaatsgevonden, ontvangt de betrokkene voor de indiensttreding kosteloos een schriftelijke mededeling van het voornemen om tot aanstelling over te gaan.

  • 2 De akte van aanstelling van de betrokkene die bij een bevoegd gezag is aangesteld aan een instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 1° en 2°, vermeldt ten minste:

    • a. het feit dat dit besluit van toepassing is;

    • b. in voorkomende gevallen, overeenkomstig de terzake van verplaatsingskosten geldende bepalingen, de verplichting te wonen in een bepaalde gemeente, in een bepaald deel daarvan, in een bepaalde bij de instelling behorende woning of in het internaat van de instelling;

    • c. in voorkomende gevallen, bijzondere bepalingen die van toepassing zijn.

  • 3 Het bevoegd gezag deelt wijzigingen van de inhoud van de akte van aanstelling schriftelijk aan de betrokkene mee.

  • 4 Onze Minister kan omtrent de inhoud van de akte van aanstelling nadere voorschriften vaststellen.

  • 5 De betrokkene voor wie een instructie is vastgesteld, ontvangt tevens een afschrift daarvan.

  • 6 Aan de betrokkene wordt bij het overleg inzake zijn eventuele aanstelling tijdig een model van de akte van aanstelling ter beschikking gesteld alsmede een model van de instructie voor zover deze voor hem zal gaan gelden.

  • 7 Indien het bevoegd gezag zulks wenst, geeft de betrokkene een ondertekende verklaring af, dat hij de in het eerste, vijfde en zesde lid bedoelde bescheiden heeft ontvangen.

  • 8 Wanneer de werkzaamheden feitelijk zijn aangevangen, worden de volledige en juiste gegevens met betrekking tot het niveau en omvang van de betrekking in de akte van aanstelling aangetekend, indien deze ingevolge het eerste lid is uitgereikt.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Akte van aanstelling

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Het bevoegd gezag verstrekt aan de betrokkene zo mogelijk voor de indiensttreding, doch in elk geval uiterlijk vier weken na indiensttreding, kosteloos een gedagtekende akte van aanstelling, hieronder begrepen het besluit tot verlenging van een aanstelling dan wel heraanstelling in tijdelijke dienst. In het geval uitreiking van de akte van aanstelling voor de indiensttreding niet heeft plaatsgevonden, ontvangt de betrokkene voor de indiensttreding kosteloos een schriftelijke mededeling van het voornemen om tot aanstelling over te gaan.

2 De akte van aanstelling van de betrokkene die bij een bevoegd gezag is aangesteld aan een instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 1° en 2°, vermeldt ten minste:

  • a. het feit dat dit besluit van toepassing is;

  • b. in voorkomende gevallen, overeenkomstig de terzake van verplaatsingskosten geldende bepalingen, de verplichting te wonen in een bepaalde gemeente, in een bepaald deel daarvan, in een bepaalde bij de instelling behorende woning of in het internaat van de instelling;

  • c. in voorkomende gevallen, bijzondere bepalingen die van toepassing zijn.

3 Het bevoegd gezag deelt wijzigingen van de inhoud van de akte van aanstelling schriftelijk aan de betrokkene mee.

4 Onze Minister kan omtrent de inhoud van de akte van aanstelling nadere voorschriften vaststellen.

5 De betrokkene voor wie een instructie is vastgesteld, ontvangt tevens een afschrift daarvan.

6 Aan de betrokkene wordt bij het overleg inzake zijn eventuele aanstelling tijdig een model van de akte van aanstelling ter beschikking gesteld alsmede een model van de instructie voor zover deze voor hem zal gaan gelden.

7 Indien het bevoegd gezag zulks wenst, geeft de betrokkene een ondertekende verklaring af, dat hij de in het eerste, vijfde en zesde lid bedoelde bescheiden heeft ontvangen.

8 Wanneer de werkzaamheden feitelijk zijn aangevangen, worden de volledige en juiste gegevens met betrekking tot het niveau en omvang van de betrekking in de akte van aanstelling aangetekend, indien deze ingevolge het eerste lid is uitgereikt.

Titel 2. Schorsing als ordemaatregel

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Titel 3. Disciplinaire straffen of maatregelen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Titel 4. Beëindiging dienstverband

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk 3. Overige voorwaarden voor bekostiging van het bijzonder onderwijs: commissies van beroep

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk 4. Georganiseerd overleg bij instellingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk 5. Overgangsbepalingen, wijziging van andere besluiten, slotbepalingen en citeertitel

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Titel 1. Algemeen overgangsrecht salarissen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 262. Aanspraak op bezoldiging overeenkomstig vastgesteld uitzicht

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 2 Zolang het salaris van de in het eerste lid bedoelde betrokkene nog niet wordt vastgesteld op het hoogste bedrag in de bij zijn functie behorende maximumschaal, wordt hem jaarlijks met toepassing van artikel 95 een periodieke verhoging toegekend indien en voor zover het bij zijn functie behorende carrièrepatroon dat mogelijk maakt. Hem wordt vervolgens jaarlijks op de voet van artikel 95 een periodieke verhoging toegekend, voor het eerst op 1 augustus van het schooljaar volgende op het schooljaar waarin hij, behoudens het vijfde lid, volgens het maximumsalaris dat bij zijn functie behoort, wordt bezoldigd. Deze jaarlijkse periodieke verhoging wordt toegekend volgens de reeks bedragen, genoemd in bijlage 1C, onder A, kolom 2, tot het voor hem vastgestelde uitzicht genoemd in kolom 1 is bereikt.

  • 3 Bij de toepassing van het eerste en tweede lid wordt voor de betrokkene:

    • a. voor wie een uitzicht is vastgesteld dat hoger is dan het bedrag dat in bijlage 1C, onder B , bij de voor hem geldende maximumschaal is vermeld en

    • b. wiens salaris op 31 juli van enig schooljaar werd vastgesteld op het een na hoogste bedrag van zijn maximumschaal indien dat schaal 12 of schaal 13 is, bij de toekenning van een periodieke verhoging het salaris vastgesteld op het naasthogere bedrag dat is vermeld in bijlage 1C, onder A, kolom 2.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Aanspraak op bezoldiging overeenkomstig vastgesteld uitzicht

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De betrokkene voor wie op grond van het Besluit overgangsmaatregelen b.o. 1985 dan wel het Besluit overgangsmaatregelen s.o. 1985, een uitzicht is vastgesteld op een salaris dat hoger is dan het maximumsalaris behorende bij de functie waarin hij is benoemd, heeft tot ten hoogste het voor hem vastgestelde uitzicht aanspraak op bezoldiging.

2 Zolang het salaris van de in het eerste lid bedoelde betrokkene nog niet wordt vastgesteld op het hoogste bedrag in de bij zijn functie behorende salarisschaal, wordt hem jaarlijks met toepassing van artikel 95 een periodieke verhoging toegekend indien en voor zover het bij zijn functie behorende carrièrepatroon dat mogelijk maakt. Hem wordt vervolgens jaarlijks op de voet van artikel 95 een periodieke verhoging toegekend, voor het eerst op 1 augustus van het schooljaar volgende op het schooljaar waarin hij, behoudens het vijfde lid, volgens het maximumsalaris dat bij zijn functie behoort, wordt bezoldigd. Deze jaarlijkse periodieke verhoging wordt toegekend volgens de reeks bedragen, genoemd in bijlage 1B, tot het voor hem vastgestelde uitzicht genoemd in kolom 1 is bereikt.

Artikel 262a. Overgangsregeling inschaling 65-jarigen per 1-8-2000

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 263. Overgangsrecht toeslag begininkomens

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 264. Vaststelling salaris bij herindiensttreding in het primair onderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Voor de toepassing van artikel 90 wordt het salaris dat de betrokkene, bedoeld in het tweede lid onder a dan wel b, genoot in de vorige onderwijsfunctie vastgesteld overeenkomstig een van de tabellen, opgenomen in bijlage 1H.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid wordt uitgegaan van het salaris behorende bij een normbetrekking.

  • 4 Dit artikel is niet van toepassing op de salarisvaststelling in het schooljaar 1997–1998 van een betrokkene die in het schooljaar 1996–1997 als leraar gedurende alle schoolweken benoemd dan wel gedurende ten minste 60 werkdagen werkzaam en bezoldigd is geweest in het primair onderwijs.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Vaststelling salaris bij herindiensttreding in het primair onderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 Voor de toepassing van artikel 90 wordt het salaris dat de betrokkene, bedoeld in het tweede lid onder a dan wel b, genoot in de vorige onderwijsfunctie vastgesteld overeenkomstig een van de tabellen, opgenomen in bijlage 1D.

2 Het eerste lid is van toepassing op een betrokkene die:

  • a. de vorige onderwijsfunctie vervulde aan een instelling als bedoeld in artikel 1 onderdeel d, onder 1° of 2°, in een functie als bedoeld in titel 13 van hoofdstuk 1, die functie eindigde voor de datum zoals die in de inleiding van bijlage 1D staat vermeld, en van wie benoeming plaatsvindt op of na die datum aan een instelling als bedoeld in artikel 1 onderdeel d, onder 1° of 2° in een functie als bedoeld in titel 12 of 13 van hoofdstuk 1, dan wel,

  • b. de vorige onderwijsfunctie vervulde aan een school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, aan een instelling als bedoeld in artikel I-A1 onderdeel d, subonderdelen d4, d5 onder a, d6, d10, d13, d14, d15, d17 of d18, van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel zoals dat artikel luidde direct voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit, aan een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdelen b, b1 en b2, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, in een functie als bedoeld in hoofdstuk I-R van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel zoals dat hoofdstuk luidde direct voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit, die functie eindigde voor 1 augustus 1996, en van wie benoeming plaatsvindt op of na 1 augustus 1997 aan een instelling als bedoeld in artikel 1 onderdeel d, onder 1° of 2° in een functie als bedoeld in titel 12 of 13 van hoofdstuk 1.

3 Voor de toepassing van het eerste lid wordt uitgegaan van het salaris behorende bij een normbetrekking.

Titel 2. Overgangsrecht directies

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

§ 1. Algemene bepalingen overgangsrecht directies

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 265. Vermindering fictieve extra taakomvang

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 2 Indien de betrekkingsomvang van een betrokkene bij het bevoegd gezag waar hem extra taakomvang is toegekend, toeneemt dan wel indien de totale betrekkingsomvang in al zijn betrekkingen tezamen toeneemt, wordt de hem ingevolge het eerste lid toegekende extra taakomvang verminderd met eenzelfde hoeveelheid als waarmee zijn betrekkingsomvang is toegenomen, echter tot ten hoogste de omvang van die extra taakomvang. De eerste volzin geldt niet ten aanzien van een toename in verband met vervangingswerkzaamheden.

  • 3 Indien formatieruimte in de functie adjunct-directeur ontstaat, wordt die ruimte toegedeeld aan de adjunct-directeur aan wie extra taakomvang is toegekend in deze functie voor de omvang van die taakomvang, met dien verstande dat de totale omvang van de betrekking niet mag uitgaan boven de omvang van een normbetrekking.

  • 4 De bezoldiging voor de extra taakomvang, bedoeld in het eerste lid, van de betrokkene wiens betrekkingsomvang wegens vervangingswerkzaamheden is toegenomen, wordt verminderd met de bezoldiging die voortvloeit uit de vervangingswerkzaamheden voor zolang hij die bezoldiging geniet en voor zover die werkzaamheden de betrekkingsomvang zoals daags voor de aanvang van de vervangingswerkzaamheden vermeld in zijn akte van benoeming – indien hij aan instellingen van verschillende bevoegde gezagsorganen is benoemd: akten van benoeming – bedoeld in artikel 8, te boven gaan, onverminderd artikel 119.

  • 5 De aan een betrokkene toegekende fictieve extra taakomvang blijft buiten beschouwing bij de toepassing van artikel 112.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Dit onderdeel vervalt.

§ 2. Overgangsrecht directies basisonderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 266. Behoud van vastgesteld uitzicht directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De directeur voor wie met toepassing van artikel C1 van het Besluit overgangsmaatregelen b.o. 1985 een uitzicht is vastgesteld, behoudt aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dat uitzicht zolang hij in de desbetreffende directeursfunctie benoemd blijft dan wel zonder wezenlijke onderbreking in het basisonderwijs werkzaam blijft in een functie als directeur met een maximumschaal die ten minste gelijk is aan die welke voor hem geldt in de functie waarin hij op 1 augustus 1985 is benoemd.

  • 2 Met een wezenlijke onderbreking als aangegeven in het eerste lid, wordt een periode van langer dan twee maanden bedoeld. De tijd waarin een ontslaguitkering als bedoeld in hoofdstuk I-H van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel zoals dat hoofdstuk op 28 februari 1994 luidde, dan wel een uitkering als bedoeld in het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel wordt genoten, wordt niet als onderbreking aangemerkt.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Dit onderdeel vervalt.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.

Behoud van vastgesteld uitzicht directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De directeur voor wie met toepassing van artikel C1 van het Besluit overgangsmaatregelen b.o. 1985 een uitzicht is vastgesteld, behoudt aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dat uitzicht zolang hij in de desbetreffende directeursfunctie benoemd blijft dan wel zonder wezenlijke onderbreking in het basisonderwijs werkzaam blijft in een functie als directeur met een maximumschaal die ten minste gelijk is aan die welke voor hem geldt in de functie waarin hij op 1 augustus 1985 is benoemd.

2 Met een wezenlijke onderbreking als aangegeven in het eerste lid, wordt een periode van langer dan twee maanden bedoeld. De tijd waarin een ontslaguitkering als bedoeld in hoofdstuk I–H van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel zoals dat hoofdstuk op 28 februari 1994 luidde, dan wel een uitkering als bedoeld in het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel dan wel als bedoeld in het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel voor primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs wordt genoten, wordt niet als onderbreking aangemerkt.

Artikel 267. Behoud van vastgesteld uitzicht adjunct-directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De adjunct-directeur voor wie met toepassing van artikel C1 van het Besluit overgangsmaatregelen b.o. 1985 een uitzicht is vastgesteld, behoudt aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dat uitzicht, zolang hij in de desbetreffende adjunct-directeursfunctie benoemd blijft dan wel zonder wezenlijke onderbreking in het basisonderwijs werkzaam blijft in een functie als adjunct-directeur met een maximumschaal die ten minste gelijk is aan die welke voor hem geldt in de functie waarin hij op 1 augustus 1985 is benoemd.

  • 2 In afwijking van het eerste lid blijft de adjunct-directeur die op 31 juli 1985 in dienst was als hoofd van een lagere school als bedoeld in artikel A1, tweede lid, onder d, van het Besluit overgangsmaatregelen b.o. 1985, aanspraak behouden op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig het uitzicht bedoeld in artikel C1 van laatstgenoemd besluit, zolang hij zonder wezenlijke onderbreking werkzaam blijft bij het basisonderwijs in een functie met een maximumschaal die ten minste gelijk is aan die welke voor hem geldt in de functie waarin hij op 1 augustus 1985 is benoemd.

  • 3 Het eerste en tweede lid laat onverlet de aanspraak op bezoldiging volgens het uitzicht dat voor de betrokkene kan zijn vastgesteld in zijn kwaliteit als onderwijzer op 31 juli 1985, als aangegeven in artikel C1 dan wel als uitkeringsgenietende, bedoeld in artikel C5 van het in het eerste lid genoemde besluit. Ten aanzien van dit uitzicht is artikel 275 van toepassing.

  • 4 Met een wezenlijke onderbreking als aangegeven in het eerste en tweede lid, wordt een periode van langer dan twee maanden bedoeld. De tijd waarin een ontslaguitkering als bedoeld in hoofdstuk I-H van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel zoals dat hoofdstuk op 28 februari 1994 luidde, dan wel een uitkering als bedoeld in het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel wordt genoten, wordt niet als onderbreking aangemerkt.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Dit onderdeel vervalt.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.

Behoud van vastgesteld uitzicht adjunct-directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De adjunct-directeur voor wie met toepassing van artikel C1 van het Besluit overgangsmaatregelen b.o. 1985 een uitzicht is vastgesteld, behoudt aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dat uitzicht, zolang hij in de desbetreffende adjunct-directeursfunctie benoemd blijft dan wel zonder wezenlijke onderbreking in het basisonderwijs werkzaam blijft in een functie als adjunct-directeur met een maximumschaal die ten minste gelijk is aan die welke voor hem geldt in de functie waarin hij op 1 augustus 1985 is benoemd.

2 In afwijking van het eerste lid blijft de adjunct-directeur die op 31 juli 1985 in dienst was als hoofd van een lagere school als bedoeld in artikel A1, tweede lid, onder d, van het Besluit overgangsmaatregelen b.o. 1985, aanspraak behouden op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig het uitzicht bedoeld in artikel C1 van laatstgenoemd besluit, zolang hij zonder wezenlijke onderbreking werkzaam blijft bij het basisonderwijs in een functie met een maximumschaal die ten minste gelijk is aan die welke voor hem geldt in de functie waarin hij op 1 augustus 1985 is benoemd.

3 Het eerste en tweede lid laat onverlet de aanspraak op bezoldiging volgens het uitzicht dat voor de betrokkene kan zijn vastgesteld in zijn kwaliteit als onderwijzer op 31 juli 1985, als aangegeven in artikel C1 dan wel als uitkeringsgenietende, bedoeld in artikel C5 van het in het eerste lid genoemde besluit. Ten aanzien van dit uitzicht is artikel 275 van toepassing.

4 Met een wezenlijke onderbreking als aangegeven in het eerste en tweede lid, wordt een periode van langer dan twee maanden bedoeld. De tijd waarin een ontslaguitkering als bedoeld in hoofdstuk I–H van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel zoals dat hoofdstuk op 28 februari 1994 luidde, dan wel een uitkering als bedoeld in het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel dan wel als bedoeld in het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel voor primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs wordt genoten, wordt niet als onderbreking aangemerkt.

§ 3. Overgangsrecht directies speciaal onderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 268. Behoud van vastgesteld uitzicht directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De directeur voor wie met toepassing van artikel C1 van het Besluit overgangsmaatregelen s.o. 1985 een uitzicht is vastgesteld, behoudt aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dat uitzicht, zolang hij in de desbetreffende directeursfunctie benoemd blijft dan wel zonder wezenlijke onderbreking in het onderwijs, genoemd in de tweede volzin, werkzaam blijft in een functie als directeur met een maximumschaal die ten minste gelijk is aan die welke voor hem geldt in de functie waarin hij op 1 augustus 1985 is benoemd. Onder onderwijs als bedoeld in de eerste volzin wordt verstaan: het speciaal onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, het voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs, het onderwijs aan speciale scholen voor basisonderwijs, al dan niet met een afdeling, als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs en het onderwijs aan scholen voor praktijkonderwijs als bedoeld in deel I van de Wet op het voortgez et onderwijs. Ten aanzien van de directeur van een speciale school voor basisonderwijs, al dan niet met een afdeling, wordt onder onderwijs als bedoeld in de eerste volzin mede verstaan het onderwijs aan basisscholen als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs.

  • 3 De directeur voor wie een uitzicht is vastgesteld als bedoeld in artikel C1, vijfde lid, van het in het eerste lid genoemde besluit en die op grond van het tweede lid zijn aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dit uitzicht verliest, verkrijgt daarna slechts aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig het uitzicht, bedoeld in artikel C1, vijfde lid, van het in het eerste lid genoemde besluit, indien hij vóór 1 augustus 2000 een functie als directeur aanvaardt aan een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school of instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voo rtgezet onderwijs, een speciale school voor basisonderwijs met een afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs of een school voor praktijkonderwijs als bedoeld in deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs, met een maximumschaal die ten minste gelijk is aan die welke voor hem geldt in de functie waarin hij op 1 augustus 1985 is benoemd, mits hij vanaf 1 augustus 1985 zonder wezenlijke onderbreking werkzaam is geweest in een functie als directeur in het speciaal onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, onderscheidenlijk het onderwijs, bedoeld in de eerste volzin van het eerste lid, dan wel werkzaam is geweest in een functie in het voortgezet onderwijs, bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs.

  • 4 Met een wezenlijke onderbreking als aangegeven in het eerste en derde lid, wordt een periode van langer dan twee maanden bedoeld. De tijd waarin een ontslaguitkering als bedoeld in hoofdstuk I-H van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel zoals dat hoofdstuk op 28 februari 1994 luidde, dan wel een uitkering als bedoeld in het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel wordt genoten, wordt niet als onderbreking aangemerkt.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Dit onderdeel vervalt.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.

Behoud van vastgesteld uitzicht directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De directeur voor wie met toepassing van artikel C1 van het Besluit overgangsmaatregelen s.o. 1985 een uitzicht is vastgesteld, behoudt aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dat uitzicht, zolang hij in de desbetreffende directeursfunctie benoemd blijft dan wel zonder wezenlijke onderbreking in het onderwijs, genoemd in de tweede volzin, werkzaam blijft in een functie als directeur met een maximumschaal die ten minste gelijk is aan die welke voor hem geldt in de functie waarin hij op 1 augustus 1985 is benoemd. Onder onderwijs als bedoeld in de eerste volzin wordt verstaan: het speciaal onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, het onderwijs aan speciale scholen voor basisonderwijs, al dan niet met een afdeling, als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs en het onderwijs aan scholen voor praktijkonderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs. Ten aanzien van de directeur van een speciale school voor basisonderwijs, al dan niet met een afdeling, wordt onder onderwijs als bedoeld in de eerste volzin mede verstaan het onderwijs aan basisscholen als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs.

2 In afwijking van het eerste lid vervalt voor de directeur de aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig het uitzicht bedoeld in artikel C1, vijfde lid, van het in het eerste lid genoemde besluit, met ingang van de datum waarop de direc teur niet langer werkzaam is aan een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school of instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, een speciale school voor basisonderwijs met een afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs of een school voor praktijkonderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs.

3 De directeur voor wie een uitzicht is vastgesteld als bedoeld in artikel C1, vijfde lid, van het in het eerste lid genoemde besluit en die op grond van het tweede lid zijn aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dit uitzicht verliest, verkrijgt daarna slechts aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig het uitzicht, bedoeld in artikel C1, vijfde lid, van het in het eerste lid genoemde besluit, indien hij vóór 1 augustus 2000 een functie als directeur aanvaardt aan een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school of instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, een speciale school voor basisonderwijs met een afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs of een school voor praktijkonderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs, met een maximumschaal die ten minste gelijk is aan die welke voor hem geldt in de functie waarin hij op 1 augustus 1985 is benoemd, mits hij vanaf 1 augustus 1985 zonder wezenlijke onderbreking werkzaam is geweest in een functie als directeur in het speciaal onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, onderscheidenlijk het onderwijs, bedoeld in de eerste volzin van het eerste lid, dan wel werkzaam is geweest in een functie in het voortgezet onderwijs, bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs.

4 Met een wezenlijke onderbreking als aangegeven in het eerste en derde lid, wordt een periode van langer dan twee maanden bedoeld. De tijd waarin een ontslaguitkering als bedoeld in hoofdstuk I–H van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel zoals dat hoofdstuk op 28 februari 1994 luidde, dan wel een uitkering als bedoeld in het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel dan wel als bedoeld in het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel voor primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs wordt genoten, wordt niet als onderbreking aangemerkt.

Artikel 269. Behoud van vastgesteld uitzicht adjunct-directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De adjunct-directeur voor wie met toepassing van artikel C1 van het Besluit overgangsmaatregelen s.o. 1985 een uitzicht is vastgesteld, behoudt aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dat uitzicht, zolang hij in de desbetreffende adjunct-directeursfunctie benoemd blijft dan wel zonder wezenlijke onderbreking in het onderwijs, genoemd in de tweede volzin, werkzaam blijft in een functie als adjunct-directeur met een maximumschaal die ten minste gelijk is aan die welke voor hem geldt in de functie waarin hij op 1 augustus 1985 is benoemd. Onder onderwijs als bedoeld in de eerste volzin wordt verstaan: het speciaal onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, het voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs, het onderwijs aan speciale scholen voor basisonderwijs, al dan niet met een afdeling als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs en het onderwijs aan scholen voor praktijkonderwijs als bedoeld in deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs. Ten aanzien van de adjunct-directeur van een speciale school voor basisonderwijs wordt onder onderwijs als bedoeld in de eerste volzin mede verstaan het onderwijs aan basisscholen als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs.

  • 4 Het bepaalde in de voorgaande leden laat onverlet de aanspraak op bezoldiging volgens het uitzicht dat voor de betrokkene kan zijn vastgesteld in zijn kwaliteit als onderwijzer op 31 juli 1985, als aangegeven in artikel C1 dan wel als uitkeringsgenietende bedoeld in artikel C5 van het in het eerste lid genoemde besluit. Ten aanzien van dit uitzicht is artikel 276 van toepassing.

  • 5 Met een wezenlijke onderbreking als aangegeven in het eerste en derde lid, wordt een periode van langer dan twee maanden bedoeld. De tijd waarin een ontslaguitkering als bedoeld in hoofdstuk I-H van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel zoals dat hoofdstuk op 28 februari 1994 luidde, dan wel een uitkering als bedoeld in het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel wordt genoten, wordt niet als onderbreking aangemerkt.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Dit onderdeel vervalt.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.

Behoud van vastgesteld uitzicht adjunct-directeur

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De adjunct-directeur voor wie met toepassing van artikel C1 van het Besluit overgangsmaatregelen s.o. 1985 een uitzicht is vastgesteld, behoudt aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dat uitzicht, zolang hij in de desbetreffende adjunct-directeursfunctie benoemd blijft dan wel zonder wezenlijke onderbreking in het onderwijs, genoemd in de tweede volzin, werkzaam blijft in een functie als adjunct-directeur met een maximumschaal die ten minste gelijk is aan die welke voor hem geldt in de functie waarin hij op 1 augustus 1985 is benoemd. Onder onderwijs als bedoeld in de eerste volzin wordt verstaan: het speciaal onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, het onderwijs aan speciale scholen voor basisonderwijs, al dan niet met een afdeling als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs en het onderwijs aan scholen voor praktijkonderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs. Ten aanzien van de adjunct-directeur van een speciale school voor basisonderwijs wordt onder onderwijs als bedoeld in de eerste volzin mede verstaan het onderwijs aan basisscholen als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs.

2 In afwijking van het eerste lid vervalt voor de adjunct-directeur de aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig het uitzicht, bedoeld in artikel C1, vijfde lid, van het in het eerste lid genoemde besluit, met ingang van de datum waarop de adjunct-directeur niet langer werkzaam is aan een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school of instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, een speciale school voor basisonderwijs met een afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op het primair oderwijs of een school voor praktijkonderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs.

3 De adjunct-directeur voor wie een uitzicht is vastgesteld als bedoeld in artikel C1, vijfde lid, van het in het eerste lid genoemde besluit en die op grond van het tweede lid zijn aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dit uitzicht verliest, verkrijgt daarna slechts aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig het uitzicht, bedoeld in artikel C1, vijfde lid, van het in het eerste lid genoemde besluit indien hij vóór 1 augustus 2000 een functie als adjunct-directeur aanvaardt aan een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school of instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, een afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs van een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs of een school voor praktijkonderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs, met een maximumschaal die ten minste gelijk is aan die welke voor hem geldt in de functie waarin hij op 1 augustus 1985 is benoemd mits hij vanaf 1 augustus 1985 zonder wezenlijke onderbreking werkzaam is geweest in een functie als adjunct-directeur of directeur in het speciaal onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, onderscheidenlijk het onderwijs als bedoeld in de eerste volzin van het eerste lid, dan wel werkzaam is geweest in een functie in het voortgezet onderwijs, bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs.

4 Het bepaalde in de voorgaande leden laat onverlet de aanspraak op bezoldiging volgens het uitzicht dat voor de betrokkene kan zijn vastgesteld in zijn kwaliteit als onderwijzer op 31 juli 1985, als aangegeven in artikel C1 dan wel als uitkeringsgenietende bedoeld in artikel C5 van het in het eerste lid genoemde besluit. Ten aanzien van dit uitzicht is artikel 276 van toepassing.

5 Met een wezenlijke onderbreking als aangegeven in het eerste en derde lid, wordt een periode van langer dan twee maanden bedoeld. De tijd waarin een ontslaguitkering als bedoeld in hoofdstuk I–H van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel zoals dat hoofdstuk op 28 februari 1994 luidde, dan wel een uitkering als bedoeld in het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel dan wel als bedoeld in het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel voor primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs wordt genoten, wordt niet als onderbreking aangemerkt.

§ 4. Overgangsrecht directies speciale scholen voor basisonderwijs en afdelingen van speciale scholen voor basisonderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 270. Normfuncties directies speciale scholen voor basisonderwijs en daaraan verbonden afdelingen in het schooljaar 1998–1999, normfunctie adjunct-directeur afdelingen met ingang van schooljaar 1999–2000 en vaststelling Y van speciale scholen voor basisonderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 In het schooljaar 1998–1999 wordt de maximumschaal die geldt voor de normfuncties directeur en adjunct-directeur aan een speciale school voor basisonderwijs, onderscheidenlijk de normfunctie adjunct-directeur aan een afdeling van een speciale school voor basisonderwijs, vastgesteld met toepassing van hoofdstuk I-Q, paragraaf 3, van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel zoals dat op 31 juli 1998 luidde.

  • 2 Indien de speciale school voor basisonderwijs is ontstaan uit een scholengemeenschap voor speciaal of voortgezet speciaal onderwijs aan kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden en moeilijk lerende kinderen, wordt het eerste lid ten aanzien van de adjunct-directeur of adjunct-directeuren van de school afzonderlijk toegepast voor de beide delen van de voormalige scholengemeenschap, met inachtneming van de gescheiden formatieberekening zoals geldend op 31 juli 1998.

  • 4 Bij de vaststelling van de factor y, bedoeld in artikel 130, onder e, voor een speciale school voor basisonderwijs, blijven de leerlingen van een afdeling van die school buiten beschouwing.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Dit onderdeel vervalt.

Artikel 271. Wijziging maximumschaal en behoud vastgesteld salarisuitzicht directies

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De betrokkene die bij het bevoegd gezag van een speciale school voor basisonderwijs gedurende de schooljaren 1997–1998 en 1998–1999 was benoemd in dezelfde functie als bedoeld in hoofdstuk I-Q van het Rechtspositiebesl uit onderwijspersoneel zoals dat hoofdstuk luidde direct voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit, waarbij dezelfde maximumschaal hoorde, behoudt met ingang van het schooljaar 1999–2000 aanspraak op bezoldiging volgens het carrièrepatroon dat hoort bij de functie met die maximumschaal zolang hij in de desbetreffende functie, dan wel in een functie als bedoeld in titel 13 van hoofdstuk 1, aan dezelfde instelling of instellingen benoemd blijft. Onder maximumschaal in dit lid wordt de maximumschaal verstaan die volgens het Formatiebesluit ISOVSO 1992 beschikbaar was voor de desbetreffende functie.

  • 2 De betrokkene die werkzaam is aan een speciale school voor basisonderwijs met een afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs en voor wie een salarisuitzicht geldt als bedoeld in artikel C1, vijfde lid, van het Besluit overgangsmaatregelen s.o. 1985, behoudt aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dat uitzicht indien hij werkzaam blijft aan genoemde school nadat de afdeling ervan is omgevormd tot of samengevoegd met een school voor voortgezet onderwijs. De aanspraak blijft voorts behouden indien de betrokkene uit hoofde van zijn bestuursaanstelling werkzaamheden gaat verrichten ten behoeve van andere scholen van hetzelfde bevoegd gezag.

  • 4 De betrokkene die bij het bevoegd gezag van een speciale school voor basisonderwijs is benoemd in een functie als bedoeld in titel 12 van hoofdstuk 1, en voor wie een salarisgarantie geldt uit hoofde van een samenvoeging van scholen, behoudt die garantie bij een herplaatsing als bedoeld in het derde lid. Deze garantie geldt zolang de betrokkene bij het bevoegd gezag waarbij hij is herplaatst in dezelfde functie benoemd blijft. De garantie blijft behouden indien de betrokkene in aansluiting op deze functie een andere functie in het onderwijs aanvaardt, waarvan het salarisniveau hoger is dan dat behorende bij de functie die hij vervulde voorafgaand aan zijn herplaatsing als bedoeld in het derde lid, en wel voor de duur van de benoeming in die andere functie. Indien de benoeming in deze andere functie in tijdelijke dienst geschiedt, blijft de garantie behouden als in aansluiting op deze benoeming een benoeming plaatsvindt in een functie in het onderwijs, waarvan het salarisniveau tenminste gelijk is aan dat behorende bij de functie die hij vervulde voorafgaand aan zijn herplaatsing als bedoeld in het derde lid. Onder onderwijs als bedoeld in dit lid wordt verstaan: het onderwijs, bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra of deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs, onderscheidenlijk het onderwijs aan scholen voor praktijkonderwijs als bedoeld in deel I va n de Wet op het voortgezet onderwijs.

  • 5 De betrokkene die is benoemd in een functie als bedoeld in titel 12 van hoofdstuk 1 bij het bevoegd gezag van een school voor voortgezet speciaal onderwijs aan moeilijk lerende kinderen of een speciale school voor basisonderwijs met een afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs aan moeilijk lerende kinderen en voor wie een aanspraak of garantie geldt als bedoeld in het derde of vierde lid, behoudt die aanspraak, onderscheidenlijk die garantie indien genoemde school of afdeling wordt omgevormd tot een school voor praktijkonderwijs als bedoeld in deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs en zijn benoeming wordt voortgezet ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan die school. Het derde lid, tweede en derde volzin, en het vierde lid, tweede tot en met vijfde volzin, zijn van overeenkomstige toepassing.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Dit onderdeel vervalt.

Titel 3. Overgangsrecht onderwijsgevend personeel

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

§ 1. Algemene bepalingen overgangsrecht

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 272. Vermindering fictieve extra taakomvang

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 2 Indien de betrekkingsomvang van een betrokkene bij het bevoegd gezag waarbij hem extra taakomvang is toegekend, toeneemt dan wel indien de totale betrekkingsomvang in al zijn betrekkingen tezamen toeneemt, wordt de hem ingevolge het eerste lid toegekende extra taakomvang verminderd met eenzelfde hoeveelheid als waarmee zijn betrekkingsomvang is toegenomen, echter tot ten hoogste de omvang van die extra taakomvang. De eerste volzin geldt niet ten aanzien van een toename in verband met vervangingswerkzaamheden.

  • 3 Indien formatieruimte in de functie van leraar ontstaat, wordt die ruimte toegedeeld aan de leraar aan wie extra taakomvang is toegekend in deze functie voor de omvang van die taakomvang, met dien verstande dat de totale omvang van de betrekking niet mag uitgaan boven de omvang van een normbetrekking.

  • 4 De bezoldiging voor de extra taakomvang, bedoeld in het eerste lid, van de betrokkene wiens betrekkingsomvang wegens vervangingswerkzaamheden is toegenomen, wordt verminderd met de bezoldiging die voortvloeit uit de vervangingswerkzaamheden voor zolang hij die bezoldiging geniet en voor zover die werkzaamheden de betrekkingsomvang zoals daags voor de aanvang van de vervangingswerkzaamheden vermeld in zijn akte van benoeming – indien hij aan instellingen van verschillende bevoegde gezagsorganen is benoemd: akten van benoeming – bedoeld in artikel 8, te boven gaan, onverminderd artikel 119.

  • 5 De aan een betrokkene toegekende fictieve extra taakomvang blijft buiten beschouwing bij de toepassing van artikel 112.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Dit onderdeel vervalt.

Artikel 273. Aanspraak salarisverhoging en aanspraak toelage bij ononderbroken dienstverband

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De betrokkene die op 31 december 1999 was benoemd in een functie als bedoeld in titel 13 van hoofdstuk 1 en die op 1 januari 2000 in diezelfde functie blijft benoemd, heeft onverminderd artikel 152 , eerste lid, en met inachtneming van het voor hem geldende carrièrepatroon met ingang van 1 januari 2000 aanspraak op een salarisbedrag dat is gelegen onmiddellijk boven het bedrag dat hij op 31 december 1999 genoot indien:

    • a. hij op 31 december 1999 op grond van artikel 155, eerste lid, voor het tweede of derde achtereenvolgende schooljaar werd bezoldigd naar het hoogste bedrag in de bij zijn functie behorende aanloopschaal;

    • b. hij op 31 december 1999 op grond van artikel 155, tweede lid, voor het tweede achtereenvolgende schooljaar werd bezoldigd naar het hoogste bedrag in de hoogste bij zijn functie behorende aanloopschaal of

    • c. hij op 31 december 1999 werd bezoldigd naar een bedrag van de bij zijn functie behorende maximumschaal anders dan het maximumsalaris.

  • 2 De betrokkene, bedoeld in het eerste lid, aanhef, heeft met ingang van 1 januari 2000 aanspraak op een toelage als bedoeld in bijlage 2, onderdeel 6, overeenkomstig de bij de functie behorende maximumschaal, indien:

    • a. hij op 31 december 1999 werd bezoldigd naar het maximumsalaris van de bij zijn functie behorende maximumschaal, bedoeld in titel 13 van hoofdstuk 1 of

    • b. hij op 31 december 1999 werd bezoldigd naar een salaris overeenkomstig het voor hem op grond van artikel 275, 276 of 277 vastgestelde uitzicht dan wel op die datum werd bezoldigd op grond van artikel 262, tweede lid, tweede volzin en derde volzin.

  • 3 De betrokkene die op grond van het eerste lid aanspraak maakte op een salarisverhoging, en in die functie, bedoeld in het eerste lid, blijft benoemd, heeft met ingang van 1 augustus van het jaar, bedoeld in bijlage 2, onderdeel 7, aanspraak op een toelage als bedoeld in bijlage 2, onder deel 6, overeenkomstig de bij de functie behorende maximumschaal.

  • 4 De betrokkene die geen aanspraak maakte op een salarisverhoging op grond van het eerste lid, uitsluitend om de reden dat hij op 1 januari 2000 niet voldeed aan de promotiecriteria, bedoeld in artikel 152 , eerste lid, en in de functie, bedoeld in het eerste lid, blijft benoemd, heeft met ingang van 1 augustus volgend op het jaar waarin hij is bezoldigd naar het maximumsalaris van de bij zijn functie behorende maximumschaal aanspraak op de op hem van toepassing zijnde toelage, bedoeld in bijlage 2, onderdeel 6, indien hij voor 1 augustus 2001 alsnog aan die promotiecriteria voldoet.

  • 5 De betrokkene die op grond van het tweede, het derde of het vierde lid aanspraak heeft op een maandelijkse toelage en die op enig moment na 1 januari 2000 wordt benoemd in een functie als bedoeld in titel 13 van hoofdstuk 1 met dezelfde maximumschaal als die direct voorafgaand aan die benoeming voor hem gold, behoudt die aanspraak. De tijd waarin een uitkering ingevolge het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel werd genoten, wordt niet als onderbreking van het dienstverband aangemerkt.

  • 6 De toelage, bedoeld in het tweede, het derde, het vierde en het vijfde lid, bedraagt een evenredig deel van het in bijlage 2, onderdeel 6, bedoelde maandbedrag rekenkundig afgerond op centen, indien de betrokkene een betrekkingsomvang anders dan een normbetrekking heeft.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Aanspraak salarisverhoging en aanspraak toelage bij ononderbroken dienstverband

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De betrokkene die op grond van dit artikel, eerste lid en tweede lid, zoals dat op 31 december 2000 luidde, en de betrokkene die op grond van artikel 274, eerste en tweede lid, zoals dat luidde op 31 december 2000, aanspraak maakte op een salarisverhoging, en in die functie, bedoeld in dit artikel, eerste lid, zoals dat op 31 december 2000 luidde, blijft benoemd, heeft met ingang van 1 augustus van het jaar, bedoeld in bijlage 2, onderdeel 8, aanspraak op een toelage als bedoeld in bijlage 2, onderdeel 4, overeenkomstig de bij de functie behorende salarisschaal.

2 De betrokkene die geen aanspraak maakte op een salarisverhoging op grond van dit artikel,het eerste lid, zoals dat luidde op 31 december 2000, uitsluitend om de reden dat hij op 1 januari 2001 niet voldeed aan de promotiecriteria, bedoeld in artikel 152, eerste lid, en in de functie, bedoeld in dit artikel, eerste lid, zoals dat luidde op 31 december 2000, blijft benoemd, heeft met ingang van 1 augustus volgend op het jaar waarin hij is bezoldigd naar het maximumsalaris van de bij zijn functie behorende salarisschaal aanspraak op de op hem van toepassing zijnde toelage, bedoeld in bijlage 2, onderdeel 4, indien hij voor 1 augustus 2001 alsnog aan die promotiecriteria voldoet.

3 De betrokkene die op grond van het eerste of tweede lid aanspraak heeft op een maandelijkse toelage en die op enig moment na 1 januari 2001 wordt benoemd in een functie als bedoeld in titel 13 van hoofdstuk 1 met dezelfde salarisschaal als die direct voorafgaand aan die benoeming voor hem gold, behoudt die aanspraak. De tijd waarin een uitkering ingevolge het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, dan wel als bedoeld in het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel voor primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs werd genoten, wordt niet als onderbreking van het dienstverband aangemerkt.

4 De toelage, bedoeld in het eerste en tweede lid, bedraagt een evenredig deel van het in bijlage 2, onderdeel 4, bedoelde maandbedrag rekenkundig afgerond op centen, indien de betrokkene een betrekkingsomvang anders dan een normbetrekking heeft.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.

Aanspraak salarisverhoging en aanspraak toelage bij ononderbroken dienstverband

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De betrokkene die op grond van dit artikel, eerste lid en tweede lid, zoals dat op 31 december 2000 luidde, en de betrokkene die op grond van artikel 274, eerste en tweede lid, zoals dat luidde op 31 december 2000, aanspraak maakte op een salarisverhoging, en in die functie, bedoeld in dit artikel, eerste lid, zoals dat op 31 december 2000 luidde, blijft benoemd, heeft met ingang van 1 augustus van het jaar, bedoeld in bijlage 2, onderdeel 7, aanspraak op een toelage als bedoeld in bijlage 2, onderdeel 6, overeenkomstig de bij de functie behorende maximumschaal.

2 De betrokkene die geen aanspraak maakte op een salarisverhoging op grond van dit artikel, eerste lid, zoals dat luidde op 31 december 2000, uitsluitend om de reden dat hij op 1 januari 2001 niet voldeed aan de promotiecriteria, bedoeld in artikel 152, eerste lid, en in de functie, bedoeld in dit artikel, eerste lid, zoals dat luidde op 31 december 2000, blijft benoemd, heeft met ingang van 1 augustus volgend op het jaar waarin hij is bezoldigd naar het maximumsalaris van de bij zijn functie behorende salarisschaal aanspraak op de op hem van toepassing zijnde toelage, bedoeld in bijlage 2, onderdeel 6, indien hij voor 1 augustus 2001 alsnog aan die promotiecriteria voldoet.

3 De betrokkene die op grond van het eerste of tweede lid aanspraak heeft op een maandelijkse toelage en die op enig moment na 1 januari 2001 wordt benoemd in een functie als bedoeld in titel 13 van hoofdstuk 1 met dezelfde maximumschaal als die direct voorafgaand aan die benoeming voor hem gold, behoudt die aanspraak. De tijd waarin een uitkering ingevolge het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, dan wel als bedoeld in het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel voor primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs werd genoten, wordt niet als onderbreking van het dienstverband aangemerkt.

4 De toelage, bedoeld in het eerste en tweede lid, bedraagt een evenredig deel van het in bijlage 2, onderdeel 6, bedoelde maandbedrag rekenkundig afgerond op centen, indien de betrokkene een betrekkingsomvang anders dan een normbetrekking heeft.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-02-2003.

Aanspraak salarisverhoging en aanspraak toelage bij ononderbroken dienstverband

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De betrokkene die op grond van dit artikel, eerste lid en tweede lid, zoals dat op 31 december 2000 luidde, en de betrokkene die op grond van artikel 274, eerste en tweede lid, zoals dat luidde op 31 december 2000, aanspraak maakte op een salarisverhoging, en in die functie, bedoeld in dit artikel, eerste lid, zoals dat op 31 december 2000 luidde, blijft benoemd, heeft met ingang van 1 augustus van het jaar, bedoeld in bijlage 2, onderdeel 7, aanspraak op een toelage als bedoeld in bijlage 2, onderdeel 6, overeenkomstig de bij de functie behorende maximumschaal.

2 De betrokkene die op grond van het eerste aanspraak heeft op een maandelijkse toelage en die op enig moment na 1 februari 2003 wordt benoemd in een functie als bedoeld in titel 13 van hoofdstuk 1 met dezelfde maximumschaal als die direct voorafgaand aan die benoeming voor hem gold, behoudt die aanspraak. De tijd waarin een uitkering ingevolge het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, dan wel als bedoeld in het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel voor primair en voortgezet onderwijs werd genoten, wordt niet als onderbreking van het dienstverband aangemerkt.

3 De toelage, bedoeld in het eerste lid, bedraagt een evenredig deel van het in bijlage 2, onderdeel 6, bedoelde maandbedrag rekenkundig afgerond op centen, indien de betrokkene een betrekkingsomvang anders dan een normbetrekking heeft.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2001.

Aanspraak salarisverhoging en aanspraak toelage bij ononderbroken dienstverband

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De betrokkene die op grond van dit artikel, eerste lid en tweede lid, zoals dat op 31 december 2000 luidde, en de betrokkene die op grond van artikel 274, eerste en tweede lid, zoals dat luidde op 31 december 2000, aanspraak maakte op een salarisverhoging, en in die functie, bedoeld in dit artikel, eerste lid, zoals dat op 31 december 2000 luidde, blijft benoemd, heeft met ingang van 1 augustus van het jaar, bedoeld in bijlage 2, onderdeel 8, aanspraak op een toelage als bedoeld in bijlage 2, onderdeel 4, overeenkomstig de bij de functie behorende maximumschaal.

2 De betrokkene die op grond van het eerste lid aanspraak heeft op een maandelijkse toelage en die op enig moment na 1 augustus 2001 wordt benoemd in een functie als bedoeld in titel 13 van hoofdstuk 1 met dezelfde maximumschaal als die direct voorafgaand aan die benoeming voor hem gold, behoudt die aanspraak. De tijd waarin een uitkering ingevolge het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, dan wel als bedoeld in het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel voor primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs werd genoten, wordt niet als onderbreking van het dienstverband aangemerkt.

3 De toelage, bedoeld in het eerste en tweede lid, bedraagt een evenredig deel van het in bijlage 2, onderdeel 4, bedoelde maandbedrag rekenkundig afgerond op centen, indien de betrokkene een betrekkingsomvang anders dan een normbetrekking heeft.

Artikel 274. Aanspraak hogere vaststelling salaris en aanspraak toelage bij benoeming op of na 1 januari 2000

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Van de betrokkene die op 31 december 1999 was benoemd in een functie als bedoeld in titel 13 van hoofdstuk 1 en die op 31 januari 2000 wordt benoemd in een functie als bedoeld in titel 12 of 14 van hoofdstuk 1, wordt ten behoeve van de vaststelling van het salaris in de nieuwe functie, het in die vorige onderwijsfunctie genoten salaris onverminderd artikel 152, eerste lid, en met inachtneming van het toen voor hem geldende carrièrepatroon, vastgesteld op een salarisbedrag dat is gelegen onmiddellijk boven het bedrag dat hij op 31 december 1999 genoot indien is voldaan aan een van de voorwaarden, bedoeld in artikel 151, eerste lid, onder a, b en c . De eerste volzin is niet van toepassing op de betrokkene die wordt benoemd in een functie als benoemd in artikel 91, tweede lid.

  • 2 Op de betrokkene, bedoeld in het eerste lid, aanhef, die op 1 januari 2000 wordt benoemd in een functie als bedoeld in titel 13 van hoofdstuk 1 met dezelfde maximumschaal als welke direct voorafgaand aan die benoeming voor hem gold, is artikel 273, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Op de betrokkene die op 1 januari 2000 wordt benoemd in een functie als bedoeld in titel 13 van hoofdstuk 1 met dezelfde maximumschaal als welke direct voorafgaand aan die benoeming voor hem gold, en wiens salaris op grond van het eerste lid hoger werd vastgesteld en die voorts in diezelfde functie benoemd blijft, is artikel 273, derde lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 4 Op de betrokkene die op 1 januari 2000 wordt benoemd in een functie als bedoeld in titel 13 van hoofdstuk 1 met dezelfde maximumschaal als welke direct voorafgaand aan die benoeming voor hem gold, en wiens salaris niet hoger werd vastgesteld op grond van het eerste lid, uitsluitend om de reden dat hij op 1 januari 2000 niet voldeed aan de promotiecriteria, bedoeld in artikel 152, eerste lid, en die voorts in diezelfde functie benoemd blijft, is artikel 273, vierde lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 5 De betrokkene die op grond van het tweede, het derde of het vierde lid aanspraak heeft op een maandelijkse toelage en die op enig moment na 1 januari 2000 wordt benoemd in een functie als bedoeld in titel 13 van hoofdstuk 1 met dezelfde maximumschaal als welke direct voorafgaand aan die benoeming voor hem gold, behoudt die aanspraak. De tijd gedurende welke een uitkering ingevolge het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel werd genoten, wordt niet als onderbreking van het dienstverband aangemerkt.

  • 6 De toelage, bedoeld in het tweede, het derde, het vierde en het vijfde lid, bedraagt een evenredig deel van het in bijlage 2, onderdeel 6, bedoelde maandbedrag, rekenkundig afgerond op centen, indien de betrokkene een betrekkingsomvang anders dan een normbetrekking heeft.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.

Dit onderdeel vervalt.

§ 2. Overgangsrecht leraren basisonderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 275. Behoud van vastgesteld uitzicht leraar

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 2 Met een wezenlijke onderbreking als aangegeven in het eerste lid, wordt een periode van langer dan twee maanden bedoeld. De tijd waarin een ontslaguitkering als bedoeld in hoofdstuk I-H van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel zoals dat hoofdstuk op 28 februari 1994 luidde, dan wel een uitkering als bedoeld in het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel wordt genoten, wordt niet als onderbreking aangemerkt.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-02-2003.

Behoud van vastgesteld uitzicht leraar

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De betrokkene voor wie als leraar met toepassing van artikel C1 v an het Besluit overgangsmaatregelen b.o. 1985 een uitzicht is vastgesteld, behoudt aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dat uitzicht, zolang hij zonder wezenlijke onderbreking in het basisonderwijs werkzaam blijft in een functie als bedoeld in titel 12 of 13 van hoofdstuk 1.

2 Met een wezenlijke onderbreking als aangegeven in het eerste lid, wordt een periode van langer dan twee maanden bedoeld. De tijd waarin een uitkering als bedoeld in het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel dan wel een uitkering als bedoeld in het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel voor primair en voortgezet onderwijs wordt genoten, wordt niet als onderbreking aangemerkt.

3 Ten aanzien van de leraar die op 1 augustus 1985 in het genot is van een ontslaguitkering en voor wie met toepassing van artikel C5 van het Besluit overgangsmaatregelen b.o. 1985 een uitzicht is vastgesteld, is het eerste en tweede lid van overeenkomstige toepassing.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.

2 Met een wezenlijke onderbreking als aangegeven in het eerste lid, wordt een periode van langer dan twee maanden bedoeld. De tijd waarin een uitkering als bedoeld in het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel dan wel een uitkering als bedoeld in het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel voor primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs wordt genoten, wordt niet als onderbreking aangemerkt.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2001.

Het vierde lid vervalt.

§ 3. Overgangsrecht leraren aan scholen als bedoeld in de WPO, de WEC en deel II van de W.V.O.

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 276. Behoud van vastgesteld uitzicht leraar

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 4 Met een wezenlijke onderbreking als aangegeven in het eerste en derde lid, wordt een periode van langer dan twee maanden bedoeld. De tijd waarin een ontslaguitkering als bedoeld in hoofdstuk I-H van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel zoals dat hoofdstuk op 28 februari 1994 luidde, dan wel een uitkering als bedoeld in het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel wordt genoten, wordt niet als onderbreking aangemerkt.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-02-2003.

Behoud van vastgesteld uitzicht leraar

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De betrokkene voor wie als leraar met toepassing van artikel C1 van het Besluit overgangsmaatregelen s.o. 1985 een uitzicht is vastgesteld, behoudt aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dat uitzicht, zolang hij zonder wezenlijke onderbreking werkzaam blijft in een functie als bedoeld in titel 12 of 13 van hoofdstuk 1, in het onderwijs, genoemd in de tweede volzin. Onder onderwijs als bedoeld in de eerste volzin wordt verstaan: het speciaal onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, het onderwijs aan speciale scholen voor basisonderwijs, al dan niet met een afdeling als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs en het onderwijs aan scholen voor praktijkonderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs. Ten aanzien van de leraar aan een speciale school voor basisonderwijs wordt onder onderwijs als bedoeld in de eerste volzin mede verstaan het onderwijs aan basisscholen als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs in een functie met een salarisschaal die ten minste gelijk is aan salarisschaal LB.

2 Zonodig in afwijking van het eerste lid vervalt voor de betrokkene de aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig het uitzicht, bedoeld in artikel C1, vijfde lid, van het in het eerste lid genoemde besluit, met ingang van de datum waarop hij niet langer werkzaam is aan een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school of instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, een speciale school voor basisonderwijs met een afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs of een school voor praktijkonderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs.

3 De betrokkene voor wie als leraar een uitzicht is vastgesteld als bedoeld in artikel C1, vijfde lid, van het in het eerste lid genoemde besluit en die op grond van het tweede lid zijn aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dit uitzicht verliest, verkrijgt daarna slechts aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig het uitzicht, bedoeld in artikel C1, vijfde lid , van het in het eerste lid genoemde besluit, indien hij vóór 1 augustus 2000 een functie als bedoeld in titel 13 van hoofdstuk 1 met salarisschaal LB aanvaardt aan een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school of instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, een afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs van een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs of een school voor praktijkonderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs, mits hij vanaf 1 augustus 1985 zonder wezenlijke onderbreking werkzaam is geweest in een functie in het speciaal onderwijs, het voortgezet speciaal onderwijs of het voortgezet onderwijs, als bedoeld in de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, onderscheidenlijk het onderwijs als bedoeld in de eerste volzin van het eerste lid.

4 Met een wezenlijke onderbreking als aangegeven in het eerste en derde lid, wordt een periode van langer dan twee maanden bedoeld. De tijd waarin een uitkering als bedoeld in het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, dan wel een uitkering als bedoeld in het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel voor primair en voortgezet onderwijs wordt genoten, wordt niet als onderbreking aangemerkt.

5 Ten aanzien van de betrokkene die op 1 augustus 1985 in het genot is van een ontslaguitkering en voor wie als leraar met toepassing van artikel C5 van het Besluit overgangsmaatregelen s.o. 1985 een uitzicht is vastgesteld, zijn de voorgaande leden van overeenkomstige toepassing.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.

4 Met een wezenlijke onderbreking als aangegeven in het eerste en derde lid, wordt een periode van langer dan twee maanden bedoeld. De tijd waarin een uitkering als bedoeld in het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, dan wel een uitkering als bedoeld in het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel voor primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs wordt genoten, wordt niet als onderbreking aangemerkt.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

1 De betrokkene voor wie als leraar met toepassing van artikel C1 van het Besluit overgangsmaatregelen s.o. 1985 een uitzicht is vastgesteld, behoudt aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dat uitzicht, zolang hij zonder wezenlijke onderbreking werkzaam blijft in een functie als bedoeld in titel 12 of 13 van hoofdstuk 1, in het onderwijs, genoemd in de tweede volzin. Onder onderwijs als bedoeld in de eerste volzin wordt verstaan: het speciaal onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, het onderwijs aan speciale scholen voor basisonderwijs, al dan niet met een afdeling als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs en het onderwijs aan scholen voor praktijkonderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs. Ten aanzien van de leraar aan een speciale school voor basisonderwijs wordt onder onderwijs als bedoeld in de eerste volzin mede verstaan het onderwijs aan basisscholen als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs in een functie met een salarisschaal die ten minste gelijk is aan salarisschaal LB.

3 De betrokkene voor wie als leraar een uitzicht is vastgesteld als bedoeld in artikel C1, vijfde lid, van het in het eerste lid genoemde besluit en die op grond van het tweede lid zijn aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dit uitzicht verliest, verkrijgt daarna slechts aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig het uitzicht, bedoeld in artikel C1, vijfde lid , van het in het eerste lid genoemde besluit, indien hij vóór 1 augustus 2000 een functie als bedoeld in titel 13 van hoofdstuk 1 met salarisschaal LB aanvaardt aan een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school of instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, een afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs van een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs of een school voor praktijkonderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs, mits hij vanaf 1 augustus 1985 zonder wezenlijke onderbreking werkzaam is geweest in een functie in het speciaal onderwijs, het voortgezet speciaal onderwijs of het voortgezet onderwijs, als bedoeld in de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, onderscheidenlijk het onderwijs als bedoeld in de eerste volzin van het eerste lid.

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2001.

Het zesde lid vervalt.

§ 4. Overgangsrecht leraren speciale scholen voor basisonderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Titel 4. Overgangsrecht formatie en salariëring onderwijsondersteunend en beheerspersoneel

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

§ 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 278. Behoud overgangsrecht 30 april 1987

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De betrokkene die op 30 april 1987 en op 1 mei 1987 aan een instelling is verbonden en die op grond van overgangsrecht, zoals dat op grond van hoofdstuk V-T van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel op 30 april 1987 luidde, uitzicht had op een salarisbedrag dat hoger is dan het hoogste bedrag in de bij zijn functie behorende maximumschaal, behoudt dat uitzicht zolang hij in dezelfde functie aan dezelfde instelling verbonden blijft.

  • 2 Zolang het salaris van de betrokkene, bedoeld in het eerste lid, nog niet is vastgesteld op het hoogste bedrag in de bij zijn functie behorende maximumschaal wordt hem jaarlijks met toepassing van artikel 95 een periodieke verhoging toegekend. Indien hij het bij zijn functie behorende maximumsalaris gedurende twaalf maanden heeft genoten, wordt hem vervolgens jaarlijks op de voet van artikel 95 een periodieke verhoging toegekend. Deze jaarlijkse periodieke verhoging wordt hem toegekend in de laagste schaal waarin het naasthogere bedrag voorkomt, tot het moment waarop het salarisniveau is bereikt dat gelijk is aan het voor hem vastgestelde uitzicht, bedoeld in het eerste lid.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Dit onderdeel vervalt.

Artikel 279. Salarisaanspraak per 1 januari 2000

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

§ 2. Instellingen voor basisonderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 280. Behoud van vastgesteld uitzicht

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De betrokkene voor wie met toepassing van artikel II van het besluit van 30 november 1993 (Stb. 696) een uitzicht is vastgesteld, behoudt aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dat uitzicht zolang hij in dezelfde functie aan dezelfde instelling verbonden blijft.

  • 2 Zolang het salaris van de betrokkene, bedoeld in het eerste lid, nog niet is vastgesteld op het hoogste bedrag in de bij zijn functie behorende maximumschaal wordt hem jaarlijks met toepassing van artikel 95 een periodieke verhoging toegekend. Indien hij het bij zijn functie behorende maximumsalaris gedurende twaalf maanden heeft genoten, wordt hem vervolgens jaarlijks op de voet van artikel 95 een periodieke verhoging toegekend. Deze jaarlijkse periodieke verhoging wordt hem toegekend in de laagste schaal waarin het naasthogere bedrag voorkomt, tot het moment waarop het salarisniveau is bereikt dat gelijk is aan het voor hem vastgestelde uitzicht.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Behoud van vastgesteld uitzicht

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De betrokkene voor wie met toepassing van artikel II van het besluit van 30 november 1993 (Stb. 696) een uitzicht is vastgesteld, behoudt aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dat uitzicht zolang hij in dezelfde functie aan dezelfde instelling verbonden blijft.

2 Zolang de betrokkene, bedoeld in het eerste lid, nog niet het bij zijn functie behorende maximumsalaris heeft bereikt, wordt hem jaarlijks met toepassing van artikel 95 een periodieke verhoging toegekend. Indien hij het bij zijn functie behorende maximumsalaris gedurende twaalf maanden heeft genoten, wordt hem vervolgens jaarlijks op de voet van artikel 95 een periodieke verhoging toegekend. Deze jaarlijkse periodieke verhoging wordt hem toegekend in de eerstvolgende salarisschaal waarin het naasthogere bedrag voorkomt, tot het moment waarop het salarisniveau is bereikt dat gelijk is aan het voor hem vastgestelde uitzicht.

§ 3. Scholen als bedoeld in de WPO, de WEC en deel II van de W.V.O.

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 281. Behoud van vastgesteld uitzicht

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De betrokkene voor wie met toepassing van artikel II van het besluit van 30 november 1993 (Stb. 696) een uitzicht is vastgesteld, behoudt aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dat uitzicht zolang hij in dezelfde functie aan dezelfde instelling verbonden blijft.

  • 2 Zolang het salaris van de betrokkene, bedoeld in het eerste lid, nog niet is vastgesteld op het hoogste bedrag in de bij zijn functie behorende maximumschaal wordt hem jaarlijks met toepassing van artikel 95 een periodieke verhoging toegekend. Indien hij het bij zijn functie behorende maximumsalaris gedurende twaalf maanden heeft genoten, wordt hem vervolgens jaarlijks op de voet van artikel 95 een periodieke verhoging toegekend. Deze jaarlijkse periodieke verhoging wordt hem toegekend in de laagste schaal waarin het naasthogere bedrag voorkomt, tot het moment waarop het salarisniveau is bereikt dat gelijk is aan het voor hem vastgestelde uitzicht.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

Behoud van vastgesteld uitzicht

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De betrokkene voor wie met toepassing van artikel II van het besluit van 30 november 1993 (Stb. 696) een uitzicht is vastgesteld, behoudt aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dat uitzicht zolang hij in dezelfde functie aan dezelfde instelling verbonden blijft.

2 Zolang de betrokkene, bedoeld in het eerste lid, nog niet het bij zijn functie behorende maximumsalaris heeft bereikt, wordt hem jaarlijks met toepassing van artikel 95 een periodieke verhoging toegekend. Indien hij het bij zijn functie behorende maximumsalaris gedurende twaalf maanden heeft genoten, wordt hem vervolgens jaarlijks op de voet van artikel 95 een periodieke verhoging toegekend. Deze jaarlijkse periodieke verhoging wordt hem toegekend in de eerstvolgende salarisschaal waarin het naasthogere bedrag voorkomt, tot het moment waarop het salarisniveau is bereikt dat gelijk is aan het voor hem vastgestelde uitzicht.

§ 4. Speciale scholen voor basisonderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Titel 5. Wijziging van andere besluiten

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Titel 6. Overgangsbepaling, inwerkingtreding en citeertitel

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Artikel 295. Intrekking Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 295a. Rechtskracht artikelen Rechtspositiebesluit WPO/WEC voor de periode voorafgaand aan hun inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De artikelen 101 en 107 zijn van toepassing op het tijdvak vanaf 1 januari 2000 en artikel 106 is van toepassing op het tijdvak vanaf 1 augustus 2001.

Terugwerkende kracht

Stb. 2004, 231, datum inwerkingtreding 28-05-2004, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2001.

Rechtskracht artikelen Rechtspositiebesluit WPO/WEC voor de periode voorafgaand aan hun inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

1 De artikelen 101 en 107 zijn van toepassing op het tijdvak vanaf 1 januari 2000 en artikel 106 is van toepassing op het tijdvak vanaf 1 augustus 2001.

2 Ten aanzien van het kalenderjaar 2000 wordt artikel 107, eerste lid, van dit besluit gelezen als: Het bevoegd gezag kan uitsluitend ten laste van eigen middelen met inachtneming van de in of krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 gegeven normering en beperkingen aan de betrokkenen uitkeringen verstrekken, verstrekkingen doen, vergoedingen toekennen, geschenken geven en zaken ter beschikking stellen als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onder h, j, l, n, q tot en met w, en artikel 11a van de Wet op de loonbelasting 1964 zoals die artikelen luidden in het kalenderjaar 2000. Onverminderd de eerste volzin, kan het bevoegd gezag aan de betrokkene zaken verstrekken of ter beschikking stellen voor zover de waarde ervan is bepaald in de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 13, tweede lid, eerste volzin, van de Wet op de loonbelasting 1964 zoals dat artikel luidde in het kalenderjaar 2000.

3 Ten aanzien van het kalenderjaar 2000 wordt artikel 107, tweede lid, van dit besluit gelezen als: Het bevoegd gezag kan met inachtneming van de in of krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 gegeven normering en beperkingen aan de betrokkene toekennen vergoedingen als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onder u, van de Wet op de loonbelasting 1964 zoals dat artikelonderdeel luidde in het kalenderjaar 2000, voor het totaal aantal uren dat de betrokkene meer gewerkt heeft of voor het deel waarvoor de betrokkene afziet van een of meer aanspraken als bedoeld in het vijfde lid.

4 Ten aanzien van het kalenderjaar 2001 worden de verwijzingen naar de Wet op de loonbelasting 1964 in artikel 107, eerste lid, van dit besluit aangevuld met artikel 11, eerste lid, onder r en s, en artikel 31, tweede lid, onder g, zoals die wetsartikelen luidden in het kalenderjaar 2001.

5 Ten aanzien van het kalenderjaar 2002 worden de verwijzingen naar de Wet op de loonbelasting 1964 in artikel 107, eerste lid, van dit besluit aangevuld met artikel 11, eerste lid, onder r, en artikel 31, tweede lid, onder g, zoals die wetsartikelen luidden in het kalenderjaar 2002.

Artikel 296. Overgangsbepaling en inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 297. Citeertitel

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Bijlage 1A. Salarisschalen met salarisnummers en maandbedragen behorende bij een normbetrekking

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Bijlage 1B. Maandsalarissen voor jeugdigen met salarisnummers behorende bij een normbetrekking, bedoeld in artikel 94 van dit besluit

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Bijlage 1C. Maximumsalarisbedragen per maand bij een normbetrekking, bedoeld in de titels 1, 2 en 3 van dit besluit respectievelijk de titel Algemeen overgangsrecht salarissen, de titel Overgangsrecht directies en de titel Overgangsrecht onderwijsgevend personeel

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Bijlage 1D. Begintrajecten met salarisbedragen bij normbetrekking per maand voor de salarisvaststelling van functies als bedoeld in titel 13 van hoofdstuk 1 van dit besluit

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Bijlage 1F. Bevattende aanlooptraject voor functies in het kader van de Regeling extra werkgelegenheid voor langdurig werklozen 1995, bedoeld in artikel 173, tweede lid, van dit besluit

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Bijlage 1G. Maandsalaris voor de salarisvaststelling van de functie leraar in opleiding (LIO)

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Bijlage 1H. Tabellen waarmee het laatstgenoten salaris wordt vastgesteld voor betrokkenen die voor 1-1-00 voor het laatst in het primair onderwijs werkzaam zijn geweest. Zie voor meer informatie publicatie PO/PJ-15 363 (Salarisvaststelling herintreders) van 29 mei 1998, gepubliceerd in Gele katern van Uitleg nr. 15

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Bijlage 2. Toelagen en kortingen

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Bijlage 3. Bevattende bedragen met betrekking tot de tegemoetkoming in de verhuiskosten en enkele andere bedragen zoals aangegeven in titel 7 van hoofdstuk 1 van dit besluit

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Bijlage 4. Overzicht tegemoetkoming reiskosten per maand, bedoeld in de artikelen 59, tweede lid, en 62, tweede lid, van dit besluit

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Bijlage 5. Percentages wegens genot van verstrekkingen aangevuld met maximum inhoudingsbedragen, bedoeld in artikel 99 van dit besluit

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Bijlage 12-1. bij titel 12 van hoofdstuk 1.

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor deze bijlage is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Taakkarakteristiek normfuncties directie basisonderwijs

De directie is onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag belast met:

  • a. het geven van leiding aan de instelling;

  • b. het mede zorgdragen voor voorbereiding en uitvoering van het onderwijskundig, schoolorganisatorisch en huishoudelijk beleid in de instelling;

  • c. het mede voorbereiden en uitvoeren van het personeelsbeleid aan de instelling;

  • d. het mede voorbereiden en uitvoeren van het financiële beleid van de instelling;

  • e. het onderhouden van interne en externe contacten met betrekking tot de vorengenoemde taken;

  • f. het geven van onderwijs en het verrichten van de daaruit rechtstreeks voortvloeiende werkzaamheden als omschreven in de in bijlage R1 opgenomen taakkarakteristiek voor de normfunctie leraar basisonderwijs, voor zover de belanghebbende niet geheel is vrijgesteld van het geven van onderwijs;

  • g. al hetgeen overigens binnen een normale directietaak past.

De DIRECTEUR is verantwoordelijk voor alle tot de taak van de directie behorende werkzaamheden.

Afhankelijk van y van de instelling is voor de directeur één van de maximumschalen 10 tot en met 12 van toepassing, een en ander als is aangegeven in artikel 133.

De ADJUNCT-DIRECTEUR is in eerste instantie belast met de werkzaamheden voortvloeiende uit zijn leraarsfunctie.

Verricht daarnaast de tot de taak van de directie behorende werkzaamheden onder eindverantwoordelijkheid van de directeur; vervangt de directeur bij diens afwezigheid.

Afhankelijk van y van de instelling is voor de adjunct-directeur één van de maximumschalen 9 tot en met 11 van toepassing, een en ander als is aangegeven in artikel 135.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

bij titel 12 van hoofdstuk 1.

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Taakkarakteristiek normfuncties directie basisonderwijs

De directie is onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag belast met:

  • a. het geven van leiding aan de instelling;

  • b. het mede zorgdragen voor voorbereiding en uitvoering van het onderwijskundig, schoolorganisatorisch en huishoudelijk beleid in de instelling;

  • c. het mede voorbereiden en uitvoeren van het personeelsbeleid aan de instelling;

  • d. het mede voorbereiden en uitvoeren van het financiële beleid van de instelling;

  • e. het onderhouden van interne en externe contacten met betrekking tot de vorengenoemde taken;

  • f. het geven van onderwijs en het verrichten van de daaruit rechtstreeks voortvloeiende werkzaamheden als omschreven in de in bijlage R1 opgenomen taakkarakteristiek voor de normfunctie leraar basisonderwijs, voor zover de belanghebbende niet geheel is vrijgesteld van het geven van onderwijs;

  • g. al hetgeen overigens binnen een normale directietaak past.

De DIRECTEUR is verantwoordelijk voor alle tot de taak van de directie behorende werkzaamheden.

Afhankelijk van y van de instelling is voor de directeur één van de salarisschalen DA tot en met DC + uitloop van toepassing, een en ander als is aangegeven in artikel 133.

De ADJUNCT-DIRECTEUR is in eerste instantie belast met de werkzaamheden voortvloeiende uit zijn leraarsfunctie.

Verricht daarnaast de tot de taak van de directie behorende werkzaamheden onder eindverantwoordelijkheid van de directeur; vervangt de directeur bij diens afwezigheid.

Afhankelijk van y van de instelling is voor de adjunct-directeur één van de salarisschalen AA tot en met AC van toepassing, een en ander als is aangegeven in artikel 135.

Bijlage 12-2. bij titel 12 van hoofdstuk 1.

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor deze bijlage is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Taakkarakteristiek normfuncties directie speciaal en voortgezet speciaal onderwijs

De directie is onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag belast met:

  • a. het geven van leiding aan de instelling;

  • b. het mede zorgdragen voor voorbereiding en uitvoering van het onderwijskundig, schoolorganisatorisch en huishoudelijk beleid in de instelling;

  • c. het mede voorbereiden en uitvoeren van het personeelsbeleid van de instelling;

  • d. het mede voorbereiden en uitvoeren van het financiële beleid aan de instelling;

  • e. het onderhouden van interne en externe contacten met betrekking tot de vorengenoemde taken;

  • f. het geven van onderwijs en het verrichten van de daaruit rechtstreeks voortvloeiende werkzaamheden als omschreven in de in bijlage R2 opgenomen taakkarakteristiek voor de normfunctie leraar speciaal en voortgezet onderwijs, voor zover de belanghebbende niet geheel is vrijgesteld van het geven van onderwijs;

  • g. al hetgeen overigens binnen een normale directietaak past.

De DIRECTEUR:

– leidt de commissie van onderzoek, bedoeld in artikel 41, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra of artikel 161 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

– is verantwoordelijk voor alle tot de taak van de directie behorende werkzaamheden.

Afhankelijk van Q van de instelling is voor de directeur één van de maximumschalen 11 of 12 van toepassing, een en ander als is aangegeven in artikel 145.

De ADJUNCT-DIRECTEUR is in eerste instantie belast met de werkzaamheden voortvloeiende uit zijn leraarsfunctie.

Verricht daarnaast de tot de taak van de directie behorende werkzaamheden onder eindverantwoordelijkheid van de directeur; vervangt de directeur bij diens afwezigheid.

Afhankelijk van Q van de instelling is voor de adjunct-directeur één van de maximumschalen 10 of 11 van toepassing, als is aangegeven in artikel 146.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

bij titel 12 van hoofdstuk 1.

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Taakkarakteristiek normfuncties directie speciaal en voortgezet speciaal onderwijs

De directie is onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag belast met:

  • a. het geven van leiding aan de instelling;

  • b. het mede zorgdragen voor voorbereiding en uitvoering van het onderwijskundig, schoolorganisatorisch en huishoudelijk beleid in de instelling;

  • c. het mede voorbereiden en uitvoeren van het personeelsbeleid van de instelling;

  • d. het mede voorbereiden en uitvoeren van het financiële beleid aan de instelling;

  • e. het onderhouden van interne en externe contacten met betrekking tot de vorengenoemde taken;

  • f. het geven van onderwijs en het verrichten van de daaruit rechtstreeks voortvloeiende werkzaamheden als omschreven in de in bijlage R2 opgenomen taakkarakteristiek voor de normfunctie leraar speciaal en voortgezet onderwijs, voor zover de belanghebbende niet geheel is vrijgesteld van het geven van onderwijs;

  • g. al hetgeen overigens binnen een normale directietaak past.

De DIRECTEUR:

– leidt de commissie van onderzoek, bedoeld in artikel 41, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra;

– is verantwoordelijk voor alle tot de taak van de directie behorende werkzaamheden.

Afhankelijk van Q van de instelling is voor de directeur één van de salarisschalen DB of DC van toepassing, een en ander als is aangegeven in artikel 145.

De ADJUNCT-DIRECTEUR is in eerste instantie belast met de werkzaamheden voortvloeiende uit zijn leraarsfunctie.

Verricht daarnaast de tot de taak van de directie behorende werkzaamheden onder eindverantwoordelijkheid van de directeur; vervangt de directeur bij diens afwezigheid.

Afhankelijk van Q van de instelling is voor de adjunct-directeur één van de salarisschalen AB of AC van toepassing, als is aangegeven in artikel 146.

Bijlage 13-1. bij titel 13 van hoofdstuk 1.

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Terugwerkende kracht

Voor deze bijlage is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Taakkarakteristiek normfunctie leraar basisonderwijs

De functie van leraar omvat:

  • a. het geven van onderwijs alsmede de daaruit rechtstreeks voortvloeiende werkzaamheden, waaronder voor wat betreft een leraar aan een speciale school voor basisonderwijs tevens wordt verstaan ambulante begeleiding als voorzien in het zorgplan;

  • b. algemene werkzaamheden, die redelijkerwijs voortvloeien uit het onderwijs aan de instelling, zoals:

    • 1. het deelnemen aan teamvergaderingen;

    • 2. het onderhouden van contacten met collega's van de instelling, ouders, begeleidingsdiensten e.d.;

    • 3. het deelnemen aan her- en bijscholingscursussen;

    • 4. het vormen en begeleiden van aanstaande leraren;

    • 5. het verrichten van overige werkzaamheden ten behoeve van de goede gang van zaken aan de instelling.

Voor een leraar aan een basisschool geldt maximumschaal 9 als aangegeven in artikel 158, eerste lid onder a.

Voor een leraar aan een speciale school voor basisonderwijs geldt maximumschaal 10 als aangegeven in artikel 158, eerste lid onder b.

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 403, datum inwerkingtreding 20-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2001.

bij titel 13 van hoofdstuk 1.

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

Taakkarakteristiek normfunctie leraar basisonderwijs

De functie van leraar omvat:

  • a. het geven van onderwijs alsmede de daaruit rechtstreeks voortvloeiende werkzaamheden, waaronder voor wat betreft een leraar aan een speciale school voor basisonderwijs tevens wordt verstaan ambulante begeleiding als voorzien in het zorgplan;

  • b. algemene werkzaamheden, die redelijkerwijs voortvloeien uit het onderwijs aan de instelling, zoals:

    • 1. het deelnemen aan teamvergaderingen;

    • 2. het onderhouden van contacten met collega's van de instelling, ouders, begeleidingsdiensten e.d.;

    • 3. het deelnemen aan her- en bijscholingscursussen;

    • 4. het vormen en begeleiden van aanstaande leraren;

    • 5. het verrichten van overige werkzaamheden ten behoeve van de goede gang van zaken aan de instelling.

Voor een leraar aan een basisschool geldt salarisschaal LA als aangegeven in artikel 158, eerste lid onder a.

Voor een leraar aan een speciale school voor basisonderwijs geldt salarisschaal LB als aangegeven in artikel 158, eerste lid onder b.

Bijlage 13-2. bij titel 13 van hoofdstuk 1.

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Bijlage 14-1. bij titel 14 van hoofdstuk 1.

[Regeling vervallen per 01-08-2015]

[Treedt in werking op 18-06-2003]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen