Kaderregeling Innovatie Voortgezet Onderwijs

[Regeling vervallen per 02-03-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2010.]
Geraadpleegd op 24-12-2024.
Geldend van 29-05-2004 t/m 31-12-2009

Kaderregeling Innovatie Voortgezet Onderwijs

De minister van onderwijs, cultuur en wetenschap,

Gelet op:

artikel 85a, vierde lid, 89, vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

Besluit

Artikel 1. Beleidsregel innovatie

[Regeling vervallen per 02-03-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2010]

Voor innovatieprojecten die in het schooljaar 2004 - 2005 van start gaan geschiedt de verstrekking van aanvullende bekostiging en toestemming om af te wijken van bepaalde bij of krachtens de Wet op het voortgezet onderwijs vastgestelde voorschriften overeenkomstig de bijlage ”Beleidsregel Innovatie in het Voortgezet Onderwijs”.

Artikel 2. Subsidieplafond

[Regeling vervallen per 02-03-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2010]

  • 1 Het bekostigingsplafond voor de aanvullende bekostiging, bedoeld in artikel 1, bedraagt € 10.000.000,00.

  • 2 Bij de verdeling van het bedrag, bedoeld in het eerste lid, wordt gelet op de kwaliteit van de projectaanvragen. De kwaliteit wordt bepaald aan de hand van de criteria in de bijlage ”Beleidsregel Innovatie in het Voortgezet Onderwijs”.

Artikel 3. Bekendmaking

[Regeling vervallen per 02-03-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2010]

Deze regeling zal met de bijlage ”Beleidsregel Innovatie in het Voortgezet Onderwijs” in het Gele katern worden geplaatst. Van deze plaatsing zal melding worden gemaakt in de Staatscourant.

Artikel 4. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 02-03-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2010]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de derde dag na de datum van uitgifte van het Gele katern, waarin deze regeling wordt geplaatst.

Artikel 5. Citeertitel

[Regeling vervallen per 02-03-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2010]

Deze regeling wordt aangehaald als ”Kaderregeling Innovatie Voortgezet Onderwijs”.

De

minister

van onderwijs, cultuur en wetenschap,

M.J.A. van der Hoeven

Bijlage

[Regeling vervallen per 02-03-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2010]

Vooruit!

[Regeling vervallen per 02-03-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2010]

Beleidsregel Innovatie in het Voortgezet Onderwijs

1. Innovatieve initiatieven stimuleren

[Regeling vervallen per 02-03-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2010]

Deze beleidsregel biedt scholen voor voortgezet onderwijs die vallen onder het ministerie van OCW de mogelijkheid om in 2004 aanvullende bekostiging te ontvangen voor NUMMER 9•24•26 mei 2004 innovatieve projecten. Deze projecten moeten gericht zijn op versterking en vernieuwing van het leerproces van jongeren in de meest brede zin van het woord. Het gaat om innovaties die het leren van jongeren centraal stellen, die de motivatie om te leren versterken, die leiden tot verbetering van leerprestaties en die een bijdrage leveren aan het aanboren, uitdagen en ontwikkelen van het talent van jongeren in het voortgezet onderwijs.

Basis voor deze beleidsregel zijn artikel 85a, tweede lid, en artikel 89, tweede lid, van de WVO. Het gaat er bij deze beleidsregel om scholen die nieuwe wegen banen een steun in de rug te geven én aan te moedigen het resultaat van hun activiteiten te delen met anderen. Voor de goede orde, de beleidsregel geldt ook voor het praktijkonderwijs.

Hoogte van de aanvullende bekostiging

[Regeling vervallen per 02-03-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2010]

De aanvullende bekostiging bedraagt ten hoogste 60% van de totale projectkosten, tot maximaal € 300.000,-. Voor deze beleidsregel is € 10 miljoen beschikbaar voor 2004. De looptijd van het project bedraagt maximaal drie jaar, zodat scholen de mogelijkheid hebben de aanvullende bekostiging over meerdere jaren te verspreiden. Er mag ook voor minder dan € 300.000,- worden aangevraagd.

Experimenteerruimte

[Regeling vervallen per 02-03-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2010]

Het kan bij innovatieve projecten nodig zijn dat wordt afgeweken van de regelgeving. Op basis van artikel 25 en artikel 29, zesde lid van de WVO kan ontheffing worden gegeven ten aanzien van de inrichtings- en examenvoorschriften. Wanneer het voor een project nodig is dat een dergelijke ontheffing wordt verleend, dan wordt dit bij de behandeling van de projectaanvraag meegenomen. In Koers VO zal worden aangegeven binnen welke marges deze ontheffingen kunnen worden verleend. Doordat via deze wetsartikelen dergelijke ontheffingen kunnen worden verleend is het ook mogelijk projecten te bedienen waarbij niet om aanvullende bekostiging maar slechts om experimenteerruimte gevraagd wordt.

2. Welke projecten worden bedoeld?

[Regeling vervallen per 02-03-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2010]

Innoverende scholen zullen het in eerste instantie moeten hebben van middelen waarover ze reeds beschikken. De reguliere lumpsum en aanvullingen daarop zoals het nascholingsbudget, het schoolbudget en specifiek voor het vmbo de impuls beroepsonderwijs kunnen daarvoor worden aangewend. Het voordeel daarvan is dat scholen zelf hun prioriteiten stellen en geen extra verantwoordingsverplichtingen hebben. Veel scholen weten die mogelijkheden goed te benutten.

Er zijn echter ook scholen die een pioniersfunctie vervullen. Zij banen nieuwe wegen en ontwikkelen werkwijzen, waarbij ze zich niet op kunnen trekken aan voorbeelden om de eenvoudige reden dat die voorbeelden er niet zijn. Door hun initiatief en door de resultaten die ze boeken, worden ze zélf een voorbeeld. In die gevallen is het redelijk dat deze scholen extra worden ondersteund, ook in materiële zin. Deze beleidsregel is bedoeld voor zulke projecten. Dat betekent dus een duidelijke beperking. Een school, die sterk twijfelt over de haalbaarheid van een aanvraag op basis van deze beleidsregel of een school die pas naar aanleiding van het lezen van deze beleidsregel innovatief initiatief ontplooit, wordt geadviseerd zich de moeite van een projectaanvraag te besparen.

De beleidsregel is bedoeld voor projecten die aan de volgende criteria voldoen:

  • 1. Leren van de leerling staat centraal

    In deze beleidsregel staat, net als in Koers VO, het leren van de leerling centraal. De innovatie heeft als doel het versterken en vernieuwen van het leren in het voortgezet onderwijs. In lijn met Koers VO is het de school die daarbij zijn eigen plan bepaalt. Het projectresultaat impliceert een aantoonbare versterking en vernieuwing van het leerproces van de leerling in het voortgezet onderwijs.

    Het gaat hierbij om projecten die zich vooral, maar niet uitsluitend, richten op de hieronder genoemde onderwerpen. Het leren binnen en buiten de school, inclusief vormen van buitenschools leren in een bedrijf of een vrijwilligersorganisatie, of om combinaties van binnen-en buitenschools leren. Dit leren hoeft niet beperkt te zijn tot de onderwerpen die deel uitmaken van het reguliere curriculum, ook onderwerpen als waarden en normen, burgerschap, sociaal verkeer, veiligheid en verantwoordelijkheid kunnen aan de orde zijn. Innovatie kan ook betrekking hebben op leerrendement zodat meer jongeren beter gediplomeerd de school verlaten. Innovatie is ook het leren in leergebieden in plaats van in vakken en schotten overstijgend, ook in doorlopende leerlijnen. Aansluiten bij actuele maatschappelijke thema’s als integratie of het versterken van ondernemerschap. Versterken van het leren hoeft overigens niet persé te betekenen meer zelfstandig leren; voor sommige jongeren kan een strakke en gestructureerde aanpak juist het best aangewezen zijn. Verder kunnen Bèta & Techniek en een intelligente inzet van informatie- en communicatietechnologie thema’s zijn die bij de projecten aan de orde komen. Tot slot maakt kwaliteitszorg een belangrijk onderdeel uit van innovatie.

  • 2. Het beoogde projectresultaat is nieuw

    Onder nieuw wordt in eerste instantie verstaan ’nog niet eerder vertoond’, maar het kan ook gaan om een originele combinatie van bestaande innovaties die de vernieuwing van het VO, gericht op het beter leren door leerlingen, versnelt. Verder moet nieuw niet absoluut worden opgevat in de zin dat het nog helemaal nergens voorkomt; een project waarbij bijvoorbeeld in een gymnasium iets wordt ontwikkeld wat in vmbo zorg & welzijn al gemeengoed is, kan ook als nieuw worden aangemerkt.

  • 3. De aanvrager kan waarmaken wat hij belooft

    Het project moet zodanig opgezet en georganiseerd zijn, en relevante samenwerkingspartners zodanig gecommitteerd, dat het project tot een goed einde kan worden gebracht. Een aspect daarvan is ook dat de beoogde innovatie aansluit bij ontwikkelingen die nu al in de school plaatsvinden. Bij dit criterium hoort ook dat intern overdracht van de resultaten plaatsvindt, dat de innovatie binnen de school verankerd wordt en dat sprake is van een deugdelijke projectbegroting.

  • 4. Kennis delen

    Belangrijke reden voor het verstrekken van aanvullende bekostiging is dat ook anderen kunnen profiteren van het pionierswerk en de projectresultaten van de initiatiefnemer. De projectresultaten moeten daarom breed beschikbaar komen, in elk geval na en bij voorkeur ook tijdens de projectperiode. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij de aanvrager. Ook interne kennisdeling binnen de school en zijn directe omgeving maken hier onderdeel van uit.

3. Scholen werken samen

[Regeling vervallen per 02-03-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2010]

Samenwerking met relevante partners is geen zelfstandig beoordelingscriterium op zich, maar wordt in de praktijk wel bij de beoordeling meegewogen als een afgeleide van de criteria in paragraaf 2. Het is op zich mogelijk, maar in de praktijk niet waarschijnlijk dat een school op eigen houtje in staat is een ingrijpende innovatie tot een goed einde te brengen. Stel dat een school aan de slag wil met een vorm van buitenschools leren, dan ligt het voor de hand dat te doen met ’buitenschoolse’ partners en dan moet de samenwerking goed in elkaar zitten. Er zijn ook andere redenen om samen te werken: expertise, geld, kennis delen en dergelijke. Hier is de hechtheid van de samenwerking een afgeleide van het derde criterium dat de school moet kunnen waarmaken wat hij belooft.

4. Het indienen van de aanvraag, formele vereisten

[Regeling vervallen per 02-03-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2010]

Indientermijn

[Regeling vervallen per 02-03-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2010]

De aanvraag wordt ingediend door het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs, ook als sprake is van een samenwerkingsverband met andere partners. De aanvraag moet uiterlijk 1 september 2004 worden ingediend bij SenterNovem, zie adres hieronder. De aanvraag kan niet per fax of e-mail ingediend worden. Na 1 september 2004 worden geen aanvragen meer in behandeling genomen.

  • SenterNovem Educatieve Technologie

    VO-innovatie

    Postbus 93144

    2509 AC Den Haag

Aanvraagformulier

[Regeling vervallen per 02-03-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2010]

Wil de aanvraag voor behandeling in aanmerking komen dan moet ze in elk geval opgesteld zijn conform het aanvraagformulier van SenterNovem, en vergezeld gaan van een projectplan. Het aanvraagformulier is op te vragen en te downloaden bij SenterNovem (www.senternovem.nl/vooruit) en bevat onder meer de volgende gegevens:

  • de titel of naam van het project

  • naam, adres en e-mail van de contactpersoon

  • BRIN nummer van de school

  • namen van de samenwerkingspartners (indien van toepassing)

  • start- en looptijd van het project

  • de omvang van de gevraagde aanvullende bekostiging

  • eventueel het verzoek tot ontheffing op basis van artikel 25 en artikel 29, zesde lid WVO

  • ondertekening van de aanvraag door het bevoegd gezag

Projectplan

[Regeling vervallen per 02-03-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2010]

Het projectplan dat de aanvraag vergezelt, moet inzicht bieden in de volgende onderwerpen:

  • 1. De aanleiding voor het project; welk vraagstuk wordt met dit project aangepakt?

  • 2. De relatie tot andere innovaties; heeft de aanvrager zich vergewist van relevante ontwikkelingen en innovaties elders, en is op grond daarvan de conclusie gewettigd dat met dit project iets nieuws gerealiseerd wordt?

  • 3. Een beschrijving van de projectresultaten waaruit blijkt dat deze voldoet aan de in paragraaf 2 genoemde criteria.

  • 4. Welke concrete activiteiten worden in het project uitgevoerd, wanneer vinden deze plaats en wie gaat ze uitvoeren?

  • 5. De organisatie van het project en het commitment van de projectpartners, op basis waarvan mag worden verondersteld dat het project tot een goed einde kan worden gebracht. Het commitment van projectpartners moet blijken uit schriftelijke bewijsstukken en verklaringen.

  • 6. Het verspreiden en het delen van de projectresultaten en ervaringen tijdens en na het project.

  • 7. Een totaalbegroting voor het project waarin aannemelijk gemaakt wordt dat de hoogte van de gevraagde aanvullende bekostiging gerechtvaardigd is.

  • 8. Bij een verzoek tot ontheffing op basis van artikel 25 en artikel 29, zesde lid WVO, de motivering bij dat verzoek.

N.B:

Het projectplan hoeft niet dik te zijn om te kunnen overtuigen!

5. Spelregels voor de begrotingsopstelling

[Regeling vervallen per 02-03-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2010]

De aanvullende bekostiging bedraagt maximaal 60% van de projectkosten en hooguit € 300.000,-. Dat veronderstelt wel dat de begroting op basis van bepaalde spelregels is opgesteld. Die spelregels hebben betrekking op de volgende kostensoorten.

Loonkosten direct personeel

[Regeling vervallen per 02-03-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2010]

Hiermee wordt bedoeld de loonkosten verbonden aan de inzet van personeel aan het project van de aanvrager en eventuele samenwerkingspartners. Deze loonkosten bestaan uitsluitend uit het bruto-loon plus de sociale lasten. Leidinggevenden kunnen tot het directe personeel worden gerekend wanneer zij rechtstreeks productieve arbeid verrichten voor het project.

Overhead

[Regeling vervallen per 02-03-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2010]

Hieronder vallen de uitgaven voor faciliteiten of ondersteunende activiteiten zoals reiskosten, secretariaatkosten, kopieer- en verzendkosten, bureaukosten en dergelijke, voor het project.

Kosten derden

[Regeling vervallen per 02-03-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2010]

Hiermee wordt bedoeld de kosten van het inhuren van externen. Deze kosten moeten tegen een marktconform tarief worden opgenomen. Is sprake van dergelijke kosten dan moet dat bij de begroting inzichtelijk worden gemaakt aan de hand van een offerte. In principe gelden kosten derden inclusief omzetbelasting.

Materiële kosten

[Regeling vervallen per 02-03-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2010]

Hieronder kunnen vallen de kosten voor aanschaf van specifiek voor het project te gebruiken apparatuur. Het moet dan gaan om apparatuur waarvan het gebruik een functionele relatie heeft met het project. Deze kosten mogen in de begroting worden meegenomen op afschrijvingsbasis met een afschrijvingsperiode van drie jaar. Voor de goede orde: de beleidsregel is niet bedoeld om structurele investeringen in inventaris en huisvesting te financieren. Dergelijke kosten blijven dus buiten de projectbegroting.

Relatie met andere regelingen

[Regeling vervallen per 02-03-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2010]

De mogelijkheid om aanvullende bekostiging te krijgen kan niet worden gecombineerd met andere subsidieregelingen van OCW, bijvoorbeeld het Innovatie/arrangement Beroepsonderwijs. Is sprake van een project dat voor beide regelingen in aanmerking zou kunnen komen dan moet de aanvrager kiezen.

6. Service

[Regeling vervallen per 02-03-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2010]

SenterNovem kan u adviseren over de haalbaarheid van uw projectvoorstel. U kunt daarvoor telefonisch of via de mail contact opnemen met:

  • SenterNovem.

    Telefoon 070-373 53 13

    E-mail adres et@senter.nl

    Internet www.senternovem.nl/onderwijs

7. Hoe wordt de aanvraag beoordeeld?

[Regeling vervallen per 02-03-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2010]

Op basis van de formele vereisten in paragraaf 4 en de spelregels voor de begroting in paragraaf 5 stelt SenterNovem vast of een aanvraag voor behandeling in aanmerking komt. Is dat het geval dan brengt SenterNovem over de aanvraag een preadvies uit aan een NUMMER 9•27•26 mei 2004 onafhankelijke jury. De jury beoordeelt de aanvragen aan de hand van de in paragraaf 2 genoemde criteria.

De jury stelt voor elke aanvraag een advies vast. De jury rangschikt vervolgens de aanvragen waarover zij positief advies uitbrengt zodanig, dat een aanvraag hoger gerangschikt wordt naar de mate waarin het project beter voldoet aan de criteria die beschreven staan in paragraaf 2. Vervolgens worden de projectaanvragen voor toekenning voorgedragen aan de minister, voorzover het beschikbare bedrag voor deze beleidsregel dat mogelijk maakt.

Wanneer bij de rangschikking meerdere projecten op een gelijke plaats eindigen en een keuze tussen deze projecten in verband met het bereiken van het subsidieplafond vereist is, dan prevaleert het project dat op het criterium van innovatie het hoogste scoort.

8. Advisering door de jury, besluitvorming door de minister

[Regeling vervallen per 02-03-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2010]

De jury legt het totaal van de adviezen voor aan de minister. De minister neemt in principe het advies van de jury over. Slechts in uitzonderlijke gevallen zal de minister van het advies afwijken. De minister zal dat gemotiveerd en niet dan na overleg met de jury doen.

9. Beschikking

[Regeling vervallen per 02-03-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2010]

Het besluit van de minister wordt per aanvraag geformuleerd in een beschikking. De aanvrager krijgt deze beschikking in december 2004 toegestuurd.

Positief

[Regeling vervallen per 02-03-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2010]

Als de beschikking positief is dan wordt zo nodig ook de ontheffing ex artikel 25 en 29, zesde lid WVO verleend. Tevens wordt aangegeven wat de hoogte van de toegekende aanvullende bekostiging is. De aanvrager ontvangt dit bedrag in december 2004. In dat geval gelden de volgende voorwaarden:

  • De aanvrager zorgt ervoor dat op Internet actuele informatie over het project beschikbaar is, zodat iedere belangstellende daar via zoekmachines kennis van kan nemen.

  • De aanvullende bekostiging wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt. Eventueel niet-bestede middelen of overschotten worden na afloop van de activiteiten teruggestort.

  • Drie maanden nadat het project is afgerond, wordt de inhoudelijke en financiële eindrapportage toegestuurd aan SenterNovem. Tot uiterlijk 31 december 2007 bestaat de mogelijkheid om de inhoudelijke en financiële rapportage toe te zenden.

  • De aanvullende bekostiging wordt tijdens de looptijd van het project besteed en herkenbaar verantwoord in de jaarrekeningen die op de looptijd van het project betrekking hebben.

  • De verklaring van de accountant bij de jaarrekening omvat tevens een oordeel over de rechtmatigheid van de besteding van de aanvullende bekostiging.

  • Naast de verantwoording in de jaarrekening verleent het bevoegd gezag medewerking aan tussentijdse audits tijdens de looptijd van het project en een inhoudelijk evaluatieonderzoek na afloop van de projectperiode.

10. Geldigheidsduur van de beleidsregel

[Regeling vervallen per 02-03-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2010]

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 mei 2004 en vervalt met ingang van 1 januari 2008 zodat scholen de mogelijkheid hebben de aanvullende bekostiging over meerdere jaren te spreiden.