Besluit bedrijfsvergunning en veiligheidsattest hoofdspoorwegen

Geraadpleegd op 20-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2005.
Geldend van 01-01-2005 t/m 31-12-2006

Besluit van 3 december 2004, houdende nadere regels over de bedrijfsvergunning en het veiligheidsattest voor spoorwegondernemingen die gebruikmaken van hoofdspoorwegen (Besluit bedrijfsvergunning en veiligheidsattest hoofdspoorwegen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 16 september 2003, nr. HDJZ/S&W/2003-1879, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op richtlijn nr. 95/18/EG van de Raad van de Europese Unie van 19 juni 1995 betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen (PbEG L 143), artikel 32 van richtlijn nr. 2001/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 februari 2001 inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering (PbEG L 75) en de artikelen 28, tweede lid, 31, 35 en 55, tweede lid, van de Spoorwegwet;

De Raad van State gehoord (advies van 19 december 2003, nr. W09.03.0391/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 29 november 2004, nr. HDJZ/S&W/2004-2883, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 2. Bedrijfsvergunning

§ 1. Algemeen

Artikel 2

De bedrijfsvergunning, bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de wet, wordt op naam van de spoorwegonderneming gesteld, met vermelding van de namen van de deelnemende natuurlijke personen dan wel rechtspersonen.

§ 2. Goede naam

Artikel 3

Een spoorwegonderneming bezit een goede naam als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de wet, indien:

Artikel 4

  • 1 Op een bestuurder van een spoorwegonderneming is artikel 3 van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Indien natuurlijke personen dan wel rechtspersonen gezamenlijk als spoorwegonderneming optreden, voldoet ieder van de natuurlijke personen en ieder van de bestuurders van de rechtspersonen aan het vereiste van goede naam.

  • 3 Indien de permanente en daadwerkelijke leiding door een ander dan de natuurlijke persoon als bedoeld in artikel 2, dan wel door een ander dan de in het eerste lid genoemde bestuurder wordt verricht, is artikel 3 op die ander van overeenkomstige toepassing.

§ 3. Financiële draagkracht

Artikel 5

Voor financiële draagkracht als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de wet is vereist dat:

  • a. de financiële positie van de spoorwegonderneming toereikend is om ten minste gedurende een jaar te voldoen aan haar bestaande en toekomstige verplichtingen die voortvloeien uit de huidige dan wel de voorgenomen bedrijfsvoering, en

  • b. de spoorwegonderneming geen aanzienlijke achterstallige bedragen is verschuldigd ter zake van opgelegde aanslagen aan belastingen of sociale premies in verband met de activiteit van de onderneming.

§ 4. Beroepsbekwaamheid

Artikel 6

Voor beroepsbekwaamheid als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de wet is vereist dat:

  • a. de spoorwegonderneming door de bestuurlijke organisatie, personele bezetting en materiële uitrusting een veilige en betrouwbare deelname aan het spoorverkeer waarborgt, en

  • b. de spoorwegonderneming inzicht heeft in de aard en de eigenschappen van het spoorverkeer en de beheersing van de veilige deelname aan dat verkeer.

§ 5. Verzekeringsplicht

Artikel 7

  • 1 Een spoorwegonderneming voldoet aan de uit artikel 55 van de wet voortvloeiende verzekeringsplicht indien zij de uit de wettelijke aansprakelijkheid voortvloeiende financiële risico’s heeft gedekt door middel van een verzekering die Nederland als dekkingsgebied heeft en een dekkingsbedrag heeft van ten minste € 10.000.000 per gebeurtenis.

  • 2 Aan de bedrijfsvergunning wordt het voorschrift verbonden dat indien de spoorwegonderneming ook spoorvervoer buiten Nederland wil verrichten, zij zich voor de betreffende landen aanvullend moet verzekeren.

§ 6. Beperkte bedrijfsvergunning

Artikel 8

  • 1 De soorten van gebruik van de hoofdspoorweg, bedoeld in artikel 28, tweede lid, van de wet waarvoor Onze Minister de vereisten van goede naam en financiële draagkracht buiten toepassing kan laten, zijn:

    • a. rangeerwerkzaamheden,

    • b. het verrichten van eigen vervoer,

    • c. deelnemen aan het spoorverkeer zonder vervoer te verrichten.

  • 2 De soorten van gebruik van de hoofdspoorweg, bedoeld in artikel 28, tweede lid, van de wet waarvoor Onze Minister de vereisten van goede naam, financiële draagkracht en beroepsbekwaamheid buiten toepassing kan laten, zijn:

    • a. het ten behoeve van overgave- of stationsfaciliteiten berijden van de hoofdspoorweg, uitsluitend binnen de begrenzing van een spoorwegemplacement, als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van het Besluit spoorverkeer, of

    • b. deelnemen aan het spoorverkeer met zelfrijdend gereedschap of een daarmee vergelijkbaar voertuig om werkzaamheden aan of nabij de hoofdspoorweg uit te voeren op een deel van de hoofdspoorweg dat, ten behoeve van deze werkzaamheden, buiten dienst is gesteld.

  • 3 Een spoorwegonderneming die louter activiteiten uitoefent als bedoeld in het tweede lid voldoet aan de uit artikel 55 van de wet voortvloeiende verzekeringsplicht indien zij de uit de wettelijke aansprakelijkheid voortvloeiende financiële risico’s heeft gedekt door middel van een verzekering die Nederland als dekkingsgebied heeft en een dekkingsbedrag heeft van minimaal € 2.500.000 per gebeurtenis.

§ 7. Aanvraag

Artikel 9

Een aanvraag tot verlening van een bedrijfsvergunning bevat met het oog op het vereiste van goede naam:

  • a. een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, welke verklaring niet ouder is dan twee maanden,

  • b. een verklaring, afgegeven door de Kamer van Koophandel en niet ouder dan twee maanden, dat jegens de spoorwegonderneming of haar bestuurders in de aaneengesloten periode van vijf jaar voor de vergunningaanvraag geen onherroepelijk faillissement is uitgesproken.

Artikel 10

  • 1 Een aanvraag tot verlening van een bedrijfsvergunning bevat met het oog op het vereiste van financiële draagkracht een document waarin de spoorwegonderneming gemotiveerd aangeeft waarom zij voldoet aan het vereiste van financiële draagkracht. Dit document dient gebaseerd te zijn op, en vergezeld te gaan van, gegevens over de financiële positie in het verleden en over de verwachte toekomstige financiële positie als gevolg van de voorgenomen bedrijfsvoering. Deze gegevens omvatten in ieder geval de jaarrekeningen van de onderneming van de drie afgelopen jaren alsmede een bedrijfs- of ondernemingsplan. Indien zich na de openbaarmaking van de meest recente jaarrekening relevante wijzigingen hebben voorgedaan, dan worden deze opgenomen in het document over de financiële positie. Indien de spoorwegonderneming geen volledige jaarrekeningen kan overleggen, legt zij de jaarbalansen over. Voorzover deze gegevens over de financiële positie in het verleden niet bestaan uit een jaarrekening die is opgesteld op basis van titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek geven deze in ieder geval een gedetailleerd overzicht van:

    • a. de activa, gespecificeerd naar de termijn van beschikbaarheid en naar de mate waarin deze activa ter zekerheid van aflossing van leningen of als zekerheid ten behoeve van garantiestellingen zijn gesteld,

    • b. de passiva, waarbij de schulden zijn gespecificeerd naar de termijn van opeisbaarheid,

    • c. niet uit de balans blijkende verplichtingen,

    • d. bijzondere rechten van aandeelhouders of derden op het vermogen,

    • e. relevante kosten, met inbegrip van kosten voor de aanschaf van en voorschotten op spoorvoertuigen, andere voertuigen, terreinen, gebouwen, installaties en rollend materieel.

  • 2 De spoorwegonderneming doet het in het eerste lid bedoelde document, voorzover het toekomstgerichte informatie betreft, vergezeld gaan van een door een accountant opgesteld onderzoeksrapport bij de prognose. Dit betreft een accountant als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Dit onderzoeksrapport dient tot stand te komen overeenkomstig algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot het onderzoek van toekomstgerichte informatie.

  • 3 De jaarrekeningen en de jaarbalansen dienen voorzien te zijn van een accountantsverklaring omtrent de getrouwheid. Hiervoor kan worden volstaan met de oorspronkelijk afgegeven accountantsverklaringen.

  • 4 De accountant voert een specifiek onderzoek uit teneinde na te gaan dat na de openbaarmaking van de meest recente jaarrekeningen tot aan het moment van een aanvraag van de vergunning zich geen relevante wijzigingen hebben voorgedaan. De rapportage betreffende dit onderzoek wordt bij het in het eerste lid bedoelde document gevoegd. Dit onderzoek dient te worden uitgevoerd overeenkomstig de algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot opdrachten tot het verrichten van specifieke werkzaamheden met betrekking tot financiële informatie.

Artikel 11

Een aanvraag tot verlening van een bedrijfsvergunning bevat met het oog op het vereiste van beroepsbekwaamheid de gegevens, bedoeld in onderdeel II van de bijlage bij richtlijn 95/18/EG.

§ 8. Melding van wijzigingen

Artikel 12

  • 1 Een spoorwegonderneming aan wie een bedrijfsvergunning is verleend, meldt Onze Minister zo spoedig mogelijk schriftelijk elke wijziging met betrekking tot goede naam, beroepsbekwaamheid en de verzekeringsplicht, ten aanzien waarvan redelijkerwijs moet worden aangenomen dat zij gevolgen heeft voor de verleende bedrijfsvergunning of de aan de vergunning verbonden beperkingen of voorschriften.

  • 2 In elk geval meldt een spoorwegonderneming een wijziging van de naam van de onderneming of van een van de namen van de natuurlijke personen of rechtspersonen die gezamenlijk als spoorwegonderneming optreden.

§ 9. Periodieke toetsing van de vereisten van goede naam, beroepsbekwaamheid en van de verzekeringsplicht

Artikel 13

Onverminderd artikel 12, legt de spoorwegonderneming elke vijf jaar, gerekend vanaf de dag waarop de bedrijfsvergunning in werking is getreden, aan Onze Minister over:

  • a. een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens,

  • b. een afschrift van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel,

  • c. een bewijs van dekking van de uit wettelijke aansprakelijkheid voortvloeiende financiële risico’s, en

  • d. een verklaring dat zij voldoet aan het vereiste van beroepsbekwaamheid, bedoeld in artikel 6.

§ 10. Overig

Artikel 14

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van de verlening, weigering, wijziging, schorsing of intrekking van een bedrijfsvergunning.

Hoofdstuk 3. Het veiligheidsattest

Artikel 15

Aan het veiligheidsattest wordt het voorschrift verbonden dat de attesthouder een functionaris aanstelt die zorg draagt voor de implementatie, toepassing en instandhouding van een veiligheidszorgsysteem als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de wet.

Artikel 16

  • 1 Aan het veiligheidsattest wordt het voorschrift verbonden dat de spoorwegonderneming een gedocumenteerde beschrijving van het veiligheidszorgsysteem maakt. Hierin worden de bedrijfsvoering en alle daartoe behorende processen en procedures beschreven.

  • 2 Aan het veiligheidsattest wordt het voorschrift verbonden dat de spoorwegonderneming zorgdraagt voor actualisering van de gedocumenteerde beschrijving van het veiligheidszorgsysteem zodra zich relevante wijzigingen voordoen in de bedrijfsvoering en daartoe behorende processen en procedures.

Artikel 17

Onze Minister kan een proefattest als bedoeld in artikel 34 van de wet verlenen, indien de spoorwegonderneming aannemelijk maakt dat zij gedurende de geldigheidsduur van het proefattest op verantwoorde wijze gebruik kan maken van de hoofdspoorweg.

Artikel 18

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ten aanzien van:

  • a. de verlening, weigering, wijziging, schorsing of intrekking van het veiligheidsattest en het proefattest;

  • b. het veiligheidszorgsysteem.

Artikel 19

Aan het veiligheidsattest wordt het voorschrift verbonden dat de spoorwegonderneming een jaarverslag opstelt met betrekking tot de spoorwegveiligheid en dat na afloop van ieder kalenderjaar telkens voor 30 juni aan Onze Minister zendt. Het jaarverslag bevat in elk geval een evaluatie van de werking van het veiligheidszorgsysteem en een overzicht van naar aanleiding van de evaluatie in het veiligheidszorgsysteem aan te brengen verbeteringen.

Hoofdstuk 4. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 20

Een voor de inwerkingtreding van dit besluit door een onafhankelijke certificerende instantie opgestelde verklaring dat een onderneming voldoet aan de Veiligheid Gezondheid Milieu Checklist Aannemers met Branchegerichte Toelichting Railinfrastructuur, wordt tot een door de Minister te bepalen tijdstip aangemerkt als een proefattest als bedoeld in artikel 34 van de wet met dien verstande dat dit proefattest uitsluitend geldt voor het deelnemen aan het spoorverkeer met zelfrijdend gereedschap of een daarmee vergelijkbaar voertuig, om werkzaamheden aan of nabij de hoofdspoorweg uit te voeren, op een deel van de hoofdspoorweg dat buiten dienst is gesteld.

Artikel 21

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 22

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit bedrijfsvergunning en veiligheidsattest hoofdspoorwegen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 3 december 2004

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat ,

K. M. H. Peijs

Uitgegeven de eenentwintigste december 2004

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner