Verordening PT bijzondere heffing vollegrondsgroenten 2005

[Regeling materieel uitgewerkt per 02-07-2006.]
Geraadpleegd op 27-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2006.
Geldend van 01-07-2006 t/m heden

Besluit van het bestuur van het Productschap Tuinbouw van 1 juli 2004, houdende de vaststelling van een heffing ten behoeve van de teelt van vollegrondsgroenten voor het jaar 2005 (Verordening PT bijzondere heffing vollegrondsgroenten 2005)

Het bestuur van het Productschap Tuinbouw,

gelet op de artikelen 95,100 en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie, en

gelet op de artikelen 12 tot en met 14 van het Instellingsbesluit Productschap Tuinbouw;

gehoord de Sectorcommissie voor groenten en fruit, d.d. 24 juni 2004;

Besluit:

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 2 In deze verordening wordt verstaan onder:

    a.

    het productschap:

    Productschap Tuinbouw;

    b.

    het bestuur:

    Het bestuur van het productschap;

    c.

    de voorzitter:

    de voorzitter van het productschap;

    d.

    de onderneming:

    onderneming waarvoor het productschap is ingesteld;

    e.

    de ondernemer:

    de natuurlijke of rechtspersoon die de onderneming drijft;

    f.

    het braakland:

    de gronden die in enig oogstjaar tot en met april van het daarop volgend oogstjaar niet worden beteeld;

    g.

    de cultuurgrond:

    beteelde grond, braakland, de oppervlakte van de grond die gemoeid is met het gebruik van elk ander groeimedium met behulp waarvan de in artikel 4 genoemde gewassen of producten kunnen worden geteeld, of ten tijde van het tijdvak als bedoeld in de Regeling Landbouwtelling, nog niet beteelde grond waarbij een teelt voor eind augustus wordt ingezet;

    h

    de teelt onder glas:

    iedere andere teelt dan die in de open grond;

    i.

    de gemeten maat:

    de oppervlakte beteelbare grond, inclusief paden en voren die voor de teelt noodzakelijk zijn;

    j.

    de contractteelt:

    de teelt van gewassen of producten ingevolge een overeenkomst;

    k.

    de heffingsplichtige:

    degene die ingevolge deze heffingsverordening heffing verschuldigd is

§ 2. Heffingsplicht

Artikel 2

  • 1 De ondernemer die in het jaar 2005 een onderneming drijft waarin vollegrondsgroenten, waaronder begrepen aardbeien, witlofwortel en witloftrek, worden geteeld is aan het productschap een heffing verschuldigd. Het areaal uitgangsmateriaal voor vollegrondsgroenten waarvan het uitgangsmateriaal in het handelsverkeer wordt gebracht en onder keuring van de NAK Tuinbouw valt, is van deze heffing uitgezonderd.

  • 2 De berekening van de heffing als bedoeld in het eerste lid, vindt plaats op basis van de door de ondernemer aan het productschap verstrekte gegevens.

  • 3 De heffing als bedoeld in het eerste lid, is aan het productschap verschuldigd over het kalenderjaar 2005, ten behoeve van afzetbevordering, onderzoek en milieuprojecten.

  • 4 De heffing als bedoeld in het eerste lid, wordt opgelegd bij wege van een aanslag, met inachtneming van het in de volgende artikelen bepaalde.

§ 3. Grondslag en hoogte

Artikel 3

De heffing die is verschuldigd wordt opgelegd naar de grondslag grondgebruik, daaronder begrepen de witloftrek, een en ander overeenkomstig de volgende artikelen.

Artikel 4

  • 1 De heffing naar de grondslag grondgebruik wordt berekend naar de oppervlakte van de bij tuinbouwonderneming behorende cultuurgrond en bedraagt ten hoogste voor:

    Groep 1

    cultuurgrond, in gebruik voor de teelt in de open grond van groen te oogsten erwten, stamsperziebonen, snijbonen en tuinbonen:

    € 40,00 per ha

    Groep 2

    cultuurgrond, in gebruik voor de teelt in de open grond van was-, bospeen, en winterpeen:

    € 40,00 per ha

    Groep 3

    cultuurgrond, in gebruik voor de teelt in de open grond van herfst-, vroege-, en bewaarkool:

    € 80,00 per ha

    Groep 4

    cultuurgrond, in gebruik voor de teelt in de open grond van spinazie, kroten, knolselderij, en schorseneren:

    € 40,00 per ha

    Groep 5

    cultuurgrond, in gebruik voor de teelt in de open grond van spruitkool:

    € 80,00 per ha

    Groep 6

    cultuurgrond, in gebruik voor de teelt in de open grond van broccoli:

    € 80,00 per ha

    Groep 7

    cultuurgrond, in gebruik voor de teelt in de open grond van bloemkool:

    € 80,00 per ha

    Groep 8

    cultuurgrond, in gebruik voor de teelt in de open grond van prei:

    € 70,00 per ha

    Groep 9

    cultuurgrond, in gebruik voor de teelt in de open grond van witlofwortel:

    € 40,00 per ha

    Groep 10

    cultuurgrond, in gebruik voor de teelt in de open grond van sla:

    € 100,00 per ha

    Groep 11

    cultuurgrond, in gebruik voor de teelt in de open grond van asperges:

    € 150,00 per ha

    Groep 12

    cultuurgrond, in gebruik voor de teelt in de open grond van aardbeien:

    € 120,00 per ha

    Groep 13

    cultuurgrond, in gebruik voor de teelt onder glas van aardbeien:

    € 11,00 per are teeltoppervlak

    Groep 14

    cultuurgrond, bedoeld voor de witloftrek:

    €3,00 per m2 teeltoppervlak

    Groep 15

    cultuurgrond in gebruik voor de teelt in de open grond van andere groenten dan in de groepen 1 tot en met 14 genoemd

    € 120,00 per ha

  • 2 De hoogte van de heffing als bedoeld in artikel 3 en artikel 4, eerste lid, wordt door middel van een besluit van het bestuur vastgesteld.

Artikel 5

  • 1 Voor de toepassing van artikel 4, wordt onder de bij de landbouwonderneming behorende cultuurgrond mede verstaan cultuurgrond die:

    • a: zaai- of pootklaar is gehuurd;

    • b: als overig los land is gehuurd;

    • c: in gebruik is ontvangen, of

    • d: door de ondernemer wordt beteeld voor contractteelt.

  • 2 Voor de toepassing van artikel 4, wordt cultuurgrond gerekend naar de gemeten maat.

  • 3 Voor de toepassing van artikel 4, worden met betrekking tot de groepen 1 tot en met 13 en 15, gedeelten van een hectare belast in evenredigheid met de voor die groepen bedoelde bedragen. Gedeelten van een hectare worden naar beneden afgerond tot een veelvoud van aren.

§ 4. Oplegging en inning

Artikel 6

Indien de heffingsplichtige de gegevens die hem krachtens of ten behoeve van de onderhavige verordening zijn gevraagd, niet, niet tijdig of niet volledig verstrekt, wordt de heffing berekend over de dan door de voorzitter te ramen omvang van de grondslag die op de heffingsplichtige ingevolge deze verordening van toepassing is, in welk geval de heffing met € 40,= wordt verhoogd in verband met administratiekosten.

Artikel 7

  • 1 De oplegging van de krachtens deze verordening verschuldigde heffing vindt plaats na afloop van het jaar waarover de heffing verschuldigd is en geschiedt door middel van toezending of uitreiking aan de heffingsplichtige van een heffingsnota.

  • 2 Iedere heffingsnota is gedagtekend en bevat ten minste:

    • a: naam en adres van de heffingsplichtige;

    • b: een specificatie of toelichting omtrent de wijze waarop de heffing is berekend, en

    • c: het totaal van de heffing.

  • 3 In afwijking van het eerste lid kan de heffingsplichtige een voorlopige heffing worden opgelegd tot het bedrag waarop de heffing vermoedelijk zal worden vastgesteld. De voorlopige heffing wordt verrekend met de krachtens deze verordening verschuldigde heffing.

Artikel 8

Indien uit de ter beschikking gekomen gegevens blijkt dat de verstrekking van de gegevens of een raming als bedoeld in artikel 6, niet in overeenstemming is met de werkelijkheid, kan een opgelegde heffing aan de hand van deze gegevens worden herzien en opnieuw worden opgelegd.

Artikel 9

  • 1 Betaling geschiedt binnen 30 dagen na dagtekening van de heffingsnota.

  • 2 In afwijking van het eerste lid is de nota terstond invorderbaar zodra:

    • a: het faillissement van de heffingsplichtige is aangevraagd;

    • b: de ondernemer het drijven van de onderneming beëindigt of van het voornemen daartoe blijkt, of

    • c: de ondernemer zich metterwoon in het buitenland heeft gevestigd of van het voornemen daartoe blijkt.

Artikel 10

Aan de heffingsplichtige, die niet of niet geheel binnen de in artikel 9 bedoelde termijn heeft betaald, kunnen de daaruit voortvloeiende extra kosten van € 22,50 in rekening worden gebracht, alsmede de wettelijke interest over het niet betaalde bedrag, te berekenen vanaf de dag waarop de betaling diende te zijn verricht ingevolge de aanmaning bedoeld in artikel 127, tweede lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie.

Artikel 11

De invorderingskosten voortvloeiend uit het niet betalen binnen de gestelde termijn als bedoeld in artikel 9 en 10, zijn voor rekening en risico van de ondernemer.

Artikel 12

De voorzitter is belast met de oplegging en inning van de heffing en de daarmee samenhangende kosten als bedoeld in de artikelen 6 tot en met 11.

Artikel 13

  • 1 De gegevens verkregen uit hoofde van het bepaalde in deze verordening dienen in handen van de voorzitter of door deze aan te wijzen personen van het secretariaat van het productschap te worden gesteld.

  • 2 Deze gegevens mogen slechts worden gebezigd voor de vervulling van de taak van het productschap.

Zoetermeer, 1 juli 2004

J. van der Veen

voorzitter

C. Kuijvenhoven

secretaris

Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 22 juni 2006.