Bijlage 1. behorend bij de artikelen 1, eerste lid, onderdeel i, 1b en 2a van de Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
WKK-meetvoorwaarden
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
1. Definities
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
1.1. Meten: het vaststellen en registreren van de hoeveelheid energie die over een
kalendermaand de systeemgrens van de WKK-eenheid is gepasseerd.
1.2. Meetgegeven: het resultaat van het meten voor één vorm van energie. Er is ten
minste één meetgegeven van elk van de afzonderlijke energievormen, te weten brandstof,
elektriciteit, warmte en, voor zover van toepassing, mechanische energie. Indien een
energievorm op meer dan één punt op de systeemgrens wordt gemeten, zullen er ook meer
meetgegevens voor die energievorm zijn.
1.3. Bemetering: het geheel van alle meetinrichtingen en systemen voor dataopslag
en datatransmissie dat nodig is om alle energie die de systeemgrens van de WKK-eenheid
passeert, te meten en te waarborgen.
1.4. Meetinrichting: het totaal van onderling samenhangende meters en meetmiddelen
die nodig zijn om een hoeveelheid energie te meten. Er is ten minste één meetinrichting
voor het meten van elk van de afzonderlijke energievormen, te weten brandstof, elektriciteit,
warmte en, voor zover van toepassing, mechanische energie.
1.5. Meter: een toestel dat één parameter meet, nodig voor het vaststellen van de
hoeveelheid energie.
1.6. Meetmiddel: een onderdeel van de meetinrichting, nodig voor het meten, anders
dan een meter.
1.7. Systeemgrens: een fictieve gesloten omhulling van de WKK-eenheid die de WKK-eenheid
onderscheidt van de andere systemen binnen het bedrijf.
2. Algemene eisen
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
Meetprotocol
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
2.1. Het meetprotocol van de WKK-installatie bevat ten minste de volgende elementen:
-
a. beschrijving van de verschillende componenten van de WKK-installatie, inclusief de
eventuele afzonderlijke WKK-eenheden en de verschillende hulpinstallaties daarbij;
-
b. beschrijving en schets van de systeemgrens of systeemgrenzen van de WKK-eenheden waaruit
de WKK-installatie bestaat zoals uitgewerkt in hoofdstuk 3;
-
c. beschrijving en schets van de bemetering van elk van de WKK-eenheden;
-
d. beschrijving van de meters en meetmiddelen van elk van de meetinrichtingen;
-
e. beschrijving van het onderhoud van elk van de meetinrichtingen;
-
f. beschrijving van de apparatuur voor de opslag en de verwerking van de gegevens afkomstig
van de meetinrichtingen;
-
g. beschrijving van de onnauwkeurigheid van elk van de meetinrichtingen;
-
h. beschrijving van de borging van de kwaliteit van de metingen;
-
i. beschrijving van de wijze van reparatie van meetgegevens en alternatieve meetmethoden
in geval van storing van de meetinrichting;
-
j. beschrijving van de borging van de kwaliteit van de verwerking van de gegevens afkomstig
van de meetinrichtingen;
-
k. beschrijving van de frequentie van ijking van elk van de meetinrichtingen;
-
l. beschrijving van de berekening van de drie per WKK-eenheid geaggregeerde energiehoeveelheden,
die in de formule, bedoeld in artikel 6a, tweede lid, moeten worden gebruikt ter bepaling van de kooldioxide-index.
Administratie
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
2.2. Bij het meetprotocol behoort een administratie waarin per meetinrichting de volgende
gegevens worden geregistreerd:
-
a. fabrikaat, type, fabrieksnummer en bouwjaar van de geïnstalleerde meetinrichtingen,
meters en meetmiddelen;
-
b. kalibratiecertificaten van de meetinrichting en de meters en meetmiddelen daarvan;
-
c. het jaar waarin de meetinrichting is geïnstalleerd dan wel voor het laatst is gereviseerd;
-
d. het soort zegel waarmee de meetinrichting is verzegeld, dan wel de wijze van borging
die voor de meetinrichting is aangebracht;
-
e. het jaar en de maand, waarin de meetinrichting voor het laatst is gecontroleerd;
-
f. het jaar en de maand, waarin de meetinrichting voor het laatst is geijkt;
-
g. de resultaten van de aan de meetinrichting uitgevoerde controles en ijkingen;
-
h. een overzicht van de functionarissen die bevoegd zijn metingen uit te voeren en meetinrichtingen
te onderhouden respectievelijk te beheren
Aanvullend geldt voor warmte norm EN 1434-sectie 2.
De producent is verantwoordelijk voor het actueel houden van deze administratie.
Onzekerheid
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
2.3. De onzekerheid van een meetgegeven wordt berekend uit de onnauwkeurigheden van
de afzonderlijke meetinrichtingen op de wijze als beschreven in de ‘Guide to the expression
of uncertainty in measurement’ (uitgave van BIPM, IEC, IFCC, ISO, IUPAC, IUPAP en
OIML; International Organization for Standardization, Geneva, 1995, ISBN 92-67-10188-9).
Meetrapport
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
2.4. . Het meetrapport bevat voor elk van de WKK-eenheden tenminste de meetgegevens
van het brandstofverbruik, de totale hoeveelheid opgewekte elektriciteit, de netto
opgewekte warmte en, voor zover van toepassing, mechanische energie en in aanvulling
daarop het aantal draaiuren.
2.5. Het meetrapport bevat een samenvatting, bestaande uit de geaggregeerde meetgegevens,
die in de formule, bedoeld in artikel 6a, tweede lid, moeten worden gebruikt.
2.6. Indien aardgas als brandstof wordt gebruikt, wordt de hoeveelheid aardgas gerapporteerd
in kubieke meters van standaard Groningen-kwaliteit (met een energie-inhoud van 35,17
MJ/Nm3) onder normaalcondities. De omrekening van de gemeten hoeveelheid aardgas naar aardgas
van standaard Groningen-kwaliteit geschiedt aan de hand van de feitelijke energie-inhoud
van het gebruikte aardgas, zoals de leverancier deze bij de facturering van het aardgas
aan de producent opgeeft.
Het meetrapport bevat een opgave van de gemeten hoeveelheid aardgas, de door de leverancier
opgegeven energie-inhoud van het aardgas en de omgerekende hoeveelheid aardgas van
standaard Groningen-kwaliteit.
2.7. In het meetrapport wordt tevens vermeld, voor zover van toepassing,
-
a. storingen van meetinrichtingen en daarmee samenhangende reparatie van meetgegevens;
-
b. storingen in andere onderdelen van de bemetering en de gevolgen daarvan voor de betrouwbaarheid
van de meetgegevens,
-
c. dat meetgegevens door middel van alternatieve meting zijn bepaald;
-
d. correctie van meetgegevens, en
-
e. wijzigingen in installatie, bemetering en andere omstandigheden die van belang kunnen
zijn voor het bepalen van de hoeveelheid WKK-certificaten.
2.8. Het meetrapport bevat voorts een verklaring dat de meetgegevens zijn totstandgekomen
door onverkorte toepassing van het meetprotocol.
2.9. In aanvulling op deze gegevens kan in het meetrapport ook de verbrandingswaarde
van de brandstof worden gerapporteerd ten behoeve van rapportage aan het Centraal
bureau voor de statistiek. Dit is niet verplicht.
Storingen
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
2.10. De meetgegevens van een meetinrichting, die door een storing niet langer functioneert
of niet langer voldoet aan de gestelde meeteisen, mogen voor een periode van maximaal
vier werkdagen nadat de storing is opgemerkt worden berekend uit controlemetingen.
2.11. Indien de storing niet binnen vier werkdagen verholpen is, kan de producent
meten volgens de in hoofdstuk 5 beschreven methode en procedure.
2.12. Indien een storing is opgetreden, wordt dit vermeld in het meetrapport over
de desbetreffende kalendermaand. Hierbij wordt aangegeven welke meetgegevens het betreft
en op welke wijze de reparatie is aangebracht.
Eisen aan meetinrichtingen en meters
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
2.13. Het meten van de hoeveelheden energie geschiedt volgens algemeen geaccepteerde
comptabele meetinrichtingen.
2.14. Voor zover een meetinrichting of meter onder de IJkwet valt, zijn deze meetvoorwaarden niet van toepassing ten aanzien van het (de) onderwerp(en)
dat (die) voor die meetinrichting of meter in de IJkwet word(t)(en) geregeld.
2.15. De meters en meetmiddelen voldoen aan de typekeuringseisen van de voor die meters
en meetmiddelen van toepassing zijnde EN-normen of daarmee vergelijkbare nationale
normen. Het bewijs van typegoedkeuring is verstrekt conform de IJkwet of door een organisatie die gecertificeerd is conform NEN-ISO 17025.
2.16. De capaciteit, het ontwerp en de aanleg van de meetinrichtingen is in overeenstemming
met de maximale hoeveelheden energie die de WKK-eenheid kan consumeren respectievelijk
produceren.
2.17. Plaatsing van de meters voldoet aan de plaatsingsvoorschriften die onderdeel
uitmaken van de genoemde normen en aangevuld met de plaatsingsvoorschriften van de
fabrikant van de meter of meetmiddel.
2.18. Elk van de meters en de meetmiddelen is geborgd dan wel verzegeld. De borging
is zodanig dat een meting niet kan worden beïnvloed, zonder dat dit duidelijk gesignaleerd
wordt. De verzegeling is zodanig dat een meting niet kan worden beïnvloed zonder de
verzegeling zichtbaar te verbreken.
2.19. De meetinrichting wordt zodanig onderhouden dat deze voortdurend aan deze meetvoorwaarden
voldoet.
3. Systeemgrens
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
3.1. De systeemgrens omsluit één of meerdere WKK-eenheden van een WKK-installatie.
3.2. Indien de systeemgrens meerdere WKK-eenheden omsluit, worden alle eenheden binnen
die systeemgrens voor de toepassing van artikel 6a, vijfde lid, van de Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998 beschouwd
als één WKK-eenheid.
3.3. Indien een systeemgrens meerdere WKK-eenheden omsluit, geldt voor het bepalen
van de referentie-emissiefactoren voor de WKK-eenheden binnen deze systeemgrens op
grond van artikel 6a, tweede lid, van de Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998 als bouwjaar
het bouwjaar van de meest recent gebouwde WKK-eenheid.
3.4. Op de systeemgrens van de WKK-eenheid worden alle vormen van energie-input en
energie-output gemeten.
3.5. Alle onderdelen van de WKK-eenheid bevinden zich binnen de systeemgrens.
3.6. Niet aan de WKK-eenheid gerelateerde systemen die elektriciteit, mechanische
energie of warmte opwekken vallen buiten de systeemgrens.
3.7. De consumptie van elektriciteit, mechanische energie of warmte van systemen die
zich binnen de systeemgrens bevinden, wordt niet gemeten.
3.8. Voor elke WKK-eenheid wordt een schema opgesteld met daarop aangegeven de systeemgrens,
de energiestromen die de systeemgrens passeren en voor elk van deze energiestromen
de meetinrichtingen die zich op de WKK-systeemgrens bevinden.
3.9. Voor de gehele WKK-installatie wordt in een schets aangegeven waarop de systeemgrenzen
van de WKK-eenheden in onderling verband zijn aangegeven.
4. Nauwkeurigheidseisen aan meetinrichtingen en meters
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
Brandstof
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
4.1. Elke brandstof die in de WKK-eenheid wordt verbruikt, wordt afzonderlijk gemeten.
4.2. Het volume aardgas of een ander gas wordt gemeten en naar normaalcondities herleid
met een meetinrichting die voldoet aan de IJkregeling gasmeters, waarbij voor balgengasmeters de eisen voor nauwkeurigheidsklasse I gelden.
4.3. De hoeveelheid kolen wordt gemeten op basis van weging dan wel op basis van de
inkoop en voorraadbalans, met een maximaal toelaatbare afwijking van 1,0%, zoals bepaald
in ISO 9411-1 (monstername voor de bepaling van de onderste verbrandingswaarde).
4.4. De hoeveelheid vloeibare brandstof wordt gemeten door middel van een meetinrichting
die voldoet aan de IJkregeling vloeistofmeters en vloeistofmeetinstallaties, waarbij de eisen voor klasse 1.0 gelden.
4.5. De hoeveelheid andere brandstof wordt bepaald volgens een algemeen geaccepteerde
comptabele meting, met een maximaal toelaatbare afwijking van 1,0%.
Elektriciteit en mechanische energie
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
4.6. Alle hoeveelheden door de WKK-eenheid opgewekte elektriciteit worden gemeten
met een meetinrichting die voldoet aan de bepalingen met betrekking tot de nauwkeurigheidseisen
die de Meetcode Elektriciteit stelt voor een meetinrichting op een aansluiting.
4.7. De hoeveelheid mechanische energie wordt gemeten met een ‘torquemeter’ volgens
norm ASME-PCI 19.7 ‘Measurement of shaft power’, dan wel met een meetinrichting die
voldoet aan een vergelijkbare norm. De maximaal toelaatbare afwijking van de meting
bedraagt 1,0 %.
Warmte
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
4.8. De hoeveelheid warmte, getransporteerd als warm water, wordt gemeten met een
meetinrichting die voldoet aan die voldoet aan EN 1434 sectie 1, klasse 1, dan wel
een vergelijkbare norm.
4.9. De hoeveelheid warmte, getransporteerd als stoom en eventueel verminderd met
retourcondensaat, wordt gemeten met een meetinrichting die voldoet aan norm ISO 5167-1
of aan een vergelijkbare norm. Voor een stoomdebiet van 50% tot 100% van het meetbereik
van de meetinrichting bedraagt de maximaal toelaatbare afwijking van de meting 2%
van de volle schaal van de meetinrichting. Voor een stoomdebiet van minder dan 50%
van het meetbereik van de meetinrichting bedraagt de maximaal toelaatbare afwijking
van de meting 4% van de meetwaarde. De temperatuur wordt gemeten met een weerstandsthermometer
die voldoet aan norm IEC-751, nauwkeurigheidsklasse B, een thermokoppel die voldoet
aan norm IEC-584, nauwkeurigheidsklasse 2, of een meter die voldoet aan een vergelijkbare
norm.
Bagatelbepaling
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
4.10. Voor ten hoogste 2,5% van de per energievorm in totaal gemeten hoeveelheid energie,
kunnen de maximaal toelaatbare afwijkingen ten hoogste tweemaal zoveel bedragen als
de volgens de voorgaande bepalingen van dit hoofdstuk voorgeschreven maximaal toelaatbare
afwijkingen.
5. Alternatieve meting
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
5.1. De producent kan een meetgegeven via een alternatieve meting bepalen, indien
meten met meetinrichtingen als bedoeld in hoofdstuk 4 niet mogelijk is omdat:
-
a. geen goede meting mogelijk is van de energiehoeveelheid,
-
b. het plaatsen van een meetinrichting tot aantasting van de veiligheid van de installatie
zou leiden,
-
c. het plaatsen of verbeteren van een meetinrichting tot onevenredig hoge kosten zou
leiden, of
-
d. een meetinrichting in storing is geraakt als bedoeld onder 2.10 tot en met 2.12.
5.2. De alternatieve meting voldoet aan de hieronder genoemde voorwaarden.
5.3. De producent verstrekt in het meetprotocol een uitvoerige motivatie voor het
afwijken van hoofdstuk 4, waarin tenminste wordt opgenomen:
-
a. een beschrijving van de technische onmogelijkheid om hoofdstuk 4 toe te passen, of
-
b. de overwegingen omtrent de veiligheid van de installatie op grond waarvan hoofdstuk
4 niet toegepast kan worden, of
-
c. een onderbouwde raming van de kosten die het aanpassen van de betrokken meetinrichting
aan het toepassen van hoofdstuk 4 zouden vergen, en
-
d. de onnauwkeurigheid die bij toepassing van hoofdstuk 4 bereikt zou zijn, en
-
e. de onnauwkeurigheid die bij toepassing van de alternatieve meting bereikt zal worden.
5.4. De wijze van het bepalen van de meetgegevens door middel van alternatieve meting
wordt nauwkeurig vastgelegd in het meetprotocol voor de WKK-installatie en wordt voorafgaand
aan de toepassing daarvan goedgekeurd door een gecertificeerd meetbedrijf.
5.5. De alternatieve meting gebruikt geen kentallen of andere gegevens die het meten
van de daadwerkelijke hoeveelheid energie beïnvloeden.
5.6. De onnauwkeurigheid van een meetgegeven, vastgesteld op grond van alternatieve
meting, is in beginsel gelijk aan of lager dan de onnauwkeurigheid die hoofdstuk 4
ten aanzien van de desbetreffende meting vereist.
5.7. Indien de onnauwkeurigheid van een meetgegeven, vastgesteld op grond van alternatieve
meting, hoger is dan de onnauwkeurigheid die hoofdstuk 4 ten aanzien van de desbetreffende
meting vereist, wordt het opgegeven meetgegeven als volgt gecorrigeerd,
-
a. voor energie die aan de WKK-eenheid wordt toegevoerd: de meetwaarde wordt vermeerderd
met het verschil tussen de feitelijke onnauwkeurigheid en de vereiste onnauwkeurigheid
en
-
b. voor energie die de WKK-eenheid produceert: de meetwaarde wordt verminderd met het
verschil tussen de feitelijke onnauwkeurigheid en de vereiste onnauwkeurigheid.
5.8. De wijze waarop de correctie volgens 5.7 wordt aangebracht, wordt beschreven
in het meetprotocol.
5.9. Zowel het oorspronkelijke meetgegeven als het meetgegeven na de correctie volgens
5.7 wordt in het meetrapport opgenomen.