Regeling WWB

Geraadpleegd op 27-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2007.
Geldend van 01-01-2007 t/m 13-03-2007

Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van 16 oktober 2003, nr. W&B/WWB/2003/78560, Directie Werk en Bijstand, houdende nadere regels terzake van enkele in de Wet werk en bijstand en het Besluit WWB geregelde onderwerpen (Regeling WWB)

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

§ 2. Verslag over de uitvoering

Artikel 2. Verslag over de uitvoering en accountantsverklaring

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2007, 73, datum inwerkingtreding 18-04-2007, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2007.

Verslag over de uitvoering en accountantsverklaring

1 Als verslag over de uitvoering als bedoeld in artikel 77, eerste lid, van de wet wordt aangemerkt de bijlage bij de jaarrekening met verantwoordingsinformatie over specifieke uitkeringen, bedoeld in artikel 58a, eerste lid, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten voorzover deze betrekking heeft op de wet.

2 Als verklaring van de accountant als bedoeld in artikel 77, eerste lid, van de wet wordt aangemerkt de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen, bedoeld in artikel 213, derde en vierde lid, van de Gemeentewet.

3 Indien de bijlage, bedoeld in het eerste lid, en de verklaring, bedoeld in het tweede lid, niet door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn ontvangen uiterlijk op 15 juli van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarop zij betrekking hebben, schort de minister de betaling van de uitkeringen, bedoeld in artikel 69, eerste lid, onderdelen a en b, van de wet voor het lopende vergoedingsjaar op met ingang van 15 augustus van dat jaar, doch niet gedurende de periode waarover de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uitstel heeft verleend.

4 De betaling van de uitkeringen, bedoeld in artikel 69, eerste lid, onderdelen a en b, wordt hervat op de vijftiende van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin de bijlage en de verklaring, bedoeld in het eerste en tweede lid, zijn ontvangen door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

5 Het derde en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing, indien het college in gebreke blijft om binnen een door de minister vastgestelde termijn aanvullende informatie te verstrekken noodzakelijk voor het financieel beheer van de wet.

Artikel 4. Voorlopig verslag over de uitvoering

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Het voorlopig verslag over de uitvoering, bedoeld in artikel 77, tweede lid, van de wet wordt uiterlijk op 28 februari van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarop het voorlopig verslag betrekking heeft door de minister ontvangen.

  • 2 Het voorlopig verslag wordt ingericht overeenkomstig het als bijlage bij deze regeling opgenomen model.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2007, 73, datum inwerkingtreding 18-04-2007, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2007.

Voorlopig verslag over de uitvoering

1 Het voorlopig verslag over de uitvoering, bedoeld in artikel 77, tweede lid, van de wet wordt uiterlijk op 28 februari van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarop het voorlopig verslag betrekking heeft door de minister ontvangen.

2 Het voorlopig verslag wordt ingericht overeenkomstig het als bijlage bij deze regeling opgenomen model.

3 Indien het voorlopig verslag, bedoeld in het eerste lid, niet op de in het eerste lid genoemde datum is ontvangen, schort de minister de betaling van de uitkeringen, bedoeld in artikel 69, eerste lid, onderdelen a en b, van de wet voor het lopende vergoedingsjaar op met ingang van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarop de ontvangsttermijn is verlopen, doch niet gedurende de periode waarover door de minister aan het college in geval van overmacht uitstel is verleend.

4 De betaling van de uitkeringen wordt hervat op de vijftiende van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin het voorlopig verslag, bedoeld in het eerste lid, is ontvangen door de minister.

§ 3. Betaling

Artikel 5. Betaling

  • 1 Met uitzondering van de maand mei, wordt iedere maand op of omstreeks de vijftiende dag van die maand 8% van de voor het betreffende jaar vastgestelde uitkeringen, bedoeld in artikel 69, eerste lid, van de wet betaalbaar gesteld. In de maand mei wordt op of omstreeks de vijftiende dag 12% van de uitkeringen betaalbaar gesteld.

  • 3 De aanvullende uitkering, bedoeld in artikel 74 van de wet, wordt binnen 6 weken na de dagtekening van de beslissing van de minister tot toekenning van de aanvullende uitkering betaalbaar gesteld.

§ 5. Vrijlating uitkeringen en vergoedingen

Artikel 7. Vrijlating uitkeringen en vergoedingen

Niet tot de middelen, bedoeld in artikel 31 van de wet, worden gerekend:

  • a. de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 3 van de Uitkeringsregeling Hulpfonds Gedupeerden Bijlmerramp;

  • b. de eenmalige uitkering en het voorschot, bedoeld in de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers;

  • c. de vergoeding, bedoeld in artikel 16 van het Besluit tot wijziging van de aanwijzing van het luchtvaartterrein Maastricht, alsmede vaststelling van geluidszones (Interim-aanwijzingsbesluit luchtvaartterrein Maastricht);

  • d. de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 3, 4 en 5 van de Uitkeringsregeling Fonds Slachtoffers Legionella-epidemie;

  • e. de eenmalige uitkering toegekend aan oud-mijnwerkers in verband met silicose;

  • f. de eenmalige uitkering ingevolge de Uitkeringswet tegemoetkoming twee tot vijfjarige diensttijd veteranen;

  • g. de individuele uitkeringen in het kader van tegoeden Tweede Wereldoorlog aan leden van de Joodse, Sinti, Roma en Indische gemeenschappen;

  • h. een kostenvergoeding voor het verrichten van vrijwilligerswerk van ten hoogste € 95,– per maand met een maximum van € 764,– per jaar, dan wel een kostenvergoeding voor het verrichten van vrijwilligerswerk in het kader van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de wet van ten hoogste € 150,– per maand met een maximum van € 1500,– per jaar;

  • i. de eenmalige tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2 van de Tijdelijke regeling eenmalige tegemoetkoming pensioenverevening.

Artikel 7a. Indexering

  • 2 Van de herziene bedragen, bedoeld in het eerste lid, en van de dag waarop de herziening plaatsvindt wordt door de minister mededeling gedaan in de Staatscourant.

§ 6. Vakantietoeslag

Artikel 8. Definities

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

Artikel 9. Reikwijdte

Deze paragraaf is van toepassing op de vaststelling van de aanspraak op vakantietoeslag over een inkomen ontvangen in het kalenderjaar 2007.

Artikel 10. In aanmerking te nemen vakantietoeslag

Indien over het inkomen van de belanghebbende aanspraak op vakantietoeslag bestaat neemt het college bij de vaststelling van de hoogte van de algemene bijstand mede op grond van de artikelen 11, 12, 13 of 14 berekende aanspraak op vakantietoeslag in aanmerking.

Artikel 11. Vakantieaanspraak voor personen jonger dan 65 jaar met inkomen uit tegenwoordige arbeid

Indien de belanghebbende jonger dan 65 jaar is, het in aanmerking te nemen inkomen loon uit tegenwoordige arbeid betreft en voor de inhouding van loonheffing rekening is gehouden met de arbeidskorting en de algemene heffingskorting, wordt de aanspraak op vakantietoeslag vastgesteld aan de hand van de navolgende tabel, waarbij onder ‘ink’ het inkomen wordt verstaan.

bij een netto inkomen per maand

bedraagt de aanspraak

op vakantietoeslag

gelijk aan of meer dan

en minder dan

0,00

 

464,49

8,00%

x ink

     

464,49

 

503,90

5,14%

x ink

     

503,90

 

569,69

7,76%

x ink

– €

13,20

 

569,69

 

1053,08

6,55%

x ink

– €

6,36

 

1053,08

 

1082,41

3,15%

x ink

+ €

29,19

 

1082,41

 

1120,59

2,86%

x ink

+ €

24,19

 

1120,59

     

5,72%

x ink

– €

7,83

 

Artikel 12. Vakantieaanspraak voor personen jonger dan 65 jaar met inkomen uit vroegere arbeid

Indien de belanghebbende jonger dan 65 jaar is, het in aanmerking te nemen inkomen loon uit vroegere arbeid betreft en voor de inhouding van loonheffing rekening is gehouden met de algemene heffingskorting wordt de aanspraak op vakantietoeslag vastgesteld aan de hand van de navolgende tabel, waarbij onder ‘ink’ het inkomen wordt verstaan.

bij een netto inkomen per maand

bedraagt de aanspraak

op vakantietoeslag

gelijk aan of meer dan

en minder dan

0,00

 

439,94

8,00%

x ink

     

439,94

 

475,06

5,14%

x ink

     

475,06

 

947,08

8,01%

x ink

– €

13,63

 

947,08

 

977,33

3,84%

x ink

+ €

25,70

 

977,33

 

1008,80

3,49%

x ink

+ €

20,99

 

1008,80

     

6,98%

x ink

– €

14,21

 

Artikel 13. Vakantieaanspraak voor personen jonger dan 65 jaar voor wie geen rekening is gehouden met de algemene heffingskorting

Indien de belanghebbende jonger dan 65 jaar is en voor de inhouding van loonheffing geen rekening is gehouden met de algemene heffingskorting, wordt de aanspraak op vakantietoeslag vastgesteld aan de hand van de navolgende tabel, waarbij onder ‘ink’ het inkomen wordt verstaan.

bij een netto inkomen per maand

bedraagt de aanspraak

op vakantietoeslag

gelijk aan of meer dan

en minder dan

0,00

 

775,30

8,00%

x ink

     

775,30

 

806,36

3,84%

x ink

+ €

32,23

 

806,36

 

837,32

3,50%

x ink

+ €

26,93

 

837,32

     

6,98%

x ink

– €

2,33

 

Artikel 14. Vakantieaanspraak voor personen van 65 jaar of ouder

  • 1 Indien de belanghebbende 65 jaar of ouder is en het inkomen van de belanghebbende bestaat uit een gekort ouderdomspensioen en toeslag als bedoeld in artikel 13 van de Algemene Ouderdomswet bedraagt de daarbij behorende de aanspraak op vakantietoeslag voor:

    a. alleenstaande

    5,68%

    x ink

     

    b. alleenstaande ouder, indien

         
     

    – het inkomen € 887,95 of meer bedraagt

    4,90%

    x ink

     
     

    – het inkomen lager is dan € 887,95

    5,90%

    x ink

     

    c. gehuwden, waarvan beide echtgenoten 65 jaar of ouder zijn

    5,94%

    x ink

     

    d. gehuwden, waarvan een echtgenoot 65 jaar of ouder is en de andere echtgenoot jonger dan 65 jaar, indien

         
     

    – het inkomen € 852,96 of meer bedraagt

    5,95%

    x ink

    – € 6,62

     

    – het inkomen lager is dan € 852,96

    6,21%

    x ink

     
  • 2 Indien de belanghebbende, bedoeld in het eerste lid, naast het gekorte ouderdomspensioen en toeslag, bedoeld in het eerste lid, een ander inkomen heeft dat recht geeft op vakantietoeslag bedraagt de aanspraak op die vakantietoeslag 8% van dat andere inkomen.

§ 7. Toetsingscriteria aanvullende uitkering gemeente

Artikel 15. Aanvullende uitkering

  • 1 Een verzoek tot een aanvullende uitkering als bedoeld in artikel 74, eerste lid, van de wet wordt in de periode van 1 januari tot en met 31 juli van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarop het verzoek betrekking heeft, door de minister ontvangen.

  • 2 Na afloop van de periode, bedoeld in het eerste lid, beslist de minister op het verzoek uiterlijk 31 december van het kalenderjaar waarin het verzoek tot een aanvullende uitkering als bedoeld in artikel 74, eerste lid, van de wet is ontvangen.

  • 3 Een verzoek tot een aanvullende uitkering als bedoeld in artikel 74, eerste lid, van de wet kan met betrekking tot een gemeente met meer dan 10.000 inwoners slechts voor inwilliging in aanmerking komen, indien naar het oordeel van de toetsingscommissie, bedoeld in artikel 73 van de wet, sprake is van:

    • a. een uitzonderlijke situatie op de arbeidsmarkt, en

    • b. de overstijging, bedoeld in artikel 10, tweede lid, onderdeel b, van het Besluit WWB, niet het gevolg is van:

      • 1°. onrechtmatige uitvoering van de wet, of

      • 2°. beleidskeuzen van, dan wel handelen door het college of de gemeenteraad van de tekortgemeente.

  • 4 Van een uitzonderlijke situatie op de arbeidsmarkt is in ieder geval sprake, indien:

    • a. de instroom van de tekortgemeente in jaar [t] ten opzichte van de gemiddelde instroom van de tekortgemeente in de jaren [t-1], [t-2] en [t-3] hoger is dan de landelijke instroom in jaar [t] ten opzichte van de gemiddelde landelijke instroom in de jaren [t-1], [t-2] en [t-3], en

    • b. de uitstroom van de tekortgemeente in jaar [t] ten opzichte van de gemiddelde uitstroom van de tekortgemeente in de jaren [t-1], [t-2] en [t-3] lager is dan de landelijke uitstroom in jaar [t] ten opzichte van de gemiddelde landelijke uitstroom in de jaren [t-1], [t-2] en [t-3].

  • 5 Het derde lid, onderdeel b, sub 2, is niet van toepassing op gemeenten met 40.000 of minder inwoners.

  • 6 Indien naar het oordeel van de toetsingscommissie met betrekking tot een gemeente met maximaal 40.000 inwoners geen sprake is van een uitzonderlijke situatie op de arbeidsmarkt als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, kan de toetsingscommissie het gevoerde gemeentelijk beleid en de uitvoering daarvan bij de oordeelsvorming betrekken en indien dat beleid of de uitvoering daarvan daartoe aanleiding geeft, alsnog tot het oordeel komen dat het verzoek voor inwilliging in aanmerking kan komen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen, die met ingang van 23 oktober 2003 ter inzage worden gelegd in de bibliotheek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te ’s-Gravenhage.

Den Haag, 16 oktober 2003

De

Staatssecretaris

van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

M. Rutte

Bijlage Voorlopig verslag over de uitvoering Wet werk en bijstand 2006

[Red: Ligt uiterlijk 15 december 2006 ter inzage in de bibliotheek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te ’s-Gravenhage.]