Besluit medegebruik omroepzendernetwerken

Geraadpleegd op 14-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 15-03-2013.
Geldend van 15-03-2013 t/m 31-03-2013

Besluit van 2 juni 2003, houdende regels inzake het medegebruik van antenne-opstelpunten, antennesystemen en antennes bestemd voor omroepzendernetwerken (Besluit medegebruik omroepzendernetwerken)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 30 oktober 2002, nr.DGTP/02/04033;

Gelet op artikel 3.12, eerste lid, van de Telecommunicatiewet;

De Raad van State gehoord (advies van 14 februari 2003, nr. W10.02.0505/II);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 23 mei 2003, nr. WJZ/03/02117;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. wet: Telecommunicatiewet;

  • b. houder: houder van een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte die is bestemd voor het verspreiden van programma's alsmede degene die in opdracht van die houder door middel van zijn openbaar elektronisch communicatienetwerk dat bestaat uit radiozendapparaten die geschikt zijn voor het verspreiden van programma's een programma verspreidt;

  • c. verzoek tot medegebruik: een schriftelijk verzoek tot medegebruik als bedoeld in artikel 3.24, vierde lid, van de wet;

  • d. verzoeker: een houder, die een schriftelijk verzoek tot medegebruik bij een andere houder heeft ingediend;

  • e. ontvanger: een houder, die een schriftelijk verzoek tot medegebruik heeft ontvangen.

§ 2. Behandeling van verzoeken tot medegebruik

Artikel 2

  • 1 Een ontvanger beslist binnen twee weken na de datum van ontvangst van een verzoek tot medegebruik of aan het verzoek kan worden voldaan. De beslissing is schriftelijk en berust op een deugdelijke motivering, welke bij de bekendmaking van de beslissing aan de verzoeker wordt medegedeeld.

  • 2 Indien onvoldoende gegevens zijn verstrekt voor de beoordeling van het verzoek tot medegebruik, brengt de ontvanger binnen een week na ontvangst van het verzoek de verzoeker hiervan schriftelijk op de hoogte. De ontvanger geeft daarbij aan welke gegevens ontbreken en geeft daarbij een deugdelijke motivering waarom de onbrekende gegevens noodzakelijk zijn voor de beslissing op het verzoek tot medegebruik.

  • 3 De verzoeker dient de ontbrekende gegevens als bedoeld in het tweede lid binnen twee weken aan de ontvanger te verstrekken. De termijn, bedoeld in het eerste lid, wordt opgeschort met ingang van de dag na de datum waarop de ontvanger de verzoeker schriftelijk op de hoogte heeft gesteld van het ontbreken van gegevens tot de dag waarop de ontbrekende gegevens door de ontvanger zijn ontvangen.

  • 4 Indien de ontbrekende gegevens niet zijn verstrekt binnen de termijn, bedoeld in het derde lid, kan de ontvanger besluiten het verzoek tot medegebruik niet verder te behandelen.

  • 5 De ontvanger kan de termijn, bedoeld in het eerste lid, eenmaal met een week verlengen. Van de verlenging wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de verzoeker.

  • 6 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot gegevens die door de verzoeker moeten worden overgelegd bij de indiening van een verzoek tot medegebruik.

§ 3. Gegevensverstrekking

Artikel 3

  • 1 Een houder verstrekt op verzoek van een andere houder, teneinde deze in staat te stellen een verzoek tot medegebruik in te dienen, binnen twee weken na ontvangst van het verzoek, de daartoe benodigde gegevens. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de te verstrekken gegevens.

  • 2 Het verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt, gelet op de aanwezige behoefte tot medegebruik, beperkt tot een bepaald antenne-opstelpunt dan wel de antenne-opstelpunten in een nader aangeduid deel van het land. Daarbij wordt, indien dit reeds mogelijk is, aangegeven wat voor soort medegebruik met betrekking tot het desbetreffende antenne-opstelpunt dan wel de desbetreffende antenne-opstelpunten wordt gewenst.

  • 3 In het geval, bedoeld in artikel 2, tweede lid, waarbij door de ontvanger aan de verzoeker is medegedeeld dat deze onvoldoende gegevens heeft verstrekt om een beslissing op het verzoek tot medegebruik te nemen, is de ontvanger verplicht aan de verzoeker die informatie betreffende het antenne-opstelpunt, het antennesysteem of de antenne waarop het verzoek tot medegebruik betrekking heeft, te verstrekken, die noodzakelijk is voor de verzoeker om op redelijke wijze aan het verzoek tot het verstrekken van de ontbrekende gegevens als bedoeld in artikel 2, tweede lid, te kunnen voldoen. De gegevens dienen gelijktijdig te worden verstrekt bij de mededeling als bedoeld in artikel 2, tweede lid, eerste volzin.

  • 4 Tot de informatie, bedoeld in het derde lid, behoort in ieder geval:

    • a. een overzicht van de beschikbare ruimte op de betreffende antenne-opstelpunten en het frequentiebereik van de betreffende antennesystemen of antennes, waarbij in elk geval wordt aangegeven of de ruimte, respectievelijk het gehele frequentiebereik daadwerkelijk in gebruik dan wel gereserveerd is;

    • b. de noodzakelijke technische gegevens van de betreffende antenne-opstelpunten en de daarop aanwezige antennesystemen en antennes.

  • 5 Voor het verstrekken van gegevens als bedoeld in het eerste lid kan een vergoeding op basis van werkelijk gemaakte kosten in rekening worden gebracht bij de houder die het verzoek heeft ingediend.

  • 6 Indien een houder niet voldoet aan een verzoek tot gegevensverstrekking als bedoeld in het eerste lid of de ontvanger niet voldoet aan de verplichting tot het verstrekken van de informatie als bedoeld in het derde lid, neemt het college op aanvraag van de houder die het verzoek tot gegevensverstrekking heeft gedaan onderscheidenlijk de verzoeker als bedoeld in het derde lid een besluit inzake de plicht tot het verstrekken van de desbetreffende gegevens. Voor zover het gaat om de verstrekking van gegevens als bedoeld in het derde lid, wordt met ingang van de dag na de datum waarop aan het college is verzocht een besluit als bedoeld in de eerste volzin te nemen, de termijn, bedoeld in artikel 2, derde lid, eerste volzin, opgeschort tot de dag waarop door het college een besluit is genomen. Het college kan bij zijn besluit in afwijking van het bepaalde in artikel 2 termijnen stellen waarbinnen:

    • a. de gegevens, bedoeld in het derde lid, door de ontvanger dienen te worden verstrekt;

    • b. de ontbrekende gegevens, bedoeld in artikel 2, tweede lid, door de verzoeker aan de ontvanger dienen te worden verstrekt.

  • 7 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot:

    • a. de beperking van het verzoek, bedoeld in het tweede lid;

    • b. de gegevens, bedoeld in het derde lid;

    • c. de vergoeding, bedoeld in het vijfde lid.

Artikel 4

De gegevens die worden verstrekt met het oog op het kunnen indienen van een verzoek tot medegebruik en de gegevens die worden verstrekt in het kader van een verzoek tot medegebruik, mogen door degene aan wie de gegevens zijn verstrekt slechts worden gebruikt voor het doel waarvoor de gegevens zijn verstrekt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 2 juni 2003

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst

Uitgegeven de zeventiende juni 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner