U bent nu hier: Wettenbank
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving
Zoals belastingen, uitkeringen en subsidies.
Officiële publicaties van de overheid.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Geraadpleegd op 18-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2008. Geldend van 01-01-2008 t/m 19-04-2008
Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van 16 oktober 2003, nr. W&B/WWB/2003/78560, Directie Werk en Bijstand, houdende nadere regels terzake van enkele in de Wet werk en bijstand en het Besluit WWB geregelde onderwerpen (Regeling WWB)
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op de artikelen 31, tweede lid, onderdeel l, en vierde lid, 75, 77, derde lid, en 78, tweede lid, van de Wet werk en bijstand, 10, vierde lid, van het Besluit WWB, en 4.1, vijfde lid, van het Besluit SUWI;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. minister: Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
b. wet: Wet werk en bijstand;
c. tekortgemeente: gemeente waarvan het college een verzoek om een aanvullende uitkering als bedoeld in artikel 74, eerste lid, van de wet heeft ingediend.
1 Als verslag over de uitvoering als bedoeld in artikel 77, eerste lid, van de wet wordt aangemerkt de bijlage bij de jaarrekening met verantwoordingsinformatie over specifieke uitkeringen, bedoeld in artikel 58a, eerste lid, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten voorzover deze betrekking heeft op de wet.
2 Als verklaring van de accountant als bedoeld in artikel 77, eerste lid, van de wet wordt aangemerkt de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen, bedoeld in artikel 213, derde en vierde lid, van de Gemeentewet.
3 Indien de bijlage, bedoeld in het eerste lid, en de verklaring, bedoeld in het tweede lid, niet door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn ontvangen uiterlijk op 15 juli van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarop zij betrekking hebben, schort de minister de betaling van de uitkeringen, bedoeld in artikel 69, eerste lid, onderdelen a en b, van de wet voor het lopende vergoedingsjaar op met ingang van 15 augustus van dat jaar, doch niet gedurende de periode waarover de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uitstel heeft verleend.
4 De betaling van de uitkeringen, bedoeld in artikel 69, eerste lid, onderdelen a en b, wordt hervat op de vijftiende van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin de bijlage en de verklaring, bedoeld in het eerste en tweede lid, zijn ontvangen door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
5 Het derde en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing, indien het college in gebreke blijft om binnen een door de minister vastgestelde termijn aanvullende informatie te verstrekken noodzakelijk voor het financieel beheer van de wet.
[Vervallen per 01-01-2007]
1 Het voorlopig verslag over de uitvoering, bedoeld in artikel 77, tweede lid, van de wet wordt uiterlijk op 28 februari van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarop het voorlopig verslag betrekking heeft door de minister ontvangen.
2 Het voorlopig verslag wordt ingediend onder gebruikmaking van een formulier dat door de minister elektronisch beschikbaar wordt gesteld met het Digitaal Verantwoordingssysteem.
3 Indien het voorlopig verslag, bedoeld in het eerste lid, niet op de in het eerste lid genoemde datum is ontvangen, schort de minister de betaling van de uitkeringen, bedoeld in artikel 69, eerste lid, onderdelen a en b, van de wet voor het lopende vergoedingsjaar op met ingang van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarop de ontvangsttermijn is verlopen, doch niet gedurende de periode waarover door de minister aan het college in geval van overmacht uitstel is verleend.
4 De betaling van de uitkeringen wordt hervat op de vijftiende van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin het voorlopig verslag, bedoeld in het eerste lid, is ontvangen door de minister.
1 Met uitzondering van de maand mei, wordt iedere maand op of omstreeks de vijftiende dag van die maand 8% van de voor het betreffende jaar vastgestelde uitkeringen, bedoeld in artikel 69, eerste lid, van de wet betaalbaar gesteld. In de maand mei wordt op of omstreeks de vijftiende dag 12% van de uitkeringen betaalbaar gesteld.
2 Het bedrag waarmee de uitkering op grond van artikel 71 van de wet wordt aangepast, wordt in gelijke delen verrekend met de voor het betreffende kalenderjaar resterende maandelijks te betalen delen van de uitkeringen, bedoeld in artikel 69, eerste lid, van de wet.
3 De aanvullende uitkering, bedoeld in artikel 74 van de wet, wordt binnen 6 weken na de dagtekening van de beslissing van de minister tot toekenning van de aanvullende uitkering betaalbaar gesteld.
[Vervallen per 01-01-2006]
Niet tot de middelen, bedoeld in artikel 31 van de wet, worden gerekend:
a. de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 3 van de Uitkeringsregeling Hulpfonds Gedupeerden Bijlmerramp;
b. de eenmalige uitkering en het voorschot, bedoeld in de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers;
c. de vergoeding, bedoeld in artikel 16 van het Besluit tot wijziging van de aanwijzing van het luchtvaartterrein Maastricht, alsmede vaststelling van geluidszones (Interim-aanwijzingsbesluit luchtvaartterrein Maastricht);
d. de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 3, 4 en 5 van de Uitkeringsregeling Fonds Slachtoffers Legionella-epidemie;
e. de eenmalige uitkering toegekend aan oud-mijnwerkers in verband met silicose;
f. de eenmalige uitkering ingevolge de Uitkeringswet tegemoetkoming twee tot vijfjarige diensttijd veteranen;
g. de individuele uitkeringen in het kader van tegoeden Tweede Wereldoorlog aan leden van de Joodse, Sinti, Roma en Indische gemeenschappen;
h. een kostenvergoeding voor het verrichten van vrijwilligerswerk van ten hoogste € 95,– per maand met een maximum van € 764,– per jaar, dan wel een kostenvergoeding voor het verrichten van vrijwilligerswerk in het kader van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de wet van ten hoogste € 150,– per maand met een maximum van € 1500,– per jaar;
i. de eenmalige tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2 van de Tijdelijke regeling eenmalige tegemoetkoming pensioenverevening;
j. de uitkering, bedoeld in artikel 3 van de Vaststellingsovereenkomst houdende een regeling voor een collectieve partiële afwikkeling van schade die mogelijk verband houdt met DES-gebruik tijdens zwangerschap, die is gehecht aan de beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 1 juni 2006, R05/1743 (LJN: AX6440) en bij die beschikking op grond van artikel 907, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek verbindend is verklaard voor de in artikel 1 van die overeenkomst bedoelde personen;
k. de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 4 van de Regeling tegemoetkoming niet-loondienstgerelateerde slachtoffers van mesothelioom.
1 Met ingang van de dag waarop de bedragen, genoemd in artikel 2, zesde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 wijzigen, worden de bedragen, genoemd in artikel 7, onderdeel h, herzien met het percentage van deze wijziging.
2 Van de herziene bedragen, bedoeld in het eerste lid, en van de dag waarop de herziening plaatsvindt wordt door de minister mededeling gedaan in de Staatscourant.
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
a. inkomen: in aanmerking te nemen inkomen, bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de wet voorzover daarover aanspraak op vakantietoeslag bestaat, zonder de daarin begrepen aanspraak op vakantietoeslag, na aftrek van de daarover verschuldigde loonbelasting, premies, bijdragen en inhoudingen, bedoeld in artikel 31, derde lid, van de wet;
b. aanspraak op vakantietoeslag: aanspraak op vakantietoeslag voor zover daarop aanspraak bestaat over het inkomen, bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de wet, na aftrek van de daarover verschuldigde loonbelasting, premies, bijdragen en inhoudingen, bedoeld in artikel 31, derde lid van de wet;
c. algemene heffingskorting: tot een bedrag per maand omgerekende algemene heffingskorting, bedoeld in artikel 22 van de Wet op de loonbelasting 1964;
d. arbeidskorting: arbeidskorting, bedoeld in artikel 22a van de Wet op de loonbelasting 1964.
Deze paragraaf is van toepassing op de vaststelling van de aanspraak op vakantietoeslag over een inkomen ontvangen in het kalenderjaar 2008.
Indien over het inkomen van de belanghebbende aanspraak op vakantietoeslag bestaat neemt het college bij de vaststelling van de hoogte van de algemene bijstand mede op grond van de artikelen 11, 12, 13 of 14 berekende aanspraak op vakantietoeslag in aanmerking.
Indien de belanghebbende jonger dan 65 jaar is, het in aanmerking te nemen inkomen loon uit tegenwoordige arbeid betreft en voor de inhouding van loonheffing rekening is gehouden met de arbeidskorting en de algemene heffingskorting, wordt de aanspraak op vakantietoeslag vastgesteld aan de hand van de navolgende tabel, waarbij onder ‘ink’ het inkomen wordt verstaan.
bij een netto inkomen per maand
gelijk aan of meer dan
en minder dan
bedraagt de aanspraak op vakantietoeslag
€
0,00
468,87
8,00%
×
ink
508,60
5,13%
581,09
7,75%
–
13,41
1063,47
6,53%
6,31
1089,90
3,45%
+
26,39
1136,34
3,08%
21,50
5,63%
7,53
Indien de belanghebbende jonger dan 65 jaar is, het in aanmerking te nemen inkomen loon uit vroegere arbeid betreft en voor de inhouding van loonheffing rekening is gehouden met de algemene heffingskorting wordt de aanspraak op vakantietoeslag vastgesteld aan de hand van de navolgende tabel, waarbij onder ‘ink’ het inkomen wordt verstaan.
444,34
479,84
947,25
13,83
984,47
4,22%
22,42
1021,73
3,77%
17,92
6,90%
14,06
Indien de belanghebbende jonger dan 65 jaar is en voor de inhouding van loonheffing geen rekening is gehouden met de algemene heffingskorting, wordt de aanspraak op vakantietoeslag vastgesteld aan de hand van de navolgende tabel, waarbij onder ‘ink’ het inkomen wordt verstaan.
786,97
811,64
29,71
849,00
3,78%
24,44
6,91%
2,13
1 Indien de belanghebbende 65 jaar of ouder is en het inkomen van de belanghebbende bestaat uit een gekort ouderdomspensioen en toeslag als bedoeld in artikel 13 van de Algemene Ouderdomswet bedraagt de daarbij behorende de aanspraak op vakantietoeslag voor:
a. alleenstaande
5,45%
ink;
b. alleenstaande ouder, indien
– het inkomen € 939,60 of meer bedraagt
5,66%
9,46;
– het inkomen lager is dan € 939,60
4,70%
c. gehuwden, waarvan beide echtgenoten 65 jaar of ouder zijn
5,69%
d. gehuwden, waarvan een echtgenoot 65 jaar of ouder is en de andere echtgenoot jonger dan 65 jaar, indien
– het inkomen € 619,69 of meer bedraagt
5,70%
6,90;
– het inkomen lager is dan € 619,69
ink.
2 Indien de belanghebbende, bedoeld in het eerste lid, naast het gekorte ouderdomspensioen en toeslag, bedoeld in het eerste lid, een ander inkomen heeft dat recht geeft op vakantietoeslag bedraagt de aanspraak op die vakantietoeslag 8% van dat andere inkomen.
1 Een verzoek tot een aanvullende uitkering als bedoeld in artikel 74, eerste lid, van de wet wordt in de periode van 1 januari tot en met 31 juli van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarop het verzoek betrekking heeft, door de minister ontvangen.
2 Na afloop van de periode, bedoeld in het eerste lid, beslist de minister op het verzoek uiterlijk 31 december van het kalenderjaar waarin het verzoek tot een aanvullende uitkering als bedoeld in artikel 74, eerste lid, van de wet is ontvangen.
3 Een verzoek tot een aanvullende uitkering als bedoeld in artikel 74, eerste lid, van de wet kan met betrekking tot een gemeente met meer dan 10.000 inwoners slechts voor inwilliging in aanmerking komen, indien naar het oordeel van de toetsingscommissie, bedoeld in artikel 73 van de wet, sprake is van:
a. een uitzonderlijke situatie op de arbeidsmarkt, en
b. de overstijging, bedoeld in artikel 10, tweede lid, onderdeel b, van het Besluit WWB, niet het gevolg is van:
1°. onrechtmatige uitvoering van de wet, of
2°. beleidskeuzen van, dan wel handelen door het college of de gemeenteraad van de tekortgemeente.
4 Van een uitzonderlijke situatie op de arbeidsmarkt is in ieder geval sprake, indien:
a. de instroom van de tekortgemeente in jaar [t] ten opzichte van de gemiddelde instroom van de tekortgemeente in de jaren [t-1], [t-2] en [t-3] hoger is dan de landelijke instroom in jaar [t] ten opzichte van de gemiddelde landelijke instroom in de jaren [t-1], [t-2] en [t-3], en
b. de uitstroom van de tekortgemeente in jaar [t] ten opzichte van de gemiddelde uitstroom van de tekortgemeente in de jaren [t-1], [t-2] en [t-3] lager is dan de landelijke uitstroom in jaar [t] ten opzichte van de gemiddelde landelijke uitstroom in de jaren [t-1], [t-2] en [t-3].
5 Het derde lid, onderdeel b, sub 2, is niet van toepassing op gemeenten met 40.000 of minder inwoners.
6 Indien naar het oordeel van de toetsingscommissie met betrekking tot een gemeente met maximaal 40.000 inwoners geen sprake is van een uitzonderlijke situatie op de arbeidsmarkt als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, kan de toetsingscommissie het gevoerde gemeentelijk beleid en de uitvoering daarvan bij de oordeelsvorming betrekken en indien dat beleid of de uitvoering daarvan daartoe aanleiding geeft, alsnog tot het oordeel komen dat het verzoek voor inwilliging in aanmerking kan komen.
7 Met betrekking tot gemeenten met 10.000 of minder inwoners kan een verzoek tot een aanvullende uitkering als bedoeld in artikel 74, eerste lid, van de wet, voor inwilliging in aanmerking komen, indien naar het oordeel van de toetsingscommissie de overstijging, bedoeld in artikel in artikel 10, tweede lid, onderdeel b, van het Besluit WWB, niet het gevolg is van een onrechtmatige uitvoering van de wet.
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2004.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling WWB.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen, die met ingang van 23 oktober 2003 ter inzage worden gelegd in de bibliotheek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te ’s-Gravenhage.
Den Haag, 16 oktober 2003
Staatssecretaris
M. Rutte
[Vervallen per 01-01-2008]
Voor een permanente link naar de door u bekeken versie, inwerkinggetreden op , kopieer één van de onderstaande links of verfijn de link in de Linktool.
Met behulp van de Linktool van LiDO is het mogelijk om een bredere link of een meer gedetailleerde link te maken.
Ga naar de Linktool
Op linkeddata.overheid.nl zijn onderstaande relaties bekend.
Er is geen andere versie beschikbaar waarmee u de huidige geselecteerde versie, inwerkinggetreden op , kan vergelijken.
Selecteer een andere versie van de regeling waarmee u de huidige versie , inwerkinggetreden op , wilt vergelijken.
Vergelijken van "Regeling WWB", inwerkinggetreden op , met versie die inwerking is getreden op .
Doordat er een grote regeling is gekozen kan de vergelijking enkele minuten duren.
U kunt kiezen voor het toevoegen van de wetstechnische informatie aan de tekst.
U kunt kiezen in welk formaat de tekst geëxporteerd wordt.
U kunt de tekst inclusief afbeeldingen exporteren. De afbeeldingen worden dan met de tekst in een .zip-bestand geleverd
Via deze link kunt u meer informatie krijgen over de Europese richtlijn of verordening waarnaar in de tekst van de regeling verwezen wordt, inclusief de tekst daarvan. U wordt hiervoor doorgeleid naar EUR-LEX, de online databank van de Europese Unie waarin de Europese wetgeving is opgenomen.