Omzetbelasting, (beroeps)praktijkopleidingen voor eigen personeel van de ondernemer en van samenwerkingsvormen van ondernemers

[Regeling vervallen per 08-08-2014.]
Geraadpleegd op 14-11-2024.
Geldend van 26-07-2004 t/m 07-08-2014

Omzetbelasting, (beroeps)praktijkopleidingen voor eigen personeel van de ondernemer en van samenwerkingsvormen van ondernemers

De Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 08-08-2014]

Bij besluit van 17 juni 1993, nr. VB93/1761, Mededeling 7, wordt de situatie besproken waarin ondernemers of samenwerkingsvormen van ondernemers praktijkopleidingen verzorgen voor de bij hen in dienst zijnde werknemers en zijn enkele aanwijzingen gegeven over de ter zake relevante consequenties op het terrein van de omzetbelasting. Tevens is een faciliteit opgenomen betreffende de praktijkopleidingen van langdurig werklozen. Over de reikwijdte van Mededeling 7, met name over het begrip ‘samenwerkingsvormen van ondernemers’, is een aantal vragen gesteld. Teneinde de inhoud van mededeling 7 meer af te stemmen op de huidige praktijk ten aanzien van praktijkopleidingen en tevens het begrip samenwerkingsvormen van ondernemers nader toe te lichten treedt dit besluit in de plaats van Mededeling 7.

2. Praktijkopleidingen

[Regeling vervallen per 08-08-2014]

Dit besluit kent de volgende, overigens nauw met elkaar samenhangende faciliteiten ten aanzien van opleiding verstrekt aan eigen personeel en opleiding verstrekt aan personeel van derden.

2.1. Opleiding eigen personeel

[Regeling vervallen per 08-08-2014]

Het door ondernemers – dit kunnen zijn individuele ondernemers of samenwerkingsvormen van ondernemers in het kader van de beroepspraktijkvorming – ten behoeve van hun personeel verzorgde praktijkonderwijs leidt enerzijds niet tot een heffing van omzetbelasting over de eventueel daarvoor ontvangen bedragen, bijvoorbeeld de vanuit de zgn. Opleidings- en Ontwikkelingsfondsen verstrekte bijdragen. En anderzijds komt de op de desbetreffende praktijkopleiding betrekking hebbende voorbelasting voor aftrek in aanmerking, voor zover de overige door de ondernemer verrichte prestaties tot de aftrek van voorbelasting leiden.

Deze faciliteit is gegeven vanwege het typische interne karakter van de praktijkopleiding en vanwege het bedrijfs(tak)belang van de werkgever dat door het verstrekken van onderwijs is gediend. Indien sprake is van een samenwerkingsvorm waarin naast ondernemers ook werknemersorganisaties zijn vertegenwoordigd, staat dat op zichzelf aan de toepassing van de faciliteit niet in de weg.

2.2. Opleiding personeel van derden

[Regeling vervallen per 08-08-2014]

De ondernemer die bij het verzorgen van de praktijkopleiding in kwestie wordt ingeschakeld kan wat betreft deze prestatie voorbijgaan aan de toepassing van de vrijstelling voor het verstrekken van onderwijs ter opleiding voor een vak of beroep (artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van het Uitvoeringsbesluit 1968). Als voorwaarde geldt dat de normale bedrijfsuitoefening van de aldus ingeschakelde ondernemer op hetzelfde terrein is gelegen als de gegeven opleiding.

Deze faciliteit strekt ertoe het bij de ingeschakelde ondernemer bestaande aftrekrecht in stand te houden, voor zover het gaat om ondernemers die zich wat betreft hun primaire bedrijfsactiviteiten op hetzelfde werkterrein begeven als de ondernemer/werkgever die hen inschakelt. Deze laatste goedkeuring heeft dan ook met name oog op de situatie waarin ondernemers elkaar over en weer behulpzaam zijn bij de opleiding van het bij hen in dienst zijnde personeel. De goedkeuring heeft alsdan het beoogde gevolg dat op het onder dergelijke omstandigheden verstrekte onderwijs als zodanig geen omzetbelasting drukt, waarmee in feite de eerste faciliteit wordt doorgetrokken.

Deze faciliteit kan tevens worden toegepast door de ondernemer die personeel opleidt dat in dienst is bij een samenwerkingsvorm van ondernemers in het kader van de beroepspraktijkvorming en die samenwerkingsvorm van ondernemers opereert binnen dezelfde bedrijfstak als de ondernemer die wordt ingeschakeld.

3. Samenwerkingsvormen van ondernemers

[Regeling vervallen per 08-08-2014]

De in paragraaf 2.1 gebruikte terminologie ‘samenwerkingsvormen van ondernemers’ heeft in het bijzonder betrekking op samenwerkingsverbanden van ondernemers die mede invulling geven aan de beroepspraktijkvorming binnen het beroepsonderwijs.

Alle beroepsopleidingen combineren leren op school met leren en werken in de praktijk (de beroepspraktijkvorming). Het theoretisch deel van een beroepsopleiding wordt verzorgd door reguliere onderwijsinstellingen (zoals een VMBO, een ROC of een HBO). Binnen de beroepsopleidingen zijn er verschillende varianten waarin in meer of mindere mate in de praktijk wordt gewerkt. De beroepspraktijkvorming wordt verzorgd door individuele ondernemers en/of samenwerkingsverbanden van ondernemers. Er zijn varianten waar qua tijdsbesteding de beroepspraktijkvorming veruit het belangrijkste deel van de opleiding (zo’n 4 dagen per week) vormt, bijvoorbeeld de beroepsbegeleidende leerweg (BBL), en de leerling een arbeidsovereenkomst heeft met het bedrijf of samenwerkingsverband van bedrijven waar de beroepspraktijkvorming wordt genoten. Deze arbeidsovereenkomst vormt een onverbrekelijk deel met de in het kader van artikel 7.2.9 van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs af te sluiten praktijkovereenkomst tussen een onderwijsinstelling, de werkgever (zijnde de individuele ondernemer of het samenwerkingsverband van ondernemers) en de werknemer. Tijdens het volgen van het beroepsonderwijs is een dergelijke leerling/werknemer dus in loondienst van een ondernemer of een samenwerkingsverband van ondernemers.

In de praktijk zijn de leerlingen/werknemers vooral in dienst bij de samenwerkingsverbanden van ondernemers. Deze samenwerkingsverbanden lenen de werknemers uit aan de individuele ondernemers(leerbedrijven) die hiervoor een vergoeding betalen aan het samenwerkingsverband. Over deze vergoeding is het samenwerkingsverband omzetbelasting verschuldigd.

De samenwerkingsverbanden verrichten voorts die activiteiten ten aanzien van de beroepspraktijkvorming die, wanneer de samenwerkingsverbanden niet bestonden, naast het optreden als leermeester, verricht zouden worden door de individuele ondernemer. De activiteiten bestaan onder meer uit het geven van praktijkonderwijs, het werven van de leerlingen/werknemers, het in dienst nemen van de werknemers bij het samenwerkingsverband, het matchen van bedrijven/leermeesters en werknemers/leerlingen, het afnemen van praktijktoetsen, het zelf optreden als leerbedrijf als er geen geschikt leerbedrijf is.

De samenwerkingsverbanden geven derhalve samen met verschillende individuele ondernemers feitelijk vorm aan de praktische invulling van het beroepsonderwijs c.q. de beroepspraktijkvorming. Voor zover de samenwerkingsverbanden van ondernemers gericht zijn op de praktische invulling van de beroepspraktijkvorming en ze overigens aan de in paragraaf 2 genoemde voorwaarden voldoen, kunnen de aldaar genoemde faciliteiten worden toegepast.

De theoretische invulling van het beroepsonderwijs welke geschiedt op reguliere onderwijsinstellingen (zoals het VMBO en het ROC) valt buiten het kader van dit besluit. Deze opleidingsactiviteiten zijn immers vrijgesteld van de heffing van omzetbelasting op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel o, van de Wet op de omzetbelasting 1968.

Wanneer de samenwerkingsvormen naast de hier bedoelde beroepspraktijkvorming zelf theoretisch onderwijs, cursussen en trainingen (bijvoorbeeld om de kennis van werknemers op peil te houden) verstrekken aan eigen personeel en/of aan derden valt dit eveneens buiten het kader van dit besluit. Ook het verzorgen van de beroepspraktijkvorming voor niet bij hen in dienst zijnde leerlingen (bijvoorbeeld stagiaires in het kader van de Beroepsopleidende leerweg) valt buiten dit kader. Met betrekking tot de op zichzelf staande cursussen en opleidingen zal afzonderlijk moeten worden bezien of zij onder de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, onderdeel o, van de Wet op de omzetbelasting 1968 kunnen worden gerangschikt.

4. De reikwijdte van de faciliteit

[Regeling vervallen per 08-08-2014]

Onder de onderhavige faciliteit zijn niet te rangschikken:

  • instellingen wier hoofdactiviteit bestaat uit het verstrekken van praktijkonderwijs aan derden (personeel dat niet bij hen in dienst is), zie in dit verband ook het arrest van de Hoge Raad d.d. 10 maart 1993, nr. 28 596, BNB 1993/162;

  • instellingen die uitsluitend optreden als financier van het binnen een bepaalde bedrijfstak/branche verzorgde praktijkonderwijs. Overigens is het als financier optreden niet aan te merken als ondernemersactiviteit.

5. Praktijkopleiding langdurig werklozen

[Regeling vervallen per 08-08-2014]

Het is toegestaan dat de onder paragraaf 2 genoemde faciliteit met betrekking tot de aan eigen personeel verstrekte praktijkopleidingen op overeenkomstige wijze worden toegepast op de opleiding van langdurig werklozen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • 1. de sollicitatieprocedure bij het bedrijf dat de werkloze opleidt, is voor de aanvang van de opleiding voltooid en moet hebben geresulteerd in een arbeidscontract;

  • 2. het gesloten arbeidscontract, dat pas na voltooiing van de opleiding in werking treedt, bevat geen, voor de bedrijfstak ongebruikelijke, beperkingen;

  • 3. de werkloze handelt tijdens de opleiding naar cliënten toe alleen in opdracht, d.w.z. voor rekening en risico, van het bedrijf;

  • 4. overigens is voldaan aan de in dit besluit opgenomen voorwaarden.

Het gaat dan specifiek om langdurig werklozen die door bedrijven in de gelegenheid worden gesteld een praktijkopleiding te volgen en die, na de opleiding met goed gevolg te hebben voltooid, bij die bedrijven in dienst worden genomen. Tijdens de opleiding bestaat er nog geen loondienstverhouding met het desbetreffende bedrijf, maar bij de aanvang van de opleiding wordt wel een arbeidscontract gesloten dat pas in werking treedt na voltooiing van de opleiding.

6. Ingangsdatum

[Regeling vervallen per 08-08-2014]

De datum van dit besluit is de datum van inwerkingtreding. Het besluit van 17 juni 1993, nr. VB93/1761 (Mededeling 7) vervalt per gelijke datum.