Regeling rechtspositie wethouders

Geraadpleegd op 25-12-2024.
Geldend van 01-02-2016 t/m heden

Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties houdende een aantal rechtspositionele aangelegenheden ten aanzien van wethouders (Regeling rechtspositie wethouders)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 22 en 23 van het Rechtspositiebesluit wethouders;

Besluit:

Artikel 1

  • 1 Voor een vergoeding voor reis- en pensionkosten als bedoeld in artikel 22, eerste lid, onder a, van het Rechtspositiebesluit wethouders, komt de wethouder in aanmerking als hij nog niet in de gemeente waar hij is benoemd in de basisregistratie personen is ingeschreven. De vergoeding bedraagt:

    • a. een maandelijks bedrag van de gemaakte pensionkosten doch ten hoogste 18% van de bezoldiging;

    • b. voor reiskosten tussen de woonplaats en de plaats van verblijf:

      • 1°. de kosten voor het gebruik van het openbaar vervoer,

      • 2°. bij gebruik van een eigen personenauto, een bedrag van € 0,15 per afgelegde kilometer.

  • 2 Indien geen aanspraak wordt gemaakt op een vergoeding van pensionkosten, bedraagt de vergoeding voor het reizen tussen de woonplaats en de gemeente:

    • a. de kosten voor het gebruik van het openbaar vervoer;

    • b. bij gebruik van een eigen personenauto, een bedrag van € 0,15 per afgelegde kilometer.

  • 3 Onder gemaakte pensionkosten worden verstaan de kosten die de wethouder maakt voor tijdelijke huisvesting in de gemeente waarin hij is benoemd. In deze kosten zijn begrepen de kosten van elektriciteit, gas en water, maar niet de kosten die in rekening worden gebracht voor overige diensten of zaken.

  • 4 Onder de kosten voor het gebruik van het openbaar vervoer, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden verstaan de kosten van voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of via een geleidesysteem voortbewogen voertuig dan wel met een veerpont of een veerboot.

  • 5 Het recht op de vergoeding, bedoeld in het eerste en tweede lid, vervalt een jaar na de dag waarop de benoeming als wethouder ingaat, of, indien de raad ontheffing heeft verleend van het vereiste van ingezetenschap, bedoeld in artikel 36a, tweede lid, van de Gemeentewet, op het tijdstip waarop geen ontheffing meer geldt van het vereiste van ingezetenschap.

  • 6 De verschuldigde loon- en inkomstenbelasting over de vergoeding voor pensionkosten worden door de gemeente aan de wethouder vergoed.

Artikel 2

  • 1 De verhuiskostenvergoeding, bedoeld in artikel 22, eerste lid, onder b, van het Rechtspositiebesluit wethouders, betreft het bedrag van:

    • a. de kosten voor het transport van de bagage en de inboedel van de betrokkene en zijn gezinsleden naar de nieuwe woning, waaronder begrepen de kosten van het in- en uitpakken van bagage en inboedel;

    • b. andere direct uit de verhuizing voortvloeiende kosten, waaronder begrepen de kosten van inrichting van de woning en tijdelijke opslag, tot een maximum van € 5.818,46.

  • 2 Kosten in verband met de aan- of verkoop van een woning en verbouwingskosten worden niet aangemerkt als kosten als bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Indien zijn verhuizing leidt tot dubbele woonlasten ontvangt de wethouder in aanvulling op de verhuiskostenvergoeding, bedoeld in het eerste lid, een tegemoetkoming in de kosten van dubbele woonlasten gedurende ten hoogste drie jaar na zijn benoeming, op voorwaarde dat hij in de gemeente is ingeschreven in de basisregistratie personen.

  • 4 De tegemoetkoming in de dubbele woonlasten bestaat uit het bedrag van de gemaakte kosten van huisvesting en bedraagt ten hoogste 18% van de bezoldiging.

  • 5 Onder de gemaakte kosten van de huisvesting worden verstaan:

    • a. het bedrag van de huur van de woning in de gemeente waar de wethouder is benoemd, vermeerderd met de kosten voor elektriciteit, gas en water;

    • b. de rente van schulden ter verwerving van de woning in de gemeente waar de wethouder is benoemd, vermeerderd met de kosten voor elektriciteit, gas en water; of

    • c. de kosten van een door die gemeente ter beschikking gestelde woonvoorziening, vermeerderd met de kosten voor elektriciteit, gas en water.

  • 6 De tegemoetkoming gaat in op de eerste dag van de maand na de benoeming waarop de dubbele woonlasten ontstaan en eindigt met ingang van de eerste dag van de maand waarin de woning waar de wethouder ten tijde van zijn benoeming woonde, is verkocht, of na afloop van de in het derde lid genoemde maximale duur. De datum van verkoop wordt bepaald op de dag dat de akte betreffende de overdracht van de woning bij de notaris is gepasseerd.

  • 7 De tegemoetkoming wordt slechts verleend indien:

    • a. de wethouder binnen drie jaar na zijn benoeming een woning huurt of koopt in de gemeente waarin hij is benoemd; en

    • b. de woning waar de wethouder ten tijde van zijn benoeming woonde, voor een ieder kenbaar te koop staat en er, nadat eventuele huurinkomsten uit die woning in mindering zijn gebracht op de rente over de schulden ter verwerving van die woning, een bedrag resteert dat voor zijn rekening komt.

  • 8 De verschuldigde loon- en inkomstenbelasting over de tegemoetkoming worden door de gemeente vergoed aan de wethouder.

Artikel 3

  • 2 De vergoeding, bedoeld in het eerste lid, wordt uitsluitend toegekend indien de woonplaats van de wethouder is gelegen binnen de gemeente waarin hij is benoemd als wethouder, met uitzondering van de periode waarin de raad ontheffing heeft verleend van het vereiste van ingezetenschap, bedoeld in artikel 36a, tweede lid, van de Gemeentewet.

Artikel 4

De vergoeding voor reis- en verblijfkosten, bedoeld in artikel 23 eerste lid, onder b, van het Rechtspositiebesluit wethouders, betreft:

  • a. de kosten voor het gebruik van het openbaar vervoer, bedoeld in artikel 1, vierde lid;

  • b. bij gebruik van een eigen personenauto, een bedrag van € 0,28 per afgelegde kilometer;

  • c. de noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten.

Artikel 4a

Indien een wethouder een vergoeding voor pensionkosten of een tegemoetkoming voor dubbele woonlasten ontvangt, kan hij de reiskosten voor één bezoek per week aan de woning waar hij ten tijde van zijn benoeming woonde, ten laste brengen van de gemeente. Deze vergoeding bedraagt:

  • a. de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer;

  • b. bij gebruik van een eigen personenauto, een bedrag van € 0,15 per afgelegde kilometer.

Artikel 5

Het declareren van de kosten geschiedt onder overlegging van bewijsstukken.

Artikel 6

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2004, met dien verstande dat artikel 1 en 2 van de Regeling rechtspositie wethouders terugwerken tot en met 7 maart 2002.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.W. Remkes