Stcrt. 2006, 220, datum inwerkingtreding 12-11-2006, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2006.
Bevoegdheden directeuren-generaal en inspecteur-generaal
[Regeling vervallen per 01-01-2009]
1 Elke directeur-generaal is bevoegd om namens een bewindspersoon besluiten te nemen,
privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten en handelingen te verrichten die
noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn, voor zover zij
verband houden met zijn werkterrein en voor zover zij niet zijn voorbehouden aan een
bewindspersoon of de secretaris-generaal. Van de volmacht, bedoeld in de eerste volzin,
is evenwel uitgezonderd het aangaan van de volgende overeenkomsten:
-
a. overeenkomsten met de Landsadvocaat en andere juridische dienstverleners inzake advisering
en procureurstelling alsmede het instellen van gerechtelijke procedures;
-
b. overeenkomsten met het Centraal bureau voor de statistiek alsmede overeenkomsten met
betrekking tot meerjarige, structurele beleidsinformatievoorziening die het verzamelen,
bewerken en leveren van beleidsinformatie betreffen, voor zover deze informatie primair
bedoeld is voor ramingen en verdeelmodellen, dan wel verband houdt met verplichtingen
die voortvloeien uit de Regeling periodiek evaluatieonderzoek en beleidsinformatie
2006 of met verplichtingen die voortvloeien uit internationale verdragen;
-
c. overeenkomsten betreffende de organisatie van voorlichtings- en informatiecampagnes
en de productie en distributie van voorlichtingsmateriaal;
-
d. overeenkomsten betreffende externe advisering in het kader van voorlichtingsprojecten;
-
e. overeenkomsten met de arbodienst, het centraal flankerend beleid ten behoeve van herplaatsers
en de opvang van kinderen van medewerkers van het ministerie;
-
f. overeenkomsten betreffende de technische infrastructuur, de hardware, de kantoorautomatiseringssoftware,
de datacommunicatievoorzieningen en het technisch beheer van geautomatiseerde systemen,
tenzij uit besluitvorming van de plaatsvervangend secretaris-generaal anders volgt;
-
g. overeenkomsten betreffende de huisvesting en facilitaire voorzieningen ten behoeve
van de Haagse vestigingen van het ministerie;
-
h. overeenkomsten betreffende de gerechtelijke en buitengerechtelijke invordering van
geldvorderingen van de Staat;
-
i. overeenkomsten met betrekking tot systeemontwikkeling, licenties, functioneel beheer
en onderhoud van applicaties van geautomatiseerde informatie- en salarissystemen,
tenzij uit besluitvorming van de plaatsvervangend secretaris-generaal anders volgt.
2 Het bepaalde in het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de inspecteur-generaal,
met dien verstande dat voor hem het volgende geldt. De inspecteur-generaal is ten
behoeve van de Inspectie Werk en Inkomen bevoegd tot het aangaan van overeenkomsten
die betrekking hebben op de productie en distributie van voorlichtingsmateriaal gericht
op de communicatie van toezichtsbevindingen en tot het aangaan van overeenkomsten
met de arbodienst. Tevens is de inspecteur-generaal ten behoeve van de Inspectie Werk
en Inkomen bevoegd tot het aangaan van overeenkomsten die betrekking hebben op systeemontwikkeling,
licenties, functioneel beheer en onderhoud van applicaties van voorlichtings- en documentatiesystemen.
Voorts is de inspecteur-generaal bevoegd om de overeenkomsten, bedoeld in het eerste
lid, onder f en g, aan te gaan voor zover geen gebruik wordt gemaakt van de departementale
infrastructuur en er geen sprake is van huisvesting in een gebouw waar tevens een
ander organisatieonderdeel van het ministerie, niet zijnde het Agentschap SZW, is
gehuisvest.
3 De in het eerste en tweede lid bedoelde bevoegdheden van de directeuren-generaal en
de inspecteur-generaal omvatten in elk geval mandaat, volmacht en machtiging ten aanzien
van de volgende aangelegenheden:
-
a. beslissingen in bezwaar- en beroepsprocedures voor zover deze betrekking hebben op
hun eigen verantwoordelijkheden of werkterrein, met uitzondering van de beslissing
op een beroepschrift;
-
b. de aangelegenheden, genoemd in artikel 8, derde lid;
-
c. het benoemen van de onder hen ressorterende hoofden van afdelingen, subafdelingen
en bureaus en van teamleiders aan wie bevoegdheden zijn toegekend met betrekking tot
personeelsaangelegenheden, voor zover het gaat om functies tot en met salarisschaal
13 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, mits
zij van hun voornemen daartoe vooraf melding hebben gemaakt in de Commissie Management
Development;
-
d. het instellen van tijdelijke projectorganisaties binnen hun eigen werkterrein;
-
e. de formatie van de onder hen ressorterende organisatieonderdelen, een en ander met
inachtneming van de daarvoor beschikbaar gestelde budgetten en desbetreffende aanwijzingen
van de secretaris-generaal;
-
f. het verlenen en vaststellen van subsidies en rijksvergoedingen, het aangaan van verbetertrajecten
en het korten op bevoorschotting, voor zover het de uitvoering betreft van regelingen
op hun eigen werkterrein.