In deze regeling wordt verstaan onder:
Hoofdstuk 2. Het stelsel van classificatie
-
1 De agrarische waarde, bedoeld in artikel 162, tweede lid, onderdeel c, van de wet, wordt bepaald op basis van het natuurlijk voortbrengend vermogen van de grond volgens
de volgende criteria:
-
a. aard, dikte en structuur van de bovengrond;
-
b. aard en structuur van de ondergrond;
-
c. eventuele andere factoren, die het natuurlijk voortbrengend vermogen van de grond
bepalen.
De toestand van de grond wordt bij de eerste en de tweede schatting in kwaliteitsklassen
vastgelegd aan de hand van een of meer van de volgende objectieve factoren:
-
a. de ontsluiting van huiskavels, bedrijfskavels of veldkavels, en
-
b. de waterhuishoudkundige toestand van kavels.
De toestand van de grond wordt bij de tweede schatting vastgelegd aan de hand van
een of meer van de volgende subjectieve factoren:
-
a. de kavelconcentratie;
-
b. de afstand van de veldkavels tot de bedrijfskavel;
-
c. het aantal kavels per bedrijf;
-
d. de grootte van de kavels, en
-
e. de vorm van de kavels.
De minister stelt per blok nadere regels vast voor het stelsel van classificatie overeenkomstig
het model dat is opgenomen als bijlage 1 bij deze regeling. Deze nadere regels per blok worden als bijlage bij deze regeling opgenomen.
Hoofdstuk 3. Plan van toedeling
Paragraaf 1. Uitruilbaarheid
Gronden die ingevolge een vastgesteld bestemmingsplan of een ontwerpbestemmingsplan
een bestemming hebben of krijgen die overeenkomt met de functie van landbouw, natuur,
bos of landschap zijn uitruilbaar, voor zover artikel 10 van de wet niet anders bepaalt.
Gronden waarop zich een weg met een openbaar karakter bevindt, die op grond van het
landinrichtingsplan het openbare karakter verliest, zijn uitruilbaar.
Wanneer de openbare functie van een waterloop volgens het landinrichtingsplan vervalt,
zijn de gronden waarop deze waterloop zich bevindt uitruilbaar.
-
2 In afwijking van het eerste lid zijn gronden waarvoor een eigenaar een overeenkomst
tot ontwikkeling of instandhouding van bos of natuur is aangegaan met een verplichting
als bedoeld in artikel 252 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek ten behoeve van de Staat der Nederlanden of bureau beheer landbouwgronden niet uitruilbaar
met gronden, ten aanzien waarvan niet een dergelijke overeenkomst is afgesloten, tenzij
deze meerbedoelde gronden in eigendom zijn van de Staat der Nederlanden, bureau beheer
landbouwgronden of particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties.
-
4 Indien het bevoegd gezag in de zin van de Wet bodembescherming een beslissing heeft genomen als bedoeld in het derde lid, onderdeel b, kan de landinrichtingscommissie
besluiten de gronden niet te ruilen, indien de gronden als gevolg van het geval van
verontreiniging, bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming, niet voldoen voor een redelijkerwijs vast te stellen gebruiksbestemming.
Niet uitruilbaar zijn:
-
a. gronden met een uitzonderlijk slechte cultuurtoestand, gronden met een zeer ongelijke
vlakligging, natuurterreinen, die niet als cultuurgrond in gebruik zijn, en te diep
ontgronde percelen;
-
b. gronden waarop zich sport- of recreatieterreinen bevinden;
-
c. gronden waarop zich spoorwegen bevinden;
-
d. gronden met een houtopstand die groter is dan 10 are of waarvoor een herbeplantingsplicht
als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Boswet geldt;
-
e. boomgaarden en andere gronden met meerjarige gewassen.
Paragraaf 2. Wijze van toedeling
De samenvoeging van kavels die ten dienste staan van één gebruiker vindt niet plaats,
indien dit leidt tot een mate van versnippering van het eigendom van grond, die in
redelijkheid niet van de betrokken eigenaar kan worden gevergd.
De grens van een huis- of bedrijfskavel kan bij toedeling slechts na overeenstemming
met de eigenaar en na overleg met de gebruikers worden aangepast, tenzij:
-
a. het gebouw op die kavel niet meer in gebruik is of zich niet in de nabijheid van de
kavelgrens bevindt, of
-
b. het begrenzingenplan hiertoe noodzaakt.
Paragraaf 3. Overige bepalingen
De gemiddelde schattingswaarde per hectare van aan een eigenaar of pachter toe te
delen grond wijkt maximaal twee schattingsklassen af van de gemiddelde schattingswaarde
per hectare van de door die eigenaar of pachter ingebrachte grond.
Van de artikelen 8 tot en met 20 kan worden afgeweken indien dit een doelmatige herverkaveling of realisatie van de
doeleinden van het landinrichtingsplan bevordert en de minister hiermee instemt.
Hoofdstuk 4. De tweede schatting en de lijst der geldelijke regelingen
De minister stelt, gehoord de landinrichtingscommissie, de waardering van de objectieve
en subjectieve factoren vast ten einde de kosten, bedoeld in artikel 223, eerste lid, van de wet, te berekenen.
-
3 De waarde van gebouwen, werken, beplantingen en houtopstanden wordt niet dan bij de
tweede schatting bepaald en slechts voor zover voornoemde objecten door het plan van
toedeling van eigenaar veranderen en hierover geen regeling is getroffen tussen de
oude en de nieuwe eigenaar.
De minister stelt, gehoord de landinrichtingscommissie, de hoogte van de verrekenposten
vast op basis van de waarde in het maatschappelijk verkeer.
De minister stelt per blok nadere regels vast voor de tweede schatting overeenkomstig
het model dat is opgenomen als bijlage 2 bij deze regeling. Deze nadere regels per blok worden als bijlage bij deze regeling
opgenomen.
Hoofdstuk 5. Overgangs- en slotbepalingen
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling herverkaveling.
Model ten behoeve van de vaststelling van nadere regels per blok betreffende het stelsel
van classificatie
A. (De in het blok aanwezige onroerende zaken)
In het blok worden aangetroffen:
-
a. cultuurgronden in gebruik als bouwland, grasland, tuingrond, boomgaard en boomkwekerij;
-
b. erven en tuinen;
-
c. bosgronden, houtwallen, woeste gronden en onland;
-
d. wegen;
-
e. waterlopen, sloten en plassen;
-
f. dijken en kaden;
-
g. spoorwegen;
-
h. sport- en recreatieterreinen;
-
i. gebouwen, werken en beplantingen;
-
j. overige, namelijk ..........
B. (De in het blok voorkomende gronden)
In het blok worden de volgende gronden aangetroffen:
C. (De indeling van de te schatten gronden in klassen met vermelding van de bij elke
klasse behorende agrarische waarde)
Rekening houdend met het bepaalde in artikel 2 van de regeling worden de gronden als volgt geschat:
-
a. cultuurgronden in klassen van ........ tot en met ........ per ha, met intervallen
van ........, zonder rekening te houden met de cultuurtoestand;
-
b. erven en tuinen als aangrenzende grond;
-
c. bosgronden, houtwallen, woeste gronden en onland in klassen van ........ tot en met
........ per ha met intervallen van ........, met uitzondering van houtwallen smaller
dan ........ meter, welke worden geschat als aangrenzende grond;
-
d. wegen, wanneer zij openbaar zijn of kennelijk als zodanig worden gebruikt, op ........
per ha. De overige wegen worden als cultuurgrond of onland geschat;
-
e. waterlopen in beheer en onderhoud bij openbare lichamen alsmede plassen op ........
per ha;
-
f. particuliere sloten
-
– met een geringere bovenbreedte dan ........ meter als aangrenzende grond,
-
– breder dan ........ meter voor de gehele breedte op ........ per hectare;
-
g. dijken en kaden in klassen van ........ tot en met ........ per ha met intervallen
van ........ per ha;
-
h. spoorwegen en de daartoe behorende gronden op ........ per ha, als cultuurgrond of
onland, afhankelijk van het gebruik;
-
i. sport- en recreatieterreinen als aangrenzende grond of in de klasse ........ per ha,
afhankelijk van de plaatselijke situatie;
-
j. overige, namelijk ..........
D. (Objectieve factoren)
De objectieve factoren, bedoeld in artikel 4 van de regeling, worden als volgt gewaardeerd:
-
a. De afstand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in ........
klassen van respectievelijk ........, ........, en ........;
-
b. De afstand van gebouwen tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in ........
klassen van respectievelijk ........, ........, en ........;
-
c. De waterhuishoudkundige toestand van de kavels in ........ klassen van respectievelijk
........, ........, en ........
Bijlage 1a. , behorende bij artikel 6 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende het stelsel van classificatie voor de herinrichting
‘Schoonebeek’
A. (De in het blok aanwezige onroerende zaken)
In het blok worden aangetroffen:
-
a. cultuurgronden in gebruik als grasland, bouwland, tuingrond en boomkwekerij;
-
b. erven en tuinen;
-
c. bosgronden, houtwallen, woeste gronden en onland;
-
d. wegen;
-
e. waterlopen, sloten en plassen;
-
f. dijken en kaden;
-
g. spoorwegen;
-
h. sport- en recreatieterreinen;
-
i. gebouwen, werken en beplantingen;
-
j. overige, namelijk Gasunie-/NAM locaties en NAM wegen en industrieterreinen.
B. (De in het blok voorkomende gronden)
In het blok worden de volgende gronden aangetroffen:
-
a. veengronden;
-
b. moerige gronden;
-
c. zandgronden.
C. (De indeling van de te schatten gronden in klassen met vermelding van de bij elke
klasse behorende agrarische waarde)
Rekening houdend met het bepaalde in artikel 2 van de regeling worden de gronden als volgt geschat:
-
a. cultuurgronden in klassen van € 16.000,– tot en met € 24.000,– per ha, met intervallen
van € 1.000,–, zonder rekening te houden met de cultuurtoestand;
-
b. erven en tuinen als aangrenzende grond;
-
c. bosgronden, houtwallen, woeste gronden en onland op € 7.000,– per ha, met uitzondering
van houtwallen smaller dan 5 meter, welke worden geschat als aangrenzende grond;
-
d. wegen, wanneer zij openbaar zijn of kennelijk als zodanig worden gebruikt, op € 0,–
per ha. De overige wegen worden als aanliggende grond geschat.
-
e. waterlopen in beheer en onderhoud bij openbare lichamen alsmede plassen op € 0,– per
ha;
-
f. particuliere sloten;
-
– met een geringere bovenbreedte dan 6 meter als aangrenzende grond,
-
– breder dan 6 meter voor de gehele breedte op € 0,– per hectare;
-
g. dijken en kaden worden als aangrenzende grond geschat;
-
h. spoorwegen en de daartoe behorende gronden op € 0,– per ha, als cultuurgrond of onland,
afhankelijk van het gebruik;
-
i. sport- en recreatieterreinen als aangrenzende grond;
-
j. Gasunie-/NAM locaties en NAM wegen en industrieterreinen als aangrenzende grond.
D. (Objectieve factoren)
De objectieve factoren, bedoeld in artikel 4 van de regeling, worden als volgt gewaardeerd:
-
a. De afstand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 3 klassen
van respectievelijk goed, matig en slecht;
-
b. De afstand van gebouwen tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 3 klassen
van respectievelijk goed, matig en slecht;
-
c. De waterhuishoudkundige toestand van de kavels in 3 klassen van respectievelijk goed,
matig en slecht.
Bijlage 1b. , behorende bij artikel 6 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende het stelsel van classificatie voor de ruilverkaveling
Zuidwolde-Noord/Beneden Egge, blok West
A. (De in het blok aanwezige onroerende zaken)
In het blok worden aangetroffen:
-
a. cultuurgronden in gebruik als grasland, bouwland, tuingrond, boomgaard en boomkwekerij;
-
b. erven en tuinen;
-
c. bosgronden, houtwallen, woeste gronden en onland;
-
d. wegen;
-
e. waterlopen, sloten en plassen;
-
f. dijken en kaden;
-
g. sport- en recreatieterreinen;
-
h. gebouwen, werken en beplantingen;
-
i. overige, namelijk Gasunie- en NAM-locaties en NAM-wegen.
B. (De in het blok voorkomende gronden)
In het blok worden de volgende gronden aangetroffen:
-
a. zandgronden: beslaan ongeveer 65% van de aanwezige cultuurgronden. Zandgronden zijn
minerale gronden die tussen 0 en 80 cm beneden maaiveld voor meer dan de helft van
hun dikte uit zand bestaan. Ze bevatten geen moerige bovengrond of tussenlaag.
-
b. moerige gronden: beslaan ongeveer 25% van de aanwezige cultuurgronden. Moerige gronden
zijn gronden met een moerige (venige) bovengrond of een moerige tussenlaag die binnen
40 cm beneden maaiveld begint en 10 tot 40 cm dik is.
-
c. veengronden: beslaan ongeveer 10% van de aanwezige cultuurgronden. Veengronden zijn
gronden die tussen 0 en 80 cm beneden maaiveld voor meer dan de helft van hun dikte
uit moerig materiaal bestaan.
-
d. oude kleigronden (keileemgronden): beslaan nog geen 1% van de aanwezige cultuurgronden.
Deze keileemgronden zijn nog voor het Holoceen ontstaan. Keileemgronden zijn gronden
die tussen 0 en 80 cm beneden maaiveld voor meer dan de helft van hun dikte uit keileem
bestaan.
C. (De indeling van de te schatten gronden in klassen met vermelding van de bij elke
klasse behorende agrarische waarde)
Rekening houdend met het bepaalde in artikel 2van de regeling worden de gronden als volgt geschat:
-
a. cultuurgronden in klassen van € 13.000,– tot en met € 21.000,– per ha, met intervallen
van € 1.000,–, zonder rekening te houden met de cultuurtoestand;
-
b. erven en tuinen als aangrenzende grond;
-
c. bosgronden, houtwallen, woeste gronden en onland op € 3.000,– per ha, met uitzondering
van houtwallen smaller dan 1,5 meter, welke worden geschat als aangrenzende grond;
-
d. wegen, wanneer zij openbaar zijn of kennelijk als zodanig worden gebruikt, op € 0,–
per ha. De overige wegen worden als cultuurgrond of onland geschat.
-
e. waterlopen in beheer en onderhoud bij openbare lichamen alsmede plassen op € 0,– per
ha;
-
f. particuliere sloten
-
– met een geringere bovenbreedte dan 12,0 meter als aangrenzende grond
-
– breder dan 12,0 meter voor de gehele breedte op € 0,– per hectare;
-
g. dijken en kaden als cultuurgrond of onland;
-
h. sport- en recreatieterreinen als aangrenzende grond;
-
i. overige, namelijk Gasunie- en NAM-locaties en NAM-wegen op € 0,– per hectare.
D. (Objectieve factoren)
De objectieve factoren, bedoeld in artikel 4 van de regeling, worden als volgt gewaardeerd:
-
a. De afstand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 3 klassen
van respectievelijk goed, matig en slecht;
-
b. De afstand van gebouwen tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 3 klassen
van respectievelijk goed, matig en slecht;
-
c. De waterhuishoudkundige toestand van de kavels in 3 klassen van respectievelijk goed,
matig en slecht.
Bijlage 1c. , behorende bij artikel 6 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende het stelsel van classificatie voor de ruilverkaveling
Zuidwolde-Noord/Beneden Egge, blok Oost
A. (De in het blok aanwezige onroerende zaken)
In het blok worden aangetroffen:
-
a. cultuurgronden in gebruik als grasland, bouwland, tuingrond, boomgaard en boomkwekerij;
-
b. erven en tuinen;
-
c. bosgronden, houtwallen, woeste gronden en onland;
-
d. wegen;
-
e. waterlopen, sloten en plassen;
-
f. dijken en kaden;
-
g. sport- en recreatieterreinen;
-
h. gebouwen, werken en beplantingen;
-
i. overige, namelijk Gasunie- en NAM-locaties en NAM-wegen.
B. (De in het blok voorkomende gronden)
In het blok worden de volgende gronden aangetroffen:
-
a. zandgronden: beslaan ongeveer 65% van de aanwezige cultuurgronden. Zandgronden zijn
minerale gronden die tussen 0 en 80 cm beneden maaiveld voor meer dan de helft van
hun dikte uit zand bestaan. Ze bevatten geen moerige bovengrond of tussenlaag.
-
b. moerige gronden: beslaan ongeveer 25% van de aanwezige cultuurgronden. Moerige gronden
zijn gronden met een moerige (venige) bovengrond of een moerige tussenlaag die binnen
40 cm beneden maaiveld begint en 10 tot 40 cm dik is.
-
c. veengronden: beslaan ongeveer 10% van de aanwezige cultuurgronden. Veengronden zijn
gronden die tussen 0 en 80 cm beneden maaiveld voor meer dan de helft van hun dikte
uit moerig materiaal bestaan.
-
d. oude kleigronden (keileemgronden): beslaan nog geen 1% van de aanwezige cultuurgronden.
Deze keileemgronden zijn nog voor het Holoceen ontstaan. Keileemgronden zijn gronden
die tussen 0 en 80 cm beneden maaiveld voor meer dan de helft van hun dikte uit keileem
bestaan.
C. (De indeling van de te schatten gronden in klassen met vermelding van de bij elke
klasse behorende agrarische waarde)
Rekening houdend met het bepaalde in artikel 2 van de regeling worden de gronden als volgt geschat:
-
a. cultuurgronden in klassen van € 13.000,– tot € 21.000,– per ha, met intervallen van
€ 1.000,–, zonder rekening te houden met de cultuurtoestand;
-
b. erven en tuinen als aangrenzende grond;
-
c. bosgronden, houtwallen, woeste gronden en onland op € 3.000,– per ha, met uitzondering
van houtwallen smaller dan 1,5 meter, welke worden geschat als aangrenzende grond;
-
d. wegen, wanneer zij openbaar zijn of kennelijk als zodanig worden gebruikt, op € 0,–
per ha. De overige wegen worden als cultuurgrond of onland geschat.
-
e. waterlopen in beheer en onderhoud bij openbare lichamen alsmede plassen op € 0,– per
ha;
-
f. particuliere sloten
-
– met een geringere bovenbreedte dan 12,0 meter als aangrenzende grond,
-
– breder dan 12,0 meter voor de gehele breedte op € 0,– per hectare;
-
g. dijken en kaden als cultuurgrond of onland;
-
h. sport- en recreatieterreinen als aangrenzende grond;
-
i. overige, namelijk Gasunie- en NAM-locaties en NAM-wegen op € 0,– per hectare.
D. (Objectieve factoren)
De objectieve factoren, bedoeld in artikel 4 van de regeling, worden als volgt gewaardeerd:
-
a. De afstand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 3 klassen
van respectievelijk goed, matig en slecht;
-
b. De afstand van gebouwen tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 3 klassen
van respectievelijk goed, matig en slecht;
-
c. De waterhuishoudkundige toestand van de kavels in 3 klassen van respectievelijk goed,
matig en slecht.
Bijlage 1d. , behorende bij artikel 6 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende het stelsel van classificatie als bedoeld in artikel
162 van de Landinrichtingswet voor de herinrichting Lemsterpolders
A. (De in het blok aanwezige onroerende zaken)
In het blok worden aangetroffen:
-
a. cultuurgronden in gebruik als bouwland en grasland;
-
b. erven en tuinen;
-
c. bosgronden, rietlanden en onland;
-
d. wegen;
-
e. waterlopen, sloten en plassen;
-
f. dijken en kaden;
-
g. begraafplaatsen;
-
h. gebouwen, werken en beplantingen.
B. (De in het blok voorkomende gronden)
In het blok worden de volgende gronden aangetroffen:
De bodemopbouw in het herinrichtingsgebied bestaat volgens de Bodemkaart van Nederland
(1 : 50.000) uit veengronden. De zandondergrond zit in dit gebied dieper dan 120 centimeter.
Het grootste deel van de cultuurgronden bestaat uit Koopveengronden. Dit zijn veengronden
met een veraarde bovengrond. Deze gronden zijn in het verleden vergraven en bestaan
afwisselend uit veenmos- of zeggeveen.
Oostelijk van de polderdijk ligt een ca. 40 meter brede strook met Weideveengronden.
Dit zijn veengronden met een kleidek, waarin zich een minerale eerdlaag bevindt. Onder
het kleidek begint op maximaal 40 cm. diepte de veenondergrond, die uit veenmosveen
bestaat.
Ten westen van de polderdijk liggen Waardveengronden, die een kleidek zonder minerale
eerdlaag bezitten. Ook hier bestaat de ondergrond uit veenmosveen.
Op een tweetal plaatsen wordt op de bodemkaart aangegeven dat er sprake is van aangemaakte
petgaten. Dit wordt aangeduid met de bodemcode AAP.
C. (De indeling van de te schatten gronden in klassen met vermelding van de bij elke
klasse behorende agrarische waarde)
Rekening houdend met het bepaalde in artikel 2 van de regeling worden de gronden als volgt geschat:
-
a. cultuurgronden in 2 klassen van € 14.000,– en € 15.000,– per ha, zonder rekening te
houden met de cultuurtoestand;
-
b. erven en tuinen als aangrenzende grond;
-
c. bosgronden, rietland en onland in 2 klassen van € 3.000,– en € 6.000,– per ha;
-
d. wegen: wanneer zij openbaar zijn of kennelijk als zodanig worden gebruikt, op € 0,–
of € 3.000,– per hectare. De overige wegen worden als onland of als cultuurgrond geschat;
-
e. waterlopen in beheer en onderhoud bij openbare lichamen alsmede plassen op € 0,– per
ha; particuliere sloten als aangrenzende grond;
-
f. dijken en kaden in 4 klassen van € 3.000,– tot en met € 6.000,– per ha met intervallen
van € 1.000,– per ha;
-
g. begraafplaatsen als aangrenzende grond.
D. (Objectieve factoren)
De objectieve factoren, bedoeld in artikel 4 van de regeling, worden als volgt gewaardeerd:
-
a. De afstand van gebouwen tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 3 klassen
van respectievelijk goed, matig en slecht;
-
b. De waterhuishoudkundige toestand van de kavels in 3 klassen van respectievelijk goed,
matig en slecht.
Bijlage 1e. , behorende bij artikel 6 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende het stelsel van classificatie voor de ruilverkaveling
‘Odoorn’
A. (De in het blok aanwezige onroerende zaken)
In het blok worden aangetroffen:
-
a. cultuurgronden in gebruik als bouwland, grasland, tuingrond, boomgaard en boomkwekerij;
-
b. erven en tuinen;
-
c. bosgronden, houtwallen, woeste gronden en onland;
-
d. wegen;
-
e. waterlopen, sloten en plassen;
-
f. dijken en kaden;
-
g. spoorwegen;
-
h. sport- en recreatieterreinen;
-
i. gebouwen, werken en beplantingen;
-
j. overige, namelijk NAM-locaties.
B. (De in het blok voorkomende gronden)
In het blok worden de volgende gronden aangetroffen:
-
a. zandgronden: beslaan ongeveer 67% van de aanwezige cultuurgronden. Zandgronden zijn
minerale gronden die tussen 0 en 80 cm beneden maaiveld voor meer dan de helft van
hun dikte uit zand bestaan. Ze bevatten geen moerige bovengrond of tussenlaag.
-
b. moerige gronden: beslaan ongeveer 8% van de aanwezige cultuurgronden. Moerige gronden
zijn gronden met een moerige (venige) bovengrond of een moerige tussenlaag die binnen
40 cm beneden maaiveld begint en 10 tot 40 cm dik is.
-
c. veengronden: beslaan ongeveer 14% van de aanwezige cultuurgronden. Veengronden zijn
gronden die tussen 0 en 80 cm beneden maaiveld voor meer dan de helft van hun dikte
uit moerig materiaal bestaan.
-
d. oude kleigronden (keileemgronden). Beslaan bijna ca. 3,5% van de aanwezige cultuurgronden.
Keileemgronden zijn gronden die tussen 0 en 80 cm beneden maaiveld voor meer dan de
helft van hun dikte uit keileem bestaan.
C. (De indeling van de te schatten gronden in klassen met vermelding van de bij elke
klasse behorende agrarische waarde)
Rekening houdend met het bepaalde in artikel 2 van de regeling worden de gronden als volgt geschat:
-
a. cultuurgronden in klassen van € 11.000,– tot en met € 22.000,– per ha, met intervallen
van € 1.000,–, zonder rekening te houden met de cultuurtoestand;
-
b. erven en tuinen als aangrenzende grond;
-
c. bosgronden, houtwallen, woeste gronden en onland op € 3.000,– per ha met uitzondering
van houtwallen smaller dan 3 meter, welke worden geschat als aangrenzende grond;
-
d. wegen, wanneer zij openbaar zijn of kennelijk als zodanig worden gebruikt op € 0,–
per ha. De overige wegen worden als cultuurgrond of onland geschat;
-
e. waterlopen in beheer en onderhoud bij openbare lichamen alsmede plassen op € 0,– per
ha;
-
f. particuliere sloten
-
– met een geringere bovenbreedte dan 5 meter als aangrenzende grond,
-
– breder dan 5 meter voor de gehele breedte op € 0,– per ha;
-
g. dijken en kaden als cultuurgrond of onland;
-
h. spoorwegen en de daartoe behorende gronden op € 0,– per ha, als cultuurgrond of onland,
afhankelijk van het gebruik;
-
i. sport- en recreatieterreinen als aangrenzende grond;
-
j. Overige, namelijk NAM-locaties € 0,– per hectare.
D. (Objectieve factoren)
De objectieve factoren, bedoeld in artikel 4 van de regeling, worden als volgt gewaardeerd:
-
a. De afstand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 3 klassen
van respectievelijk goed, matig en slecht;
-
b. De afstand van gebouwen tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 3 klassen
van respectievelijk goed, matig en slecht;
-
c. De waterhuishoudkundige toestand van de kavels in 3 klassen van respectievelijk goed,
matig en slecht.
Bijlage 1f. , behorende bij artikel 6 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende het stelsel van classificatie voor de ruilverkaveling
‘Land van Maas en Waal’
A. (De in het blok aanwezige onroerende zaken)
In het blok worden aangetroffen:
-
a. cultuurgronden in gebruik als bouwland, grasland, tuingrond, boomgaard en boomkwekerij;
-
b. erven en tuinen;
-
c. bosgronden, houtwallen, woeste gronden en onland;
-
d. wegen;
-
e. waterlopen, sloten en plassen;
-
f. dijken en kaden;
-
g. sport- en recreatieterreinen;
-
h. gebouwen, werken en beplantingen.
B. (De in het blok voorkomende gronden)
De gronden die in dit blok voorkomen, zijn ingedeeld in rivierkleigronden en rivierzandgronden.
92% van de oppervlakte bestaat uit rivierkleigronden en 2% van de oppervlakte bestaat
uit rivierzandgronden. De overige gronden zijn niet in gebruik als cultuurgrond. De
rivierkleigronden zijn verder onderverdeeld in eerdgronden (1%) en vaaggronden (91%).
De zwaardere (kom)kleigronden bevinden zich in het algemeen in het midden van het
gebied en de lichtere gronden langs de gronden van het gebied, vlakbij de rivieren
de Maas en de Waal.
C. (De indeling van de te schatten gronden in klassen met vermelding van de bij elke
klasse behorende agrarische waarde)
Rekening houdend met het bepaalde in artikel 2 van de regeling worden de gronden als volgt geschat:
-
a. cultuurgronden in klassen van € 20.000,– tot en met € 30.000,– per ha, met intervallen
van € 1.250,– zonder rekening te houden met de cultuurtoestand;
-
b. erven en tuinen als aangrenzende grond;
-
c. bosgronden, houtwallen, woeste gronden en onland op € 8.000,– per ha, met uitzondering
van houtwallen smaller dan 4 meter, welke worden geschat als aangrenzende grond;
-
d. wegen, wanneer zij openbaar zijn of kennelijk als zodanig worden gebruikt, op € 0,–
per ha. De overige wegen worden als cultuurgrond of onland geschat;
-
e. waterlopen in beheer en onderhoud bij openbare lichamen alsmede plassen op € 0,– per
ha;
-
f. particuliere sloten:
-
– met een geringere bovenbreedte dan 5 meter als aangrenzende grond,
-
– breder dan 5 meter voor de gehele breedte op € 0,– per hectare;
-
g. dijken op € 10.000,– per ha en kaden als aangrenzende grond;
-
h. sport- en recreatieterreinen als aangrenzende grond of in de klasse € 0,– per ha,
afhankelijk van de plaatselijke situatie.
D. (Objectieve factoren)
De objectieve factoren, bedoeld in artikel 4 van de regeling, worden als volgt gewaardeerd:
-
a. De afstand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 3 klassen
van respectievelijk goed, matig en slecht;
-
b. De afstand van gebouwen tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 3 klassen
van respectievelijk goed, matig en slecht.
Bijlage 1g. , behorende bij artikel 6 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende het stelsel van classificatie voor de herinrichting
‘Noordwest Overijssel, deelgebied Rond de Weerribben’
A. (De in het blok aanwezige onroerende zaken)
In het blok worden aangetroffen:
-
a. cultuurgronden in gebruik als bouwland, grasland, tuingrond, boomgaard en boomkwekerij;
-
b. erven en tuinen;
-
c. bosgronden, houtwallen, rietland, woeste gronden en onland;
-
d. wegen;
-
e. waterlopen, sloten, kolken en plassen;
-
f. dijken en kaden;
-
g. sport- en recreatieterreinen;
-
h. gebouwen, werken en beplantingen;
-
i. overige, namelijk terpen en kerkhoven.
B. (De in het blok voorkomende gronden)
In het blok worden de volgende gronden aangetroffen:
-
a. veengronden (48% van de oppervlakte), met name rond de Weerribben. Tot de veengronden
worden die gronden gerekend die tussen 0 en 80 cm beneden maaiveld voor meer dan 40
cm uit moerig materiaal (veen) bestaan.
-
b. moerige gronden (2% van de oppervlakte), met name in de Polder het Bedijkte Rondebroek.
Tot de moerige gronden worden in dit geval de gronden gerekend met een moerige tussenlaag
(kleiner dan 40 cm dik), die is afgedekt door een zanddek.
-
c. zeekleigronden (25% van de oppervlakte), met name langs de voormalige Zuiderzeedijk.
Zeekleigronden zijn minerale gronden zonder moerige (venige) bovengrond of moerige
tussenlaag of waarvan het niet-moerige deel tussen 0 en 80 cm beneden maaiveld voor
meer dan de helft van die dikte uit klei bestaat.
-
d. kalkhoudende zandgronden (7% van de oppervlakte), met name bij Blokzijl, buitendijks,
grenzend aan de Noordoostpolder. Kalkhoudende zandgronden zijn minerale gronden (kalkhoudend)
zonder moerige (venige) bovengrond of moerige tussenlaag waarvan het niet-moerige
deel tussen 0 en 80 cm beneden maaiveld voor meer dan de helft van die dikte uit zand
bestaat.
-
e. Kalkloze zandgronden (11% van de oppervlakte), met name in Hagenbroek. Kalkloze zandgronden
zijn minerale gronden (kalkloos) zonder moerige (venige) bovengrond of moerige tussenlaag
waarvan het niet-moerige deel tussen 0 en 80 cm beneden maaiveld voor meer dan de
helft van die dikte uit zand bestaat.
-
f. Keileemgronden (minder dan 1% van de oppervlakte) in Hagenbroek. Keileemgronden zijn
minerale gronden met, binnen dit projectgebied, een matig dikke (30 tot 50 centimeter)
minerale eerdlaag. Het betreft gronden waarbij de keileem ondieper dan 40 cm beneden
maaiveld begint en tenminste 40 cm dik is.
C. (De indeling van de te schatten gronden in klassen met vermelding van de bij elke
klasse behorende agrarische waarde)
Rekening houdend met het bepaalde in artikel 2 van de Regeling worden de gronden als volgt geschat:
-
a. cultuurgronden ‘binnendijks’ in klassen van € 14.500,– tot en met € 28.000,– per ha,
met intervallen van € 1.500,–, zonder rekening te houden met de cultuurtoestand; cultuurgronden
‘buitendijks, grenzend aan de Noordoostpolder’ in klassen van € 24.000,– tot en met
€ 34.000,– per ha, met intervallen van € 2.000,– zonder rekening te houden met de
cultuurtoestand;
-
b. erven en tuinen als aangrenzende grond;
-
c. bosgronden, houtwallen, rietland, woeste gronden en onland in klassen van € 4.000,–
tot en met € 10.000,– per ha met intervallen van € 1.500,–, met uitzondering van houtwallen
smaller dan 3,0 meter, welke worden geschat als aangrenzende grond;
-
d. wegen, wanneer zij openbaar zijn of kennelijk als zodanig worden gebruikt, op € 0,–
per ha. De overige wegen worden als cultuurgrond of onland geschat;
-
e. waterlopen in beheer en onderhoud bij openbare lichamen alsmede plassen en kolken
op € 0,– per ha;
-
f. particuliere sloten:
-
– met een geringere bovenbreedte dan 5,0 meter als aangrenzende grond,
-
– breder dan 5,0 meter voor de gehele breedte op € 0,– per hectare;
-
g. dijken en kaden in klassen van € 0,– tot en met € 7.000,– per ha, met intervallen
van € 1.000,– per ha;
-
h. sport- en recreatieterreinen op € 10.000,– per ha;
-
i. overige, namelijk terpen als aangrenzende grond en kerkhoven op € 10.000,– per ha.
D. (Objectieve factoren)
De objectieve factoren, bedoeld in artikel 4 van de regeling, worden als volgt gewaardeerd:
-
a. De afstand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in drie klassen
van respectievelijk goed, matig en slecht;
-
b. De afstand van gebouwen tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in drie klassen
van respectievelijk goed, matig en slecht;
-
c. De waterhuishoudkundige toestand van de kavels in drie klassen van respectievelijk
goed, matig en slecht.
Model ten behoeve van de vaststelling van nadere regels per blok betreffende de tweede
schatting
A. (Objectieve en subjectieve factoren)
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in punten (of in geldbedragen) gewaardeerd:
-
a. De afstand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in ........
klassen van respectievelijk ........, ........, en ........ punten (of geldbedrag) per hectare;
-
b. De afstand van gebouwen tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in ........
klassen van respectievelijk ........, ........, en ........ punten (of geldbedrag) per gebouw c.q. complex van gebouwen;
-
c. De waterhuishoudkundige toestand van de kavels in ........ klassen van respectievelijk
........, ........, en ........ punten (of geldbedrag) per hectare;
-
d. De verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van
kavelconcentratie in ........ klassen van ........ tot en met ........ punten (of geldbedrag) per hectare met intervallen van ........ punten;
-
e. De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van landinrichting in de objectieve
en subjectieve factoren geschiedt per eigendom (of per bedrijf) door vergelijking
van de toegedeelde kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte
kavels wordt de invloed van reeds uitgevoerde landinrichtingswerken geëlimineerd,
behoudens die van kavelverbeteringswerken.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in klassen van ........ tot en met
........ per hectare, met intervallen van ........
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in klassen van ........ tot en met ........ per hectare, met intervallen van
........
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling, worden als volgt geschat:
-
a. de aanwezigheid van hoogspanningsmasten op ........ per stuk en overspanningen op
........ per m1 (strekkende meter) zakelijk rechtstrook;
-
b. de aanwezigheid van ondergrondse kabels en leidingen, waarvoor een beperkt recht is
gevestigd, op ........ per m1 (strekkende meter);
-
c. erfdienstbaarheden op ........ per geval;
-
d. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag,
-
e. overige, namelijk ........
E. (Overig)
1. Over- en onderbedeling worden verrekend, door de waarde van de schatting, bedoeld
in artikel 166 van de wet, te vermenigvuldigen met een factor ........
2. De vastgestelde waardeveranderingen, bedoeld in de onderdelen B en C worden verrekend
na vermenigvuldiging met de factor, bedoeld in het eerste lid.
Bijlage 2a. , behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de ruilverkaveling ‘Land
van Thorn’
A. (Objectieve en subjectieve factoren)
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in geldbedragen gewaardeerd:
-
a. De ligging van de kavels ten opzichte van het openbare (of kennelijk openbare) wegenstelsel,
rekening houdend met de wegkwaliteit in 3 klassen van respectievelijk € 0,–, € 100,–
en € 200,– per hectare;
-
b. De ligging van de gebouwen ten opzichte van het openbare (of kennelijk openbare) wegenstelsel
rekening houdend met de wegkwaliteit in 3 klassen van respectievelijk € 0,–, € 500,–
en € 1.000,– per gebouw;
-
c. De waterhuishoudkundige toestand van de kavels in 3 klassen van respectievelijk € 0,–,
€ 100,– en € 200,– per hectare;
-
d. De verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van
kavelconcentratie in 5 klassen van € 0,– tot en met € 400,– per hectare met intervallen
van € 100,–;
-
e. De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van landinrichting in de objectieve
en subjectieve factoren geschiedt per eigendom (of per bedrijf) door vergelijking
van de toegedeelde kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte
kavels wordt de invloed van reeds uitgevoerde landinrichtingswerken geëlimineerd,
behoudens die van kavelverbeteringswerken.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in klassen van € 0,–, € 4.538,– en
€ 9.075,– tot en met € 22.690,– per hectare, met intervallen van € 1.135,–.
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in klassen van € 0,–, € 4.538,– en € 9.075,– tot en met € 22.690,– per hectare,
met intervallen van € 1.135,–.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling, worden als volgt geschat:
-
a. de aanwezigheid van hoogspanningsmasten op € 545,– per stuk en overspanningen op € 0,11
per m2 (vierkante meter) zakelijk rechtstrook;
-
b. de aanwezigheid van ondergrondse kabels en leidingen, waarvoor een beperkt recht is
gevestigd, op € 0,65 per m2 (vierkante meter);
-
c. erfdienstbaarheden tot een maximum van € 1.200,– per geval met intervallen van € 120,–;
-
d. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
e. extreme schaduw- en wortelwerking, gebaseerd op een vergelijking tussen inbreng en
toedeling met een nader te bepalen bedrag, gerelateerd aan de schattingswaarde van
de grond;
-
f. de mate van vlakligging van het maaiveld tot een maximum van € 1.130,– per ha met
intervallen van € 565,–;
-
g. de aanwezigheid van beregeningsputten en leidingen op basis van een per situatie bepaalde
restwaarde tot een maximum van € 703,– plus € 64,– voor iedere meter die de put dieper
is dan 10 meter;
-
h. te handhaven obstakels tot een maximum van € 920,– per obstakel met intervallen van
€ 92,–;
-
i. drainages tot een maximum van € 920,– per ha met intervallen van € 92,–.
E. (Overig)
1. Over- en onderbedeling worden verrekend, door de waarde van de schatting, bedoeld
in artikel 166 van de wet, te vermenigvuldigen met een factor 0,711.
2. De vastgestelde waardeveranderingen, bedoeld in de onderdelen B en C worden verrekend
na vermenigvuldiging met de factor, bedoeld in het eerste lid.
Bijlage 2b. , behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de ruilverkaveling ‘Volthe’
A. (Objectieve en subjectieve factoren)
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in punten gewaardeerd:
-
a. De afstand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 4 klassen
van respectievelijk 0, 5, 10 en 15 punten per hectare;
-
b. De afstand van gebouwen tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 3 klassen
van respectievelijk 2,5; 5 en 7,5 punten per gebouw c.q. complex van gebouwen;
-
c. De waterhuishoudkundige toestand van de kavels in 4 klassen van respectievelijk 0,
10, 20 en 30 punten per hectare;
-
d. De verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van
kavelconcentratie in 5 klassen van 0 tot en met 40 punten per hectare met intervallen
van 10 punten;
-
e. De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van landinrichting in de objectieve
en subjectieve factoren geschiedt per eigendom (of per bedrijf) door vergelijking
van de toegedeelde kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte
kavels wordt de invloed van reeds uitgevoerde landinrichtingswerken geëlimineerd,
behoudens die van kavelverbeteringswerken.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in klassen van € 1.815,– tot en met
€ 28.134,– per hectare, met intervallen van € 908,–.
C. (Waardeveranderingen als bedoeld in het artikel 71 van de wet)
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in klassen van € 1.815,– tot en met € 28.134,– per hectare, met intervallen
van € 908,–.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling, worden als volgt geschat:
-
a. erfdienstbaarheden op € 500,– tot € 10.000,– per geval;
-
b. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
c. overige, namelijk:
-
– schaduw- en wortelschade in 4 klassen van € 0,– , € 4,– , € 8,– , tot € 12,– per strekkende
meter perceelsrand;
-
– vlakligging van de percelen in 5 klassen van € 0,– , € 200,– , € 400,– , € 600,– ,
en € 800,– per hectare;
-
– drainage in 5 klassen van € 0,–, € 200,– , € 400,– , € 800,– , € 1.200,– per hectare;
-
– filterbuizen t.b.v. beregeningsinstallaties en/of veedrenking en drinkputten met
een door deskundigen vast te stellen bedrag.
E. (Overig)
1. Over- en onderbedeling worden verrekend, door de waarde van de schatting, bedoeld
in artikel 166 van de wet, te vermenigvuldigen met een factor 1,71.
2. De vastgestelde waardeveranderingen, bedoeld in de onderdelen B en C worden verrekend
na vermenigvuldiging met de factor, bedoeld in het eerste lid.
Bijlage 2c. , behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de ruilverkaveling ‘St.
Oedenrode: blokdeel Zijtaart-Vressel’
A. (Objectieve en subjectieve factoren)
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in geldbedragen gewaardeerd:
-
a. De kwaliteit van de openbare ontsluitingswegen voor kavels in 4 klassen van respectievelijk
€ 0,–, € 135,–, € 270,– en € 405,– per hectare;
-
b. De kwaliteit van de openbare ontsluitingswegen voor woningen in 2 klassen van respectievelijk
€ 0,– en € 225,– per woning;
-
c. De kwaliteit van de openbare ontsluitingswegen voor bedrijfsgebouwen in 2 klassen
van respectievelijk € 0,– en € 1.135,– per bedrijfsgebouw;
-
d. De kwaliteit van de openbare ontsluitingswegen voor woning + bedrijfsgebouwen in 2
klassen van respectievelijk € 0,– en € 1.360,–;
-
e. De verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van
kavelconcentratie in 6 klassen van respectievelijk € 0,–, € 200,–, € 450,–, € 750,–,
€ 1.100,– en € 1.500,– per hectare;
-
f. De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van landinrichting in de objectieve
en subjectieve factoren geschiedt per eigendom (of per bedrijf) door vergelijking
van de toegedeelde kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte
kavels wordt de invloed van reeds uitgevoerde landinrichtingswerken geëlimineerd,
behoudens die van kavelverbeteringswerken.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in klassen van € 0,– tot en met € 22.689,–
per hectare, met intervallen van € 908,–.
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in klassen van € 0,– tot en met € 22.689,– per hectare, met intervallen van
€ 908,–.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling, worden als volgt geschat:
-
a. de aanwezigheid van hoogspanningsmasten van het 150 kV-net en het 380 kV-net op respectievelijk
€ 1.125,– en € 1.350,– per mast en de kabeloverspanningen van beide netten op € 0,15
per m2 (vierkante meter) zakelijk rechtstrook;
-
b. de aanwezigheid van ondergrondse kabels en leidingen, waarvoor een beperkt recht is
gevestigd, op € 0,70 per m2 (vierkante meter);
-
c. de aanwezigheid van afsluiterkooien behorende bij transportleidingen op € 412,– per
kooi;
-
d. de aanwezigheid van pootrechten op € 2,25 per strekkende meter en de geschatte houtopstanden;
-
e. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag.
E. (Overig)
1. Over- en onderbedeling worden verrekend, door de waarde van de schatting, bedoeld
in artikel 166 van de wet, te vermenigvuldigen met een factor 2,–.
2. De vastgestelde waardeveranderingen, bedoeld in de onderdelen B en C worden verrekend
na vermenigvuldiging met de factor, bedoeld in het eerste lid.
Bijlage 2d. , behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de ruilverkaveling ‘Groesbeek’
A. (Objectieve en subjectieve factoren)
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in punten gewaardeerd:
-
a. De afstand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 3 klassen
van respectievelijk 0, 40 en 80 punten per hectare;
-
b. De afstand van gebouwen tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 3 klassen
van respectievelijk 0, 80 en 160 punten per gebouw c.q. complex van gebouwen;
-
c. De verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van
kavelconcentratie in 6 klassen van respectievelijk 0, 10, 20, 40, 60 en 80 punten
per hectare;
-
d. De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van landinrichting in de objectieve
en subjectieve factoren geschiedt per eigendom (of per bedrijf) door vergelijking
van de toegedeelde kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte
kavels wordt de invloed van reeds uitgevoerde landinrichtingswerken geëlimineerd,
behoudens die van kavelverbeteringswerken.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in klassen van € 11.798,– tot en met
€ 22.689,– per hectare, met intervallen van € 908,–.
C. (Waardeveranderingen als bedoeld in artikel 71 van de wet)
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in klassen van € 11.798,– tot en met € 22.689,– per hectare, met intervallen
van € 908,–.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling, worden als volgt geschat:
-
a. De aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
b. Aansluiting van drinkwater of drinkput van een minimum van € 0,– tot een maximum van
€ 1.000,– per geval met intervallen van € 100,–;
-
c. Drainages van een minimum van € 0,– tot een maximum van € 0,90 per strekkende meter,
gerekend over volvelds gedraineerde percelen;
-
d. De extreme wortel- en schaduwwerking op 45% van de waarde van schatting van de betreffende
grond, te berekenen over stroken met een breedte van 5, 10, 15, 20 of 25 meter, afhankelijk
van de omvang van de schade;
-
e. Voor het vestigen van een nieuwe erfdienstbaarheid van weg over een erf wordt € 700,–
in mindering gebracht per geval, met uitzondering van wandelpaden. Voor wandelpaden
geldt een verrekenpost van € 3,18 per strekkende meter;
-
f. Andere dan agrarische waarden met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
g. De waarde van gebouwen, werken, beplantingen en houtopstanden met een door deskundigen
vast te stellen bedrag.
E. (Overig)
-
1. Over- en onderbedeling worden verrekend, door de waarde van de schatting, bedoeld
in artikel 166 van de wet, te vermenigvuldigen met een factor 1,55.
-
2. De vastgestelde waardeveranderingen, bedoeld in de onderdelen B en C, worden verrekend
na vermenigvuldiging met de factor, bedoeld in het eerste lid.
Bijlage 2e. , behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor het blok ‘Ommelanderwijk-Zuidwending’
voor het deelgebied ‘Oude Veenkoloniën’ in de Herinrichting Oost-Groningen en de Gronings-Drentse
Veenkoloniën betreffende de tweede schatting
A. (Objectieve en subjectieve factoren)
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in punten gewaardeerd:
-
a. De afstand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 5 klassen
van respectievelijk, –1, 0, 1, 2 en 3 punten per hectare;
-
b. De verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van
kavelconcentratie in 5 klassen van 0 tot en met 20 punten per hectare met intervallen
van 5 punten;
-
c. De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van herinrichting in de objectieve
en subjectieve factoren geschiedt per bedrijf door vergelijking van de toegedeelde
kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte kavels wordt
de invloed van reeds uitgevoerde herinrichtingswerken geëlimineerd, behoudens die
van kavelverbeteringswerken.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in klassen van € 6.580,– tot en met
€ 12.252,– per hectare, met intervallen van € 567,–.
C. (Waardeveranderingen als bedoeld in de artikelen 24 en 25 van de Herinrichtingswet
Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën)
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in klassen van € 6.580,– tot en met € 12.252,– per hectare, met intervallen
van € 567,–.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling, worden als volgt geschat:
-
a. de aanwezigheid van hoogspanningsmasten op € 1.930,– per mast bij een basisoppervlakte
van 10,75 meter × 10,75 meter en op € 2.870,– per mast bij een basisoppervlakte van
16 meter × 16 meter. Geen verrekening vindt plaats voor de Edon-lijn, die na het vaststaan
van het plan van toedeling, doch voor de aktepassering is gesloopt;
-
b. erfdienstbaarheden in 5 klassen van € 1.000,– tot en met € 5.000,– met intervallen
van € 1.000,–;
-
c. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
d. de aanwezigheid van puin zal worden verrekend met een maximum van € 1,50 per m2 (vierkante meter);
-
e. schaduw- en wortelschade zal worden verrekend op basis van € 0,35 per m2 (vierkante meter) voor lichte beplanting en € 0,75 per m2 (vierkante meter) voor zware beplanting;
-
f. de verandering in lengte van zwetsloten en -wijken met € 4,50 per eenheden van 1 meter.
E. (Overig)
Bijlage 2f. , behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de ruilverkaveling ‘Mars-
en Westerstroom’
A. (Objectieve en subjectieve factoren)
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in punten gewaardeerd:
-
a. De afstand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 3 klassen
van respectievelijk 0, 30 en 50 punten per hectare;
-
b. De afstand van gebouwen tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 3 klassen
van respectievelijk 90, 220 en 440 punten per gebouw c.q. complex van gebouwen;
-
c. De verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van
kavelconcentratie in 5 klassen van 0 tot en met 100 punten per hectare met intervallen
van 25 punten;
-
d. De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van landinrichting in de objectieve
en subjectieve factoren geschiedt per eigendom (of per bedrijf) door vergelijking
van de toegedeelde kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte
kavels wordt de invloed van reeds uitgevoerde landinrichtingswerken geëlimineerd,
behoudens die van kavelverbeteringswerken.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in klassen van € 7.260,48 tot en met
€ 12.252,07 per hectare, met intervallen van € 453,78.
C. (Waardeveranderingen als bedoeld in artikel 71 van de wet)
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in klassen van € 7.260,48 tot en met € 12.252,07 per hectare, met intervallen
van € 453,78.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling, worden als volgt geschat.
-
a. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
b. andere dan agrarische waarden met een zonodig door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
c. de waarde van gebouwen, werken, beplantingen en houtopstanden met een zonodig door
deskundigen vast te stellen bedrag;
-
d. schaduw- en wortelschade tot een maximum van € 12,50 per strekkende meter met intervallen
van € 2,50.
E. (Overig)
-
1. Over- en onderbedeling worden verrekend, door de waarde van de schatting, bedoeld
in artikel 166 van de wet, te vermenigvuldigen met een factor 2.
-
2. De vastgestelde waardeveranderingen, bedoeld in de onderdelen B en C, worden verrekend
na vermenigvuldiging met de factor, bedoeld in het eerste lid.
Bijlage 2g. , behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de ruilverkaveling ‘Tjabbekamp’
A. (Objectieve en subjectieve factoren)
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in artikel 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in punten per hectare gewaardeerd:
-
a. De verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van
kavelconcentratie in 5 klassen van 0 punten tot en met 40 punten met intervallen van
steeds 10 punten.
-
b. De waterhuishoudkundige toestand in twee klassen van 0 punten of 200 punten.
De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van landinrichting in de objectieve
en subjectieve factoren geschiedt per eigendom (of per bedrijf) door vergelijking
van de toegedeelde kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte
kavels wordt de invloed van reeds uitgevoerde landinrichtingswerken geëlimineerd,
behoudens die van kavelverbeteringswerken.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in 8 klassen van € 0,–, € 5.000,–,
€ 10.000,–, € 15.000,–, € 20.000,–, € 25.000,–, € 27.000,–, € 29.000,–.
C. (Waardeveranderingen als bedoeld in artikel 71 van de wet)
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in 8 klassen van € 0,–, € 5.000,–, € 10.000,–, € 15.000,–, € 20.000,–, € 25.000,–,
€ 27.000,–, € 29.000,–.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling, worden als volgt geschat:
-
a. de aanwezigheid van hoogspanningsmasten van het 150 kV-net op € 1.000,– per stuk en
overspanningen op € 5,45 per strekkende meter zakelijk rechtstrook;
-
b. de aanwezigheid van ondergrondse kabels en leidingen, waarvoor een beperkt recht is
gevestigd, op € 0,85 per vierkante meter zakelijk rechtstrook;
-
c. bij het opheffen van erfdienstbaarheden van € 0,– tot € 8.000,– per geval met intervallen
van € 1.000,–. Bij het vestigen van erfdienstbaarheden van € 2.000,– tot € 16.000,–
per geval met intervallen van € 2.000,–;
-
d. andere dan agrarische waarden (artikel 23 lid 2 sub d Regeling herverkaveling);
-
e. de aanwezigheid van markeringspaaltjes (gele kap) voor gasleidingen worden verrekend
aan de hand van een reeks van € 100,– tot € 600,– met intervallen van € 100,–. Afsluiters
worden verrekend aan de hand van een reeks van € 100,– tot € 400,– met intervallen
van € 100,–;
-
f. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag.
E. (Overig)
-
1. Over- en onderbedeling worden verrekend, door de waarde van de schatting, bedoeld
in artikel 166 van de wet, te vermenigvuldigen met een factor 1.
-
2. De vastgestelde waardeveranderingen, bedoeld in de onderdelen B en C, worden verrekend
na vermenigvuldiging met de factor, bedoeld in het eerste lid.
Bijlage 2h. , behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de ruilverkaveling ‘Ruinerwold-Koekange’
A. (Objectieve en subjectieve factoren)
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in punten gewaardeerd:
-
a. De afstand van gebouwen tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg voor bedrijfsgebouwen
in vier klassen van 0, 6, 12 en 18 punten per gebouw of complex van gebouwen en voor
woningen in vijf klassen van 0, 6, 12, 18 en 24 punten per woning;
-
b. De verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van
kavelconcentratie in 7 klassen van 0 tot en met 6 punten per hectare met intervallen
van 1 punt;
-
c. De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van landinrichting in de objectieve
en subjectieve factoren geschiedt per bedrijf door vergelijking van de toegedeelde
kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte kavels wordt
de invloed van reeds uitgevoerde landinrichtingwerken geëlimineerd, behoudens die
van kavelverbeteringswerken.
B. (Verandering van de agrarische werken)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in twaalf klassen van € 7.714,26 tot
en met € 12.705,85 per hectare, met intervallen van € 453,78.
C. (Waardeveranderingen als bedoeld in artikel 71 van de wet)
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan, wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in twaalf klassen van € 7.714,26 tot en met € 12.705,85 per hectare, met intervallen
van € 453,78.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling, worden als volgt geschat:
-
a. de aanwezigheid van hoogspanningsmasten op € 1.270,– per stuk en overspanningen op
€ 11,– per strekkende meter zakelijk rechtstrook;
-
b. erfdienstbaarheden van € 4.000,– tot € 8.000,– met intervallen van € 1.000,– per geval;
-
c. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem, bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming, met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
d. andere dan agrarische waarden met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
e. puin en/of andere materialen in of op cultuurgronden van € 0,– tot € 10,– per vierkante
meter met intervallen van € 5,–;
-
f. onegaliteit van het maaiveld van € 0,– tot € 1.500,– per ha, in 3 klassen met intervallen
van € 750,– voor het opheffen van begreppeling wordt € 750,– per ha verrekend;
-
g. schaduw- en wortelschade voor normale beplanting van € 2,– tot € 8,– per strekkende
meter, met intervallen van € 2,– en voor zware beplanting van € 8,– tot € 20,– per
strekkende meter met intervallen van € 4,–.
E. (Overig)
-
1. Over- en onderbedeling worden verrekend, door de waarde van de schatting, bedoeld
in artikel 166 van de wet, te vermenigvuldigen met een factor 1,6.
-
2. De vastgestelde waardeveranderingen, bedoeld in de onderdelen B en C worden verrekend
na vermenigvuldiging met de factor, bedoeld in het eerste lid.
Bijlage 2i. , behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de ruilverkaveling ‘Haaksbergen’
A. (Objectieve en subjectieve factoren)
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in punten gewaardeerd:
-
a. de afstand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 4 klassen
van 0; 7,5; 15 en 20 punten per hectare;
-
b. de afstand van gebouwen tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 3 klassen
van 5, 10 en 15 punten per 25 strekkende meter per gebouw c.q. complex van gebouwen;
-
c. de waterhuishoudkundige toestand van de kavels in 5 klassen van 0, 3, 6, 9 en 12 punten
per hectare;
-
d. de verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van
kavelconcentratie in 5 klassen van 0 tot en met 40 punten per hectare met intervallen
van 10 punten;
-
e. de bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van landinrichting in de objectieve
en subjectieve factoren geschiedt per eigendom (of per bedrijf) door vergelijking
van de toegedeelde kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte
kavels wordt de invloed van reeds uitgevoerde landinrichtingswerken geëlimineerd,
behoudens die van kavelverbeteringswerken.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in klassen van € 4.538,– tot en met
€ 24.504,– per hectare, met intervallen van € 908,–.
C. (Waardeveranderingen als bedoeld in artikel 71 van de wet)
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in klassen van € 4.538,– tot en met € 24.504,– per hectare, met intervallen
van € 908,–.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling worden als volgt geschat:
-
a. erfdienstbaarheden op € 500,– tot en met € 2.000,– per geval, met intervallen van
€ 500,–;
-
b. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
c. schaduw- en wortelwerking in 4 klassen van € 0,–, € 4,–, € 8,–, tot € 12,– per strekkende
meter perceelsrand;
-
d. vlakligging van de percelen in 4 klassen van € 0,–, € 250,–, € 500,–, tot € 750,–
per ha;
-
e. drainage in 5 klassen van € 0,–, € 200,–, € 400,–, € 800,– tot € 1.200,– per ha;
-
f. andere dan agrarische waarden.
E. (Overig)
Over- en onderbedelingen worden verrekend door de waarde van de schatting, bedoeld
in artikel 166 van de Landinrichtingswet, te vermenigvuldigen met de factoren 1,37 voor cultuurgrond en 0,8 voor bosgrond.
Ook de onder B en C vastgestelde waardeveranderingen zullen worden verrekend na vermenigvuldiging
met een factor 1,37 voor cultuurgrond en 0,8 voor bosgrond.
Bijlage 2j. , behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de ruilverkaveling ‘Ameland’
A. (Objectieve en subjectieve factoren)
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in artikel 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in punten gewaardeerd:
-
a. de afstand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 3 klassen
van 0, 10 en 20 punten;
-
b. de verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van
kavelconcentratie in 5 klassen van 0 punten tot en met 40 punten met intervallen van
10 punten;
-
c. de bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van landinrichting in de objectieve
en subjectieve factoren geschiedt per eigendom (of per bedrijf) door vergelijking
van de toegedeelde kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte
kavels wordt de invloed van reeds uitgevoerde landinrichtingswerken geëlimineerd,
behoudens die van kavelverbeteringswerken.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in 16 klassen van € 0,–, € 1.361,–,
€ 3.403,–, € 5.445,–, € 6.807,–, € 7.487,–, € 8.168,–, € 8.849,–, € 9.592,–, € 10.210,–,
€ 10.891,–, € 11.571,–, € 12.252,–, € 12.933,–, € 13.613,– en € 14.294,–.
C. (Waardeveranderingen als bedoeld in artikel 71 van de wet)
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in 16 klassen van € 0,–, € 1.361,–, € 3.403,–, € 5.445,–, € 6.807,–, € 7.487,–,
€ 8.168,–, € 8.849,–, € 9.592,–, € 10.210,–, € 10.891,–, € 11.571,–, € 12,252,–, € 12.933,–,
€ 13.613,– en € 14.294,–.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling, worden als volgt geschat:
-
a. de aanwezigheid van ondergrondse kabels en leidingen waarvoor een beperkt recht is
gevestigd, op € 0,85 per vierkante meter zakelijk rechtstrook;
-
b. bij het opheffen van erfdienstbaarheden van € 5.000,– tot € 8.000,– per geval met
intervallen van € 1.000,–. Bij het vestigen van erfdienstbaarheden van € 10.000,–
tot € 16.000,– per geval met intervallen van € 2.000,–;
-
c. andere dan agrarische waarden (artikel 23, tweede lid, onderdeel d van de regeling);
-
d. de aanwezigheid van afsluiters in de waterleiding op € 350,– per geval;
-
e. kwalitatief betere inrichting van de grond in 2 klassen van € 400,– en € 800,– per
hectare;
-
f. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag.
E. (Overig)
-
1. Over- en onderbedeling worden verrekend, door de waarde van de schatting, bedoeld
in artikel 166 van de wet, te vermenigvuldigen met een factor 1,68.
-
2. De vastgestelde waardeveranderingen, bedoeld in de onderdelen B en C worden verrekend
na vermenigvuldiging met de factor, bedoeld in het eerste lid.
Bijlage 2k. , behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de ruilverkaveling ‘Hoeksche
Waard Oost’
A. (Objectieve en subjectieve factoren)
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in punten gewaardeerd:
-
a. de afstand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 4 klassen
van respectievelijk 0, 7, 15 en 22 punten per hectare;
-
b. de waterhuishoudkundige toestand van de kavels in 6 klassen van respectievelijk 0,
7, 15, 22, 30 en 37 punten per hectare;
-
c. de verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van
kavelconcentratie in 5 klassen van 0 tot en met 80 punten per hectare met intervallen
van 20 punten;
-
d. de bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van landinrichting in de objectieve
en subjectieve factoren geschiedt per eigendom (of per bedrijf) door vergelijking
van de toegedeelde kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte
kavels wordt de invloed van reeds uitgevoerde landinrichtingswerken geëlimineerd,
behoudens die van kavelverbeteringswerken.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in klassen van € 907,– tot en met
€ 19.058,– per hectare, met intervallen van € 907,–.
C. (Waardeveranderingen als bedoeld in artikel 71 van de wet)
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in klassen van € 907,– tot en met € 19.058,– per hectare, met intervallen
van € 907,–.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling, worden als volgt geschat:
-
a. de aanwezigheid van hoogspanningsmasten op € 2.200,– per stuk voor een grote mast
(lijn Dordrecht–Europoort), € 1.350,– per stuk voor een kleine mast (lijn Dordrecht–Klaaswaal)
en overspanningen op € 0,77 per m2 (vierkante meter) zakelijk rechtstrook;
-
b. de aanwezigheid van ondergrondse kabels en leidingen, waarvoor een beperkt recht is
gevestigd, op € 0,77 per m2 (vierkante meter);
-
c. erfdienstbaarheden op € 1.500,– per geval bij overpad over huis en/of bedrijfskavel
bij overpad over landbouwgrond in 3 klassen respectievelijk van € 500,–, € 1.200,–
en € 2.200,–, afhankelijk van de lengte van het overpad;
-
d. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
e. de aanwezigheid van drainage in klassen van € 100,– tot en met € 1.000,– per ha, met
intervallen van € 50,–;
-
f. de schaduw- en wortelwerking in 3 klassen (zwaar, matig en licht) van respectievelijk
€ 3,–, € 2,–, en € 1,– per strekkende meter randbeplanting;
-
g. de andere dan agrarische waarden door deskundigen indien van toepassing.
E. (Overig)
-
1. Over- en onderbedeling worden verrekend, door de waarde van de schatting, bedoeld
in artikel 166 van de wet, te vermenigvuldigen met een factor 2,5 voor vrije grond en een factor van 1,25 voor
verpachte grond.
-
2. De vastgestelde waardeveranderingen, bedoeld in de onderdelen B en C worden verrekend
na vermenigvuldiging met een der factoren, bedoeld in het eerste lid.
Bijlage 2l. , behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de herinrichting deelgebied
‘Westerwolde’, blok ‘Bourtange’
A. (Objectieve en subjectieve factoren)
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de regeling, worden als volgt gewaardeerd:
-
a. de afstand van gebouwen tot de dichtstbijzijnde openbare weg in 3 klassen van respectievelijk
€ 2.500,–, € 5.000,– en € 7.500,– per gebouw c.q. complex van gebouwen;
-
b. de verkaveling omvattende ontsluiting, vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen
en mate van kavelconcentratie in 6 klassen van 0 tot en met 5 punten per hectare met
intervallen van 1 punt;
-
c. de bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van herinrichting in de objectieve
en subjectieve factoren geschiedt per bedrijf door vergelijking van de toegedeelde
kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte kavels wordt
de invloed van reeds uitgevoerde herinrichtingswerken geëlimineerd, behoudens die
van kavelverbeteringswerken.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in klassen van € 5.445,36 tot en met
€ 10.890,72 per hectare, met intervallen van € 544,54.
C. (Waardeveranderingen als bedoeld in de artikelen 24 en 25 van de Herinrichtingswet
Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën)
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in klassen van € 5.445,36 tot en met € 10.890,72 per hectare, met intervallen
van € 544,54.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling, worden als volgt geschat:
-
a. erfdienstbaarheden van € 0,– tot € 10.000,– per geval met intervallen van € 5.000,–;
-
b. onegaliteit van het maaiveld van € 0,– tot € 1.000,– met intervallen van € 500,–;
-
c. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
d. schaduw- en wortelwerking van € 0,– tot € 20,– met intervallen van € 5,– per strekkende
meter afhankelijk van de zwaarte en ligging van de houtopstanden;
-
e. de verandering in lengte van zwetsloot met € 13,– per eenheden van 10 meter;
-
f. andere dan agrarische waarde (artikel 23, tweede lid, van de regeling).
E. (Overig)
-
1. Over- en onderbedeling worden verrekend, door de waarde van de schatting, bedoeld
in artikel 33, van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën,
te vermenigvuldigen met een factor 2,1.
-
2. De vastgestelde waardeveranderingen, bedoeld in de onderdelen B en C worden verrekend
na vermenigvuldiging met de factor, bedoeld in het eerste lid.
Bijlage 2m. , behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de ruilverkaveling ‘Walcheren’
A. (Objectieve en subjectieve factoren)
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in punten gewaardeerd:
-
a. de waterhuishoudkundige toestand van de kavels in 6 klassen van respectievelijk 0;
1,5; 6; 7,5; 12 en 13,5 punten per ha;
-
b. de verkaveling, omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate
van kavelconcentratie, in 5 klassen, van 0 tot en met 40 punten per ha met intervallen
van 10 punten;
-
c. de bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van landinrichting in de objectieve
en subjectieve factoren geschiedt per eigendom (of per bedrijf) door vergelijking
van de toegedeelde kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van ingebrachte
kavels wordt de invloed van reeds uitgevoerde landinrichtingswerken geëlimineerd,
behoudens die van kavelverbeteringswerken.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in klassen van € 4.901,– tot en met
€ 16.336,– per hectare, met intervallen van € 816,80,–.
C. (Waardeveranderingen als bedoeld in artikel 71 van de wet)
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in klassen van € 4.901,– tot en met € 16.336,– per hectare, met intervallen
van € 816,80,–.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling, worden als volgt geschat:
-
a. de aanwezigheid van hoogspanningsmasten op € 2.500,– per stuk;
-
b. de aanwezigheid van ondergrondse kabels en leidingen, waarvoor een beperkt recht is
gevestigd op € 1,– per m2 (vierkante meter);
-
c. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
d. de aanwezigheid van drainage in klassen van leeftijd en drainafstand in klassen variërend
van € 57,– tot en met € 1.511,– per ha;
-
e. de mate van vlakligging in klassen van € 0,– tot en met € 2.000,– per hectare, met
intervallen van € 1.000,–-;
-
f. de aanwezigheid van een drinkwatervoorziening op € 500,– per voorziening;
-
g. de aanwezigheid van obstakels van € 0,– tot en met € 2.000,– per geval met intervallen
van € 100,–, de aanwezigheid van extreem storende plekken van € 0,– tot en met € 2.000,–
per plek met intervallen van € 100,–; de aanwezigheid van geruilde kavelpaden op € 0,65
per m2 (vierkante meter) en bunkers op € 2,50 per m2 (vierkante meter);
-
h. de aanwezigheid van extreme onkruidverontreiniging en van een uitzonderlijk lage bemestingstoestand
elk van € 100,– tot en met € 500,– per ha, met intervallen van € 100,–;
-
i. de aanwezigheid van bodemziekten in extreme mate van € 100,– tot en met € 2.000,–
per ha met intervallen van € 100,–;
-
j. de aanwezigheid van schaduw- en/of wortelschade van € 2,– tot en met € 6,– per strekkende
meter, met intervallen van € 2,–;
-
k. de aanwezigheid van een kwalitatief goede zoetwaterbron op € 1.000,– per geval;
-
l. de aanwezigheid van andere dan agrarische waarden met een door deskundigen vast te
stellen bedrag.
E. (Overig)
-
1. Over- en onderbedeling worden verrekend door de waarde van de schatting, bedoeld in
artikel 166 van de wet, te vermenigvuldigen met een factor 1,98. Daarnaast heeft de landinrichtingscommissie
besloten de schattingswaarde van over- en onderbedelingen ter zake van verpacht eigendom
met de factor 1,188 te vermenigvuldigen.
-
2. De vastgestelde waardeveranderingen, bedoeld in de onderdelen B en C, worden verrekend
na vermenigvuldiging met de factoren, bedoeld in het eerste lid.
Bijlage 2n. , behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de ruilverkaveling ’Stuifzand’
A. (Objectieve en subjectieve factoren)
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in punten gewaardeerd:
-
a. De stand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 2 klassen
van respectievelijk, 0 en 1 punt per hectare;
-
b. De verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van
kavelconcentratie in 5 klassen van 0 tot en met 12 punten per hectare, met intervallen
van 3 punten;
-
c. De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van landinrichting in de objectieve
en subjectieve factoren geschiedt per eigendom (of per bedrijf) door vergelijking
van de toegedeelde kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte
kavels wordt de invloed van reeds uitgevoerde landinrichtingswerken geëlimineerd,
behoudens die van kavelverbeteringswerken.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in zes klassen van € 14.067,19 tot
en met € 17.470,54 per hectare, met intervallen van € 680,67.
C. (Waardeveranderingen als bedoeld in artikel 71 van de wet)
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan, wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in zes klassen van € 14.067,19 tot en met € 17.470,54 per hectare, met intervallen
van € 680,67.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid van de regeling, worden als volgt geschat:
-
a. de aanwezigheid van hoogspanningsmasten op een bedrag van € 1.270,– per mast en voor
overspanningen € 11,– per strekkende meter zakelijk rechtstrook;
-
b. erfdienstbaarheden van € 4.000,– tot € 8.000,– met intervallen van € 1.000,– per geval;
-
c. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
d. puin en/of andere materialen in of op cultuurgronden van € 0,– tot € 10,– per vierkante
meter met intervallen van € 5,–;
-
e. schaduw- en wortelschade van € 5,– tot € 20,– per strekkende meter in 4 klassen met
intervallen van € 5,–.
E. (Overig)
-
1. Over- en onderbedeling worden verrekend, door de waarde van de schatting, bedoeld
in artikel 166 van de wet, te vermenigvuldigen met een factor 1,85.
-
2. De vastgestelde waardeveranderingen, bedoeld in de onderdelen B en C, worden verrekend
na vermenigvuldiging met de factor, bedoeld in het eerste lid.
Bijlage 2o. , behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de ruilverkaveling ‘Damwoude’
A. (Objectieve en subjectieve factoren)
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in punten gewaardeerd:
-
a. De afstand van de kavels ten opzichte van de openbare (of kennelijk openbare) verharde
weg in 4 klassen van 0, 10, 25 en 35 punten per hectare;
-
b. De verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van
kavelconcentratie in 5 klassen van 0 punten tot en met 40 punten per hectare met intervallen
van 10 punten;
-
c. De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van landinrichting in de objectieve
en subjectieve factoren geschiedt per eigendom (of per bedrijf) door vergelijking
van de toegedeelde kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte
kavels wordt de invloed van reeds uitgevoerde landinrichtingswerken geëlimineerd,
behoudens die van kavelverbeteringswerken.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in 6 klassen van € 0,–, € 1.788,–,
€ 3.576,–, € 5.364,–, € 8.940,–, € 12.516,–, of in 8 klassen van € 14.304,– tot en
met € 20.562,–, met intervallen van € 894,–.
C. (Waardeveranderingen als bedoeld in artikel 71 van de wet)
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan, wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in 6 klassen van € 0,–, € 1.788,–, € 3.576,–, € 5.364,–, € 8.940,–, € 12.516,–
of in 8 klassen van € 14.304,– tot en met € 20.562,– met intervallen van € 894,–.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling, worden als volgt geschat:
-
a. de aanwezigheid van ondergrondse kabels en leidingen, waarvoor een beperkt recht is
gevestigd, op € 0,85 per vierkante meter zakelijk rechtstrook;
-
b. de oude landinrichtingsrente uit de voormalige ruilverkaveling Dantumadeel wordt verrekend
met de lasten die opgelegd worden in het kader van de ruilverkaveling Damwoude;
-
c. bij het opheffen van erfdienstbaarheden van € 1.500,– tot € 12.000,– per geval met
intervallen van € 1.500,–. Bij het vestigen van erfdienstbaarheden van € 3.000,– tot
€ 24.000,– per geval met intervallen van € 3.000,–;
-
d. andere dan agrarische waarden met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
e. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag.
E. (Overig)
-
1. Over- en onderbedeling worden verrekend, door de waarde van de schatting, bedoeld
in artikel 166 van de wet, te vermenigvuldigen met een factor 1,35.
-
2. De vastgestelde waardeveranderingen, bedoeld in de onderdelen B en C, worden verrekend
na vermenigvuldiging met de factor, bedoeld in het eerste lid.
Bijlage 2p. behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de ruilverkaveling ‘Midden-Opsterland’
A. (Objectieve en subjectieve factoren)
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in punten gewaardeerd:
-
a. De afstand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg (of kennelijk
openbare) weg in 3 klassen van 0, 10 en 15 punten per hectare;
-
b. De afstand van de gebouwen tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 8 klassen
van 20 tot en met 240 punten per hectare per gebouw c.q. complex van gebouwen met
intervallen van 20 of 40 punten;
-
c. De waterhuishoudkundige toestand in 6 klassen van 0, 3, 4, 7, 10 en 13 punten per
hectare;
-
d. De verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van
kavelconcentratie in 5 klassen van 0 punten tot en met 20 punten per hectare met intervallen
van 5 punten;
-
e. De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van landinrichting in de objectieve
en subjectieve factoren geschiedt per eigendom (of per bedrijf) door vergelijking
van de toegedeelde kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte
kavels wordt de invloed van reeds uitgevoerde landinrichtingswerken geëlimineerd,
behoudens die van kavelverbeteringswerken.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in 4 klassen van € 0,–, € 2.235,–,
€ 4.470,–, € 6.705,– en 14 klassen van € 7.152,– tot en met €12.963,– met intervallen
van € 447,–.
C. (Waardeveranderingen als bedoeld in artikel 71 van de wet)
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in 4 klassen van € 0,–, € 2.235,–, € 4.470,–, € 6.705,– en 14 klassen van
€ 7.152,– tot en met € 12.963,– met intervallen van € 447,–.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling, worden als volgt geschat:
-
a. de aanwezigheid van hoogspanningsmasten van het 150 kV-net op € 1.000,– per stuk en
overspanningen op € 5,45 per strekkende meter zakelijk rechtstrook;
-
b. de aanwezigheid van ondergrondse kabels en leidingen, waarvoor een beperkt recht is
gevestigd, op € 0,85 per vierkante meter zakelijk rechtstrook;
-
c. bij het opheffen van erfdienstbaarheden van € 5.000,– tot € 8.000,– per geval met
intervallen van € 1.000,–. Bij het vestigen van erfdienstbaarheden van € 2.000,– tot
€ 16.000,– per geval met intervallen van € 2.000,–;
-
d. andere dan agrarische waarden (artikel 23, tweede lid, van de regeling);
-
e. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag.
E. (Overig)
-
i. Over- en onderbedeling worden verrekend, door de waarde van de schatting, bedoeld
in artikel 166 van de wet, te vermenigvuldigen met een factor 1,8.
-
ii. De vastgestelde waardeveranderingen, bedoeld in de onderdelen B en C, worden verrekend
na vermenigvuldiging met de factor, bedoeld in het eerste lid.
Bijlage 2q. , behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de ruilverkaveling ‘Axel’
A. (Objectieve en subjectieve factoren)
De subjectieve factoren, bedoeld in artikel 5 van de regeling, worden als volgt in punten gewaardeerd:
-
a. De verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van
kavelconcentratie in 5 klassen van 0 tot en met 40 punten per ha met intervallen van
10 punten;
-
b. De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van landinrichting in de objectieve
en subjectieve factoren geschiedt per eigendom (of per bedrijf) door vergelijking
van de toegedeelde kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte
kavels wordt de invloed van reeds uitgevoerde landinrichtingswerken geëlimineerd,
behoudens die van kavelverbeteringswerken.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in klassen van € 4.764,69 tot en met
€ 13.613,41 per hectare, met intervallen van € 680,67.
C. (Waardeveranderingen als bedoeld in artikel 71 van de wet)
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in klassen van € 4.764,69 tot en met € 13.613,41 per hectare, met intervallen
van € 680,67.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling worden als volgt geschat:
-
a. de aanwezigheid van hoogspanningsmasten op € 3.000,– per stuk;
-
b. de aanwezigheid van ondergrondse kabels en leidingen, waarvoor een beperkt recht is
gevestigd op € 1,– per m2 (vierkante meter);
-
c. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
d. de aanwezigheid van drainage in klassen van € 0,– tot en met € 780,– per hectare met
intervallen van € 130,–;
-
e. de mate van vlakligging in klassen van € 0,– tot en met € 2.000,– per hectare, met
intervallen van € 1.000,–;
-
f. de aanwezigheid van een drinkwatervoorziening op € 500,– per voorziening;
-
g. de aanwezigheid van obstakels van € 0,– tot en met € 2.000,– per geval met intervallen
van € 100,–;
-
h. de aanwezigheid van extreme onkruidverontreiniging of van een uitzonderlijk lage bemestingstoestand
elk van € 0,– tot en met € 500,– per ha, met intervallen van € 100,–;
-
i. de aanwezigheid van bodemziekten in extreme mate van € 0,– tot en met € 2.000,– per
ha met intervallen van € 100,–;
-
j. de aanwezigheid van een opslagplaats of bietendam op € 1.500,– per geval;
-
k. de aanwezigheid van schaduw- en/of wortelschade van € 0,– tot en met € 5,– per strekkende
meter, met intervallen van € 0,50;
-
l. de aanwezigheid van andere dan agrarische waarden met een door deskundigen vast te
stellen bedrag.
E. (Overig)
-
1. Over- en onderbedeling worden verrekend, door de waarde van de schatting, bedoeld
in artikel 166 van de wet, te vermenigvuldigen met een factor 1,65. Daarnaast wordt de schattingswaarde van
over- en onderbedelingen ter zake van verpacht eigendom met de factor (1.00) vermenigvuldigd.
-
2. De vastgestelde waardeveranderingen, bedoeld in de onderdelen B en C, worden verrekend
na vermenigvuldiging met de factoren, bedoeld in het eerste lid.
Bijlage 2r. , behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting in het deelgebied Kanaalstreek
blok A van de Herinrichting Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën
A. (Objectieve en subjectieve factoren)
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in punten gewaardeerd:
-
a. De afstand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 3 klassen
van respectievelijk 0, 25 en 50 punten per hectare;
-
b. De afstand van gebouwen tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 3 klassen
van respectievelijk 0, 50 en 100 punten per gebouw c.q. complex van gebouwen;
-
c. De verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen, en mate
van kavelconcentratie in 5 klassen van 0 tot en met 100 punten per hectare met intervallen
van 25 punten;
-
d. De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van herinrichting in de objectieve
en subjectieve factoren geschiedt per bedrijf en per eigendom door vergelijking van
de toegedeelde kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte
kavels wordt de invloed van reeds uitgevoerde landinrichtingswerken geëlimineerd,
behoudens die van kavelverbeteringswerken.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in klassen van € 6.807,– tot en met
€ 11.782,– per hectare, met intervallen van € 454,–.
C. (Waardeveranderingen als bedoeld in de artikelen 24 en 25 van de Herinrichtingswet
Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën)
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan, wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in klassen van € 6.807,– tot en met € 11.782,– per hectare, met intervallen
van € 454,–.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling, worden als volgt geschat:
-
a. de aanwezigheid van hoogspanningsmasten op € 2.155,46 of € 2.738,56 per mast, afhankelijk
van het mastformaat;
-
b. erfdienstbaarheden op € 0,– tot en met € 5.000,– met intervallen van € 1.000,–;
-
c. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een zonodig door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
d. andere dan agrarische waarden met een zonodig door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
e. schaduw- en wortelschade op € 0,–; € 2,50; € 5,–; € 7,50 of € 12,50 per strekkende
meter.
E. (Overig)
Bijlage 2s. , behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting in het deelgebied Kanaalstreek
blok C van de Herinrichting Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën
A. (Objectieve en subjectieve factoren)
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de regeling worden als volgt in punten gewaardeerd:
-
a. De afstand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 3 klassen
van respectievelijk 0, 25 en 50 punten per hectare;
-
b. De afstand van gebouwen tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 3 klassen
van respectievelijk 0, 50 en 100 punten per gebouw c.q. complex van gebouwen;
-
c. De verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen, en mate
van kavelconcentratie in 5 klassen van 0 tot en met 100 punten per hectare met intervallen
van 25 punten;
-
d. De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van herinrichting in de objectieve
en subjectieve factoren geschiedt per bedrijf en per eigendom door vergelijking van
de toegedeelde kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte
kavels wordt de invloed van reeds uitgevoerde landinrichtingswerken geëlimineerd,
behoudens die van kavelverbeteringswerken.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in klassen van € 6.807,– tot en met
€ 11.782,– per hectare, met intervallen van € 454,–.
C. (Waardeveranderingen als bedoeld in de artikelen 24 en 25 van de Herinrichtingswet
Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën)
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan, wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in klassen van € 6.807,– tot en met € 11.782,– per hectare, met intervallen
van € 454,–.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling, worden als volgt geschat:
-
a. de aanwezigheid van hoogspanningsmasten op € 2.155,46 of € 2.738,56 per mast, afhankelijk
van het mastformaat;
-
b. erfdienstbaarheden op € 0,– tot en met € 5.000,– met intervallen van € 1.000,–;
-
c. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een zonodig door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
d. andere dan agrarische waarden met een zonodig door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
e. schaduw- en wortelschade op € 0,–; € 2,50; € 5,–; € 7,50 of € 12,50 per strekkende
meter.
E. (Overig)
Bjilage 2t. , behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de ruilverkaveling ‘Brummen-Voorst’
A. (Objectieve en subjectieve factoren)
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in punten gewaardeerd:
-
a. De afstand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 5 klassen
van 0 tot en met 100 punten per hectare met intervallen van 25 punten;
-
b. De afstand van gebouwen tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 3 klassen
van respectievelijk 0, 100 en 200 punten per gebouw c.q. complex van gebouwen;
-
c. De verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van
kavelconcentratie in 5 klassen van 0 tot en met 100 punten per hectare met intervallen
van 25 punten;
-
d. De bepaling van waardeveranderingen als gevolg van landinrichting in de objectieve
en subjectieve factoren geschiedt per eigendom (of per bedrijf) door vergelijking
van de toegedeelde kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte
kavels wordt de invloed van reeds uitgevoerde landinrichtingswerken geëlimineerd,
behoudens die van kavelverbeteringswerken.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in klassen van € 9.529,– tot en met
€ 20.420,– per hectare, met intervallen van € 908,–.
C. (Waardeveranderingen als bedoeld in artikel 71 van de wet)
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan, wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in klassen van € 9.529,– tot en met € 20.420,– per hectare, met intervallen
van € 908,–.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling, worden als volgt geschat:
-
a. erfdienstbaarheden van een weg over een erf met een toeslag van € 5.000,– per geval;
-
b. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
c. de extreme wortel- en schaduwwerking € 3,494,– per ha, waarbij de oppervlakte met
wortel- en schaduwwerking wordt berekend op basis van stroken van 5, 10, 15, 20 en
25 meter, afhankelijk van de omvang van de schade;
-
d. andere dan agrarische waarden met een door deskundigen vast te stellen bedrag.
E. (Overig)
-
1. Over- en onderbedeling worden verrekend, door de waarde van de schatting, bedoeld
in artikel 166 van de wet, te vermenigvuldigen met een factor 1,25.
-
2. De vastgestelde waardeveranderingen, bedoeld in de onderdelen B en C, worden verrekend
na vermenigvuldiging met de factor, bedoeld in het eerste lid.
Bijlage 2u. , behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de ruilverkaveling ‘St.
Oedenrode: blokdeel Liempde-Nijnsel’
A. (Objectieve en subjectieve factoren)
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in geldbedragen gewaardeerd:
-
a. De kwaliteit van de openbare ontsluitingswegen voor kavels in 4 klassen van respectievelijk:
€ 0,–; € 135,–; € 270,– en € 405,– per hectare;
-
b. De kwaliteit van de openbare ontsluitingswegen voor woningen in 2 klassen van respectievelijk:
€ 0,– en € 225,– per woning;
-
c. De kwaliteit van de openbare ontsluitingswegen voor bedrijfsgebouwen in 2 klassen
van respectievelijk: € 0,– en € 1.135,– per bedrijfsgebouw;
-
d. De kwaliteit van de openbare ontsluitingswegen voor woning en bedrijfsgebouwen in
2 klassen van respectievelijk: € 0,– en € 1.360,–;
-
e. De verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van
kavelconcentratie in 6 klassen van respectievelijk: € 0,–; € 200,–; € 450,–; € 750,–;
€ 1.100,– en € 1.500,– per hectare;
-
f. De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van landinrichting in de objectieve
en subjectieve factoren geschiedt per eigendom (of per bedrijf) door vergelijking
van de toegedeelde kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte
kavels wordt de invloed van reeds uitgevoerde landinrichtingswerken geëlimineerd,
behoudens die van kavelverbeteringswerken.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in klassen van € 0,– tot en met € 22.689,–
per hectare, met intervallen van € 908,–.
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan, wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in klassen van € 0,– tot en met € 22.689,– per hectare, met intervallen van
€ 908,–.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling, worden als volgt geschat:
-
a. de aanwezigheid van hoogspanningsmasten van het 150 kV-net en het 380 kV-net op respectievelijk
€ 1.125,– en € 1.350,– per mast en de kabeloverspanningen van beide netten op € 0,15
per m2 (vierkante meter) zakelijk rechtstrook;
-
b. de aanwezigheid van ondergrondse kabels en leidingen, waarvoor een beperkt recht is
gevestigd, op € 0,70 per m2 (vierkante meter);
-
c. de aanwezigheid van afsluiterkooien behorende bij transportleidingen op € 412,– per
kooi;
-
d. de aanwezigheid van pootrechten op € 2,25 per strekkende meter en daarnaast de geschatte
waarde van de houtopstanden;
-
e. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
f. andere dan agrarische waarden met een door deskundigen vast te stellen bedrag.
E. (Overig)
-
1. Over- en onderbedeling worden verrekend, door de waarde van de schatting, bedoeld
in artikel 166 van de wet, te vermenigvuldigen met een factor 2,20.
-
2. De vastgestelde waardeveranderingen, bedoeld in de onderdelen B en C, worden verrekend
na vermenigvuldiging met de factor, bedoeld in het eerste lid.
Bijlage 2v. , behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de ruilverkaveling ‘Marshoek-Hoonhorst’
A. (Objectieve en subjectieve factoren)
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in punten gewaardeerd:
-
a. De afstand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 3 klassen
van respectievelijk 0; 7,5 en 15 punten per hectare;
-
b. De afstand van gebouwen tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 3 klassen
van respectievelijk 5, 10 en 15 punten per 25 meter per gebouw c.q. complex van gebouwen;
-
c. De verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van
kavelconcentratie in 5 klassen van 0 tot en met 40 punten per hectare met intervallen
van 10 punten;
-
d. De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van landinrichting in de objectieve
en subjectieve factoren geschiedt per eigendom (of per bedrijf) door vergelijking
van de toegedeelde kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte
kavels wordt de invloed van reeds uitgevoerde landinrichtingswerken geëlimineerd,
behoudens die van kavelverbeteringswerken.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in klassen van € 1.361,– tot en met
€ 21.781,– per hectare, met intervallen van € 681,–.
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan, wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in klassen van € 1.361,– tot en met € 21.781,– per hectare, met intervallen
van € 681,–.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling, worden als volgt geschat:
-
a. erfdienstbaarheden op € 250,– tot € 16.000,– per geval;
-
b. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
c. de aanwezigheid van andere dan agrarische waarden met een door deskundigen vast te
stellen bedrag;
-
d. schaduw- en wortelschade in 4 klassen van € 0,–; € 4,–; € 8,– en € 12,– per strekkende
meter perceelsrand;
-
e. drainage in 5 klassen van € 0,–; € 200,–; € 400,–; € 800,– en € 1.200,– per hectare;
-
f. filterbuizen ten behoeve van beregeningsinstallaties met een door deskundigen vast
te stellen bedrag.
E. (Overig)
-
1. Over- en onderbedeling worden verrekend, door de waarde van de schatting, bedoeld
in artikel 166 van de wet, te vermenigvuldigen met een factor 1,76.
-
2. De vastgestelde waardeveranderingen, bedoeld in de onderdelen B en C, worden verrekend
na vermenigvuldiging met de factor, bedoeld in het eerste lid.
Bijlage 2w. , behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de ruilverkaveling ‘Raarhoek-Veldhoek’
A. (Objectieve en subjectieve factoren)
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in punten gewaardeerd:
-
a. De afstand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 8 klassen
van respectievelijk 0, 1, 2, 3, 6, 9, 12 en 15 punten per hectare;
-
b. De afstand van gebouwen tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 6 klassen
van respectievelijk 0, 2, 3, 4, 6 en 9 punten per 25 meter per gebouw c.q. complex
van gebouwen;
-
c. De verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van
kavelconcentratie in 5 klassen van 0 tot en met 40 punten per hectare met intervallen
van 10 punten;
-
d. De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van landinrichting in de objectieve
en subjectieve factoren geschiedt per eigendom (of per bedrijf) door vergelijking
van de toegedeelde kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte
kavels wordt de invloed van reeds uitgevoerde landinrichtingswerken geëlimineerd,
behoudens die van kavelverbeteringswerken.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in klassen van € 908,– tot en met
€ 23.597,– per hectare, met intervallen van € 908,–.
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan, wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in klassen van € 908,– tot en met € 23.597,– per hectare, met intervallen
van € 908,–.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling, worden als volgt geschat:
-
a. erfdienstbaarheden op € 250,–; € 750,–; € 1.000,–; € 1.250,–; € 1.500,–; € 10.000,–;
€ 12.000,–; €14.000,– of € 16.000,– per geval;
-
b. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
c. de aanwezigheid van andere dan agrarische waarden met een door deskundigen vast te
stellen bedrag;
-
d. schaduw- en wortelwerking in 4 klassen van € 0,–; € 4,–; € 8,– en € 12,– per strekkende
meter perceelsrand;
-
e. drainage in 4 klassen van € 0,–; € 200,–; € 400,– en € 800,– per hectare;
-
f. filterbuizen ten behoeve van beregeningsinstallaties met een door deskundigen vast
te stellen bedrag.
E. (Overig)
-
1. Over- en onderbedeling worden verrekend, door de waarde van de schatting, bedoeld
in artikel 166 van de wet, te vermenigvuldigen met een factor 2,22.
-
2. De vastgestelde waardeveranderingen, bedoeld in de onderdelen B en C, worden verrekend
na vermenigvuldiging met de factor, bedoeld in het eerste lid.
Bijlage 2x. , behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de ruilverkaveling ‘Den
Ham-Lemele’
A. (Objectieve en subjectieve factoren)
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in punten gewaardeerd:
-
a. De afstand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 8 klassen
van respectievelijk 0, 1, 2, 3, 6, 9, 12 en 15 per hectare;
-
b. De afstand van gebouwen tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 7 klassen
van respectievelijk 0, 1, 2, 3, 4, 6 en 9 punten per 25 meter per gebouw c.q. complex
van gebouwen;
-
c. De waterhuishoudkundige toestand van de kavels in 4 klassen van respectievelijk 0,
2, 4 en 6 punten per hectare;
-
d. De verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van
kavelconcentratie in 5 klassen van 0 tot en met 40 punten per hectare met intervallen
van 10 punten;
-
e. De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van landinrichting in de objectieve
en subjectieve factoren geschiedt per eigendom (of per bedrijf) door vergelijking
van de toegedeelde kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte
kavels wordt de invloed van reeds uitgevoerde landinrichtingswerken geëlimineerd,
behoudens die van kavelverbeteringswerken.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in klassen van € 1.361,– tot en met
€ 20.420,– per hectare, met intervallen van € 681,–.
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan, wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in klassen van € 1.361,– tot en met € 20.420,– per hectare, met intervallen
van € 681,–.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling, worden als volgt geschat:
-
a. erfdienstbaarheden op € 250,– tot en met € 1.500,– per geval met intervallen van € 250,–
en € 10.000,– tot en met € 16.000,– per geval met intervallen van € 2.000,–;
-
b. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
c. de andere dan agrarische waarden met een door een deskundigen vast te stellen bedrag;
-
d. schaduw- en wortelschade in 4 klassen van € 0,–; € 6,–; € 12,– en € 18,– per strekkende
meter perceelsrand;
-
e. vlakligging van de percelen in 4 klassen van € 0,–; € 250,–; € 500,– tot € 750,– per
hectare;
-
f. drainage in 5 klassen van € 0,–; € 200,–; € 400,–; € 800,– en € 1.200,– per hectare;
-
g. filterbuizen ten behoeve van beregeningsinstallaties met een door deskundigen vast
te stellen bedrag.
E. (Overig)
-
1. Over- en onderbedeling worden verrekend, door de waarde van de schatting, bedoeld
in artikel 166 van de wet, te vermenigvuldigen met een factor 1,35.
-
2. De vastgestelde waardeveranderingen, bedoeld in de onderdelen B en C, worden verrekend
na vermenigvuldiging met de factor, bedoeld in het eerste lid.
Bijlage 2y. , behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de herinrichting ‘Duiven-Westervoort’
A. (Objectieve en subjectieve factoren)
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in punten gewaardeerd:
-
a. De afstand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 5 klassen
van 0 tot en met 100 punten per hectare met intervallen van 25 punten;
-
b. De afstand van gebouwen tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 5 klassen
van 0 tot en met 200 punten per hectare met intervallen van 50 punten per gebouw c.q.
complex van gebouwen;
-
c. De verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van
kavelconcentratie in 5 klassen van 0 tot en met 100 punten per hectare met intervallen
van 25 punten;
-
d. De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van landinrichting in de objectieve
en subjectieve factoren geschiedt per eigendom (of per bedrijf) door vergelijking
van de toegedeelde kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte
kavels wordt de invloed van reeds uitgevoerde landinrichtingswerken geëlimineerd,
behoudens die van kavelverbeteringswerken.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in klassen van € 15.882,– tot en met
€ 29.496,– per hectare, met intervallen van € 1.134,–.
C. (Waardeveranderingen als bedoeld in artikel 49 van de wet)
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan, wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in klassen van € 15.882,– tot en met € 29.496,– per hectare, met intervallen
van € 1.134,–.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling, worden als volgt geschat:
-
a. de aanwezigheid van hoogspanningsmasten op € 2.500,– of € 5.000,– per stuk en overspanningen
op € 6,– of € 12,– per strekkende meter zakelijk rechtstrook;
-
b. de aanwezigheid van ondergrondse kabels en leidingen, waarvoor een beperkt recht is
gevestigd op € 3,– of € 8,– per strekkende meter zakelijk rechtstrook;
-
c. erfdienstbaarheden van een weg over een erf op € 2.500,– of € 5.000,– per geval;
-
d. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
e. de extreme wortel- en schaduwwerking op € 8.000,– per ha, waarbij de oppervlakte met
wortel- en schaduwwerking wordt berekend op basis van stroken van 10, 20 en 30 meter,
afhankelijk van de omvang van de schade;
-
f. andere dan agrarische waarden met een door deskundigen vast te stellen bedrag.
E. (Overig)
-
1. Over- en onderbedeling worden verrekend, door de waarde van de schatting, bedoeld
in artikel 166 van de wet, te vermenigvuldigen met een factor 1,7.
-
2. De vastgestelde waardeveranderingen, bedoeld in de onderdelen B en C, worden verrekend
na vermenigvuldiging met de factor, bedoeld in het eerste lid.
Bijlage 2z. , behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de ruilverkaveling ‘Salland-West’
A. (Objectieve en subjectieve factoren)
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in punten gewaardeerd:
-
a. De afstand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 7 klassen
van respectievelijk 0, 3, 6, 9, 12, 15 en 18 punten per hectare;
-
b. De afstand van gebouwen tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 9 klassen
van respectievelijk 0, 2, 3, 4, 5, 6, 9, 10 en 15 punten per 25 meter per gebouw c.q.
complex van gebouwen;
-
c. De verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van
kavelconcentratie in 5 klassen van 0 tot en met 40 punten per hectare met intervallen
van 10 punten;
-
d. De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van landinrichting in de objectieve
en subjectieve factoren geschiedt per eigendom (of per bedrijf) door vergelijking
van de toegedeelde kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte
kavels wordt de invloed van reeds uitgevoerde landinrichtingswerken geëlimineerd,
behoudens die van kavelverbeteringswerken.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in klassen van € 2.273,– tot en met
€ 22.689,– per hectare, met intervallen van € 908,–.
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan, wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in klassen van € 2.723,– tot en met € 22.689,– per hectare, met intervallen
van € 908,–.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling worden als volgt geschat:
-
a. erfdienstbaarheden op € 250,–; € 750,–; € 1.000,–; € 1.250,–; € 1.500,–; € 4.000,–;
€ 6.000,–; € 8.000,–; € 10.000,–; € 12.000,– en € 16.000,– per geval;
-
b. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
c. andere dan agrarische waarden met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
d. schaduw- en wortelschade in 4 klassen van € 0,–; € 6,–; € 12,– en € 18,– per strekkende
meter perceelsrand;
-
e. drainage in 5 klassen van € 0,–; € 200,–; € 400,–; € 800,– en € 1.200,– per hectare.
E. (Overig)
-
1. Over- en onderbedeling worden verrekend, door de waarde van de schatting, bedoeld
in artikel 166 van de wet, te vermenigvuldigen met een factor 2,08.
-
2. De vastgestelde waardeveranderingen, bedoeld in de onderdelen B en C worden verrekend
na vermenigvuldiging met de factor, bedoeld in het eerste lid.
Bijlage 2aa. , behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor het blok A ‘Wedde’ van
het deelgebied ‘Westerwolde’ in de herinrichting Oost-Groningen en de Gronings-Drentse
Veenkoloniën
A. (Objectieve en subjectieve factoren)
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in punten gewaardeerd:
-
a. De afstand van gebouwen tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 3 klassen
van respectievelijk € 1.000,–; € 2.000,– en € 3.000,– per gebouw c.q. complex van
gebouwen;
-
b. De verkaveling omvattende ontsluiting, vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen
en mate van kavelconcentratie in 5 klassen van 0 tot en met 4 punten per hectare met
intervallen van 1 punt;
-
c. De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van herinrichting in de objectieve
en subjectieve factoren geschiedt per bedrijf door vergelijking van de toegedeelde
kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte kavels wordt
de invloed van reeds uitgevoerde herinrichtingswerken geëlimineerd, behoudens die
van kavelverbeteringswerken.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in klassen van € 6.126,03 tot en met
€ 12.932,74 per hectare, met intervallen van € 680,67.
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan, wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in klassen van € 6.126,03 tot en met € 12.932,74 per hectare, met intervallen
van € 680,67.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid van de regeling, worden als volgt geschat:
-
a. erfdienstbaarheden van € 0,– tot € 3.000,– per geval met intervallen van € 1.000,–;
-
b. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
c. schaduw- en wortelwerking van € 5,– tot € 20,– met intervallen van € 5,– per strekkende
meter afhankelijk van de ligging van de houtopstanden;
-
d. andere dan agrarische waarden met een door deskundigen vast te stellen bedrag.
Bijlage 2bb. , behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de ruilverkaveling ‘Twijzel-Buitenpost’
A. (Objectieve en subjectieve factoren)
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in artikel 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in punten gewaardeerd:
-
a. De afstand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 3 klassen
van 0, 10 en 15 punten per hectare;
-
b. De verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van
kavelconcentratie in 5 klassen van 0 punten tot en met 40 punten met intervallen van
10 punten per hectare;
-
c. De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van landinrichting in de objectieve
en subjectieve factoren geschiedt per eigendom (of per bedrijf) door vergelijking
van de toegedeelde kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte
kavels wordt de invloed van reeds uitgevoerde landinrichtingswerken geëlimineerd,
behoudens die van kavelverbeteringswerken.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in 5 klassen van € 0,–; € 1.361,–;
€ 3.403,–; € 5.445,– en € 7.487,– of 10 klassen van € 8.168,– tot en met € 14.294,–
met intervallen van € 680,–.
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan, wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in 5 klassen van € 0,–; € 1.361,–; € 3.403,–; € 5.445,– en € 7.487,– of 10
klassen van € 8.168,– tot en met € 14.294,– met intervallen van € 680,–.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling, worden als volgt geschat:
-
a. de aanwezigheid van hoogspanningsmasten van het 150kV-net op € 1.000,– per stuk en
overspanningen op € 5,45 per strekkende meter zakelijk rechtstrook;
-
b. de aanwezigheid van ondergrondse kabels en leidingen, waarvoor een beperkt recht is
gevestigd op € 0,85 per vierkante meter zakelijk rechtstrook;
-
c. bij het opheffen van erfdienstbaarheden gelden de volgende bedragen: € 1.000,–; € 2.000,–;
€ 3.000,–; € 4.000,–; € 6.000,–; € 8.000,–; € 10.000,– en € 12.000,–. Bij het vestigen
van erfdienstbaarheden gelden de volgende bedragen: € 2.000,–; € 4.000,–; € 6.000,–;
€ 8.000,–; € 12.000,–; € 16.000,–; € 20.000,– en € 24.000,–;
-
d. andere dan agrarische waarden met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
e. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag.
E. (Overig)
-
1. Over- en onderbedeling worden verrekend, door de waarde van de schatting, bedoeld
in artikel 166 van de wet, te vermenigvuldigen met een factor 2,204.
-
2. De vastgestelde waardeveranderingen, bedoeld in de onderdelen B en C, worden verrekend
na vermenigvuldiging met de factor, bedoeld in het eerste lid.
Bijlage 2cc. , behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de ruilverkaveling ‘Rijssen,
blok Rectum’
A. (Objectieve en subjectieve factoren)
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in punten gewaardeerd:
-
a. De afstand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 7 klassen
van respectievelijk 0, 3, 6, 9, 12, 15 en 18 punten per hectare;
-
b. De afstand van gebouwen tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 9 klassen
van respectievelijk 0, 2, 3, 4, 5, 6, 9, 10 en 15 punten per 25 meter per gebouw c.q.
complex van gebouwen;
-
c. De verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van
kavelconcentratie in 5 klassen van 0 tot en met 40 punten per hectare met intervallen
van 10 punten;
-
d. De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van landinrichting in de objectieve
en subjectieve factoren geschiedt per eigendom (of per bedrijf) door vergelijking
van de toegedeelde kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte
kavels wordt de invloed van reeds uitgevoerde landinrichtingswerken geëlimineerd,
behoudens die van kavelverbeteringswerken.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in klassen van 3.000 punten tot en
met 44.000 punten per hectare, met intervallen van 1.000 punten.
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan, wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in klassen van 3.000 punten tot en met 44.000 punten per hectare, met intervallen
van 1.000 punten.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling, worden als volgt geschat:
-
a. erfdienstbaarheden op € 250,–; € 750,–; € 1.000,–; € 1.250,–; € 1.500,–; € 4.000,–;
€ 6.000,–; € 8.000,–; € 10.000,–; € 12.000,– en € 16.000,– per geval;
-
b. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
c. de andere dan agrarische waarden met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
d. schaduw- en wortelschade in 4 klassen van € 0,–; € 6,–; € 12,– en € 18,– per strekkende
meter perceelsrand.
E. (Overig)
-
1. Over- en onderbedeling worden verrekend, door de waarde van de schatting, bedoeld
in artikel 166 van de wet, te vermenigvuldigen met een factor 0,9.
-
2. De vastgestelde waardeveranderingen, bedoeld in de onderdelen B en C, worden verrekend
na vermenigvuldiging met de factor, bedoeld in het eerste lid.
Bijlage 2dd. , behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de herinrichting ‘Ooijpolder’
A. (Objectieve en subjectieve factoren)
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in punten gewaardeerd:
-
a. De afstand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 5 klassen
van 0 tot en met 100 punten per hectare met intervallen van 25 punten;
-
b. De verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van
kavelconcentratie in 5 klassen van 0 tot en met 100 punten per hectare met intervallen
van 25 punten;
-
c. De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van landinrichting in de objectieve
en subjectieve factoren geschiedt per eigendom (of per bedrijf) door vergelijking
van de toegedeelde kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte
kavels wordt de invloed van reeds uitgevoerde landinrichtingswerken geëlimineerd,
behoudens die van kavelverbeteringswerken.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in klassen van € 10.210,– tot en met
€ 24.958,– per hectare, met intervallen van € 1.135,–.
C. (Waardeveranderingen als bedoeld in artikel 49 van de wet)
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan, wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in klassen van € 10.210,– tot en met € 24.958,– per hectare, met intervallen
van € 1.135,–.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling, worden als volgt geschat:
-
a. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
b. pulsen met minimale doorsnee van 125 millimeter van een minimum van € 0,– tot een
maximum van € 1.000,– per geval met intervallen van € 100,–;
-
c. de extreme wortel- en schaduwwerking op 40% van de waarde van de schatting van de
grond, te berekenen over stroken met een breedte van 5, 10, 15, 20 of 25 meter, afhankelijk
van de omvang van de schade;
-
d. erfdienstbaarheden van een weg over een erf op € 700,– per geval;
-
e. de aanwezigheid van extreem storende plekken van € 0,– tot en met € 2.000,– per plek
met intervallen van € 100,–;
-
f. andere dan agrarische waarden met een door deskundigen vast te stellen bedrag.
E. (Overig)
-
1. Over- en onderbedeling worden verrekend, door de waarde van de schatting, bedoeld
in artikel 166 van de wet, te vermenigvuldigen met een factor 1,79.
-
2. De vastgestelde waardeveranderingen, bedoeld in de onderdelen B en C, worden verrekend
na vermenigvuldiging met de factor, bedoeld in het eerste lid.
Bijlage 2ee. , behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de ruilverkaveling ‘Oud-Vossemeer’
A. (Subjectieve factoren)
De subjectieve factoren, bedoeld in artikel 5, van de regeling, worden als volgt in punten gewaardeerd:
-
a. De verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van
kavelconcentratie in 5 klassen van 0 tot en met 40 punten per hectare met intervallen
van 10 punten;
-
b. De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van landinrichting in de subjectieve
factoren geschiedt per eigendom (of per bedrijf) door vergelijking van de toegedeelde
kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte kavels wordt
de invloed van reeds uitgevoerde landinrichtingswerken geëlimineerd, behoudens die
van kavelverbeteringswerken.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in klassen van € 4.538,– tot en met
€ 18.151,– per hectare, met intervallen van € 908,–.
C. (Waardeveranderingen als bedoeld in artikel 71 van de wet)
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan, wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in klassen van € 4.538,– tot en met € 18.151,– per hectare, met intervallen
van € 908,–.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling, worden als volgt geschat:
-
a. de aanwezigheid van ondergrondse kabels en leidingen, waarvoor een beperkt recht is
gevestigd, op € 1,– per vierkante meter;
-
b. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
c. de aanwezigheid van drainage in klassen van € 0,– en van € 91,– tot en met € 771,–
per hectare met intervallen van € 136,–;
-
d. de mate van vlakligging in klassen van € 0,– tot en met € 2.000,– per hectare, met
intervallen van € 1.000,–;
-
e. de aanwezigheid van een geschikte drinkwatervoorziening op € 500,– per voorziening;
-
f. de aanwezigheid van obstakels van € 0,– tot en met € 2.000,– per geval met intervallen
van € 100,–;
-
g. de aanwezigheid van storende plekken van € 0,– tot en met € 4.000,– per plek, afhankelijk
van aard en oppervlakte;
-
h. de aanwezigheid van bodemziekten in extreme mate van € 0,– tot en met € 2.000,– per
hectare met intervallen van € 100,–;
-
i. de aanwezigheid van een verharde opslagplaats of een geschikte bietendam op € 1.500,–
per geval;
-
j. de aanwezigheid van schaduw- en/of wortelschade van € 0,– tot en met € 10,– per strekkende
meter, met intervallen van € 1,–;
-
k. de aanwezigheid van andere dan agrarische waarden met een door deskundigen vast te
stellen bedrag.
E. (Overig)
-
1. Over- en onderbedeling worden verrekend door de waarde van de schatting, bedoeld in
artikel 166 van de wet, te vermenigvuldigen met een factor 1,33. Voor de schattingswaarde van over- en onderbedelingen
ter zake van verpacht eigendom wordt de factor 0,8 gehanteerd.
-
2. De vastgestelde waardeveranderingen, bedoeld in de onderdelen B en C, worden verrekend
na vermenigvuldiging met de factoren, bedoeld in het eerste lid.
-
3. Bij de bepaling van het nut van de verkaveling wordt voor de inbrengsituatie bij kavelruilen,
vanaf kavelruil Tholen no. 17, voorzover deze binnen en naar de ruilverkaveling Oud-Vossemeer
voorafgaand aan het plan van toedeling, hebben plaatsgevonden, uitgegaan van de situatie
als zou deze kavelruil niet hebben plaatsgevonden.
Bijlage 2ff. , behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de ruilverkaveling ‘Nieuwleusen-Ruitenveen’
A. (Objectieve en subjectieve factoren)
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in punten gewaardeerd:
-
a. De afstand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 7 klassen
van respectievelijk 0, 3, 6, 9, 12, 15 en 18 punten per hectare;
-
b. De afstand van gebouwen tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 3 klassen
van respectievelijk 5, 10 en 15 punten per 25 meter per gebouw c.q. complex van gebouwen;
-
c. De verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van
kavelconcentratie in 5 klassen van 0 tot en met 40 punten per hectare met intervallen
van 10 punten;
-
d. De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van landinrichting in de objectieve
en subjectieve factoren geschiedt per eigendom (of per bedrijf) door vergelijking
van de toegedeelde kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte
kavels wordt de invloed van reeds uitgevoerde landinrichtingswerken geëlimineerd,
behoudens die van kavelverbeteringswerken.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in klassen van € 3.630,– tot en met
€ 22.698,– per hectare, met intervallen van € 908,–.
C. (Waardeveranderingen als bedoeld in artikel 71 van de wet)
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan, wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in klassen van € 3.630,– tot en met € 22.689,– per hectare, met intervallen
van € 908,–.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling, worden als volgt geschat:
-
a. erfdienstbaarheden op € 250,– tot en met € 1.500,– per geval met intervallen van € 250,–,
dan wel € 4.000,– tot en met € 16.000,– per geval met intervallen van € 2.000,– of
€ 4.000,– per geval;
-
b. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
c. de andere dan agrarische waarden met een door deskundigen vast te stellen bedrag.
E. (Overig)
-
1. Over- en onderbedeling worden verrekend, door de waarde van de schatting, bedoeld
in artikel 166 van de wet, te vermenigvuldigen met een factor 0,70.
-
2. De vastgestelde waardeveranderingen, bedoeld in de onderdelen B en C, worden verrekend
na vermenigvuldiging met de factor, bedoeld in het eerste lid.
Bijlage 2gg. , behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de ruilverkaveling ‘St.-Oedenrode:
blokdeel Schijndel’
A. (Objectieve en subjectieve factoren)
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in geldbedragen gewaardeerd:
-
a. De kwaliteit van de openbare ontsluitingswegen voor kavels in 4 klassen van respectievelijk
€ 0,–; € 135,–; € 270,– en € 405,– per hectare;
-
b. De kwaliteit van de openbare ontsluitingswegen voor woningen in 2 klassen van respectievelijk
€ 0,– en € 225,– per woning;
-
c. De kwaliteit van de openbare ontsluitingswegen voor bedrijfsgebouwen in 2 klassen
van respectievelijk € 0,– en € 1.135,– per bedrijfsgebouw;
-
d. De kwaliteit van de openbare ontsluitingswegen voor woning en bedrijfsgebouwen in
2 klassen van respectievelijk € 0,– en € 1.360,–;
-
e. De verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van
kavelconcentratie in 6 klassen van € 0,–; € 200,–; € 450,–; € 750,–; € 1.100,– en
€ 1.500,– per hectare;
-
f. De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van landinrichting in de objectieve
en subjectieve factoren geschiedt per eigendom (of per bedrijf) door vergelijking
van de toegedeelde kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte
kavels wordt de invloed van reeds uitgevoerde landinrichtingswerken geëlimineerd,
behoudens die van kavelverbeteringswerken.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in klassen van € 0,– tot en met € 22.698,–
per hectare, met intervallen van € 908,–.
C. (Waardeveranderingen als bedoeld in artikel 71 van de wet)
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan, wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in klassen van € 0,– tot en met € 22.698,– per hectare, met intervallen van
€ 908,–.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling, worden als volgt geschat:
-
a. de aanwezigheid van hoogspanningsmasten van 150-kV-net en het 380 kV-net op respectievelijk
€ 1.125,– en € 1.350,– per mast en de kabeloverspanningen van beide netten op € 0,15
per vierkante meter zakelijk rechtstrook;
-
b. de aanwezigheid van ondergrondse kabels en leidingen, waarvoor een beperkt recht is
gevestigd, op € 0,70 per vierkante meter zakelijk rechtstrook;
-
c. de aanwezigheid van afsluiterkooien behorende bij transportleidingen op € 412,– per
kooi;
-
d. de aanwezigheid van pootrechten op € 2,25 per strekkende meter en daarnaast de geschatte
waarde van de houtsopstanden;
-
e. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
f. andere dan agrarische waarden met een door deskundigen vast te stellen bedrag.
E. (Overig)
-
1. Over- en onderbedeling worden verrekend, door de waarde van de schatting, bedoeld
in artikel 166 van de wet, te vermenigvuldigen met een factor 2,30.
-
2. De vastgestelde waardeveranderingen, bedoeld in de onderdelen B en C, worden verrekend
na vermenigvuldiging met de factor, bedoeld in het eerste lid.
Bijlage 2hh. , behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de ruilverkaveling ‘Kollumerland’
A. (Objectieve en subjectieve factoren)
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in punten gewaardeerd:
-
a. De afstand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 3 klassen
van respectievelijk 0, 12 en 18 punten per hectare;
-
b. De afstand van bedrijfsgebouwen dan wel bedrijfsgedeelten van boerderijen tot de dichtstbijzijnde
openbare verharde weg in 5 klassen van 40, 75, 120, 150 en 180 punten. De afstand
van woningen tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 5 klassen van 25, 50,
75, 100 en 125 punten;
-
c. De waterhuishoudkundige toestand van de kavels in 4 klassen van respectievelijk 3,
7, 11 en 15 punten per hectare;
-
d. De verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van
kavelconcentratie in 5 klassen van 0 punten per hectare tot en met 20 punten per hectare
met intervallen van 5 punten;
-
e. De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van landinrichting in de objectieve
en subjectieve factoren geschiedt per eigendom (of per bedrijf) door vergelijking
van de toegedeelde kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte
kavels wordt de invloed van reeds uitgevoerde landinrichtingswerken geëlimineerd,
behoudens die van kavelverbeteringswerken.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in 5 klassen van € 0,–; € 1.350,–;
€ 3.405,–; € 5.445,– en € 7.485,– of 10 klassen van € 8.170,– tot en met € 14.295,–
met intervallen van € 680,–.
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan, wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in 5 klassen van € 0,–; € 1.350,–; € 3.405,–; € 5.445,– en € 7.485,– of 10
klassen van € 8.170,– tot en met € 14.295,– met intervallen van € 680,–.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling, worden als volgt geschat:
-
a. de aanwezigheid van hoogspanningsmasten van het 150 kV-net op € 1.000,– per stuk en
overspanningen op € 5,45 per strekkende meter zakelijk rechtstrook;
-
b. de aanwezigheid van ondergrondse kavels en leidingen, waarvoor een beperkt recht is
gevestigd, op € 0,88 per vierkante meter zakelijk rechtstrook;
-
c. de markeringspalen met zogenaamd grote gele kap op € 400,–;
-
d. verbeterde ingerichte grond op € 750,– per hectare;
-
e. het opheffen van erfdienstbaarheden op € 1.250,–; € 2.500,–; € 3.750,–; € 5.000,–;
€ 7.500,–; € 10.000,–; € 12.500,–; of € 15.000,– per geval. Het bedrag voor het vestigen
van erfdienstbaarheden wordt verkregen door de hierboven genoemde bedragen te vermenigvuldigen
met een factor 2;
-
f. andere dan agrarische waarden met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
g. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag.
E. (Overig)
1. Over- en onderbedeling worden verrekend, door de waarde van de schatting, bedoeld
in artikel 166 van de wet, te vermenigvuldigen met een factor 2,204.
2. De vastgestelde waardeveranderingen, bedoeld in de onderdelen B en C, worden verrekend
na vermenigvuldiging met de factor, bedoeld in het eerste lid.
Bijlage 2ii. , behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de ruilverkaveling ‘Lage
Maaskant’
A. (Objectieve en subjectieve factoren)
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in punten gewaardeerd:
-
a. De afstand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 7 klassen
van respectievelijk 0, 1, 2, 3, 6, 9 en 12 punten per hectare;
-
b. De afstand van gebouwen tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 7 klassen
van respectievelijk 0, 1, 2, 3, 4, 6 en 9 punten per 25 meter per gebouw c.q. complex
van gebouwen;
-
c. De verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van
kavelconcentratie in 5 klassen van 0 tot en met 40 punten per hectare met intervallen
van 10 punten;
-
d. De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van landinrichting in de verkavelingsfactor
geschiedt per eigendom of per bedrijf door vergelijking van de toegedeelde kavels
met de ingebrachte kavels.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in klassen van € 0,– tot en met € 22.689,–
per hectare met intervallen van € 908,–.
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan, wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in klassen van € 0,– tot en met € 22.689,– per hectare, met intervallen van
€ 908,–.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling, worden als volgt geschat:
-
a. de aanwezigheid van hoogspanningsmasten op € 500,– per mast en de kabeloverspanningen
op € 0,15 per vierkante meter zakelijk rechtstrook;
-
b. de aanwezigheid van ondergrondse kabels en leidingen, waarvoor een beperkt recht is
gevestigd, op € 0,70 per vierkante meter;
-
c. erfdienstbaarheden in 10 klassen van € 0,–; € 250,–; € 750,–; € 1.000,–; € 1.250,–;
€ 1.500,–; € 4.000,–; € 6.000,–; € 8.000,–; € 10.000,–; € 12.000,– of € 16.000,– per
geval;
-
d. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
e. drainage in 4 klassen van € 0,–; € 200,–; € 400,– en € 800,– per hectare;
-
f. filterbuizen en leidingen ten behoeve van beregeningsinstallaties met een door deskundigen
vast te stellen bedrag;
-
g. de aanwezigheid van andere dan agrarische waarden met een door deskundigen vast te
stellen bedrag.
E. (Overig)
1. Over- en onderbedeling worden verrekend, door de waarde van de schatting, bedoeld
in artikel 166 van de wet, te vermenigvuldigen met een factor 2,6.
2. De vastgestelde waardeveranderingen, bedoeld in de onderdelen B en C, worden verrekend
na vermenigvuldiging met de factor, bedoeld in het eerste lid.
Bijlage 2jj. , behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de reconstructie Midden-Delfland
A. Objectieve en subjectieve factoren
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in punten gewaardeerd:
Veehouderijgebied
-
a. De afstand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 2 klassen
van respectievelijk 0 en 20 punten per hectare;
-
b. De afstand van gebouwen tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 4 klassen
van respectievelijk 0, 500, 750 en 1000 punten per object;
-
c. De waterhuishoudkundige toestand van de kavels in 2 klassen van respectievelijk 0
en 16 punten per hectare;
-
d. De verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van
kavelconcentratie in 4 klassen van 0 tot en 60 punten per hectare met intervallen
van 20 punten;
-
e. De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van reconstructie in de objectieve
en subjectieve factoren geschiedt per eigendom (of per bedrijf) door vergelijking
van de toegedeelde kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte
kavels wordt de invloed van reeds uitgevoerde reconstructiewerken geëlimineerd, behoudens
die van kavelverbeteringswerken;
Glastuinbouwgebied
-
f. De hoofdontsluiting van het glastuinbouwgebied door aangelegde en verbeterde wegen
in 2 klassen van respectievelijk 0 en 200 punten per hectare;
-
g. De ontsluiting van de individuele bedrijven door verdichtingswegen in 3 klassen van
respectievelijk 0, 100 en 200 punten per hectare;
-
h. Gemeenschappelijke voorzieningen (waterberging en ruimte voor nutsvoorzieningen) ten
behoeve van de ontwikkeling van het tuinbouwgebied in 2 klassen van 0 en 75 punten
per hectare.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in klassen van € 907,– tot en met
€ 19.058,– per hectare, met intervallen van € 907,–.
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan, wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in klassen van € 907,– tot en met € 19.058,– per hectare, met intervallen
van € 907,–.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling, worden als volgt geschat:
-
a. het opheffen van erfdienstbaarheden op € 4.000,– en € 8.000,– per geval bij overpad
over huis- of bedrijfskavel. Bij overpad over landbouwgrond in 2 klassen van respectievelijk
€ 500,– en € 1.000,– . Bij vestiging van een erfdienstbaarheid worden bovengenoemde
bedragen vermenigvuldigd met een factor 3;
-
b. de kwaliteit van het grasland en de maaiveldligging in 3 klassen (goed, matig en slecht)
van respectievelijk € 800,–; € 400,– en € 0,–;
-
c. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
d. andere dan agrarische waarden met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
e. kaden, gelegen bij een woonhuis in 3 klassen van respectievelijk € 200,–; € 50,– en
€ 10,– per vierkante meter.
E. (Overig)
1. Over- en onderbedeling worden verrekend, door de waarde van de schatting, bedoeld
in artikel 49 van de Reconstructiewet Midden-Delfland, te vermenigvuldigen met een factor 2,63 voor eigendom en met een factor 1,97 voor
verpachte grond.
2. De vastgestelde waardeveranderingen, bedoeld in de onderdelen B en C, worden verrekend
na vermenigvuldiging met de factoren, bedoeld in het eerste lid.
Bijlage 2kk. , behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de herinrichting ‘Jistrum’
A. (Objectieve en subjectieve factoren)
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in punten gewaardeerd:
-
a. De afstand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 3 klassen
van respectievelijk 0, 12 en 15 punten per hectare;
-
b. De afstand van de bedrijfsgebouwen of bedrijfsgedeelten van boerderijen tot de dichtstbijzijnde
openbare verharde weg in 5 klassen van 400, 600, 800, 1000 en 1200 punten. De afstand
van woningen tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 5 klassen van 200, 300,
400, 500 en 600 punten;
-
c. De waterhuishoudkundige toestand in 4 klassen van respectievelijk 3, 7, 11 en 15 punten
per hectare;
-
d. De verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van
kavelconcentratie in 5 klassen van 0 punten per hectare tot en met 40 punten per hectare
met intervallen van 10 punten;
-
e. De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van landinrichting in de objectieve
en subjectieve factoren geschiedt per eigendom (of per bedrijf) door vergelijking
van de toegedeelde kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte
kavels wordt de invloed van reeds uitgevoerde landinrichtingswerken geëlimineerd,
behoudens die van kavelverbeteringswerken.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat voor cultuurgrond in 7 klassen van
€ 25.000,– tot en met € 31.000,– met intervallen van € 1.000,– en voor de overige
gronden in 6 klassen van € 0,– tot en met € 25.000,– met intervallen van € 5.000,–.
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan, wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in 7 klassen van € 25.000,– tot en met € 31.000,– met intervallen van € 1.000,–
en voor de overige gronden in 6 klassen van € 0,– tot en met € 25.000,– met intervallen
van € 5.000,–.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling, worden als volgt geschat:
-
a. de aanwezigheid van hoogspanningsmasten van het 150kV-net op € 1.000,– per stuk en
overspanningen op € 5,45 per strekkende meter zakelijk rechtstrook;
-
b. de aanwezigheid van ondergrondse kabels en leidingen, waarvoor een beperkt recht is
gevestigd, op € 0,88 per vierkante meter zakelijk rechtstrook;
-
c. bij het opheffen van erfdienstbaarheden gelden de volgende bedragen: € 750,–; € 1.500,–;
€ 2.250,–; € 3.000,–; € 4.500,–; € 6.000,–; € 7.500,– en € 9.000,–. Het bedrag voor
het vestigen van erfdienstbaarheden wordt verkregen door de hierboven genoemde bedragen
te vermenigvuldigen met een factor 2;
-
d. andere dan agrarische waarden met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
e. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag.
E. (Overig)
1. Over- en onderbedeling worden verrekend, door de waarde van de schatting, bedoeld
in artikel 166 van de wet, te vermenigvuldigen met een factor 1,05.
2. De vastgestelde waardeveranderingen, bedoeld in de onderdelen B en C, worden verrekend
na vermenigvuldiging met de factor, bedoeld in het eerste lid.
Bijlage 2ll. , behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de ruilverkaveling ‘Beltrum-Eibergen’
A. (Objectieve en subjectieve factoren)
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in punten gewaardeerd:
-
a. De afstand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 5 klassen
van 0 tot en met 100 punten per hectare met intervallen van 25 punten;
-
b. De afstand van gebouwen tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 5 klassen
van 0 tot en met 200 punten met intervallen van 50 punten per gebouw c.q. complex
van gebouwen. Het woongedeelte en het bedrijfsgedeelte worden elk afzonderlijk gewaardeerd;
-
c. De verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van
kavelconcentratie in 5 klassen van 0 tot en met 100 punten per hectare met intervallen
van 25 punten;
-
d. De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van landinrichting in de objectieve
en subjectieve factoren geschiedt per eigendom (of per bedrijf) door vergelijking
van de toegedeelde kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte
kavels wordt de invloed van reeds uitgevoerde landinrichtingswerken geëlimineerd,
behoudens die van kavelverbeteringswerken.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in klassen van € 28.100,– tot en met
€ 36.500,– per hectare, met intervallen van € 1.200,–.
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan, wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in klassen van € 28.100,– tot en met € 36.500,– per hectare, met intervallen
van € 1.200,–.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling, worden als volgt geschat:
-
a. erfdienstbaarheden van een weg over een erf op € 700,– per geval;
-
b. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
c. pulsen met minimale doorsnee van 150 millimeter van € 0,– tot € 1.000,– per geval
met intervallen van € 100,–;
-
d. de extreme wortel- en schaduwwerking op € 8.000,– per hectare te berekenen over stroken
met een breedte van 5, 10, 15, 20 of 25 meter, afhankelijk van de omvang van de schade;
-
e. extreem storende plekken;
-
f. andere dan agrarische waarden met een door deskundigen vast te stellen bedrag.
E. (Overig)
1. Over- en onderbedeling worden verrekend, door de waarde van de schatting, bedoeld
in artikel 166 van de wet, te vermenigvuldigen met een factor 1,2.
2. De vastgestelde waardeveranderingen, bedoeld in de onderdelen B en C, worden verrekend
na vermenigvuldiging met de factor, bedoeld in het eerste lid.
Bijlage 2mm. , behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de herinrichting ‘Amstelland’
A. (Objectieve en subjectieve factoren)
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in punten gewaardeerd:
-
a. De afstand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in twee klassen
van respectievelijk 0 en 10 punten per hectare;
-
b. De waterhuishoudkundige toestand van de kavels in drie klassen van respectievelijk
0, 8 en 16 punten per hectare;
-
c. De verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van
kavelconcentratie in vijf klassen van 0 tot en met 40 punten per hectare met intervallen
van 10 punten;
-
d. De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van landinrichting in de objectieve
en subjectieve factoren geschiedt per eigendom (of per bedrijf) door vergelijking
van de toegedeelde kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte
kavels wordt de invloed van reeds uitgevoerde landinrichtingswerken geëlimineerd,
behoudens die van kavelverbeteringswerken.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in klassen van € 908,– tot en met
€ 18.151,– per hectare, met intervallen van € 908,–.
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan, wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in klassen van € 908,– tot en met € 18.151,– per hectare, met intervallen
van € 908,–.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de regeling , worden als volgt geschat:
-
a. de aanwezigheid van hoogspanningsmasten op € 2.000,– per stuk;
-
b. erfdienstbaarheden op € 250,– tot € 1.500,– per geval met intervallen van € 250,–
of op € 10.000,– tot € 16.000,– per geval met intervallen van € 2.000,–;
-
c. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
d. de andere dan agrarische waarden met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
e. de kwaliteit van het onderhoud en de bewerkbaarheid van percelen in 7 klassen van
€ 0.– tot en met € 3.000,– per hectare met intervallen van € 500,– per hectare.
E. (Overig)
1. Over- en onderbedeling worden verrekend, door de waarde van de schatting, bedoeld
in artikel 166 van de wet, te vermenigvuldigen met de factor 2,45.
2. De vastgestelde waardeveranderingen, bedoeld in de onderdelen B en C, worden verrekend
na vermenigvuldiging met de factor, bedoeld in het eerste lid.
Bijlage 2nn. , behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de ruilverkaveling ‘De
Gouw’
A. (Objectieve en subjectieve factoren)
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in punten gewaardeerd:
-
a. De afstand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in drie klassen
van respectievelijk 0, 10 en 20 punten per hectare;
-
b. De waterhuishoudkundige toestand van de kavels in drie klassen van respectievelijk
0, 20 en 40 punten per hectare;
-
c. De verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van
kavelconcentratie in vijf klassen van 0 tot en met 40 punten per hectare met intervallen
van 10 punten;
-
d. De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van landinrichting in de objectieve
en subjectieve factoren geschiedt per eigendom (of per bedrijf) door vergelijking
van de toegedeelde kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte
kavels wordt de invloed van reeds uitgevoerde landinrichtingswerken geëlimineerd,
behoudens die van kavelverbeteringswerken.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in klassen van € 908,– tot en met
€ 17.244,– per hectare, met intervallen van € 908,–.
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan, wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in klassen van € 908,– tot en met € 17.244,– per hectare, met intervallen
van € 908,–.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling, worden als volgt geschat:
-
a. de aanwezigheid van hoogspanningsmasten op € 2.000,– per stuk;
-
b. erfdienstbaarheden op € 250,– tot een maximum van € 16.000,– per geval;
-
c. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
d. de andere dan agrarische waarden met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
e. de kwaliteit van de grasmat met een toeslag in 4 klassen van € 0,– tot en met € 600,–
per hectare met intervallen van € 200,– per hectare;
-
f. de kwaliteit van het onderhoud van de percelen met een aftrek in 4 klassen van € 0,–
tot en met € 600,– per hectare met intervallen van € 200,– per hectare;
-
g. de mate van vlakligging van de percelen met een aftrek in 4 klassen van € 0,– tot
en met € 2.250,– per hectare met intervallen van € 750,– per hectare;
-
h. de aanwezigheid en de kwaliteit van de drainage met een toeslag in 4 klassen van € 0,–
tot en met € 900,– per hectare met intervallen van € 300,– per hectare.
E. (Overig)
1. Over- en onderbedeling worden verrekend, door de waarde van de schatting, bedoeld
in artikel 166 van de wet, te vermenigvuldigen met de factor 2,2.
2. De vastgestelde waardeveranderingen, bedoeld in de onderdelen B en C, worden verrekend
na vermenigvuldiging met de factor, bedoeld in het eerste lid.
Bijlage 2oo. , behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de herinrichting ‘Westzaan’
A. (Objectieve en subjectieve factoren)
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in punten gewaardeerd:
-
a. De ontsluiting van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 3 klassen
van respectievelijk 0, 10 en 20 punten per hectare;
-
b. De waterhuishoudkundige toestand van de kavels in 3 klassen van respectievelijk 0,
10 en 20 punten per hectare;
-
c. De verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van
kavelconcentratie in 5 klassen van 0 tot en met 40 punten per hectare met intervallen
van 10 punten;
-
d. De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van landinrichting in de objectieve
en subjectieve factoren geschiedt per eigendom (of per bedrijf) door vergelijking
van de toegedeelde kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte
kavels wordt de invloed van reeds uitgevoerde landinrichtingswerken geëlimineerd,
behoudens die van kavelverbeteringswerken.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in klassen van € 908,– tot en met
€ 13.620,– per hectare, met intervallen van € 908,–.
C. (Waardeveranderingen als bedoeld in artikel 49 van de wet)
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan, wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in klassen van € 908,– tot en met € 13.620,– per hectare, met intervallen
van € 908,–.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling, worden als volgt geschat:
-
a. de aanwezigheid van hoogspanningsmasten op € 2.000,– per stuk;
-
b. erfdienstbaarheden op € 250,– tot € 1.500,– met intervallen van € 250,– of op € 10.000,–
tot € 16.000,– met intervallen van € 2.000,–;
-
c. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
d. de andere dan agrarische waarden met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
e. de kwaliteit van het onderhoud en de bewerkbaarheid van percelen op € 1.000,– (negatief)
of € 0,– per hectare dan wel op € 500,– tot € 3.000,– per hectare positief met intervallen
van € 500,– per hectare.
E. (Overig)
-
1. Over- en onderbedeling worden verrekend, door de waarde van de schatting, bedoeld
in artikel 166, van de wet, te vermenigvuldigen met een factor 1,08.
-
2. De vastgestelde waardeveranderingen, bedoeld in de onderdelen B en C, worden verrekend
na vermenigvuldiging met de factor, bedoeld in het eerste lid.
Bijlage 2pp. , behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor het blok blok III, Gieterveen-Eexterveen’
in de Herinrichting Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën
A. (Objectieve en subjectieve factoren)
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in punten gewaardeerd:
-
a. De afstand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 5 klassen
van respectievelijk 2, 4, 6, 8 en 10 punten per hectare;
-
b. De afstand van de bedrijfsgebouwen tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in
3 klassen van respectievelijk 40, 80 en 120 punten per gebouw of complex van gebouwen;
-
c. De afstand van woningen en/of woongedeelten van boerderijen tot de dichtstbijzijnde
openbare verharde weg in 5 klassen van 20, 40, 60, 80 en 100 punten;
-
d. De waterhuishoudkundige toestand van de kavels in 2 klassen van respectievelijk 0
en 1 punt per hectare;
-
e. De verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van
kavelconcentratie in 5 klassen van 0 tot en met 20 punten per hectare met intervallen
van 5 punten;
-
f. De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van herinrichting in de objectieve
en subjectieve factoren geschiedt per bedrijf door vergelijking van de toegedeelde
kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte kavels wordt
de invloed van reeds uitgevoerde herinrichtingswerken geëlimineerd, behoudens die
van kavelverbeteringswerken.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in klassen van € 6.806,70 tot en met
€ 10.436,94 per hectare, met intervallen van € 453,78.
C. (Waardeveranderingen als bedoeld in de artikelen 24 en 25 van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën)
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan, wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in klassen van € 6.806,70 tot en met € 10.436,94 per hectare, met intervallen
van € 453,78.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling, worden als volgt geschat:
-
a. de aanwezigheid van hoogspanningsmasten op € 2.000,– per stuk;
-
b. erfdienstbaarheden in 3 klassen van € 2.000,– tot en met € 6.000,– met intervallen
van € 2.000,–;
-
c. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag. Voor de verontreiniging in dempingen
wordt bij iedere eigenaar met een eigendom van meer dan 2 hectare een bedrag van € 8,–
per hectare in rekening gebracht;
-
d. de aanwezigheid van puin of afval in cultuurgronden in 3 klassen van € 0,45 per vierkante
meter, € 0,90 per vierkante meter en € 1,35 per vierkante meter;
-
e. schaduw- en wortelschade zal worden verrekend op basis van € 0,35 per vierkante meter
voor lichte beplanting en € 0,75 per vierkante meter voor zware beplanting;
-
f. andere dan agrarische waarde met een door deskundigen vast te stellen bedrag.
E. (Overig)
Bijlage 2qq. , behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de ruilverkaveling ‘Wymbritseradeel’
A. (Objectieve en subjectieve factoren)
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in punten gewaardeerd:
-
a. De afstand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 4 klassen
van respectievelijk 0, 12, 24 en 36 punten per hectare;
-
b. De afstand van bedrijfsgebouwen/bedrijfsgedeelten van boerderijen tot de dichtstbijzijnde
openbare verharde weg in 6 klassen van 40, 75, 120, 150, 180 en 320 punten. De afstand
van particuliere woningen en woongedeelten van boerderijen tot de dichtstbijzijnde
openbare verharde weg in 6 klassen van 25, 50, 75, 100, 125 en 175 punten;
-
c. De waterhuishoudkundige toestand van de kavels in 3 klassen van respectievelijk 0,
4 en 10 punten per hectare;
-
d. De verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van
kavelconcentratie in 5 klassen van 0 punten per hectare tot en met 20 punten per hectare
met intervallen van 5 punten;
-
e. De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van landinrichting in de objectieve
en subjectieve factoren geschiedt per eigendom (of per bedrijf) door vergelijking
van de toegedeelde kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte
kavels wordt de invloed van reeds uitgevoerde landinrichtingswerken geëlimineerd,
behoudens die van kavelverbeteringswerken.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in 4 klassen van € 0,–; € 3.630,–;
€ 6.350,– en € 9.075,– of 8 klassen van € 9.980,– tot en met € 16.330,– met intervallen
van € 907,–.
C. (Waardeveranderingen als bedoeld in artikel 71 van de wet)
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan, wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in 4 klassen van € 0,–; € 3.630,–; € 6.350,– en € 9.075,– of 8 klassen van
€ 9.980,– tot en met € 16.330,– met intervallen van € 907,–.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling, worden als volgt geschat:
-
a. de aanwezigheid van hoogspanningsmasten van het 150 kV-net op € 1.000,– per stuk en
overspanningen op € 5,45 per strekkende meter zakelijk rechtstrook;
-
b. de aanwezigheid van ondergrondse kabels en leidingen, waarvoor een beperkt recht is
gevestigd, op € 0,88 per vierkante meter zakelijk rechtstrook;
-
c. de markeringspalen met zogenaamd grote gele kap op € 400,– per paal;
-
d. verrekening vlakligging op € 1.500,– per hectare;
-
e. extra verkregen oppervlakte drainage op € 500,– per hectare;
-
f. het opheffen van erfdienstbaarheden op € 1.000,–; € 2.000,–; € 3.000,–; € 4.000,–;
€ 6.000,–; € 8.000,–; € 10.000,– of € 12.000,– per geval. Het bedrag voor het vestigen
van erfdienstbaarheden wordt verkregen door de hierboven genoemde bedragen te vermenigvuldigen
met een factor 2;
-
g. andere dan agrarische waarden met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
h. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag.
E. (Overig)
-
1. Over- en onderbedeling worden verrekend, door de waarde van de schatting, bedoeld
in artikel 166 van de wet, te vermenigvuldigen met een factor 2,93.
-
2. De vastgestelde waardeveranderingen, bedoeld in de onderdelen B en C, worden verrekend
na vermenigvuldiging met de factor, bedoeld in het eerste lid.
Bijlage 2rr. , behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de herinrichting ‘Ouddorp-West’
A. (Objectieve en subjectieve factoren)
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in de artikel 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in punten gewaardeerd:
-
a. De afstand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 3 klassen
van respectievelijk 0, 20 en 40 punten per hectare;
-
b. De verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van
kavelconcentratie in 6 klassen van 0 tot en met 100 punten per hectare met intervallen
van 20 punten;
-
c. De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van landinrichting in de objectieve
en subjectieve factoren geschiedt per eigendom (of per bedrijf) door vergelijking
van de toegedeelde kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte
kavels wordt de invloed van reeds uitgevoerde landinrichtingswerken geëlimineerd,
behoudens die van kavelverbeteringswerken.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in klassen van € 907,– tot en met
€ 18.151,– per hectare, met intervallen van € 907,–.
C. (Waardeveranderingen als bedoeld in artikel 49 van de wet)
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaa, wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in klassen van € 907,– tot en met € 18.151,– per hectare, met intervallen
van € 907,–.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling, wordt als volgt geschat:
-
a. het opheffen of vestigen van erfdienstbaarheden in 2 klassen van € 7.500,– en € 15.000,–
per geval bij overpad over huis- of bedrijfskavel;
-
b. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembeschermign met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
c. andere dan agrarische waarden met een door een deskundige vast te stellen bedrag;
-
d. de aanwezigheid van een beregeningsput in 9 klassen van € 0,– tot € 2.000,– met intervallen
van € 250,–;
-
e. schaduw- en wortelwerking in 2 klassen van € 3,– en € 5,– per meter.
E. (Overig)
-
1. Over- en onderbedeling worden verrekend, door de waarde van de schatting, bedoeld
in artikel 166 van de wet, te vermenigvuldigen met factor 2,31.
-
2. De vastgestelde waardeveranderingen, bedoeld in de onderdelen B en C, worden verrekend
na vermenigvuldiging met de factor, bedoeld in het eerste lid.
Bijlage 2ss. , behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de ruilverkaveling ‘Echtener
en Groote Veenpolder’
A. (Objectieve en subjectieve factoren)
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in punten gewaardeerd:
-
a. De afstand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 3 klassen
van respectievelijk 0,8 en 16 punten per hectare;
-
b. De afstand van particuliere woningen tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg
in 3 klassen van 40, 80 en 120 punten;
-
c. De waterhuishoudkundige toestand van de kavels in 2 klassen van respectievelijk 0
en 3 punten per hectare;
-
d. De verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van
kavelconcentratie in 5 klassen van 0 punten per hectare tot en met 20 punten per hectare
met intervallen van 5 punten;
-
e. De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van landinrichting in de objectieve
en subjectieve factoren geschiedt per eigendom (of per bedrijf) door vergelijking
van de toegedeelde kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte
kavels wordt de invloed van reeds uitgevoerde landinrichtingswerken geëlimineerd,
behoudens die van kavelverbeteringswerken.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in 3 klassen van € 0, € 1.815 of € 4.538
per hectare, of in 12 klassen van € 4.538 tot en met € 14.520 per hectare met intervallen
van € 907.
C. (Waardeveranderingen als bedoeld in artikel 71 van de wet)
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in 3 klassen van € 0, € 1.815 of € 4.538 per hectare, of in 12 klassen van
€ 4.538 tot en met € 14.520 per hectare met intervallen van € 907.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling, worden als volgt geschat:
-
a. de aanwezigheid van hoogspanningsmasten van het 150 kV-net op € 1.000 per stuk en
overspanningen op € 5,45 per strekkende meter zakelijk rechtstrook;
-
b. de aanwezigheid van ondergrondse kabels en leidingen, waarvoor een beperkt recht is
gevestigd, op € 0,88 per vierkante meter zakelijk rechtstrook;
-
c. verrekening vlakligging op € 1000 per hectare;
-
d. extra verkregen drainage op € 500 per hectare;
-
e. het opheffen van erfdienstbaarheden op € 1.250, € 2.500, € 3.750, € 5000, € € 7.500,
€ 10.000, € 12.500 of € 15.000 per geval. Het bedrag voor het vestigen van erfdienstbaarheden
wordt verkregen door de hierboven genoemde bedragen te vermenigvuldigen met een factor
2;
-
f. andere dan agrarische waarden met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
g. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag.
E. (Overig)
-
1. Over- en onderbedeling worden verrekend, door de waarde van de schatting, bedoeld
in artikel 166 van de wet, te vermenigvuldigen met een factor 2,8.
-
2. De vastgestelde waardeveranderingen, bedoeld in de onderdelen B en C, worden verrekend
na vermenigvuldiging met de factor, bedoeld in het eerste lid.
Bijlage 2tt. , behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling
Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de ruilverkaveling ‘Hupsel-Zwolle’
A. (Objectieve en subjectieve factoren)
De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in punten gewaardeerd:
-
a. De afstand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 5 klassen
van 0 tot en met 100 punten per hectare met intervallen van 25 punten;
-
b. De afstand van de gebouwen tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 5 klassen
van 0 tot en met 200 punten met intervallen van 50 punten per gebouw of complex van
gebouwen. Het woongedeelte en het bedrijfsgedeelte worden elk afzonderlijk gewaardeerd;
-
c. De verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van
kavelconcentratie in 5 klassen van 0 tot en met 100 punten per hectare met intervallen
van 25 punten;
-
d. De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van landinrichting in de objectieve
en subjectieve factoren geschiedt per eigendom (of per bedrijf) door vergelijking
van de toegedeelde kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte
kavels wordt de invloed van reeds uitgevoerde landinrichtingswerken geëlimineerd,
behoudens die van kavelverbeteringswerken.
B. (Verandering van de agrarische waarde)
Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting
en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming
van het stelsel van classificatie wordt geschat in klassen van € 20.875 tot en met
31.765 per hectare, met intervallen van € 1361.
C. (Waardeveranderingen als bedoeld in artikel 71 van de wet)
De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie
geschat in klassen van € 20.875 tot en met 31.765 per hectare, met intervallen van
€ 1361.
D. (Verrekenposten)
De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling, worden als volgt geschat:
-
a. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag;
-
b. Pulsen met minimale doorsnee van 150 millimeter van € 0 tot € 1000 per geval met intervallen
van € 100;
-
c. De extreme wortel- en schaduwwerking op € 8000 per hectare te berekenen over stroken
met een breedte van 5, 10, 15, 20 of 25 meter, afhankelijk van de omvang van de schade;
-
d. Erfdienstbaarheid van een weg over een erf op € 1000, € 2000, € 3000, € 4000, € 6000
of € 10.000 per geval;
-
e. Extreem storende plekken van € 0 tot en met € 2000 per plek met intervallen van € 100;
-
f. Andere dan agrarische waarde met een door deskundigen vast te stellen bedrag.
E. (Overig)
-
1. Over- en onderbedeling worden verrekend, door de waarde van de schatting, bedoeld
in artikel 166 van de wet, te vermenigvuldigen met een factor 1,146.
-
2. De vastgestelde waardeveranderingen, bedoeld in de onderdelen B en C, worden verrekend
na vermenigvuldiging met de factor, bedoeld in het eerste lid.