Wijziging Elektriciteitswet 1998 en Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer

Geraadpleegd op 27-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 13-12-2006.
Geldend van 13-12-2006 t/m 15-01-2007

Wet van 1 juli 2004 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter uitvoering van richtlijn nr. 2003/54/EG, (PbEG L 176), verordening nr. 1228/2003 (PbEG L 176) en richtlijn nr. 2003/55/EG (PbEG L 176), alsmede in verband met de aanscherping van het toezicht op het netbeheer (Wijziging Elektriciteitswet 1998 en Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet aanpassing behoeven ter uitvoering van de richtlijn van 26 juni 2003, nr. 2003/54/EG, betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en houdende intrekking van Richtlijn 96/92/EG (PbEG L 176), van de Verordening van 26 juni 2003, nr. 1228/2003, betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit (PbEG L 176) en van de richtlijn van 26 juni 2003, nr. 2003/55/EG, betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en houdende intrekking van Richtlijn 98/30/EG (PbEG L 176) en dat de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet eveneens aanpassing behoeven om de betrouwbaarheid van het transport van elektriciteit en gas te waarborgen, de handhaving van beide wetten te versterken en voorzieningen te kunnen treffen ingeval van tekortkomingen in het netbeheer;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel VI

  • 2 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

  • 5 Op een aanvraag om een besluit als bedoeld in artikel 26, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Elektriciteitswet 1998, die is ingediend voor het tijdstip waarop artikel I, onderdeel CC, van deze wet in werking treedt, maar waarop op dat tijdstip nog niet is beslist, wordt beslist met toepassing van het recht zoals dat na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel CC, van deze wet geldt. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing indien tegen een besluit als bedoeld in die volzin voor de inwerkingtreding van deze wet bezwaar is of kon worden gemaakt, maar daarop op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet nog niet is beslist.

  • 6 Indien de directeur van de dienst tussen het tijdstip waarop de Verordening nr. 1228/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 juni 2003 (PbEG L 176) in werking is getreden en het tijdstip waarop artikel I, onderdeel CC, van deze wet in werking treedt, beslist op een aanvraag om een besluit als bedoeld in artikel 26, eerste lid, onderdeel a, van de Elektriciteitswet 1998, houdt hij rekening met het bepaalde in de Verordening en neemt hij in ieder geval geen beslissing die afbreuk kan doen aan de werking van die Verordening. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing als de directeur van de dienst in de periode, genoemd in die volzin, beslist op een bezwaar tegen een besluit als bedoeld in die volzin.

  • 7 Een geschil, aanhangig gemaakt bij de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit op basis van artikel 51 of 52 van de Elektriciteitswet 1998 zoals deze luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, wordt behandeld overeenkomstig de procedure, zoals gold voor de inwerkingtreding van deze wet.

Artikel VII

  • 1 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

  • 5 Een geschil, aanhangig gemaakt bij de directeur-generaal op basis van de artikelen 19 of 20 van de Gaswet zoals deze luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, wordt behandeld overeenkomstig de procedure zoals deze gold voor de inwerkingtreding van deze wet.

Artikel VIII

  • 2 Indien uit een overeenkomst, gesloten voor het tijdstip van inwerkingtreding van het in artikel I, onderdeel I, voorgestelde artikel 10a, onderscheidenlijk het in artikel II, onderdeel E, voorgestelde artikel 3b, voortvloeit dat met ingang van een bepaalde datum, gelegen na het tijdstip van inwerkingtreding van de bedoelde artikelen, een ander dan de netbeheerder van het net waarop die overeenkomst betrekking heeft, dient te beschikken over de economische eigendom van dat net, is artikel 10a onderscheidenlijk artikel 3b niet van toepassing gedurende dertien weken na die datum.

  • 3 Indien het tweede lid toepassing vindt, kan degene die het economische eigendom verkrijgt binnen de in dat lid genoemde termijn van dertien weken een nieuwe netbeheerder aanwijzen, met inachtneming van alle daarvoor bij of krachtens de Elektriciteitswet 1998 onderscheidenlijk de Gaswet gestelde regels, waaronder de verplichting om de economische eigendom over te dragen aan de netbeheerder.

  • 4 Onder economische eigendom van een net, bedoeld in het tweede lid, wordt mede verstaan een recht van gebruik van het net op grond van een overeenkomst van huur en verhuur of een soortgelijke overeenkomst en onder degene die de economische eigendom verkrijgt, bedoeld in het derde lid, wordt mede verstaan degene die het recht verkrijgt om het net te gebruiken op grond van een overeenkomst van huur en verhuur of een soortgelijke overeenkomst.

Artikel X

  • 1 De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. In dat besluit wordt zo nodig toepassing gegeven aan artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet.

Artikel XI

Deze wet wordt aangehaald als: Wijziging Elektriciteitswet 1998 en Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 1 juli 2004

Beatrix

De Minister van Economische Zaken ,

L. J. Brinkhorst

Uitgegeven de dertiende juli 2004

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner