Stb. 2005, 210, datum inwerkingtreding 29-04-2005, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2004.
Grondslag formatie personeel
[Regeling vervallen per 01-01-2016]
1 Bij ministeriële regeling wordt de grondslag vastgesteld voor de omvang van
-
a. de formatie voor de vervulling van reguliere taken van de school met inbegrip van
een opslag in verband met formatieve fricties en
-
b. de formatie voor speciale doeleinden, waaronder in ieder geval wordt begrepen de formatie
voor de bestrijding van onderwijsachterstanden.
2 De omvang van de formatie, bedoeld in het eerste lid, is:
-
a. voor het onderwijzend personeel afhankelijk van het aantal leerlingen en in de gevallen
bij deze ministeriële regeling aan te wijzen, mede van de samenstelling van het leerlingenbestand,
en
-
b. voor het onderwijsondersteunend personeel afhankelijk van het aantal leerlingen.
3 De formatie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is redelijkerwijs voldoende voor
het leiden en beheren van de school, voor het geven van onderwijs aan de school en
voor de overige werkzaamheden die verband houden met het onderwijs aan de school.
4 Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat indien het aantal leerlingen van
een school gedurende het schooljaar meer toeneemt boven het aantal leerlingen waarnaar
de omvang van de formatie wordt bepaald dan een bij die ministeriële regeling aan
te geven aantal, de omvang van de formatie voor het onderwijzend personeel voor die
school overeenkomstig het in die ministeriële regeling bepaalde wordt verhoogd.
5 Bij ministeriële regeling kan worden bepaald in welke gevallen en onder welke voorwaarden
meer formatie aan een school wordt toegekend dan op grond van het eerste lid is vastgesteld.
6 Onze Minister kan op verzoek van het bevoegd gezag van een school, in andere gevallen
dan bedoeld in het vijfde lid, op grond van bijzondere omstandigheden onder door hem
te stellen voorwaarden meer formatie aan een school toekennen dan op grond van het
eerste tot en met vijfde lid is vastgesteld. Bij ministeriële regeling kunnen termijnen
worden vastgesteld waarbinnen besluiten naar aanleiding van verzoeken als bedoeld
in de vorige volzin worden genomen. Onze Minister kan in verband met de in de eerste
volzin bedoelde toekenning een bekostigingsplafond instellen. In dat geval worden
bij ministeriële regeling regels omtrent de verdeling vastgesteld.
7 Bij ministeriële regeling worden nadere voorschriften gegeven voor de uitvoering van
dit artikel.