Beleidsregel afvoersysteem voor werkdekken van vissersvaartuigen

Geraadpleegd op 28-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 10-07-2003.
Geldend van 10-07-2003 t/m heden

Beleidsregel afvoersysteem voor werkdekken van vissersvaartuigen

Het hoofd van de Scheepvaartinspectie,

Gelet op artikel 2.16, eerste en tweede lid, van het Vissersvaartuigenbesluit 2002;

Besluit:

Artikel 1

Deze beleidsregel is van toepassing op vissersvaartuigen die zijn geregistreerd in het register, bedoeld in artikel 4 van het Besluit registratie vissersvaartuigen.

Artikel 2

  • 1 Een afvoersysteem als bedoeld in artikel 2.16, eerste en tweede lid, van het Vissersvaartuigenbesluit 2002 wordt in elk geval als efficiënt aangemerkt indien het voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a. aan de achterzijde van de visverwerkingsruimte is een dwarsscheeps geplaatste afvoergoot met aan stuurboord- en bakboordzijde aangebrachte lensputten die geschikt zijn voor het afvoeren van spoelwater en visafval, aan de voorzijde kan worden volstaan met het aan stuurboord- en bakboordzijde aanbrengen van een lensput;

    • b. op elke aan de achterzijde van de visverwerkingsruimte aangebrachte lensput is een lenspomp van voldoende capaciteit aangesloten die geschikt is voor het overboord pompen van het spoelwater en het visafval en deze lensputten staan met elkaar in verbinding zodat elke lenspomp kan dienen als reserve voor de andere pomp;

    • c. indien de afvoergoot is aangebracht in een dekgedeelte dat niet de volle breedte van de visverwerkingsruimte beslaat, kan worden volstaan met het aanbrengen van één lensput waarop ten minste twee onafhankelijke lenspompen zijn aangesloten, die ieder geschikt en van voldoende capaciteit zijn voor het overboord pompen van het spoelwater en het visafval;

    • d. de lensputten aan de voorzijde van de visverwerkingsruimte zijn aangesloten op een afzonderlijke lenspomp;

    • e. de lensputten aan de voorzijde van een visverwerkingsruimte die is gelegen boven een andere visverwerkingsruimte kunnen worden gelensd op de lensputten van de onderste visverwerkingsruimte, mits hiermee rekening is gehouden bij het bepalen van de capaciteit van de desbetreffende lenspomp of lenspompen;

    • f. de persleidingen van de afzonderlijke lenspompen worden naar een zo hoog mogelijk boven de hoogst gelegen lastlijn gelegen buitenboordsopening gevoerd en zijn ter plaatse van de buitenboordsopening voorzien van een geschikte schuifafsluiter die automatisch geopend of gesloten wordt bij het starten respectievelijk het stoppen van de pomp;

    • g. de afvoergoot en de lensputten zijn voorzien van een rooster waarvan de afmetingen van de openingen zijn aangepast aan de afmetingen van het visafval dat door de op de lensputten aangesloten lenspomp kan worden verwerkt;

    • h. de toevoer van spoelwater kan altijd buiten de visverwerkingsruimte worden afgesloten.

  • 2 De afvoer van visafval door stortkokers met een directe verbinding naar buitenboord is niet toegestaan.

Artikel 3

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze beleidsregel zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Het

hoofd van de Scheepvaartinspectie

,

H.G.H. ten Hoopen