Uitvoeringsregeling internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen

Geraadpleegd op 23-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 25-02-2007.
Geldend van 25-02-2007 t/m 09-10-2010

Hoofdstuk 1. Definitiebepaling

Artikel 2a

  • 1 Voor de toepassing van afdeling 2 van Hoofdstuk IA van de wet worden met een lidstaat gelijkgesteld:

    • a. Aruba;

    • b. de Britse Maagdeneilanden;

    • c. het Eiland Man;

    • d. Guernsey;

    • e. Jersey;

    • f. Montserrat;

    • g. de Nederlandse Antillen.

Hoofdstuk 2. Bijstand bij heffing

Paragraaf 1. Notificatie van stukken

Artikel 3

  • 1 Ingeval een bevoegde autoriteit een verzoek doet tot de notificatie van stukken, beslist de Minister van Financiën zo spoedig mogelijk omtrent het aan het verzoek te verlenen gevolg.

  • 2 Het verzoek tot notificatie van stukken vermeldt ten aanzien van de geadresseerde zowel diens naam en adres als het bij het verzoek gevoegde document, bedoeld in artikel 7a, tweede lid, van de wet.

  • 3 De bevoegde autoriteit, bedoeld in het eerste lid, wordt onverwijld op de hoogte gesteld van de redenen die zich verzetten tegen de bewilliging in het verzoek tot notificatie van stukken. In een verzoek tot notificatie van stukken wordt in ieder geval niet bewilligd indien het verzoek niet voldoet aan de vereisten, gesteld in het tweede lid.

  • 4 Ingeval een verzoek tot notificatie van stukken voor bewilliging vatbaar is, brengt de Minister van Financiën de bevoegde autoriteit, bedoeld in het eerste lid, daarvan onverwijld op de hoogte. Met het oog op het daaraan te verlenen gevolg draagt de Minister van Financiën zorg voor de uitvoering van het verzoek tot notificatie van stukken met toepassing van de wettelijke voorschriften betreffende de notificatie van stukken van een overeenkomstig Nederlands document.

  • 5 De bevoegde autoriteit, bedoeld in het eerste lid, wordt onverwijld op de hoogte gesteld van het gevolg van de uitvoering van het verzoek tot notificatie van stukken. In ieder geval wordt deze autoriteit in kennis gesteld van de datum waarop de notificatie van stukken heeft plaatsgevonden.

Paragraaf 2. Gelijktijdig onderzoek

Artikel 4

  • 1 Ingeval een bevoegde autoriteit een voorstel doet tot een gelijktijdig onderzoek, beslist de Minister van Financiën na het in artikel 8a, eerste lid, van de wet bedoelde overleg zo spoedig mogelijk omtrent het aan het voorstel te verlenen gevolg.

  • 2 De bevoegde autoriteit, bedoeld in het eerste lid, wordt onverwijld op de hoogte gesteld van de redenen die zich verzetten tegen de instemming met een voorstel tot gelijktijdig onderzoek.

  • 3 Indien met een voorstel tot gelijktijdig onderzoek kan worden ingestemd, brengt de Minister van Financiën de bevoegde autoriteit, bedoeld in het eerste lid, daarvan onverwijld op de hoogte. Daarbij maakt de Minister van Financiën de functionaris bekend die in Nederland is belast met de leiding en coördinatie van het gelijktijdige onderzoek.