Regeling spoorverkeer

Geraadpleegd op 30-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 03-07-2015.
Geldend van 03-07-2015 t/m 30-09-2016

Regeling ter uitvoering van de artikelen 1, onderdeel e, 2, 9, 20, 26 en 38 van het Besluit spoorverkeer (Regeling spoorverkeer)

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikelen 1, onderdeel e, 2, 9, 20, 26 en 38 van het Besluit spoorverkeer;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • AHOB: automatische halve overwegbomen;

  • AKI: automatische knipperlichtinstallatie;

  • AOB: automatische overpadbomen;

  • besluit: Besluit spoorverkeer;

  • ETCS: European Train Control System;

  • ETCS-cabinesein: sein, getoond op de ETCS-bestuurdersinterface, bedoeld in paragraaf 4.3 van de bijlage behorende bij beschikking nr. 2006/679/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 28 maart 2006 betreffende de technische specificaties inzake interoperabiliteit van het subsysteem ‘Besturing en Seingeving’ van het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem (PbEU L 284) dan wel op de bestuurdersinterface, bedoeld in paragraaf 4.3 van de bijlage behorende bij beschikking nr. 2006/860/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 7 november 2006 betreffende de technische specificaties inzake interoperabiliteit van het subsysteem ‘Besturing en Seingeving’ van het trans-Europees hogesnelheidsspoorwegsysteem en tot wijziging van bijlage A bij Beschikking 2006/679/EG betreffende de technische specificaties inzake interoperabiliteit van het subsysteem ‘Besturing en Seingeving’ van het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem (PbEU L 342);

  • hoofdsein: lichtsein dat rood licht kan uitstralen;

  • krachtvoertuig: spoorvoertuig met eigen voortbewegingsinrichting;

  • lichtsein: vast sein dat groen, geel, rood of wit licht kan uitstralen;

  • P-sein: lichtsein voorzien van een onderbord met het opschrift ‘P’;

  • het remgewicht van de trein: de som van de remgewichten van de spoorvoertuigen;

  • rijtuig: spoorvoertuig hoofdzakelijk bestemd voor het vervoer van personen, zonder eigen voortbewegingsinrichting;

  • het totale gewicht: de som van het eigen gewicht van het spoorvoertuig en het gewicht van de reizigers of van de lading;

  • het treingewicht: de som van de totale gewichten van de spoorvoertuigen;

  • vast sein: niet verplaatsbaar sein;

  • voorsein: lichtsein dat aan een hoofdsein voorafgaat en geen rood licht kan uitstralen;

  • wagen: spoorvoertuig zonder eigen voortbewegingsinrichting, bestemd voor het vervoer van goederen.

Hoofdstuk 2. Remvoorschriften en maximumsnelheid van treinen

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 2

Tijdens het gebruik van een hoofdspoorweg wordt de zelfwerkende rem van een samengestelde trein gebruikt overeenkomstig de geldende paragrafen en aanhangsels van de TSI Exploitatie en verkeersleiding.

Artikel 3

Indien een spoorvoertuig is voorzien van zandstrooiers worden deze gebruikt overeenkomstig de geldende paragrafen en aanhangsels van de TSI Exploitatie en verkeersleiding.

Artikel 6

  • 1 Treinen worden onderworpen aan een rembeproeving.

  • 2 De spoorwegonderneming stelt voor iedere soort of type trein een plan op waarin de inhoud, de plaats en het tijdstip van de rembeproeving worden vastgelegd.

  • 3 In het plan van rembeproeving wordt tenminste rekening gehouden met de volgende omstandigheden:

    • a. de samenstelling van treinen;

    • b. de verandering van rijrichting;

    • c. het splitsen dan wel het koppelen van treinen;

    • d. het bij- of uitplaatsen van spoorvoertuigen;

    • e. het bijplaatsen of afrangeren van een extra locomotief of een treinstel, en

    • f. de stilstand van treinen gedurende langere duur nadat de laatste rembeproeving heeft plaatsgevonden.

  • 4 De spoorwegonderneming draagt zorg voor de administratie van de uitgevoerde rembeproevingen.

§ 2. Maximumsnelheid van treinen

Artikel 7

Onverminderd artikel 18 van het besluit is de maximumsnelheid, waarmee treinen vervoerd mogen worden, de laagste snelheid die door de beremming van de trein, de technische eigenschappen van een in een trein opgenomen spoorvoertuig, de samenstelling van de trein en de belasting van de trein wordt bepaald.

Artikel 8

  • 1 Treinen worden tenminste beremd overeenkomstig de rempercentages die zijn opgenomen in de tabellen in bijlage 2. In deze tabellen zijn de rempercentages een functie van de snelheid en komen zij overeen met de van toepassing zijnde maximumsnelheid.

  • 2 De rempercentages zijn zodanig, dat treinen op een dalende helling van 5‰ tot stilstand kunnen worden gebracht binnen de hierna genoemde afstanden:

    Treinsnelheid

    Maximum remweg

    Vmax ≤ 40 km/u

    400 m

    40 < Vmax ≤ 60 km/u

    500 m

    60 < Vmax ≤ 80 km/u

    800 m

    80 < Vmax ≤ 130 km/u

    1000 m

    130 < Vmax ≤ 160 km/u

    1150 m

Artikel 9

  • 1 Het berekenen van het in artikel 8 bedoelde rempercentage geschiedt overeenkomstig de volgende formule:

    (Remgewicht van de trein / Treingewicht) × 100%.

  • 2 Het op grond van het eerste lid berekende percentage wordt naar beneden afgerond op hele procenten.

§ 3. Remgewicht

Artikel 10

  • 1 Voor het berekenen van het remgewicht van de trein wordt uitgegaan van de op de spoorvoertuigen vermelde remgewichten, waarbij remgewichten van spoorvoertuigen, waarvan de remmen buitenwerking of afgesloten dan wel niet aangesloten zijn op de luchtleiding, buiten beschouwing worden gelaten.

  • 2 Indien van een spoorvoertuig het remgewicht niet duidelijk leesbaar is vermeld, wordt als remgewicht van dat spoorvoertuig uitgegaan van:

    • a. het eigen gewicht van het spoorvoertuig; of

    • b. het remgewicht bekend bij de ingebruikneming van het spoorvoertuig door de spoorwegonderneming.

Artikel 11

  • 1 Indien van een rijtuig of een wagen de rem van slechts één draaistel buiten werking is, wordt in afwijking van artikel 10 als remgewicht van dat spoorvoertuig uitgegaan van:

    • a. de helft van het op het rijtuig of de wagen aangegeven remgewicht, of

    • b. het op het draaistel, waarvan de rem nog wel in werking is, aangegeven remgewicht.

  • 2 Indien van een rijtuig de hogedrukrem van slechts één draaistel is afgesloten en deze is voorzien van een verstelkruk R-P, wordt in afwijking van artikel 10 als remgewicht van dat rijtuig uitgegaan van het totaal van:

    • a. het remgewicht, vermeld achter P bij het afgesloten draaistel, en

    • b. het remgewicht, vermeld achter R bij het andere draaistel,

  • 3 Indien van een rijtuig de hogedrukrem is uitgevallen en deze niet is voorzien van een verstelkruk R-P, wordt in afwijking van artikel 10 als remgewicht van dat rijtuig uitgegaan van het eigen gewicht.

  • 4 Indien van een locomotief, van een treinstel of van andere spoorvoertuigen die in vaste samenstelling worden vervoerd, de remmen gedeeltelijk zijn afgesloten, stelt de spoorwegonderneming in afwijking van artikel 10 vast met welke vermindering van het remgewicht van dat betreffende spoorvoertuig of van die betreffende spoorvoertuigen rekening moet worden gehouden.

Artikel 12

In afwijking van artikel 10 wordt bij een rijtuig voorzien van een magneetrem en rijdend met de verstelkruk in de stand R+Mg, als remgewicht van dat rijtuig uitgegaan van het remgewicht in de stand R.

Artikel 13

  • 1 Indien van een rijtuig met automatische lastafremming de automatische lastafremming defect is en dit rijtuig voor reizigers toegankelijk is, wordt in afwijking van artikel 10 als remgewicht van dat rijtuig uitgegaan van het eigen gewicht.

  • 2 Een rijtuig met automatische lastafremming waarvan de automatische lastafremming van slechts één draaistel defect is of de luchttoevoer naar één van de veren afgesloten is, wordt voor de vaststelling van het remgewicht gelijkgesteld met het in het eerste lid bedoelde rijtuig.

Artikel 14

Bij wagens met automatische lastafremming wordt in afwijking van artikel 10 als remgewicht uitgegaan van het eigen gewicht van die wagen vermeerderd met het gewicht van de lading, met dien verstande dat de som hiervan het op de wagen vermelde maximum remgewicht niet kan overstijgen.

Artikel 15

  • 1 Indien in een trein, bestaande uit spoorvoertuigen met uitzondering van het krachtvoertuig met ten hoogste 32 assen, één of meer rijtuigen zijn opgenomen waarop het remgewicht behalve in witte of zwarte cijfers ook in rode cijfers is vermeld, wordt het in rode cijfers vermelde remgewicht als remgewicht aangehouden, ongeacht of de snelremversnellingsinrichting functioneert.

  • 2 Indien in een trein, bestaande uit spoorvoertuigen met uitzondering van het krachtvoertuig met meer dan 32 assen, twee of meer rijtuigen zijn opgenomen die niet voorzien zijn van een snelremversnellingsinrichting of waarvan de snelremversnellingsinrichting niet functioneert, wordt voor alle rijtuigen in die trein het in witte of zwarte cijfers vermelde remgewicht aangehouden.

§ 4. Treingewicht

Artikel 16

  • 1 Voor het berekenen van het treingewicht wordt bij treinen bestemd voor het vervoer van reizigers uitgegaan van de op de rijtuigen vermelde totale gewichten.

  • 2 Indien het totale gewicht niet op het rijtuig is vermeld, wordt het totale gewicht van dat rijtuig berekend door het eigen gewicht te vermeerderen met:

    • a. 0 ton bij een restauratierijtuig;

    • b. 2 ton bij een slaaprijtuig;

    • c. 2 ton bij een rijtuig met restauratie-afdeling (type RD, AR of BR);

    • d. 4 ton bij een zitrijtuig eerste klasse;

    • e. 4 ton bij een ligrijtuig eerste klasse;

    • f. 6 ton bij een rijtuig tweede klasse met 80 of meer zitplaatsen;

    • g. 5 ton bij overige rijtuigen; of

    • h. 1 ton per auto (inclusief eventuele aanhanger) bij dubbeldek-autowagens beladen met één of meer auto’s en rijdend in een autoslaaptrein.

  • 3 In afwijking van het eerste lid wordt het eigen gewicht van een rijtuig als het totale gewicht aangemerkt, indien het betreffende rijtuig:

    • a. leeg en afgesloten wordt vervoerd; of

    • b. voorzien is van een automatische lastafremming en leeg en afgesloten wordt vervoerd.

Artikel 17

  • 1 Voor het berekenen van het treingewicht wordt bij treinen bestemd voor het vervoer van goederen uitgegaan van het eigen gewicht van de wagens vermeerderd met het gewicht van de aanwezige lading. De uitkomst hiervan wordt als volgt afgerond:

    • a. naar boven bij 0,5 ton of meer; of

    • b. naar beneden bij minder dan 0,5 ton.

  • 2 Indien het gewicht van de lading niet kan worden vastgesteld, wordt het maximum draagvermogen van het spoorvoertuig als het gewicht van de lading aangemerkt.

§ 5. Bijzondere beremmingsvoorschriften

Artikel 18

  • 1 Treinen bestemd voor het vervoer van goederen zijn voor het rijden in de Hemtunnel, de Velsertunnel dan wel de Willemstunnel zodanig samengesteld dat deze een rempercentage van ten minste 54% hebben, tenzij op grond van de tabellen van bijlage 2 een hoger rempercentage van toepassing is.

  • 2 Op treinen bestemd voor werkzaamheden aan op buiten dienst gestelde sporen is voor het rijden in de in het eerste lid genoemde tunnels kolom 2.4 van de tabellen van bijlage 2 van toepassing.

Artikel 19

  • 2 De in het eerste lid bedoelde remweg is ook van toepassing op treinen die over hoofdspoorwegen met een plaatselijk toegestane snelheid van ten hoogste 10 kilometer per uur rijden.

§ 6. Kranen en krukken

Artikel 20

  • 1 Bij treinen bestemd voor het vervoer van reizigers en losse locomotieven wordt de P/G-kraan in de stand ‘P’ gesteld.

  • 2 Bij treinen bestemd voor het vervoer van goederen wordt de P/G-kraan volgens de tabellen A of B opgenomen in bijlage 3 ingesteld.

Artikel 21

  • 1 In afwijking van artikel 20 kunnen in treinen, bestemd voor het vervoer van goederen en met de P/G-kraan in de stand ‘P’, maximaal vijf wagens met de P/G-kraan in de stand ‘G’ achter de locomotief worden opgenomen, indien het totaal van de op deze wagens vermelde remgewichten met 20% wordt verminderd, waarbij de uitkomst naar beneden wordt afgerond.

  • 2 Indien in treinen, bestemd voor het vervoer van goederen en met de P/G-kraan in de stand ‘G’, wagens worden opgenomen waarvan de P/G-kraan niet in de stand ‘G’ kan worden gesteld, worden de remmen van deze wagens afgesloten.

Artikel 22

De verstelkruk leeg/beladen wordt op ‘leeg’gesteld, indien:

  • a. het totaal van het gewicht van de wagen en van de lading minder is dan het verstelgewicht; of

  • b. het totaal van het gewicht van de wagen en van de lading onbekend is.

Hoofdstuk 3. Seinen

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 23

  • 1 De beheerder draagt zorg voor de plaatsing en de bediening van de vaste seinen in en nabij hoofdspoorwegen.

  • 2 De seinen worden op een zodanige wijze geplaatst en bediend dat op veilige wijze van de hoofdspoorweg gebruik kan worden gemaakt.

  • 3 De beheerder, gehoord de spoorwegondernemingen en de Minister, stelt interne richtlijnen vast voor de veiligheidskritische handelingen van de treindienstleider bij de bediening van seinen die de handelwijze van de bestuurder raken.

  • 4 Het eerste, tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op de bediening van ETCS-cabineseinen, met dien verstande dat ETCS-cabineseinen door de beheerder worden bediend door het versturen van informatie.

Artikel 24

  • 1 De aard, uitvoering en betekenis van de seinen anders dan ETCS-cabineseinen zijn opgenomen in bijlage 4.

  • 2 De aard, uitvoering en betekenis van ETCS-cabineseinen zijn opgenomen in het document, genoemd in aanhangsel A van de TSI Exploitatie en verkeersleiding.

  • 3 In aanvulling op aanhangsel A van de TSI Exploitatie en verkeersleiding is het in de punten 5.1.6 en 5.31.2 van het document, genoemd in dat aanhangsel, met betrekking tot het ETCS level 1 met seinen bepaalde van overeenkomstige toepassing op het ETCS level 2 met seinen.

§ 2. Plaatsing van seinen

Artikel 25

  • 1 Op hoofdspoorwegen waar de ter plaatse toegestane snelheid hoger is dan 40 kilometer per uur worden in ieder geval:

    • a. wissels;

    • b. gelijkvloerse kruisingen van sporen;

    • c. spooraansluitingen; en

    • d. beweegbare bruggen

    beveiligd door seinen die tenminste rood licht kunnen uitstralen of door ETCS.

  • 2 Op sporen waar de in het eerste lid bedoelde plaatsen met een snelheid van ten hoogste 40 kilometer per uur worden genaderd, mag de beveiliging ook bestaan uit een daarvoor geplaatst vast sein, dat de bestuurder gebiedt te stoppen.

  • 3 De Minister kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid.

Artikel 26

  • 1 Seinen worden geplaatst rechts naast of boven het spoor waarvoor zij zijn bestemd.

  • 2 In afwijking van het eerste lid mogen seinen links naast het spoor worden geplaatst, indien de situatie ter plaatse dit noodzakelijk maakt en dit geen nadelige invloed heeft op de veiligheid van het spoorverkeer.

  • 3 Seinen worden zodanig geplaatst of van zodanige aanduidingen voorzien, dat het voor de bestuurder duidelijk is welke seinen voor het door hem bereden spoor bestemd zijn.

Artikel 27

Seinen zijn voor de bestuurder zodanig zichtbaar dat hij afhankelijk van de plaatselijk toegestane maximumsnelheid in staat is die tijdig waar te nemen en daarop op passende wijze te reageren.

§ 3. Onderling verband

Artikel 28

  • 1 Tussen een wissel en een daarvoor ingevolge artikel 25, eerste lid, geplaatst sein bestaat een zodanig verband dat als dit sein voorbijrijden toestaat, het wissel niet kan worden omgelegd en de juiste stand van de tongen verzekerd is.

  • 2 Tussen een beweegbare brug en een daarvoor ingevolge artikel 25, eerste lid, geplaatst sein bestaat een zodanig verband dat als dit sein voorbijrijden toestaat, de brug in de juiste stand is vastgelegd.

  • 3 De Minister kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid.

Artikel 29

  • 1 Indien op hoofdspoorwegen, waar de ten hoogste toegelaten snelheid meer dan 40 kilometer per uur bedraagt, en op door de Minister aangewezen sporen een vast sein of ETCS-cabinesein de bestuurder opdraagt te stoppen, leggen de voorafgaande seinen een zodanige snelheidsvermindering op dat de bestuurder de trein voor dit sein tot stilstand kan brengen.

  • 2 Indien een vast sein de bestuurder een beperkte snelheid opdraagt, leggen de voorafgaande seinen een zodanige snelheidsvermindering op dat de beperkte snelheid bij dit sein bereikt kan worden.

§ 4. Het opvolgen van seinen

Artikel 30

  • 1 De bestuurder zet een door een sein opgedragen snelheidsverlaging in, wanneer het eerste spoorvoertuig van de trein dit sein bereikt heeft.

  • 2 De bestuurder mag een door een sein toegestane snelheidsverhoging uitvoeren, nadat het laatste spoorvoertuig van de trein dit sein of het punt van toegestane snelheidsverhoging gepasseerd is.

Artikel 31

  • 1 Een door een lichtsein of een ETCS-cabinesein gegeven gebod of toestemming geldt vanaf dit sein totdat de trein het volgende sein heeft bereikt of tot een ander ETCS-cabinesein wordt getoond. De bestuurder neemt hierbij geboden of toestemmingen van specifieke snelheidsborden, zoals opgenomen in bijlage 4, in acht.

  • 2 Een door lichtsein nummer 214 of bord nummer 317, zoals opgenomen in bijlage 4, gegeven toestemming geldt tot aan het eerstvolgende hoofdsein.

  • 3 Bij gebruik van een hoofdspoorweg, met een spoorvoertuig waarvan de vergunning voor indienststelling of de aanvullende vergunning voor indienststelling, bedoeld in artikel 36 respectievelijk 37a van de wet, dan wel het inzetcertificaat, bedoeld in artikel 41, aanhef en onder b, van het besluit, die hoofdspoorweg voor dat voertuig vermeldt als te berijden met het ETCS, geldt in afwijking van het tweede lid, een in dat lid bedoelde toestemming tot het tijdstip waarop een ETCS-cabinesein wordt getoond indien dat tijdstip voor het tijdstip van het passeren van het eerstvolgende hoofdsein is gelegen.

  • 4 Onverminderd het tweede lid mag de bestuurder, met inachtneming van geboden of toestemmingen van specifieke snelheidsborden, bedoeld in het eerste lid, de snelheid direct verhogen, indien:

    • a. hij overdag en bij goed zicht ziet dat het eerste hoofdsein dat hij zal voorbijrijden, toestaat om te rijden met een hogere snelheid dan de trein rijdt;

    • b. er zich tussen de trein en dit hoofdsein geen wissels bevinden;

    • c. de trein de wisselbogen in zijn geheel is gepasseerd; en

    • d. het punt van toegestane snelheidsverhoging volledig is gepasseerd.

  • 5 Onverminderd het tweede lid mag een bestuurder de snelheid verhogen, indien hij een specifiek snelheidsbord, bedoeld in het eerste lid, voorbijrijdt, dat een hogere snelheid toestaat dan de trein rijdt, en het voorafgaande lichtsein groen licht uitstraalde.

  • 6 De door een ETCS-cabinesein aangegeven toegestane snelheid treedt, bij gebruik van een hoofdspoorweg met een spoorvoertuig als bedoeld in het derde lid, indien in de ETCS FS-modus wordt gereden, in de plaats van de aangegeven toegestane snelheden door de in bijlage 4 opgenomen seinen nummers 201 tot en met 212 a/b, nummers 217 tot en met 219 en nummers 313 tot en met 316.

  • 7 De op basis van het zesde lid geldende toegestane snelheid, geldt tot het tijdstip waarop het in punt 6.10 van het document, genoemd in aanhangsel A van de TSI Exploitatie en verkeersleiding bedoelde signaal is getoond of een daarmee overkomend bericht is ontvangen en één of meer van de in het zesde lid genoemde seinen wordt gepasseerd.

§ 5. Gedoofde en onjuiste seinen

Artikel 32

  • 1 Wanneer de bestuurder in een hoofdsein, met uitzondering van een P-sein, gedoofd of onjuist licht waarneemt, stopt de bestuurder direct, indien:

    • a. hij in het bezit is van een aanwijzing stoptonend sein als bedoeld in artikel 36, eerste lid;

    • b. het voorafgaande sein lichtsein nummer 212 a/b, zoals opgenomen in bijlage 4, dat geel licht uitstraalde, was;

    • c. het voorafgaande lichtsein een gedoofd sein was;

    • d. het voorafgaande sein baken nummer 249a, zoals opgenomen in bijlage 4, was; of

    • e. het voorafgaande sein lichtsein nummer 214, zoals opgenomen in bijlage 4, dat geel licht uitstraalde, of bord nummer 317, zoals opgenomen in bijlage 4, was.

    In andere dan de onder a tot en met e genoemde gevallen begrenst de bestuurder de snelheid tot 40 kilometer per uur om op elke plaats achter dit sein waar een belemmering voor het verder rijden aanwezig is te kunnen stoppen.

  • 2 Indien de bestuurder in een P-sein gedoofd of onjuist licht waarneemt, begrenst hij de snelheid tot 40 kilometer per uur om op elke plaats achter dit sein waar een belemmering voor het verder rijden aanwezig is te kunnen stoppen.

  • 3 Indien de bestuurder in een voorsein gedoofd of onjuist licht waarneemt, dan handelt de bestuurder alsof dit sein overeenkomstig voorsein nummer 219 a/b, zoals opgenomen in bijlage 4, geel licht uitstraalt.

§ 6. Het passeren van rode seinen

Artikel 33

  • 1 Lichtseinen die rood licht uitstralen mogen alleen voorbijgereden worden, indien de bestuurder van de treindienstleider een aanwijzing stoptonend sein als bedoeld in artikel 36, eerste lid, heeft gekregen.

  • 2 In afwijking van het eerste lid mag een P-sein dat rood licht uitstraalt worden voorbijgereden, indien de treindienstleider dit heeft toegestaan. Indien de bestuurder geen spreekverbinding met de treindienstleider tot stand kan brengen, dan mag dit P-sein voorbij worden gereden.

  • 3 Indien het P-sein, bedoeld in het tweede lid, voorbijgereden mag worden, mag de bestuurder ook daaropvolgende P-seinen die rood licht uitstralen voorbijrijden.

  • 4 Na het voorbijrijden van een P-sein dat rood licht uitstraalt is de bestuurder verplicht:

    • a. met een zodanige snelheid te rijden dat hij in staat is om te kunnen stoppen binnen de afstand waarover de spoorweg is te overzien en deze vrij is; en

    • b. rekening te houden met het niet goed functioneren van een AKI, AHOB of AOB.

  • 5 De treindienstleider geeft geen toestemming tot het voorbijrijden van het P-sein dat rood licht uitstraalt, bedoeld in het tweede lid, indien hij op de hoogte is van gevaar achter dit sein.

Hoofdstuk 4. Standaardaanwijzingen

Artikel 36

De treindienstleider kan aan de bestuurder in ieder geval de volgende gestandaardiseerde aanwijzingen geven:

  • 1 Stoptonend sein (STS)

    Aanwijzing om door te rijden en voorbij het aangegeven sein dat rood licht uitstraalt:

    • a. met een zodanige snelheid, die niet hoger is dan 40 kilometer per uur, te rijden dat de bestuurder in staat is om te kunnen stoppen binnen de afstand waarover de spoorweg is te overzien en deze vrij is;

    • b. de wissels voorzichtig te berijden met een snelheid van ten hoogste 10 kilometer per uur en voor een wissel te stoppen, indien de wissel niet in de aangegeven stand ligt of uiterlijk beschadigd is; en

    • c. rekening te houden met het niet goed functioneren van een AKI, AHOB dan wel een AOB.

  • 2 Stoptonend sein met normale snelheid (STS-A)

    Aanwijzing om door te rijden en voorbij het aangegeven sein dat rood licht uitstraalt:

    • a. de wissels voorzichtig te berijden met een snelheid van ten hoogste 10 kilometer per uur en voor een wissel te stoppen, indien de wissel niet in de aangegeven stand ligt of uiterlijk beschadigd is;

    • b. rekening te houden met het niet goed functioneren van een aangegeven AKI, AHOB dan wel een AOB;

    • c. de aangegeven brug slechts te berijden, indien seinnummer 244 a of b voorbijrijden toestaat; of

    • d. in andere gevallen te mogen rijden met de normale snelheid.

  • 3 Voorzichtig rijden (VR)

    Aanwijzing om voorzichtig te rijden met een snelheid van ten hoogste 40 kilometer per uur dan wel met een door de treindienstleider aangegeven lagere snelheid vanwege een door hem aangegeven reden. De bestuurder brengt de trein tot stilstand, indien de veiligheid dit vordert.

  • 4 AKI, AHOB of AOB

    Aanwijzing om bij nadering van de aangegeven overweg of overpad:

    • a. tijdig de snelheid te verminderen tot ten hoogste 10 kilometer per uur; en

    • b. herhaaldelijk een fluitsignaal te geven en te stoppen, indien de veiligheid van het wegverkeer dit vordert.

  • 5 Snelheid begrenzen (SB)

    Aanwijzing om de snelheid te begrenzen tot de door de treindienstleider aangegeven snelheid vanwege de toestand van de spoorweg.

  • 6 Verkeerd spoor (VS)

    Aanwijzing om de hoofdspoorweg in een andere richting te mogen berijden dan waarvoor de beveiliging is ingericht.

  • 7 Telefonische toestemming vragen voor vertrek (TTV)

    Aanwijzing om voor vertrek telefonisch aan de treindienstleider toestemming te vragen om te mogen vertrekken.

Artikel 37

Bij de aanwijzing AKI, AHOB of AOB kan de snelheid worden hernomen, indien de voorzijde van de trein de overweg of het overpad is gepasseerd.

Hoofdstuk 5. Spoorwegemplacementen

Artikel 38

Als spoorwegemplacementen, genoemd in artikel 30 van het besluit, zijn aangewezen de spoorwegemplacementen, opgenomen in bijlage 6.

Artikel 39

  • 1 Tot een spoorwegemplacement behoren:

    • a. alle sporen, aangeduid met een cijfer;

    • b. de spoorgedeeltes van het wisselcomplex; en

    • c. alle aan de sporen als bedoeld in onderdeel a en b grenzende sporen tot een maximale afstand van 200 meter voor het toeleidende sein van het bedoelde emplacement.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onderdeel c, is op de volgende locaties de maximale afstand:

    • a. Alkmaar: 340 meter;

    • b. Amersfoort: 340 meter;

    • c. Den Haag Centraal/Binckhorst: 340 meter;

    • d. Den Haag Holland Spoor: 340 meter;

    • e. Dordrecht: 340 meter;

    • f. Enkhuizen: 275 meter;

    • g. Hoorn: 275 meter;

    • h. Leiden: 340 meter;

    • i. Leidschendam: 340 meter;

    • j. Rotterdam Centraal: 340 meter;

    • k. Rotterdam Stadion: 340 meter;

    • l. Watergraafsmeer Zuidzijde: 400 meter.

Artikel 40

In afwijking van artikel 39 eerste lid, onderdeel c, en het tweede lid, wordt door de beheerder, indien dit voor het veilige gebruik van de spoorweg vereist is, door middel van het bord nummer 302, genoemd in bijlage 4 aangegeven dat op dit spoor niet gerangeerd kan worden of dat beperkingen gelden ten aanzien van het rangeren.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage worden gelegd bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

De

Minister

van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs

Bijlage 2. , behorende bij artikel 8, eerste lid, van de Regeling spoorverkeer

Remtabellen

Remtabel

1

2

 
 

1.11)

1.22)

1.33)

1.44)

2.11)

2.22)

2.33)

2.44)

Snelheid in km/u:

Rempercentage in %

30

30

30

30

39

39

39

39

30

30

30

30

30

46

46

46

46

35

30

30

30

30

54

54

54

54

40

30

30

30

30

54

54

54

54

45

30

30

30

30

54

54

54

54

50

36

36

36

36

54

54

54

54

55

46

46

46

46

56

56

56

56

60

46

46

46

46

56

56

56

56

65

46

46

46

46

56

56

56

56

70

46

46

46

46

56

56

56

56

75

54

54

54

54

65

65

65

65

80

54

54

54

54

65

69

72

72

85

55

55

55

55

65

69

72

72

90

56

59

62

63

69

73

76

76

95

65

69

72

75

79

83

100

69

73

76

105

76

80

84

110

83

88

92

115

91

96

100

120

102

125

113

130

113

135

119

140

129

145

139

150

149

155

160

160

Leeswijzer

Remtabel 1 (onderverdeeld in de kolommen 1.1 tot en met 1.4) geldt voor alle baanvakken met uitzondering van de baanvakken genoemd bij remtabel 2.

Remtabel 2 (onderverdeeld in de kolommen 2.1 tot en met 2.4) geldt voor de baanvakken Nuth – Haanrade en Heerlen – Schin op Geul.

Noten

  • 1) Geldt voor alle treinen met uitzondering van de onder 2, 3 en 4 genoemde treinen.

  • 2) Geldt voor treinen bestemd voor het vervoer van goederen met de rem in de stand P en een trein lengte, exclusief de vooroplopende krachtvoertuigen, van > 500 meter en ≤ 600 meter.

  • 3) Geldt voor treinen bestemd voor het vervoer van goederen met de rem in de stand P en een treinlengte, exclusief de vooroplopende krachtvoertuigen, van > 600 meter en ≤ 700 meter.

  • 4) Geldt voor treinen bestemd voor het vervoer van goederen met de rem in de stand G, ongeacht treinlengte.

Bijlage 3. , behorende bij artikel 20, tweede lid, van de Regeling spoorverkeer

Treingewicht

exclusief locomotieven

Toelaatbare standen P/G-kranen

Voorwaarden

≤ 800 ton1

GG

LL5

GP

PP

 

≤ 1600 ton2

Niet

toegestaan

 

≤ 2500 ton3

Niet

toegestaan

Voor LL: > 1600 ton, alle wagens in de trein:

massa/wagen ≥ 32 ton

≤ 4000 ton

Voor LL: > 2500 ton, alle wagens in de trein:

massa/wagen ≥ 40 ton

> 4000 ton4

Automatische koppeling conform 69e voorschrift van de Internationale Spoorweg Unie verplicht

Treinlengte

incl. loc’n

Toelaatbare standen P/G-kranen

Voorwaarden

> 700 meter

GG

Niet toegestaan

 

Treinsnelheid

Maximaal toegelaten treinsnelheid

Voorwaarden

Treinsnelheid

90/95

120

Voor minimaal benodigd rempercentage λ

zie Bijlage 2

1 600 ton maximaal treingewicht voor België in stand PP

5 gelede wagens gelden als meerdere wagens; bij een treingewicht > 1600 ton dient elk deel van de gelede wagen een massa te hebben ≥ 32 ton en bij een treingewicht > 2500 ton een massa ≥ 40 ton, alle P/G-kranen van de gelede wagen moeten in éénzelfde stand staan.

2 1200 ton maximaal treingewicht voor België en Duitsland in stand GP

3 1800 ton maximaal treingewicht voor België in stand LL

4 4500 ton maximaal treingewicht voor België met AK

PP:

Vooroplopende locomotie(f)(ven) en alle wagens in de stand P;

Minimum rempercentage λ volgens de P-remtabellen in Bijlage 2;

Data invoer ETCS: P.

GP:

Vooroplopende locomotie(f)(ven) in de stand G en de wagens in de stand P;

Remgewicht vooroplopende locomotie(f)(ven) het G-remgewicht aanhouden;

Minimum rempercentage λ volgens de P-remtabellen in Bijlage 2;

Data invoer ETCS: P.

LL:

Vooroplopende locomotie(f)(ven) en de vijf volgende wagens in de stand G en de overige wagens in de stand P;

Remgewicht vooroplopende locomtie(f)(ven) het G-remgewicht aanhouden, remgewicht van de eerste vijf wagens met 20% verlagen, rest van de wagens het P-remgewicht aanhouden;

Minimum rempercentage λ volgens de P-remtabellen in Bijlage 2;

Data invoer ETCS: P.

GG:

Vooroplopende locomotie(f)(ven) en alle overige wagens in de stand G;

Minimum rempercentage λ volgens de G-remtabellen in Bijlage 2;

Data invoer ETCS: G.

Bijlage 4. , behorende bij artikel 24 van de Regeling Spoorverkeer

Inleiding

Bijlage 4, behorende bij artikel 24 van de Regeling Spoorverkeer.

De indeling is als volgt:

  • blad bijgewerkte wijzigingsbladen;

  • inhoudsopgave;

  • seinbeelden.

Blad versie- en inhoudshistorie Bijlage 4

Het doel van het blad versie- en inhoudshistorie is, dat u dit invult nadat u een wijzigings-blad heeft ontvangen en heeft bijgewerkt in deze bijlage 4.

Inhoudsopgave

In de inhoudsopgave zijn alle seinbeelden opgenomen per hoofdstuk.

Seinbeelden

De pagina’s met seinbeelden zijn verdeeld in 3 kolommen:

  • nummer en naam van het desbetreffende sein;

  • afbeelding;

  • betekenis.

Eerste kolom

In de eerste kolom is het nummer en de naam van het sein opgenomen.

Tweede kolom

In de tweede kolom ‘Afbeelding’ is de beeltenis van het sein geplaatst. Het dag- en nachtsein staat naast elkaar.

Derde kolom

In de derde kolom ’Betekenis’ staat de betekenis van het sein.

Inhoud

1

Algemeen

10

1.1

Begripsomschrijvingen

10

1.2

Toestemmingen en opdrachten

10

     

2

Lichtseinen

10

2.1

Hoofdseinen

10

 

Nr. 201 Hoog geplaatst groen licht

10

 

Nr. 202 Hoog geplaatst knipperend groen licht met een door wit licht gevormd getal

11

 

Nr. 206 Hoog geplaatst knipperend of laag geplaatst groen licht

11

 

Nr. 209 Hoog geplaatst geel licht met een door knipperend wit licht gevormd getal

11

 

Nr. 210 Hoog geplaatst geel licht met een door wit licht gevormd getal

12

 

Nr. 212a/b Hoog of laag geplaatst geel licht

12

 

Nr. 214 Hoog of laag geplaatst geel knipperend licht

12

 

Nr. 215 Hoog of laag geplaatst rood licht

13

 

Nr. 216 Hoog of laag geplaatst wit licht

13

2.2

Voorseinen

13

 

Nr. 217a/b Hoog geplaatst groen licht

13

 

Nr. 218a/b Hoog geplaatst geel licht

13

 

Nr. 219a/b Hoog geplaatst geel licht

14

2.3

Lichtseinen met borden met een zwarte driehoek

14

 

Nr. 222 Hoog geplaatst geel licht

14

 

Nr. 215a Hoog of laag geplaatst rood licht

14

 

Nr. 221 Hoog of laag geplaatst wit licht

15

 

Nr. 220 Hoog of laag geplaatst wit licht

15

     

3

Snelheidsborden

15

 

Nr. 313 Snelheidsverminderingsbord

15

 

Nr. 313 bis Snelheidsverminderingsbord

15

 

Nr. 314 Snelheidsbord

16

 

Nr. 314 bis Snelheidsbord

16

 

Nr. 316 Baanvaksnelheidsbord

16

 

Nr. 324 Snelheidsbord Overweg/Weegbrug

16

 

Nr. 325a ‘L’-bord

17

 

Nr. 325b Tijdelijk snelheidsbord

17

 

Nr. 326a ‘A’-bord

17

 

Nr. 327a ‘E’-bord

17

 

Nr. 334 Snelheidsverminderingsbord voor goederentreinen

18

 

Nr. 335 Snelheidsbord voor goederentreinen

18

     

4

Aanvullende seinen

18

4.1

Richtingaanwijzer en herhalingssein

18

 

Nr. 252 Richtingaanwijzer

18

 

Nr. 272 Herhalingssein diagonaal

18

 

Nr. 273 Herhalingssein horizontaal

18

4.2

Borden aan lichtseinen

19

 

Nr. 291a Bord ‘Noodbediening overweg’

19

 

Nr. 291b Voorsein bord

19

 

Nr. 291c P-bord

19

4.3

Baken

20

 

Nr. 249 Baken

20

 

Nr. 249a Keperbaken

20

 

Nr. 251 Reflectorplaatje

20

 

Nr. 251a/l Bord ‘Bijzonder gevaarpunt’

21

 

Nr. 251a/II Gele bakens

21

 

Nr. 251b Reflectorplaatje rechthoekig met schuine strepen

21

     

5

ATB-seinen

22

5.1

ATB-baanseinen

22

 

Nr. 328a ATB-naderingsbord

22

 

Nr. 328 ATB-inschakelbord

22

 

Nr. 328b ATB-code bord

22

 

Nr. 329 ATB-uitschakelbord

22

 

Nr. 330 ATB-codewisselsein (wit licht)

22

5.2

ATB-cabineseinen

23

 

Nr. 801 Groen licht/groen licht met snelheidsmeter

23

 

Nr. 802 Geel licht

23

 

Nr. 803 Geel met getal/ snelheidsmeter

23

 

Nr. 804 Wit licht

23

 

Nr. 805 Blauw licht

23

 

Nr. 806 Rood licht

24

 

Nr. 807 Eén gongslag

24

 

Nr. 808 Meer gongslagen

24

 

Nr. 809 Continu belsignaal

24

 

Nr. 810 5 seconden belsignaal

24

 

Nr. 811 Korte belsignalen

24

 

Nr. 812 Zoemer

24

 

Nr. 813 Elektrisch zicht

24

     

6

Seinen voor tunnels en steile hellingen

25

 

Nr. 276 ´L´-sein

25

 

Nr. 277 ´H´-sein

25

 

Nr. 278 Knipperend witte ´X´

25

 

Nr. 279 Witte ´X´

25

 

Nr. 280 Witte ´G´

26

 

Nr. 281 Entreesnelheidsbord

26

 

Nr. 282 Adviessnelheidsbord

26

 

Nr. 282a Adviessnelheidsbord

26

 

Nr. 286 Entreesnelheidsverminderingsbord

26

     

7

Seinen met stopopdrachten

27

 

Nr. 301 ‘S’-bord

27

 

Nr. 301b Facultatief stopbord

27

 

Nr. 301c Stopbord met brandende witte lamp

27

 

Nr. 301d Stopbord met gedoofde lamp

27

 

Nr. 301e Facultatief stopbord met brandende witte lamp

27

 

Nr. 301f Facultatief stopbord met gedoofde lamp

28

 

Nr. 242 Stopseinlantaren/ Stopseinbord

28

 

Nr. 302 ‘R’-bord

28

 

Nr. 322 ‘VS’-bord

28

 

Nr. 513 Afsluitbord

28

 

Nr. 243 Afsluitlantaren stop

29

 

Nr. 244a/b Afsluitlantaren veilig

29

 

Nr. 512b Rood licht of rode vlag

29

 

Nr. 331 Blokbord

29

     

8

Seinen voor spoorvoertuigen met stroomafnemers

29

 

Nr. 306a Uitschakelbord

29

 

Nr. 307a Inschakelbord

30

 

Nr. 308a Bord ‘Aankondiging stroomafnemers neer’

30

 

Nr. 309a Bord ‘Stroomafnemers neer’

30

 

Nr. 309c Bord ‘Stroomafnemers neer’ bij rijtuigwasinrichting

30

 

Nr. 310a Bord ‘Stroomafnemers op’

31

 

Nr. 311(l/r) Bord ‘Einde bovenleiding’

31

 

Nr. 320 Aanduiding locatie omschakelen hoogspanning

31

     

9

Seinen op kracht- en overige spoorvoertuigen

32

 

Nr. 401 Frontseinen

32

 

Nr. 401b geduwde trein

32

 

Nr. 401c Trein en locomotief op spoorwegemplacement

32

 

Nr. 413 Twee rode lichten met één, twee of drie witte lichten

33

 

Nr. 401d Twee afwisselend of gelijktijdig knipperende, witte lichten aan frontzijde

33

 

Nr. 403 Sluitseinen

33

 

Nr. 403-6 Internationaal sluitschild

34

 

Nr. 410 Gele vlag(gen)

34

 

Nr. 412a Rood zwaai- / knipper- / flitslicht

34

     

10

Remproefseinen

34

 

Nr. 702a Remmen vast

34

 

Nr. 702b Remmen los

35

 

Nr. 702c Remmen in orde

35

     

11

Vertrekseinen

35

 

Nr. 706 Vertrekseinlicht

35

     

12

Overige vaste seinen

36

 

Nr. 305 Verkenbord

36

 

Nr. 312 Fluitbord

36

 

Nr. 312a Facultatief fluitbord

36

 

Nr. 253a/b Wisselsein

36

 

Nr. 274 Weegbrugsein rond

37

 

Nr. 275 Weegbrugsein driehoekig

37

 

Nr. 350 Attentiebord ‘Lichtsein(en) buiten dienst’

37

 

Nr. 351 Afgekruist lichtsein

37

 

Nr. 317 Bord ‘Rijden op zicht’

38

 

Nr. 333 Bord ‘Einde beveiligd gebied’

38

 

Nr. 318a Bord ‘Aankondiging overweg’

38

 

Nr. 318b Bord ‘Aankondiging overweg’

38

 

Nr. 338 GSM-R omschakelbord

38

 

Nr. 303 Blauw licht (stopplaatssein)

39

 

Nr. 304a Treinlengtebord

39

 

Nr. 304b Treinlengtebord

39

 

Nr. 304c Treinlengtebord

39

 

Nr. 512a Blauwe vlag/blauw licht

39

 

Nr. 226a Snelheidsverminderingsbord voor overweg

39

 

Nr. 226b Wit licht met geel vlak (overwegsein)

40

 

Nr. 226c Gedoofd wit licht met geel vlak (overwegsein)

40

 

Nr. 360a Signaleringslichten voor spoorbezetting. Twee vaste lichten

40

 

Nr. 360b Signaleringslichten voor spoorbezetting.

40

 

Nr. 360c Signaleringslichten voor spoorbezetting.

Twee knipperende witte lichten

41

 

Nr. 370 Matrixbord met signalering ‘anti-icing in dienst ‘ voor een anti-icinginstallatie

41

 

Nr. 371 Matrixbord met

41

 

Nr. 372 Matrixbord met aanduiding actuele snelheid van een trein voor een

41

 

Nr. 373 Treinlengtebord

42

 

Nr. 374 Matrixbord met opdracht voor de machinist voor een anti-icinginstallatie

42

     

13

Seinen voor ETCS

42

 

Nr. 336 ETCS cabineseingeving

42

 

Nr. 337 Einde ETCS cabineseingeving

42

 

Nr. 227b l/r/o Stopplaatsmarkering

43

 

Nr. 227a l/r wit licht: ETCS level 1 actief, stopplaatsmarkering

43

 

Nr. 227c l/r gedoofd licht: Stopplaatsmarkering

44

     

14

Handseinen voor materieelverplaatsing

44

 

Nr. 518a Van de seingever af

44

 

Nr. 519a Naar de seingever toe

44

 

Nr. 520a Afstoten

45

 

Nr. 521 Snelheid verminderen

45

 

Nr. 522a Stoppen

45

 

Nr. 528a Bijdrukken/combineren

45

     

15

Gevaarseinen

46

 

Nr. 605 Attentiesein, een matige lange toon

46

 

Nr. 606 Gevaarsein, tenminste vijf korte tonen

46

 

Nr. 508 Gevaarsein met rode vlag/rood licht

46

 

Nr. 509 Gevaarsein met hand/wit licht

46

     

16

Seinen voor de persoonlijke veiligheid

47

16.1

Vaste waarschuwingsinstallatie bij uitzichtbelemmerende objecten (wubo)

47

 

Nr. 708 WUBO Twee witte lichten

47

 

Nr. 709 WUBO Twee wisselende witte lichten

47

16.2

Vaste waarschuwingsinstallatie op bruggen (wibr)

47

 

Nr. 710 WIBR Twee verticale, witte lichten per spoor

47

 

Nr. 711 WIBR Twee verticale, wisselende witte lichten per spoor

47

16.3

Vaste waarschuwingsinstallatie voor dienstoverpaden (wido)

47

 

Nr. 720 WIDO Twee witte lichten

47

 

Nr. 721 WIDO Twee knipperende witte lichten

48

16.4

Vaste waarschuwingsinstallatie in tunnels (wit)

48

 

Nr. 722 WIT Twee verticaal, witte lichten

48

 

Nr. 723 WIT Twee verticaal, wisselde witte lichten

48

16.5

Geluidsseinen bij werkzaamheden

48

 

Nr. 614 Geluidssein een matig lange toon

48

 

Nr. 616 Geluidssein tenminste vijf korte tonen

48

 

Nr. 617 Geluidssein lange, korte en lange toon

48

 

Nr. 618 Geluidssein een korte toon

49

 

Nr. 724a Geel zwaai- of flitslicht en sirene.

49

 

Nr. 724b Niet werkend geel zwaai of flitslicht en sirene.

49

     

17

Kenborden

49

 

Kilometerbord/ Hectometerbord

49

 

Seinnummerbord

49

 

Seinnummerbord met V

49

 

Seinnummerbord met R

50

 

Seinnummerbord met A

50

 

Seinnummerbord met C

50

 

Toegevoegd seinnummerbord

50

 

Pijlbord

50

 

Wisselnummerbord

50

 

Krukkastbord

51

 

Telefoonkastbord

51

 

Bord ‘Einde looppad’

51

     

18

Markeringen

51

 

Wit/zwart vlak op contragewicht, omzetstoel of wisselstandaanwijzer

51

 

Vrijbalk

51

     

19

Lokaal voorkomende seinen

51

19.1

Amsterdam

51

 

Nr. 215b Rood met gele driehoek

51

 

Nr. 223 Laag geplaatst wit licht met vierkant zwart bord met gele driehoek met de punt omlaag

52

19.2

Venlo

52

 

Nr. 301a Stopbord E-Tractie

52

 

Nr. 224 Wit licht bij gedoofd lichtsein met bord VS

52

19.3

Kijfhoek

53

 

Nr. 270a Heuvelaanrijsein keper omhoog

53

 

Nr. 270b Heuvelaanrijsein keper omlaag

53

 

Nr. 270c Heuvelaanrijsein rode balk

53

19.4

Nederlands – Belgisch baanvakken

53

 

Nr. 349 Bord ‘Seinen rechts naast spoor’

53

 

Nr. 349a Belgisch pijlbord

54

19.5

Diverse baanvakken

54

 

Nr. 306b Uitschakelbord

54

 

Nr. 307b Inschakelbord

54

 

Nr. 308b stroomafnemers neer

54

 

Nr. 309b stroomafnemers neer

55

 

Nr. 310b stroomafnemers op

55

19.6

Baanvakken Tilburg – ‘s Hertogenbosch en Boxtel – Eindhoven

55

 

Nr. 725a Gedoofd licht

55

 

Nr. 725b Knipperen rood licht

55

19.7

Amersfoort

56

 

Nr 268a/b Heuvelen verboden

56

 

Nr 269a/b Heuvelen toegestaan

56

     

20

Seinen op buitendienstgesteld spoor

57

 

Nr. 725b Knipperen rood licht (hoog en laag)

57

1. Algemeen

1.1. Begripsomschrijvingen

  • Snelheid

    Getal x 10 km/h.

  • Baanvaksnelheid

    De hoogst toegelaten snelheid op een baanvak.

  • Plaatselijke snelheid

    De door borden aangegeven ter plaatse toegestane snelheid.

  • Tijdelijke snelheidsbeperking

    Een tijdelijke beperking op de plaatselijke snelheid.

  • Baanvak

    Gedeelte van een spoorweg tussen twee met name genoemde punten.

  • Aangewezen treinen

    Treinen die aangewezen zijn door de betrokken spoorwegonderneming.

  • Groenvariant

    Met groenvariant wordt bedoeld, dat de getoonde hoofdkleur van het lichtsein groen is.

  • Rijden op zicht

    Voorbijrijden toegestaan met een zodanige snelheid, die niet hoger is dan 40 km/h, om op elke plaats achter dit sein, waar een belemmering voor het rijden aanwezig is, te kunnen stoppen.

  • Snelheid begrenzen

    Te snel rijdende voertuigen moeten afremmen tot de toegestane snelheid en daarna maximaal de toegestane snelheid rijden

1.2. Toestemmingen en opdrachten

De in deze bijlage vermelde seinen geven toestemmingen en/of opdrachten.

Opdrachten om de snelheid te begrenzen worden op een zodanige afstand gegeven, dat deze opdracht tijdig kan zijn uitgevoerd. Tijdig betekent dat de beschikbare remweg voldoende is om de opgedragen lagere snelheid te bereiken.

Voor het verlagen of verhogen van de snelheid geldt, dat:

  • een snelheidsverlaging moet zijn ingezet als het eerste voertuig het sein passeert dat een snelheidsverlaging opdraagt;

  • een snelheidsverhoging pas mag worden uitgevoerd als het laatste voertuig het sein dat een snelheidsverhoging toestaat, helemaal is gepasseerd.

2. Lichtseinen

2.1. Hoofdseinen

Nr. / Sein

Afbeelding

Betekenis

Nr. 201

Hoog geplaatst groen licht

Bijlage 255587.png

Voorbijrijden toegestaan met inachtneming van de plaatselijke snelheid.

Indien bij vertrek de plaatselijke snelheid niet bekend is, is voorbijrijden met een snelheid van ten hoogste 40 km/h toegestaan

Nr. 202

Hoog geplaatst knipperend groen licht met een door wit licht gevormd getal

Bijlage 255588.png

Voorbijrijden toegestaan met ten hoogste de door het getal aangegeven snelheid.

Nr. 206

Hoog geplaatst knipperend of laag geplaatst groen licht

Bijlage 255589.png

Voorbijrijden toegestaan met een snelheid van ten hoogste 40 km/h.

Nr. 209

Hoog geplaatst geel licht met een door knipperend wit licht gevormd getal

Bijlage 255590.png

Snelheid begrenzen tot de snelheid aangegeven door het getal.

Ingeval een remming is ingezet en het volgende lichtsein een verdere begrenzing van de snelheid gebiedt, mag de remming niet onderbroken worden.

Nr. 210

Hoog geplaatst geel licht met een door wit licht gevormd getal

Bijlage 255591.png

Snelheid begrenzen tot de door het getal aangegeven snelheid. Deze snelheid moet voor het volgende lichtsein bereikt zijn.

Nr. 212a/b

Hoog of laag geplaatst geel licht

Bijlage 255592.png

Snelheid begrenzen tot 40 km/h of zoveel minder als nodig om voor het eerst-volgende ‘stop’ tonende sein te kunnen stoppen.

Nr. 214

Hoog of laag geplaatst geel knipperend licht

Bijlage 255593.png

Voorbijrijden toegestaan met een zodanige snel-heid, die niet hoger is dan 40 km/h, om op elke plaats achter dit sein te kunnen stoppen, waar een belemmering voor het verder rijden aanwezig is. Te denken valt aan bezet spoor of ander gevaar, dan wel stoppen voor het eerstvolgende stoptonende sein.

Nr. 215

Hoog of laag geplaatst rood licht

Bijlage 255594.png

Stoppen vóór het sein.

Nr. 216

Hoog of laag geplaatst wit licht

Bijlage 255595.png

Door een bedieningshandeling uitgeschakeld sein. Het sein mag worden voorbijgereden na verkregen toestemming tot rangeren.

2.2. Voorseinen

Nr. / Sein

Afbeelding

Betekenis

Nr. 217a/b

Hoog geplaatst groen licht

met:

een achtergrondscherm met rechte, dan wel een of twee afgeronde hoeken

of

daaronder een vierkant zwart bord met een witte ‘V’.

Bijlage 255596.png

Voorbijrijden toegestaan met inachtneming van de plaatselijke snelheid. Indien vóór dit sein op zicht moet worden gereden heeft dit sein geen betekenis.

Nr. 218a/b

Hoog geplaatst geel licht

Met een achtergrondscherm met:

a rechte, dan wel met een of twee afgeronde, hoeken met daaronder een door wit licht gevormd getal

b een door wit licht gevormd getal en daaronder een vierkant zwart bord met een witte ‘V’.

Bijlage 255597.png

Snelheid begrenzen tot de door het getal aangegeven snelheid. Deze snelheid moet voor het volgende lichtsein bereikt zijn. Indien vóór dit sein op zicht moet worden gereden heeft dit sein geen betekenis.

Nr. 219a/b

Hoog geplaatst geel licht

met:

een achtergrondscherm met rechte, dan wel een of twee afgeronde, hoeken

of

daaronder een vierkant zwart bord met een witte ‘V’.

Bijlage 255598.png

Snelheid begrenzen tot 40 km/h of zoveel minder als nodig om voor het eerstvolgende ‘stop’ tonende sein te kunnen stoppen. Een voorafgaande opdracht ‘Rijden op zicht’ blijft gelden.

2.3. Lichtseinen met borden met een zwarte driehoek

Nr. / Sein

Afbeelding

Betekenis

Nr. 222

Hoog geplaatst geel licht

met:

– een achtergrond-scherm met rechte dan wel een afgeronde hoek, en

– daaronder een vierkant wit bord met een zwarte driehoek met de punt omhoog

Bijlage 255599.png

Snelheid begrenzen tot 40 km/h of zoveel minder als nodig om voor het eerstvolgende ‘stop’ tonende sein te kunnen stoppen. Een voorafgaande opdracht ‘Rijden op zicht’ blijft gelden.

Nr. 215a

Hoog of laag geplaatst rood licht

met een vierkant wit bord met een zwarte driehoek met de punt omhoog

Bijlage 255600.png

Stoppen vóór het sein.

Nr. 221

Hoog of laag geplaatst wit licht

met:

– een achtergrondscherm met rechte dan wel een afgeronde hoek, en daaronder

– een vierkant wit bord met een zwarte driehoek met de punt omhoog

Bijlage 255601.png

Voorbijrijden toegestaan. Aanduiding van een volgend sein nr. 220 dat wit licht uitstraalt. Een voorafgaande opdracht ‘Rijden op zicht’ blijft gelden.

Nr. 220

Hoog of laag geplaatst wit licht

met een vierkant wit bord met een zwarte driehoek met de punt omhoog

Bijlage 255602.png

Voorbijrijden toegestaan.

De inrichting achter het sein is veilig berijdbaar. Een voorafgaande opdracht ‘Rijden op zicht’ blijft gelden.

3. Snelheidsborden

Nr. / Sein

Afbeelding

Betekenis

Nr. 313

Snelheidsverminderingsbord

Bijlage 255603.png

Snelheid begrenzen tot de door het getal aangegeven snelheid. Deze snelheid moet voor het volgende bord ‘Nr. 314 Snelheidsbord’ bereikt zijn.

Indien voor het bord rijden was toegestaan ingevolge een groenvariant: Snelheid begrenzen tot de door het getal aangegeven snelheid.

Nr. 313 bis

Snelheidsverminderingsbord

Bijlage 255604.png

Snelheid begrenzen tot de door het getal aangegeven snelheid, waarbij:

– het onderste bord geldt voor treinen bestemd voor het vervoer van goederen met een lagere snelheid dan 120 km/h en voor losse locomotieven;

– het bovenste bord geldt voor de overige treinen.

Deze snelheid moet voor het volgende bord ‘Nr. 314 bis Snelheidsbord’ bereikt zijn.

Nr. 314

Snelheidsbord

Bijlage 255605.png

Aanduiding van de plaatselijke snelheid die achter het bord geldt.

Indien voor het bord rijden was toegestaan ingevolge een groenvariant: Rijden met de door het getal aangegeven snelheid toegestaan.

Nr. 314 bis

Snelheidsbord

Bijlage 255606.png

Aanduiding van de plaatselijke snelheid die achter het bord geldt.

Indien voor het bord rijden was toegestaan ingevolge een groenvariant: Rijden met de door het getal aangegeven snelheid toegestaan, waarbij:

– het onderste bord geldt voor treinen bestemd voor het vervoer van goederen en met een lagere snelheid lager dan 120 km/h en voor losse locomotieven;

– het bovenste bord geldt voor de overige treinen.

Nr. 316

Baanvaksnelheidsbord

Bijlage 255607.png

Aanduiding van de baanvaksnelheid die achter het bord geldt.

Indien voor het bord rijden was toegestaan ingevolge een groenvariant: Rijden met de door het getal aangegeven snelheid toegestaan.

Nr. 324

Snelheidsbord

Overweg/Weegbrug

Bijlage 255608.png

De door het getal aangegeven snelheid mag niet worden overschreden totdat:

a de voorkant van de trein de overweg is gepasseerd; of

b de gehele trein de weegbrug is gepasseerd.

Nr. 325a

‘L’-bord

Dag

Nacht twee synchroon knipperende gele lichten

Aanduiding van een tijdelijk verlaagde plaatselijke snelheid.

Bijlage 255609.png

Nr. 325b

Tijdelijk snelheidsbord

Bijlage 255610.png

Snelheid begrenzen tot de door het getal aangegeven snelheid, met dien verstande dat bij een bord met twee getallen:

• het onderste getal geldt voor treinen bestemd voor het vervoer van goederen en met een snelheid lager dan 120 km/h en voor losse locomotieven; en

• het bovenste getal voor de overige treinen.

Nr. 326a

‘A’-bord

Dag

Nacht (een knipperend geel licht)

Aanduiding van het begin van een spoorgedeelte waarvoor een tijdelijke snelheidsbeperking volgens het voorafgaande tijdelijke snelheidsbord geldt.

Bijlage 255611.png

Nr. 327a

‘E’-bord

Bijlage 255612.png

Aanduiding van het einde van een spoorgedeelte waarvoor de tijdelijke snelheidsbeperking geldt.

Nr. 334

Snelheidsverminderingsbord voor goederentreinen

Bijlage 255613.png

De snelheid wordt verminderd tot de door het getal aangegeven snelheid.

Deze snelheid moet voor het volgende snelheidsbord voor goederentreinen bereikt zijn.

Geldt alleen voor bestuurders van treinen bestemd voor het vervoer van goederen.

Nr. 335

Snelheidsbord voor goederentreinen

Bijlage 255614.png

Rijden toegestaan met de door het getal aangegeven snelheid totdat de brug of het viaduct is gepasseerd.

Geldt alleen voor bestuurders van treinen bestemd voor het vervoer van goederen.

4. Aanvullende seinen

4.1. Richtingaanwijzer en herhalingssein

Nr. / Sein

Afbeelding

Betekenis

Nr. 252

Richtingaanwijzer

Bijlage 255615.png

Aanduiding van de bestemming van de ingestelde rijweg.

Nr. 272

Herhalingssein diagonaal

Bijlage 255616.png

Aanduiding dat het eerstvolgende lichtsein een ander seinbeeld toont dan rood of geel knipperend licht.

Nr. 273

Herhalingssein horizontaal

Bijlage 255617.png

Aanduiding dat het eerstvolgende lichtsein rood licht of geel knipperend licht uitstraalt.

4.2. Borden aan lichtseinen

Nr. / Sein

Afbeelding

Betekenis

Nr. 291a

Bord ‘Noodbediening overweg’

Bijlage 255618.png

Aanduiding van een lichtsein met een voorziening om in geval van storing de spoorwegovergang te kunnen sluiten.

Nr. 291b

Voorsein bord

Bijlage 255619.png

Aanduiding van een voorsein.

Nr. 291c

P-bord

Bijlage 255620.png

Aanduiding van een P-sein.

4.3. Baken

Nr. / Sein

Afbeelding

Betekenis

Nr. 249

Baken

Bijlage 255621.png

Aanduiding van de nadering van een voorsein.

Nr. 249a

Keperbaken

Bijlage 255622.png

Snelheid begrenzen tot 40 km/h of zoveel minder als nodig om voor het eerstvolgende ‘stop’ tonende sein te kunnen stoppen.

Nr. 251

Reflectorplaatje

Bijlage 255623.png

Aanduiding van de nadering van een lichtsein of een stopplaatsmarkering nr. 227a of nr. 227b’.

Nr. 251a/l

Bord ‘Bijzonder gevaarpunt’

Bijlage 255624.png

Aanduiding van een achter het lichtsein of stopplaatsmarkering nr. 227a of nr. 227b gelegen bijzonder gevaarpunt.

Nr. 251a/II

Gele bakens

Bijlage 255625.png

Aanduiding van de nadering van een lichtsein dat op ten minste remwegafstand voorafgaat aan een lichtsein of stopplaatsmarkering nr. 227a of nr. 227b voorzien van een bord bijzonder gevaarpunt nr. 251a/l.

Nr. 251b

Reflectorplaatje rechthoekig met schuine strepen

Bijlage 255626.png

Aanduiding van de nadering van een P-sein dat voorafgaat aan een hoofdsein zonder P.

5. ATB-seinen

5.1. ATB-baanseinen

Nr. / Sein

Afbeelding

Betekenis

Nr. 328a

ATB-naderingsbord

Bijlage 255627.png

Aanduiding van de nadering van het bord ‘Nr. 328 ATB-inschakelbord’.

Nr. 328

ATB-inschakelbord

Bijlage 255628.png

Aanduiding van het begin van de inschakelsectie van het automatische treinbeïnvloeding systeem ATB.

Nr. 328b

ATB-code bord

Bijlage 255629.png

Aanduiding van het begin van met ATB of ATBNG beveiligd gebied of de overgang tussen deze gebieden.

Nr. 329

ATB-uitschakelbord

Bijlage 255630.png

Aanduiding van het einde van het gebied waar het automatische treinbeïnvloeding systeem ATB of ATBNG functioneert.

Nr. 330

ATB-codewisselsein (wit licht)

Bijlage 255631.png

Aanduiding van het tonen van een cabinesein dat een snelheidsbegrenzing oplegt.

5.2. ATB-cabineseinen

Nr. / Sein

Afbeelding

Betekenis

ALS VASTE SEINEN OF ‘L’-, ‘A’- EN ‘E’-BORDEN EEN LAGERE SNELHEID OPLEGGEN DAN DE ATB-CABINESEINEN, MOET DIE LAGERE SNELHEID WORDEN AANGEHOUDEN.

nr. 801

Groen licht/groen licht met snelheidsmeter

Bijlage 255632.png

Rijden toegestaan met de door de vaste seinen aangegeven snelheid.

Nr. 802

Geel licht

Bijlage 255633.png

Snelheid begrenzen tot 40 km/h.

Nr. 803

Geel met getal/snelheidsmeter

Bijlage 255634.png

Snelheid begrenzen tot de door borden en lichtseinen aangegeven snelheid.

Nr. 804

Wit licht

Bijlage 255635.png

Aanduiding van het voldoen aan het ATB-remkriterium.

Nr. 805

Blauw licht

Bijlage 255636.png

Aanduiding van het buiten dienst zijn van het automatisch treinbeveiligingssysteem.

Nr. 806

Rood licht

Bijlage 255637.png

Aanduiding van een door het automatisch treinbeveiligingssysteem ingezette remming.

Nr. 807

Eén gongslag

 

Wijziging cabinesein.

Nr. 808

Meer gongslagen

 

ATB schakelt ‘Buiten dienst’.

Nr. 809

Continu belsignaal

 

De door de ATB opgedragen snelheid wordt overschreden.

Nr. 810

5 seconden belsignaal

 

De door de ATB Nieuwe Generatie opgedragen snelheid wordt overschreden.

Nr. 811

Korte belsignalen

 

De door de ATB opgedragen snelheid is bereikt.

Nr. 812

Zoemer

 

Kwiteren

Nr. 813

Elektrisch zicht

Bijlage 255638.png

Vooraankondiging snelheidsbegrenzing.

De snelheid moet begrensd zijn tot de snelheid vermeld in het display ‘doelsnelheid’ op een afstand aangegeven op de ‘afstandmeter doelsnelheid’. 255639

6. Seinen voor tunnels en steile hellingen

Nr. / Sein

Afbeelding

Betekenis

Nr. 276

´L´-sein

Bijlage 255642.png

Snelheid zodanig begrenzen dat voor het eerstvolgende H-sein ‘Nr. 277’ kan worden gestopt.

Geldt alleen voor bestuur-ders van treinen bestemd voor het vervoer van goederen, welke treinen door de betrokken spoorwegonderneming zijn aangewezen.

Nr. 277

´H´-sein

Bijlage 255643.png

Stoppen voor het sein.

Geldt alleen voor bestuurders van treinen bestemd voor het vervoer van goederen, welke treinen door de betrokken spoorwegonderneming zijn aangewezen.

Nr. 278

Knipperend witte ´X´

Bijlage 255644.png

Snelheid zodanig begrenzen dat voor het eerstvolgende sein ‘Nr. 279 Witte ‘X’’ of een lichtsein, dat rood licht uitstraalt, kan worden gestopt.

Geldt alleen voor bestuurders van treinen bestemd voor het vervoer van goederen en van treinen die door de betrokken spoorwegonderneming zijn aangewezen.

Nr. 279

Witte ´X´

Bijlage 255645.png

Stoppen vóór het sein.

Geldt alleen voor bestuurders van treinen bestemd voor het vervoer van goederen en van treinen die door de betrokken spoorwegonderneming zijn aangewezen.

Nr. 280

Witte ´G´

Bijlage 255646.png

Voorbijrijden toegestaan met inachtneming van de bijbehorende lichtseinen en snelheid zodanig begrenzen dat bij het eerstvolgende sein ‘Nr. 281 Entreesnelheidsbord’ de door dat sein aangegeven snelheid niet wordt overschreden.

Geldt alleen voor bestuurders van treinen bestemd voor het vervoer van goederen en van treinen die door de betrokken spoorwegonderneming zijn aangewezen.

Nr. 281

Entreesnelheidsbord

Bijlage 255647.png

Aan het begin van de tunnel of dalende helling rijden toegestaan met de door het getal aangegeven snelheid.

Geldt alleen voor bestuurders van treinen bestemd voor het vervoer van goederen en van treinen die door de betrokken spoor-wegonderneming zijn aangewezen.

Nr. 282

Adviessnelheidsbord

Bijlage 255648.png

Aanduiding van de door het getal aangegeven adviessnelheid die de machinist moet trachten aan te houden.

Geldt alleen voor bestuurders van treinen bestemd voor het vervoer van goederen en van treinen die door de betrokken spoor-wegonderneming zijn aangewezen.

Nr. 282a

Adviessnelheidsbord

Bijlage 255649.png

Aanduiding van de door het getal aangegeven adviessnelheid die de machinist moet trachten aan te houden.

Geldt alleen voor bestuurders van treinen bestemd voor het vervoer van goederen en van treinen die door de betrokken spoor-wegonderneming zijn aangewezen.

Nr. 286

Entreesnelheidsverminderingsbord

Bijlage 255650.png

Snelheid begrenzen tot de door het getal aangegeven snelheid. Deze snelheid moet bereikt zijn bij het eerstvolgende sein ‘Nr. 281 Entreesnelheidsbord’.

Geldt alleen voor bestuurders van treinen bestemd voor het vervoer van goederen en van treinen die door de betrokken spoorwegonderneming zijn aangewezen.

7. Seinen met stopopdrachten

Nr. / Sein

Afbeelding

Betekenis

Nr. 301

‘S’-bord

Bijlage 255651.png

Stoppen vóór het bord en de opdracht, vermeld op het onderbord, uitvoeren. Indien geen opdracht wordt vermeld, mag na het stoppen verder worden gereden.

Nr. 301b

Facultatief stopbord

Bijlage 255652.png

Stoppen vóór het bord, tenzij de opdracht vermeld op het onderbord, is uitgevoerd.

Nr. 301c

Stopbord met brandende witte lamp

Bijlage 255654.png

Stoppen voor het bord en de opdracht, vermeld op het onderbord, uitvoeren.

Als de witte lamp brandt, liggen de wissels achter het sein in de juiste stand van de aangevraagde rijweg en zijn veilig berijdbaar.

Nr. 301d

Stopbord met gedoofde lamp

Bijlage 255655.png

Stoppen voor het bord en de opdracht, vermeld op het onderbord, uitvoeren.

Als de witte lamp niet brandt, dienen de wissels achter het sein lokaal bediend te worden.

Nr. 301e

Facultatief stopbord met brandende witte lamp

Bijlage 255656.png

Stoppen voor het bord, tenzij de opdracht, vermeld op het onderbord, is uitgevoerd.

Als de witte lamp brandt, liggen de wissels achter het sein in de juiste stand.

Nr. 301f

Facultatief stopbord met gedoofde lamp

Bijlage 255657.png

Stoppen voor het bord, tenzij de opdracht, vermeld op het onderbord, is uitgevoerd.

Als de witte lamp niet brandt, dienen de wissels achter het sein lokaal bediend te worden.

Nr. 242

Stopseinlantaren/Stopseinbord

Bijlage 255658.png

Stoppen vóór het sein.

Geldt niet voor bestuurders van treinen waarmee wordt gerangeerd.

Nr. 302

‘R’-bord

Bijlage 255659.png

Stoppen vóór het sein.

Geldt alleen voor bestuurders van treinen waarmee wordt gerangeerd.

Nr. 322

‘VS’-bord

Bijlage 255660.png

Stoppen vóór het sein, tenzij de bestuurder in het bezit is van een geldige aanwijzing Verkeerd Spoor voor het betrokken spoor.

Nr. 513

Afsluitbord

Dag

Nacht (rood licht of reflecterend)

Stoppen vóór het sein.

Bijlage 255661.png

Nr. 243

Afsluitlantaren stop

Bijlage 255662.png

Stoppen vóór het sein.

Indien het sein op een beweegbare brug is geplaatst, stoppen voor de brug.

Nr. 244a/b

Afsluitlantaren veilig

Bijlage 255663.png

De inrichting(en) achter het sein is veilig berijdbaar.

Nr. 512b

Rood licht of rode vlag

Bijlage 255664.png

Stoppen vóór het sein.

Nr. 331

Blokbord

Bijlage 255665.png

Stoppen vóór het sein, tenzij de treindienstleider toestemming heeft gegeven om het sein voorbij te rijden.

8. Seinen voor spoorvoertuigen met stroomafnemers

Nr. / Sein

Afbeelding

Betekenis

Nr. 306a

Uitschakelbord

Bijlage 255666.png

Uitschakelen tractiestroom.

Nr. 307a

Inschakelbord

Bijlage 255667.png

Inschakelen tractiestroom toegestaan.

Indien een onderbord is aangebracht geldt:

voor getrokken treinen:

inschakelen tractiestroom mag slechts geschieden indien het aantal elektrische locomotieven ten hoogste het op het onderbord vermelde aantal bedraagt.

en voor overige treinen:

inschakelen tractiestroom mag slechts geschieden indien de trein de op het onderbord aangegeven treinlengte niet overschrijdt.

Nr. 308a

Bord ‘Aankondiging stroomafnemers neer’

Bijlage 255668.png

Aankondiging stroomafnemers neerlaten.

Nr. 309a

Bord ‘Stroomafnemers neer’

Bijlage 255669.png

Stroomafnemers moeten zijn neergelaten.

Nr. 309c

Bord ‘Stroomafnemers neer’ bij rijtuigwasinrichting

Bijlage 255670.png

De stroomafnemers moeten zijn neergelaten bij gebruik van de wasinrichting.

Nr. 310a

Bord ‘Stroomafnemers op’

Bijlage 255671.png

Toestemming om de stroomafnemers op te zetten.

Indien een onderbord is aangebracht geldt:

voor getrokken treinen:

inschakelen tractiestroom mag slechts geschieden indien het aantal elektrische locomotieven ten hoogste het op het onderbord vermelde aantal bedraagt.

en voor overige treinen:

inschakelen tractiestroom mag slechts geschieden indien de trein de op het onderbord aangegeven treinlengte niet overschrijdt.

Nr. 311(l/r)

Bord ‘Einde bovenleiding’

Bijlage 255672.png

Voorbijrijden met opgezette stroomafnemers niet toegestaan. Indien een bovenbord is aangebracht is voorbijrijden met opgezette stroomafnemers niet toegestaan in de richting waarnaar de pijl wijst.

Nr. 320

Aanduiding locatie omschakelen hoogspanning

Bijlage 255673.png

Aanduiding van de bovenleidingspanning voorbij het volgende bord ‘Nr. 310a Stroomafnemers op’. Op het onderste bord is deze bovenleidingspanning vermeld.

9. Seinen op kracht- en overige spoorvoertuigen

Nr. / Sein

Afbeelding

Betekenis

Nr. 401 Frontseinen

Bijlage 255674.png

Tijdens het gebruik van de hoofdspoorweg gezien de rijrichting is de trein voorzien van:

• drie brandende witte of gele lichten aan de voorzijde;

• bij gebruik van het hogesnelheidsspoorwegsysteem drie brandende witte lichten aan de voorzijde.

Indien treinstellen tijdens het gebruik van de hoofdspoorweg zijn gekoppeld, wordt de verlichting op de plaats van de koppeling gedoofd.

Nr. 401b

geduwde trein

Bijlage 255675.png

Historische voertuigen die van oudsher de A-configuratie van de opstelling van de frontseinen niet kunnen tonen, mogen ook een L-configuratie tonen

Uitsluitend voor historische voertuigen die daarvoor niet ingericht zijn, bij geduwd rangeren, twee naar voren gerichte witte lampen op gelijke hoogte op het voorste voertuig van een geduwde trein

Nr. 401c

Trein en locomotief op spoorwegemplacement

Bijlage 255676.png

Een krachtvoertuig is tijdens het gebruik van een hoofdspoorweg uitsluitend binnen een spoorwegemplacement aan de voor- en aan de achterzijde voorzien van een brandend wit licht.

Het aan de voor- en aan de achterzijde voorzien van tenminste een brandend wit licht is niet van toepassing gedurende de periode dat een locomotief of een trein op een hoofdspoorweg binnen een spoorwegemplacement is geparkeerd.

Nr. 413

Twee rode lichten met één, twee of drie witte lichten

Bijlage 255677.png

Stoppen in verband met gevaar.

Nr. 401d

Twee afwisselend of gelijktijdig knipperende, witte lichten aan frontzijde

Bijlage 255678.png

Stoppen in verband met gevaar.

Nr. 403

Sluitseinen

Bijlage 255679.png

Bij treinen

Twee brandende, al dan niet knipperende, rode lichten aan de achterzijde of twee schilden (403-1, 403-2 of 403-5).

In het internationale verkeer moeten de schilden voldoen aan het model uit de TSI-OPE.

 
Bijlage 255680.png

Bij treinen van het hogesnelheid spoorwegsysteem tijdens het gebruik van de hoofdspoorweg

Twee brandende rode lichten aan de achterzijde (403-1).

 
Bijlage 255681.png

Bij treinen op een buiten dienst gesteld spoor

Een brandend, al dan niet knipperende, rood licht aan de achterzijde (403-3 of 403-4).

 
Bijlage 255682.png

Bij treinen niet bestemd voor het vervoer van personen

Aan de achterzijde zijn voorzien van een brandend, al dan niet knipperend, rood licht of twee schilden (403-3, 403-4 of 403-5).

Nr. 403-6 Internationaal sluitschild

Bijlage 255683.png

In het internationale verkeer moeten de schilden voldoen aan het model uit de TSI-OPE (paragraaf 4.2.2.1.3.2).

Twee reflecterende platen met aan de zijkanten witte driehoeken en boven- en onderaan rode driehoeken

Nr. 410

Gele vlag(gen)

Bijlage 255684.png

Niet tegen het spoorvoertuig rangeren of afstoten.

Nr. 412a

Rood zwaai- / knipper- / flitslicht

Bijlage 255685.png

Aanduiding aan het wegverkeer van een trein.

10. Remproefseinen

Nr. / Sein

Afbeelding

Betekenis

Nr. 702a

Remmen vast

Een blauw licht of een gebaar

Bijlage 255686.png

Remmen vast.

Nr. 702b

Remmen los

Twee blauwe lichten of een gebaar

Bijlage 255687.png

Remmen lossen.

Nr. 702c

Remmen in orde

Drie blauwe lichten of een gebaar.

Bijlage 255688.png

Remproef geslaagd.

11. Vertrekseinen

Nr. / Sein

Afbeelding

Betekenis

Nr. 706 Vertrekseinlicht

Bijlage 255689.png

Toestemming voor het starten van de vertrekprocedure.

12. Overige vaste seinen

Nr. / Sein

Afbeelding

Betekenis

Nr. 305

Verkenbord

Bijlage 255690.png

Aanduiding van de nadering van een perron voor reizigers op remwegafstand.

Dit bord kan zijn voorzien van een onderbord met aanwijzingen voor de machinist

Nr. 312

Fluitbord

Bijlage 255691.png

Geef een geluidssignaal overeenkomstig sein ‘Nr. 605 Een matige lange toon’.

Nr. 312a

Facultatief fluitbord

Bijlage 255692.png

Geef een geluidssignaal overeenkomstig sein ‘Nr. 605 Een matige lange toon’, indien personen het overpad naderen.

Nr. 253a/b

Wisselsein

Bijlage 255693.png

Aanduiding van de stand van het wissel:

a. linksleidend, en

b. rechtsleidend.

Nr. 274

Weegbrugsein rond

Bijlage 255694.png

Berijden van de weegbrug toegestaan met de voor die brug geldende snelheid overeenkomstig sein ‘Nr. 324 Snelheidsbord Overweg/Weegbrug’.

Nr. 275

Weegbrugsein driehoekig

Bijlage 255695.png

Berijden van de weegbrug toegestaan met de plaatselijke snelheid.

Nr. 350

Attentiebord ‘Lichtsein(en) buiten dienst’

Bijlage 255696.png

Aanduiding van een of meer volgende lichtseinen overeenkomstig ‘Nr. 351 Afgekruist lichtsein’ die zo mogelijk zijn gedoofd.

Nr. 351

Afgekruist lichtsein

Bijlage 255697.png

Aanduiding dat het lichtsein geen betekenis heeft.

Nr. 317

Bord ‘Rijden op zicht’

Bijlage 255698.png

Voorbijrijden toegestaan met een zodanige snelheid, die niet hoger is dan 40 km/h, om op elke plaats achter dit sein te kunnen stoppen in verband met een mogelijke belemmering dan wel het ontbreken van de zekerheid dat de inrichtingen, gelegen tussen dit sein en het eerstvolgende lichtsein, goed functioneren.

Nr. 333

Bord ‘Einde beveiligd gebied’

Bijlage 255699.png

Aanduiding van het einde van een beveiligd gebied.

Nr. 318a

Bord ‘Aankondiging overweg’

Bijlage 255700.png

Aanduiding van het beginpunt van de aankondiging van een aki, ahob of aob.

De cijfers op het bord geven de kilometer- en hectometeraanduiding van de spoorwegovergang aan.

Nr. 318b

Bord ‘Aankondiging overweg’

Bijlage 255701.png

Aanduiding van het beginpunt van de aankondiging van twee, achter elkaar gelegen aki’s, ahob’s of aob’s.

De cijfers op de borden geven de kilometer- en hectometeraanduiding van de spoorwegovergangen aan, waarbij het bovenste cijfer betrekking heeft op de verst verwijderde spoorwegovergang.

Nr. 338

GSM-R omschakelbord

Bijlage 255703.png

GSM-R handmatig omschakelen naar het aangegeven nationale netwerk.

Nr. 303

Blauw licht (stopplaatssein)

Bijlage 255704.png

Aanduiding van de plaats waar de voorzijde van een trein tot stilstand moet komen voor een goede dienstuitvoering.

Geldt alleen voor bestuurders van treinen bestemd voor het vervoer van personen.

Nr. 304a

Treinlengtebord

Bijlage 255705.png

Aanduiding van de plaats waar de voorzijde van een trein tot stilstand moet komen voor een goede dienstuitvoering.

Nr. 304b Treinlengtebord

Bijlage 255706.png

Aanduiding van de plaats waar de voorzijde van een trein, bestaande uit ten hoogste het aantal door het getal aangegeven spoorvoertuigen, tot stilstand moet komen voor een goede dienstuit-voering.

Nr. 304c Treinlengtebord

Bijlage 255707.png

Aanduiding van de plaats waar de voorzijde van een trein tot stilstand moet komen voor een goede dienstuitvoering.

Het bovenste, witte cijfer geldt voor treinen die de wissels langs het perron in de rechte stand berijden. Het onderste, blauwe cijfer geldt voor treinen die de wissels langs het perron in de afbuigende stand berijden.

Borden gelden alleen voor bestuurders van treinen bestemd voor het vervoer van personen.

Nr. 512a

Blauwe vlag/blauw licht

Bijlage 255708.png

Aanduiding van de plaats waar de voorzijde van een trein tot stilstand moet komen voor een goede dienstuitvoering.

Geldt alleen voor bestuurders van treinen voor het vervoer van personen.

Nr. 226a

Snelheidsverminderingsbord voor overweg

Bijlage 255709.png

Snelheid zodanig begrenzen om vóór de aangegeven overweg(en) te kunnen stoppen.

Nr. 226b

Wit licht met geel vlak (overwegsein)

Bijlage 255710.png

Berijden van de overweg(en) toegestaan.

Nr. 226c

Gedoofd wit licht met geel vlak (overwegsein)

Bijlage 255711.png

Stoppen vóór de overweg(en).

Nr. 360a

Signaleringslichten voor spoorbezetting. Twee vaste lichten

Bijlage 255712.png

Rangeren toegestaan.

Nr. 360b

Signaleringslichten voor spoorbezetting.

Boven: knipperend wit licht, onder: wit licht

Bijlage 255713.png

Aanduiding van de afstand tussen het voorste spoorvoertuig en het einde van het spoor die minder dan 200 meter en meer dan 50 meter bedraagt.

Nr. 360c

Signaleringslichten voor spoorbezetting.

Twee knipperende witte lichten

Bijlage 255714.png

Aanduiding van de afstand tussen het voorste spoorvoertuig en het einde van het spoor die minder dan 50 meter bedraagt.

Nr. 370

Matrixbord met signalering ‘anti-icing in dienst ‘ voor een anti-icinginstallatie

Bijlage 255715.png

Wanneer ijskristal wit oplicht:

Anti-icinginstallatie is in dienst.

Indien bord gedoofd is dan is de anti-icinginstallatie niet in dienst.

Nr. 371

Matrixbord met snelheidsinstructie voor een anti-icinginstallatie

Bijlage 255716.png

Wanneer snelheidsindicatie wit oplicht:

De anti-icinginstallatie behandelt de trein.

De adviessnelheid voor het rijden door de anti-icinginstallatie is 5 km/h.

Indien bord gedoofd is dan conform de instructie het proces vervolgen.

Nr. 372

Matrixbord met aanduiding actuele snelheid van een trein voor een anti-icinginstallatie

Bijlage 255717.png

Matrix geeft de actuele snelheid aan in km/h.

Toelichting;

Bord is een hulpmiddel voor de machinist om de trein met 5 km/h door een anti-icinginstallatie te rijden.

Indien bord gedoofd is dan conform de instructie het proces vervolgen.

Nr. 373

Treinlengtebord voor anti-icing

Bijlage 255718.png

Aanduiding van de plaats waar een met anti-icing behandelde trein de anti-icinginstallatie heeft verlaten.

Het onderbord geeft de lengte van de trein aan in rijtuigen. De trein heeft de anti icing installatie verlaten indien deze uit het aantal op het onderbord vermelde spoorvoertuigen bestaat.

Nr. 374

Matrixbord met opdracht voor de machinist voor een anti-icinginstallatie

Bijlage 255719.png

Wanneer matrixbord oplicht moet de machinist de opdracht uitvoeren. Daarbij houdt de machinist rekening met de voor het materieeltype geldende remvoorschriften.

Indien bord gedoofd is dan conform de instructie het proces vervolgen.

13. Seinen voor ETCS

Nr. / Sein

Afbeelding

Betekenis

Nr. 336

ETCS cabineseingeving

Bijlage 255720.png

ETCS-cabine-seingeving actief. Treinen zonder ECTS cabinesignalering zo spoedig mogelijk stoppen en opdracht van de treindienstleiding opvolgen.

Nr. 337

Einde ETCS cabineseingeving

Bijlage 255721.png

Einde ETCS-cabine-seingeving of ETCS-rijtoestemming.

Nr. 227b l/r/o Stopplaatsmarkering

Bijlage 255722.png

Stopplaatsmarkering voor treinen die onder ETCS-cabineseingeving of een ETCS-rijtoestemming rijden of in SR mode rijden.

De punt wijst naar het spoor waarvoor het sein geldt.

Nr. 227a l/r

wit licht:

ETCS level 1 actief, stopplaatsmarkering

Bijlage 255723.png

ETCS level 1 actief achter het sein. Voorbijrijden toegestaan; daarna ETCS-cabineseingeving opvolgen.

De punt wijst naar het spoor waarvoor het sein geldt.

Nr. 227c l/r

gedoofd licht: Stopplaatsmarkering

Bijlage 255724.png

Stopplaatsmarkering voor treinen die onder ETCS-cabineseingeving of een ETCS-rijtoestemming of in SR mode rijden.

De punt wijst naar het spoor waarvoor het sein geldt.

14. Handseinen voor materieelverplaatsing

Nr. / Sein

Afbeelding

Betekenis

Nr. 518a

Van de seingever af

Dag (gebaar) – Nacht (wit licht)

Bijlage 255725.png

Rijden van de seingever af.

Nr. 519a

Naar de seingever toe

Dag (gebaar) – Nacht (wit licht)

Bijlage 255726.png

Rijden naar de seingever toe.

Nr. 520a

Afstoten

Dag (gebaar) – Nacht (wit licht)

Bijlage 255727.png

Afstoten.

Nr. 521

Snelheid verminderen

Dag (gebaar) – Nacht (wit licht)

Bijlage 255728.png

Snelheid verminderen en rekenen op sein ‘Nr. 522a Stoppen’.

Nr. 522a

Stoppen

Dag (gebaar) – Nacht (wit licht)

Bijlage 255729.png

Stoppen.

Nr. 528a

Bijdrukken/combineren

Dag (gebaar) – Nacht (wit licht)

Bijlage 255730.png

Bijdrukken/combineren.

15. Gevaarseinen

Nr. / Sein

Afbeelding

Betekenis

Nr. 605

Attentiesein, een matige lange toon

Bijlage 255731.png

Opletten.

Nr. 606

Gevaarsein, tenminste vijf korte tonen

Bijlage 255732.png

Er dreigt gevaar.

Nr. 508

Gevaarsein met rode vlag/rood licht

Dag (rode vlag) – Nacht (rood licht)

Bijlage 255733.png

Stoppen in verband met gevaar.

Nr. 509

Gevaarsein met hand/wit licht

Dag (gebaar) – Nacht (wit licht)

Bijlage 255734.png

Stoppen in verband met gevaar.

16. Seinen voor de persoonlijke veiligheid

16.1. Vaste waarschuwingsinstallatie bij uitzichtbelemmerende objecten (wubo)

Nr. / Sein

Afbeelding

Betekenis

Nr. 708

WUBO Twee witte lichten

Bijlage 255735.png

Er nadert geen trein, vanuit de richting van het uitzichtbelemmerende object, over het spoor waarop het sein betrekking heeft.

Nr. 709

WUBO Twee wisselende witte lichten

Bijlage 255736.png

Er nadert een trein, vanuit de richting van het uitzichtbelemmerende object, over het spoor waarop het sein betrekking heeft.

16.2. Vaste waarschuwingsinstallatie op bruggen (wibr)

Nr. / Sein

Afbeelding

Betekenis

Nr. 710

WIBR Twee verticale, witte lichten per spoor

Bijlage 255737.png

Er nadert geen trein over het spoor van de brug waarop het sein betrekking heeft.

Nr. 711

WIBR Twee verticale, wisselende witte lichten per spoor

Bijlage 255738.png

Er nadert een trein over het spoor van de brug waarop het sein betrekking heeft.

16.3. Vaste waarschuwingsinstallatie voor dienstoverpaden (wido)

Nr. / Sein

Afbeelding

Betekenis

Nr. 720

WIDO Twee witte lichten

Bijlage 255739.png

Er nadert geen trein over het spoor waarop het sein betrekking heeft.

Nr. 721

WIDO Twee knipperende witte lichten

Bijlage 255740.png

Er nadert een trein over het spoor waarop het sein betrekking heeft.

16.4. Vaste waarschuwingsinstallatie in tunnels (wit)

Nr. / Sein

Afbeelding

Betekenis

Nr. 722

WIT Twee verticaal, witte lichten

Bijlage 255741.png

Er nadert geen trein over het spoor waarop het sein betrekking heeft.

Nr. 723

WIT Twee verticaal, wisselde witte lichten

Bijlage 255742.png

Er nadert een trein over het spoor waarop het sein betrekking heeft.

16.5. Geluidsseinen bij werkzaamheden

Nr. / Sein

Afbeelding

Betekenis

Nr. 614

Geluidssein een matig lange toon

Bijlage 255743.png

Opletten in verband met de nadering van een trein over het spoor waarnaast men zich bevindt.

Nr. 616

Geluidssein tenminste vijf korte tonen

Bijlage 255744.png

Er dreigt gevaar!

Nr. 617

Geluidssein lange, korte en lange toon

Bijlage 255745.png

Opletten in verband met de nadering van een trein over het spoor waarin men zich bevindt.

Nr. 618

Geluidssein een korte toon

Bijlage 255746.png

De werkzaamheden kunnen beginnen of hervat worden.

Nr. 724a

Geel zwaai- of flitslicht en sirene.

Bijlage 255747.png

Er nadert een trein.

Nr. 724b

Niet werkend geel zwaai of flitslicht en sirene.

Bijlage 255748.png

Er nadert geen trein.

17. Kenborden

Nr. / Sein

Afbeelding

Betekenis

Kilometerbord/Hectometerbord

Bijlage 255749.png

Kilometer aanduiding.

Seinnummerbord

Bijlage 255750.png

Aanduiding van het nummer van het lichtsein of het sein ‘Nr. 227a ETCS level 1 actief of Nr. 227b Stopplaatsmar-kering’.

Seinnummerbord

met V

Bijlage 255751.png

Aanduiding van het nummer van een voorsein.

Seinnummerbord met R

Bijlage 255753.png

Aanduiding van het nummer van een herhalingssein Nr. 272 of 273 dat is gekoppeld aan een lichtsein met hetzelfde nummer.

Seinnummerbord met A

Bijlage 255754.png

Aanduiding van het nummer van een automatisch lichtsein dat geen P-sein is.

 

Seinnummerbord met C

Bijlage 255755.png

Aanduiding van het nummer van een codewisselsein Nr. 330 dat is gekoppeld aan een lichtsein met hetzelfde nummer.

Toegevoegd seinnummerbord

Bijlage 255756.png

Aanduiding van een lichtsein zonder origineel nummer.

Pijlbord

Bijlage 255757.png

Aanduiding van het spoor waarvoor het sein bestemd is.

Aanduiding van de sporen waarvoor het sein bestemd is.

Wisselnummerbord

Bijlage 255758.png

Aanduiding van het nummer van een wissel.

Krukkastbord

Bijlage 255759.png

Aanduiding van een kast waarin zich een wisselkruk bevindt.

Telefoonkastbord

Bijlage 255760.png

Aanduiding van een kast waarin zich een telefoon bevindt waarmee rechtstreeks contact kan worden opgenomen met de treindienstleider.

Bord ‘Einde looppad’

Bijlage 255761.png

Aanduiding van het einde van een looppad.

18. Markeringen

Nr. / Sein

Afbeelding

Betekenis

Wit/zwart vlak op contragewicht, omzetstoel of wisselstandaanwijzer

Bijlage 255762.png

Aanduiding van de normaalstand van een ter plaatse te bedienen wissel, indien het witte vlak boven is. Na het berijden wordt het wissel in de in normaalstand teruggelegd.

Vrijbalk

Bijlage 255763.png

Aanduiding van de uiterste grens op een spoor waar spoorvoertuigen geplaatst kunnen worden zonder in aanraking te komen met spoorvoertuigen op het nevenspoor.

19. Lokaal voorkomende seinen

19.1. Amsterdam

Nr. / Sein

Afbeelding

Betekenis

Nr. 215b

Rood met gele driehoek

Bijlage 255764.png

Stoppen vóór het sein.

Nr. 223

Laag geplaatst wit licht met vierkant zwart bord met gele driehoek met de punt omlaag

Bijlage 255765.png

Bij nadering van het lichtsein: het lichtsein heeft geen betekenis.

Bij vertrek vanuit de stilstand: rijden toegestaan met een zodanige snelheid, die niet hoger is dan 40 km/h, om op elke plaats achter dit sein, waar een belemmering voor het verder rijden aanwezig is, te kunnen stoppen.

19.2. Venlo

Nr. / Sein

Afbeelding

Betekenis

Nr. 301a

Stopbord E-Tractie

Bijlage 255766.png

Stoppen voor het bord.

Geldt alleen voor bestuurders van losse, elektrische locomotieven die niet geschikt zijn voor 15.000 V wisselspanning.

Geldt alleen voor bestuurders van losse, elektrische locomotieven die niet geschikt zijn voor 1.500 V gelijkspanning.

Nr. 224

Wit licht bij gedoofd lichtsein met bord VS

Bijlage 255767.png

Voorbijrijden toegestaan met een snelheid van ten hoogste 40 km/h., indien de bestuurder in het bezit is van een geldige aanwijzing Verkeerd Spoor voor het betrokken spoor.

19.3. Kijfhoek

Nr. / Sein

Afbeelding

Betekenis

Nr. 270a

Heuvelaanrijsein keper omhoog

Bijlage 255768.png

Rijden over de rangeerheuvel naar de verdeelsporen toegestaan.

Nr. 270b

Heuvelaanrijsein keper omlaag

Bijlage 255769.png

Opduwen van te heuvelen spoorvoertuigen toegestaan. Niet toegestaan met de locomotief het sein voorbij te rijden.

Nr. 270c

Heuvelaanrijsein rode balk

Bijlage 255770.png

Voorbijrijden van het sein alleen toegestaan na toestemming van de treindienstleider.

19.4. Nederlands – Belgisch baanvakken

Nr. / Sein

Afbeelding

Betekenis

Nr. 349

Bord ‘Seinen rechts naast spoor’

Bijlage 255771.png

Aanduiding van de plaatsing van de seinen aan de rechterzijde van het spoor waarvoor zij bestemd zijn.

Nr. 349a

Belgisch pijlbord

Bijlage 255772.png

Aanduiding van het spoor waarvoor het sein bestemd is.

19.5. Diverse baanvakken

Nr. / Sein

Afbeelding

Betekenis

Nr. 306b

Uitschakelbord

Bijlage 255773.png

Uitschakelen tractiestroom.

Geldt alleen voor bestuurders van treinen, voorzien van stroomafnemers, die door de betrokken spoorwegonderneming zijn aangewezen.

Nr. 307b

Inschakelbord

Bijlage 255774.png

Inschakelen tractiestroom toegestaan. Indien een onderbord is aangebracht, mag het inschakelen van de tractiestroom slechts geschieden indien de trein uit niet meer dan het aantal op het onderbord vermelde spoorvoertuigen bestaat.

Geldt alleen voor bestuurders van treinen, voorzien van stroomafnemers, die door de betrokken spoorwegonderneming zijn aangewezen.

Nr. 308b

stroomafnemers neer

Bijlage 255775.png

Binnen driehonderd meter de stroomafnemers neerlaten.

Geldt alleen voor bestuurders van treinen die door de betrokken spoorwegonderneming zijn aangewezen.

Nr. 309b

stroomafnemers neer

Bijlage 255776.png

De stroomafnemers moeten zijn neergelaten.

Geldt alleen voor bestuurders van treinen die door de betrokken spoorwegonderneming zijn aangewezen.

Nr. 310b

stroomafnemers op

Bijlage 255777.png

Toestemming om de stroomafnemers op te zetten.

Geldt alleen voor bestuurders van treinen die door de betrokken spoorwegonderneming zijn aangewezen.

19.6. Baanvakken Tilburg – ‘s Hertogenbosch en Boxtel – Eindhoven

Nr. / Sein

Afbeelding

Betekenis

Nr. 725a

Gedoofd licht

Bijlage 255778.png

Sein geeft geen opdracht.

Nr. 725b

Knipperen rood licht

Bijlage 255779.png

Aanduiding van de activering van de werkzoneschakelaar voor het spoor waarop de werkzonelamp betrekking heeft.

19.7. Amersfoort

Nr. / Sein

Afbeelding

Betekenis

Nr 268a/b

Heuvelen verboden

a

Bijlage 255780.png

Niet toegestaan spoorvoertuigen naar of over de heuvel te duwen.

b

Bijlage 255781.png
 

Nr 269a/b

Heuvelen toegestaan

a

Bijlage 255782.png

Duwen van spoorvoertuigen naar of over de heuvel

Toegestaan.

b

Bijlage 255783.png
 

20. Seinen op buitendienstgesteld spoor

Nr. / Sein

Afbeelding

Betekenis

Nr. 725b

Knipperen rood licht (hoog en laag)

Bijlage 255784.png

Voor werktreinen:

Stop vóór het sein.

Voor de persoonlijke veiligheid:

De werkzoneschakelaar voor de werkzone die ligt voor het betreffende sein is geactiveerd.

Bijlage 6. , behorende bij artikel 38 van de Regeling spoorverkeer

Lijst met Emplacementen

A

 

Ah

Arnhem

Ahg

Arnhem Goederenstation

Amf

Amersfoort

Amfs

Amersfoort Schothorst

Almo

Almere Oostvaarders

Aml

Almelo

Amr

Alkmaar

Apd

Apeldoorn

Apn

Alphen aan den Rijn

Asb

Amsterdam Bijlmer

Asd

Amsterdam Centraal

Asdma

Amsterdam Muiderpoort ASL

Asdta

Amsterdam Transformatorweg

Asdwpl

Amsterdam Werkplaats

Asn

Assen

Ass

Amsterdam Sloterdijk

At

Acht

Awhv

Amsterdam Westhaven

   

B

 

Bd

Breda

Bgn

Bergen op Zoom

Bkd

Amersfoort Bokkeduinen

Bkh

Binckhorst

Bkhn

Binckhorst Noord

Bkhz

Binckhorst Zuid

Bkl

Breukelen

Bkp

Blauwkapel

Bnva

Barneveld Aansluiting

Bon

Born

Bot

Botlek

Br

Blerick

Brn

Baarn

Btl

Boxtel

Bv

Beverwijk

   

C

 

Co

Coevorden

Cr

Crailoo

   

D

 

Ddn

Delden

Ddr

Dordrecht

Ddri

Dordrecht Aansluiting Industrieterrein De Staart

Dgr

Amsterdam Dijksgracht

Dld

Den Dolder

Dn

Deurne

Dt

Delft

Dtc

Doetinchem

Dv

Deventer

Dvaw

Duivendrecht Aansluiting West

Dvd

Duivendrecht

Dz

Delfzijl

   

E

 

Ed

Ede-Wageningen

Eem

Eemshaven

Ehv

Eindhoven

Ekz

Enkhuizen

Emn

Emmen

Erp

Europoort

Es

Enschede

Esta

Elst Aansluiting

   

F

 

Fo

Feijenoord

   

G

 

Gbr

Glanerbrug

Gd

Gouda

Gdg

Gouda Goverwelle

Gdm

Geldermalsen

Gn

Groningen

Gnl

Groningen Losplaats

Gs

Goes

Gv

Den Haag HS

Gvc

Den Haag Centraal

   

H

 

Han

Haanrade

Har

De Haar Aansluiting

Hde

‘t Harde

Hdr

Den Helder

Hfd

Hoofddorp

Hfdo

Hoofddorp Opstel

Hgl

Hengelo

Hgv

Hoogeveen

Hld

Hoek van Holland

Hlds

Hoek van Holland Strand

Hlg

Harlingen

Hlgh

Harlingen Haven

Hlm

Haarlem

Hlmw

Haarlem Hoofdwerkplaats (wgl-groep)

Hmla

Harmelen Aansluiting

Hn

Hoorn

Hnk

Hoorn Kersenboogerd

Hrl

Heerlen

Hsbda

Breda Aansluiting

Hsbdg

Breda Grens

Hszha

Zevenbergschehoek Aansluiting

Ht

’s Hertogenbosch

Hvs

Hilversum

Hwd

Heerhugowaard

   

I

 

IJsm

IJsselmonde Rangeerterrein

   

J

 

   

K

 

Kfh

Kijfhoek

Kpn

Kampen

Krd

Kerkrade

Ktr

Kesteren

   

L

 

Ldd

Leidschendam

Ledn

Leiden

Lls

Lelystad

Llso

Lelystad Opstelterrein

Lw

Leeuwarden

Lwd

Lewedorp

   

M

 

Mas

Maarssen

Mbga

Muiderberg ASL

Mdk

Moerdijk raccordementstamlijn

Mdsa

Muiderstraatweg Aansluiting

Mp

Meppel

Mrb

Mariënberg

Mrg

Maarn (GE)

Mss

Maassluis

Mt

Maastricht

Mtr

Maastricht Randwijck

Mvt

Maasvlakte

   

N

 

Ndb

Naarden-Bussum

Nm

Nijmegen

Nmge

Nijmegen Goederen

Nmrep

Nijmegen Opstel

Nsch

Nieuweschans

Nwh

Noordwijkerhout

   

O

 

O

Oss

Obpa

Overbrakepolder

Odz

Oldenzaal

On

Onnen

Onz

Onnen Zuid

Otw

Oosterhout raccordement Weststad

   

P

 

Pon

Amersfoort raccordement Pon

Ps

Pernis

   

Q

 

   

R

 

Rd

Roodeschool

Rhn

Rhenen

Rlb

Rotterdam Lombardijen

Rm

Roermond

Rmo

Rotterdam Rechter Maasoever

Rsd

Roosendaal

Rtd

Rotterdam CS

Rtng

Rotterdam Noord Goederen

Rtst

Rotterdam Stadion

   

S

 

Sdm

Schiedam

Shl

Schiphol

Sloe

Sloehaven

Std

Sittard

Stv

Stavoren

Svg

Sas van Gent

Swd

Sauwerd

Swk

Steenwijk

   

T

 

Tb

Tilburg

Tbge

Tilburg Goederenemplacement

Tbu

Tilburg Universiteit

Tl

Tiel

Tnz

Terneuzen

   

U

 

Ut

Utrecht CS

Utcw

Utrecht Cartesiusweg

Utg

Uitgeest

Utge

Utrecht Goederen

Utls

Utrecht Landstraat

Utlw

Utrecht Lage Weide

Utm

Utrecht Maliebaan

Utoz

Utrecht Opstelterrein Zuid

   

V

 

Vam

VAM-terrein Wijster

Vdg

Vlaardingen Centrum

Vdm

Veendam

Vk

Valkenburg

Vl

Venlo

Vry

Venray

Vs

Vlissingen

Vspa

Venserpolder ASL

   

W

 

Wd

Woerden

Wdn

Wierden

Wgm

Watergraafsmeer

Whz

Rotterdam Waalhaven Zuid

Wp

Weesp

Wspl

Westelijke Splitsing

Wt

Weert

Ww

Winterswijk

   

X

 

   

Y

 

Ypb

Den Haag Ypenburg

   

Z

 

Zb

Zuidbroek

Zd

Zaandam

Zl

Zwolle

Zlw

Lage Zwaluwe

Zp

Zutphen

Zst

Amsterdam Zaanstraat

Zv

Zevenaar

Zvt

Zandvoort

Zwdl

Zwijndrecht Groote Lindt

   

Afkortingen buitenland

 

Wr

Weener

Lar

Laarwald

Bh

Bad Bentheim

G

Gronau

Em

Emmerich

Kn

Kaldenkirchen

Dh

Dalheim

Hz

Herzogenrath

Fvs

Visé

Lnp

Neerpelt

Esn

Essen

Fsz

Zelzate

Bijlage 8. , behorende bij artikel 40a van de Regeling spoorverkeer

Het profiel, bedoeld in artikel 10, tweede lid, onderdeel a, van het besluit, bestaat uit het rode meetgebied (RM). Maten zijn in millimeter.

Bijlage 255785.png