Regeling kwaliteitsaspecten netbeheer elektriciteit en gas

Geraadpleegd op 25-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2011.
Geldend van 01-07-2011 t/m 31-03-2013

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 20 december 2004, nr. WJZ 4082582, houdende nadere regels ten aanzien van de kwaliteitsaspecten van het netbeheer op het terrein van elektriciteit en gas (Regeling kwaliteitsaspecten netbeheer elektriciteit en gas)

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 1 In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a. onderbreking: een onderbreking in het transport van elektriciteit of van gas;

    • b. onderbreking in het transport van elektriciteit: een niet-beschikbaarheid van een onderdeel van een net die gepaard gaat met onderbreking van de transportdienst bij een of meer afnemers die ten minste vijf seconden duurt;

    • c. onderbreking in het transport van gas: een onderbreking van de transportdienst bij een of meer afnemers, of een situatie waarin de druk in een gastransportnet zo laag is dat een of meer op dat net aangesloten installaties niet kunnen functioneren;

    • d. voorziene onderbreking: een onderbreking die ten minste drie werkdagen tevoren door de netbeheerder bij de betrokken afnemers is aangekondigd;

    • e. storing: een ongewilde verandering in het functioneren van een onderdeel van een gastransportnet, waarvoor naar het oordeel van de netbeheerder binnen vierentwintig uren maatregelen moeten worden getroffen;

    • f. aanvangstijdstip onderbreking: het moment van ontvangst van de eerste melding van een onderbreking door een afnemer of, indien dat eerder is, het moment van vaststelling van de onderbreking door de netbeheerder;

    • g. aanvangstijdstip storing: het moment van ontvangst van de eerste melding van een storing of, indien melding niet plaatsvindt, het moment van vaststelling van de storing door de netbeheerder;

    • h. tijdstip van beëindiging onderbreking: het moment waarop bij alle afnemers het transport van elektriciteit of gas op het oorspronkelijke niveau is hervat;

    • i. tijdstip van veiligstellen storing: het moment waarop de monteur vaststelt dat er geen onmiddellijk gevaar voor personen of objecten meer bestaat;

    • j. het totale aantal afnemers: het totale aantal afnemers die op 1 januari van het jaar waarop de registratie betrekking heeft, zijn aangesloten op het net van de netbeheerder of op onderliggende netvlakken die door andere netbeheerders worden beheerd;

    • k. het aantal getroffen afnemers: de sommatie, per onderbreking, van

      • 1°. het aantal afnemers die door de onderbreking zijn getroffen en die zijn aangesloten op het net van de netbeheerder in wiens net de onderbreking veroorzaakt is, en

      • 2°. het aantal afnemers die door de onderbreking zijn getroffen en die zijn aangesloten op onderliggende netvlakken van het net waarin de onderbreking is veroorzaakt die door andere netbeheerders worden beheerd;

    • l. kwaliteits- en capaciteitsdocument: het document, bedoeld in artikel 21, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 of artikel 8, tweede lid, van de Gaswet;

    • m. capaciteitsknelpunten: netdelen of onderdelen van het net waarvan de capaciteit op enig moment minder bedraagt of zal bedragen dan de geraamde behoefte aan capaciteit voor het transport van elektriciteit of gas, rekening houdend met de door de netbeheerder gehanteerde marges omtrent nauwkeurigheid en onzekerheid;

    • n. aanrijdtijd storing: het aantal minuten vanaf het tijdstip van de melding van een storing tot het tijdstip waarop een vertegenwoordiger van de netbeheerder op de gemelde storingslocatie aankomt.

Hoofdstuk 2. Registratieverplichtingen

§ 1. Kwaliteitsindicatoren

Artikel 2

  • 3 Bij de registratie van de kwaliteitsindicatoren, bedoeld in het tweede lid, onderdelen e en f, maakt de netbeheerder onderscheid tussen lekken die een onmiddellijk gevaar opleveren voor personen en objecten en overige lekken.

  • 4 In afwijking van het tweede lid, onderdelen a en d, wordt door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel n, van de Gaswet als kwaliteitsindicatoren opgenomen:

    • a. het aantal transportonderbrekingen, zijnde het aantal keren dat voor een netgebruiker gedurende bepaalde tijd geen transport van gas kon worden verricht of dat een netgebruiker gedurende bepaald tijd door lage druk geen gebruik kon maken van het verrichte gastransport, met uitzondering van transportonderbrekingen die aan de netgebruiker kunnen worden toegerekend;

    • b. de gemiddelde tijdsduur voor het veiligstellen van een storing.

  • 5 De kwaliteitsindicatoren betreffen de gegevens over het desbetreffende jaar van registratie.

Artikel 3

De jaarlijkse uitvalduur, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, wordt bepaald met toepassing van de volgende formule:

jaarlijkse uitvalduur = Σ (GA × T) / TA, waarbij:

GA = het aantal getroffen afnemers;

T = de tijdsduur in minuten die verstrijkt tussen het aanvangstijdstip onderbreking en het tijdstip van beëindiging onderbreking;

TA = het totale aantal afnemers;

Σ = sommatie over alle onderbrekingen van het desbetreffende jaar van registratie betreft.

Artikel 4

De gemiddelde onderbrekingsduur, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, wordt bepaald met toepassing van de volgende formule:

gemiddelde onderbrekingsduur = Σ ⁠(GA × T) / Σ GA, waarbij:

GA = het aantal getroffen afnemers;

T = de tijdsduur in minuten die verstrijkt tussen het aanvangstijdstip onderbreking en het tijdstip van beëindiging onderbreking;

Σ = sommatie over alle onderbrekingen van het desbetreffende jaar van registratie betreft.

Artikel 5

De onderbrekingsfrequentie, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, wordt bepaald met toepassing van de volgende formule:

onderbrekingsfrequentie = Σ GA / TA, waarbij:

GA = het totale aantal getroffen afnemers;

TA = het totale aantal afnemers;

Σ = sommatie over alle onderbrekingen van het desbetreffende jaar van registratie betreft.

Artikel 6

  • 1 De gemiddelde tijdsduur voor het veiligstellen van een storing, bedoeld in artikel 2, vierde lid, onderdeel b, wordt bepaald met toepassing van de volgende formule:

    gemiddelde tijdsduur veiligstellen storing = Σ (TV) / S, waarbij:

    TV = de tijdsduur in minuten die verstrijkt tussen het aanvangstijdstip storing en het tijdstip van veiligstellen storing;

    S = het totale aantal storingen;

    Σ = sommatie over alle storingen van het desbetreffende jaar van registratie betreft.

  • 2 De gemiddelde aanrijdtijd bij een storing als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel d, wordt bepaald met toepassing van de volgende formule:

    gemiddelde aanrijdtijd bij een storing = ∑ (TR)/S, waarbij:

    • TR = de aanrijdtijd storing;

    • S = het totale aantal storingen;

    • = sommatie over alle storingen van het desbetreffende jaar van registratie betreft.

§ 2. Gegevens, procedures en wijze van registratie

Artikel 7

  • 1 In de registratie, bedoeld in artikel 19a, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998, worden de volgende gegevens opgenomen, onderscheiden naar spanningsniveau:

    • a. het identificatienummer dat de netbeheerder toekent aan de onderbreking;

    • b. de locatiegegevens van de onderbreking;

    • c. de datum en het aanvangstijdstip van de onderbreking;

    • d. de datum en het tijdstip van beëindiging van de onderbreking;

    • e. de aard en de oorzaak van de onderbreking;

    • f. het totale aantal getroffen afnemers;

    • g. het spanningsniveau van het deel van het net waarin de onderbreking zich voordoet.

  • 2 In de registratie, bedoeld in artikel 35a, eerste lid, van de Gaswet, worden de volgende gegevens opgenomen, onderscheiden naar drukniveau:

    • a. het identificatienummer dat de netbeheerder toekent aan de storing, de onderbreking of het vastgestelde lek;

    • b. de locatiegegevens van de storing, de onderbreking of het vastgestelde lek;

    • c. de datum waarop de netbeheerder het lek vaststelt;

    • d. de datum en het aanvangstijdstip van de storing of de onderbreking;

    • e. de datum en het tijdstip van beëindiging van de onderbreking;

    • f. het onderscheid tussen storingen waarbij de veiligheid van personen of objecten in onmiddellijk gevaar is en storingen waarbij dat niet het geval is;

    • g. de datum en het tijdstip van veiligstellen van storingen waarbij de veiligheid van personen of objecten in onmiddellijk gevaar is;

    • h. de aard en de oorzaak van de storing, de onderbreking of het vastgestelde lek;

    • i. het drukniveau van het onderdeel van het gastransportnet waarin de storing of onderbreking zich voordoet of waarin het lek is vastgesteld;

    • j. de wijze waarop de netbeheerder het lek heeft vastgesteld;

    • k. het totale aantal getroffen afnemers.

Artikel 8

  • 1 De netbeheerder draagt zorg voor het opstellen en toepassen van procedures voor het ontvangen en verwerken van meldingen van onderbrekingen en storingen en voor het meten en registreren van de gegevens, bedoeld in artikel 7.

  • 2 De netbeheerder waarborgt de volledigheid, betrouwbaarheid en juistheid van de registratie.

  • 3 In het kader van de waarborg, bedoeld in het tweede lid, beschikt de netbeheerder over een beschrijving van:

    • a. het registratieproces;

    • b. de toedeling van verantwoordelijkheden binnen dat proces;

    • c. de wijze waarop hij de vakbekwaamheid van de bij de registratie betrokken personen borgt;

    • d. de wijze waarop verlies of wijziging van geregistreerde gegevens wordt voorkomen.

Artikel 9

In de rapportage, bedoeld in artikel 19a, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 35a, tweede lid, van de Gaswet, neemt de netbeheerder op:

Hoofdstuk 3. Kwaliteitsbeheersing en capaciteit

§ 1. Kwaliteits- en capaciteitsdocument

Artikel 10

  • 1 In het kwaliteits- en capaciteitsdocument geeft de netbeheerder, met uitzondering van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel n, van de Gaswet, aan welke waarden hij nastreeft voor:

    • a. de jaarlijkse uitvalduur;

    • b. de gemiddelde onderbrekingsduur;

    • c. de onderbrekingsfrequentie.

  • 2 De formules, bedoeld in de artikelen 3 tot en met 5, zijn van overeenkomstige toepassing op het bepalen van de door een netbeheerder na te streven waarden voor de kwaliteitsindicatoren, bedoeld in het eerst lid, met dien verstande dat de variabelen in die formules geen betrekking hebben op gerealiseerde maar op na te streven eenheden.

  • 3 De netbeheerder, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de Gaswet geeft naast de waarden, bedoeld in het eerste lid, in het document aan welke normen, richtlijnen en overige relevante voorschriften hij toepast in het kader van de veiligheid bij de aanleg, het onderhoud en het beheer van zijn gastransportnet en bij het verrichten van transport van gas via het gastransportnet.

Artikel 11

  • 2 Het kwaliteits- en capaciteitsdocument wordt gebaseerd op gegevens uit het kwaliteitsbeheersingssysteem, bedoeld in artikel 15, eerste lid.

  • 3 De periodes waarop het kwaliteits- en capaciteitsdocument betrekking heeft, zijn voor de netbeheerder van het landelijk net ten aanzien van de onderwerpen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met d, en f tot en met h, de periodes, bedoeld in de artikelen 14, eerste lid, 15, zesde lid, en 16, derde lid.

Artikel 12

  • 1 De eerste keer dat de netbeheerder een kwaliteits- en capaciteitsdocument indient, geeft hij de informatie, bedoeld in artikel 11, integraal weer, voor zover deze informatie niet reeds in een ander kader aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit is verstrekt.

  • 2 In de daaropvolgende kwaliteits- en capaciteitsdocumenten geeft de netbeheerder naar keuze de informatie, bedoeld in artikel 11, integraal weer of geeft de netbeheerder uitsluitend de wijzigingen weer ten opzichte van de laatste keer dat de informatie, bedoeld in artikel 11, integraal in een kwaliteits- en capaciteitsdocument is weergegeven.

Artikel 13

De netbeheerder dient het kwaliteits- en capaciteitsdocument uiterlijk op 1 december van de oneven kalenderjaren in bij de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit.

§ 2. Ramen van de capaciteitsbehoefte

Artikel 14

  • 1 De netbeheerder raamt steeds in de oneven kalenderjaren voor de komende tien jaren de totale behoefte aan capaciteit voor het transport van elektriciteit voor netten met een spanning van 25 kV of meer of van gas voor gastransportnetten met een druk van 200 mbar of meer.

  • 2 De raming van de netbeheerder, bedoeld in het eerste lid, berust voor de eerste drie jaren op een door hem daartoe vastgestelde procedure met daarin:

    • a. de methode van ramen;

    • b. een schets van de ontwikkeling van meerdere scenario’s die de totale capaciteitsbehoefte prognosticeren;

    • c. een uitwerking op hoofdlijnen van het scenario waarvan het meest waarschijnlijk is dat het zich zal verwezenlijken;

    • d. een indicatie van de te hanteren uitgangspunten en de daarbij behorende vooronderstellingen die aan de scenario’s, bedoeld in onderdeel b, ten grondslag liggen;

    • e. een analyse voor het bepalen van de betrouwbaarheid van de raming;

    • f. een analyse van de wijze waarop de netbeheerder omgaat met het risico dat zich uiteindelijk een ander scenario verwezenlijkt dan door hem is geprognosticeerd;

    • g. een methode voor het bepalen van capaciteitsknelpunten.

  • 3 Bij de raming, bedoeld in het eerste lid, die op een procedure, bedoeld in het tweede lid, berust maakt de netbeheerder gebruik van:

    • a. de ingediende capaciteitsvraag en, voor zover dat niet mogelijk is of tot een evident onjuiste raming leidt, van onderbouwde schattingen;

    • b. de capaciteitsvraag die is gerealiseerd ten opzichte van de vorige raming.

  • 4 De uitwerking van het meest waarschijnlijke scenario, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, omvat in ieder geval een motivering van de netbeheerder voor de keuze van dat scenario als meest waarschijnlijke, waarbij ten minste aandacht wordt besteed aan de invloed van de ingediende, eventueel geschatte en eerder gerealiseerde capaciteitsvraag op die keuze.

  • 5 De uitwerking van een methode voor het bepalen van capaciteitsknelpunten, bedoeld in het tweede lid, onderdeel g, richt zich in ieder geval op:

    • a. de wijze waarop een verband wordt gelegd tussen het bepalen van een capaciteitsknelpunt en een ontwikkelingsscenario;

    • b. de waarschijnlijkheid waarmee, de termijn waarbinnen en de omstandigheden waaronder een capaciteitsknelpunt zich naar verwachting voordoet.

  • 6 De netbeheerder stemt de indicatie, bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, af met de netbeheerders van andere netten waarmee zijn net verbonden is, en voor zover van toepassing, in het bijzonder met de netbeheerder van het landelijk net.

  • 7 In afwijking van het tweede lid, berust de raming van de netbeheerder van het landelijk net voor de eerste vijf jaren op een door hem daartoe vastgestelde procedure die voldoet aan de eisen, bedoeld in het tweede lid.

§ 3. Eisen aan het kwaliteitsbeheersingssysteem

Artikel 15

  • 1 Het kwaliteitsbeheersingssysteem is gericht op de beheersing van de risico’s voor het realiseren of in stand houden van de kwaliteit van de transportdienst op korte en lange termijn die de netbeheerder nastreeft.

  • 2 De netbeheerder stelt de naar zijn oordeel belangrijkste risico’s vast op basis van een actuele risicoanalyse.

  • 3 De netbeheerder maakt in de actuele risicoanalyse, bedoeld in het tweede lid, inzichtelijk op welke wijze hij de belangrijkste risico’s heeft geïnventariseerd en op hun relevantie heeft beoordeeld, en op welke aspecten binnen de bedrijfsvoering die risico’s betrekking hebben.

  • 4 De netbeheerder stelt vast welke maatregelen ten aanzien van onderhoud en vervanging naar zijn oordeel in de komende zeven jaren, met uitzondering van de eerste drie jaren, moeten worden getroffen voor het realiseren of in stand houden van de door hem nagestreefde kwaliteit van de transportdienst.

  • 5 De netbeheerder betrekt bij de risicoanalyse, bedoeld in het tweede lid, de in het bedrijfsmiddelenregister opgenomen gegevens die relevant zijn voor het bepalen van de kwaliteit van de verbindingen, leidingen en hulpmiddelen.

  • 6 In afwijking van het vierde lid, bedraagt voor de netbeheerder van het landelijk net de periode waarop de vast te stellen maatregelen betrekking hebben vijftien jaren, met uitzondering van de eerste vijf jaren.

Artikel 16

  • 1 De netbeheerder werkt overeenkomstig:

    • a. een investeringsplan voor de komende drie jaren, waarin hij voor ieder jaar afzonderlijk de te plegen investeringen en de daarvoor benodigde werkzaamheden beschrijft met een uitsplitsing naar vervangings- en uitbreidingsinvesteringen;

    • b. een onderhoudsplan voor de komende drie jaren, waarin hij het te plegen onderhoud en de daarvoor benodigde werkzaamheden beschrijft;

    • c. een plan waarin hij beschrijft hoe storingen en onderbrekingen worden opgelost en waarin de organisatie van de onderhouds- en storingsdienst wordt beschreven.

  • 2 In de plannen, bedoeld in het eerste lid:

    • a. specificeert de netbeheerder de benodigde tijd en financiële middelen en licht hij toe op welke wijze de aanpassingen ten opzichte van voorgaande plannen voortkomen uit de realisatie daarvan of uit gewijzigde inzichten over de ontwikkeling in de te verwachten capaciteitsbehoefte;

    • b. licht de netbeheerder toe hoe met de resultaten van de risicoanalyse, bedoeld in artikel 15, tweede lid, in die plannen rekening is gehouden en betrekt hij daarbij tevens eventuele resterende risico’s.

  • 3 In afwijking van het eerste lid, onderdelen a en b, bedraagt voor de netbeheerder van het landelijk net de periode waarop het investeringsplan respectievelijk het onderhoudsplan betrekking heeft vijf jaren.

Artikel 17

  • 1 De netbeheerder hanteert een bedrijfsmiddelenregister, dat een beschrijving bevat van alle verbindingen, leidingen en hulpmiddelen van het net, aangeduid naar locatie, aard, type en overige relevante gegevens.

  • 2 De netbeheerder maakt gebruik van een procedure die ertoe leidt dat het bedrijfsmiddelenregister actueel en compleet is en dat wijzigingen met betrekking tot de bedrijfsmiddelen binnen twee maanden zijn verwerkt.

  • 3 De netbeheerder geeft steeds in de oneven kalenderjaren op basis van de procedure, bedoeld in het tweede lid:

    • a. een beschrijving van het geautomatiseerde systeem waarin de gegevens zijn vastgelegd die deel uitmaken van het bedrijfsmiddelenregister, en in geval van meerdere van die systemen tevens de wijze waarop gewaarborgd is dat die gezamenlijk actueel en compleet zijn;

    • b. een beschrijving van de componenten van het net en een kwalitatieve beoordeling van de technische toestand van deze componenten;

    • c. de wijzigingen van de toestand van de componenten ten opzichte van het voorafgaande jaar.

Artikel 18

  • 1 De beschrijving van de leidingen en hulpmiddelen, bedoeld in artikel 17, eerste lid, betreffende een net als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van de Gaswet bevat in ieder geval een beschrijving van:

    • a. de materiaalsoort, de functie, de diameter en de lengte van een leiding;

    • b. het legjaar van de leiding of, indien die niet bekend is, een gemotiveerde aanduiding van de periode waarin die leiding is gelegd;

    • c. de druk gemeten in bar waaronder een leiding gebruikt wordt;

    • d. in geval van een stalen leiding, de bekleding van de leiding en de vermelding of sprake is van kathodische bescherming van de leiding;

    • e. de stations en appendages, alsmede de datum van ingebruikneming of, indien die niet bekend is, een gemotiveerde aanduiding van de periode van ingebruikneming.

  • 2 De beschrijving van de verbindingen en hulpmiddelen, bedoeld in artikel 17, eerste lid, betreffende een net als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van de Elektriciteitswet 1998 bevat in ieder geval een beschrijving van:

    • a. het materiaal van de kern, het isolatiemateriaal en de diameter van de verbinding;

    • b. het aanlegjaar van de verbinding of, indien die niet bekend is, een gemotiveerde aanduiding van de periode waarin de verbinding is aangelegd;

    • c. de vermelding van het spanningsniveau waarop een verbinding functioneert;

    • d. de lengte van een verbinding tussen twee schakelstations en de lengte van elk verbindingsdeel van die verbinding;

    • e. de transformatoren, spanningsruimtes, stationsvelden en schakel- en regelstations, alsmede de datum van ingebruikneming of, indien die niet bekend is, een gemotiveerde aanduiding van de periode van ingebruikneming.

Artikel 19

De onderdelen van het kwaliteitsbeheersingssysteem van een netbeheerder, de resultaten van en de procedure voor het ramen van de capaciteitsbehoefte, bedoeld in artikel 14, de streefwaarden, bedoeld in artikel 10, eerste lid, het registratieproces, bedoeld in artikel 8, derde lid, en de jaarlijkse begroting van de netbeheerder zijn onderling consistent.

Artikel 20

  • 1 De netbeheerder evalueert het registratieproces, bedoeld in artikel 8, derde lid, en de procedures en plannen, bedoeld in de artikelen 14, 16 en 17, ten minste een maal per zes jaren.

  • 2 De evaluatie betreft ten minste de wijze waarop het registratieproces en de procedures en plannen hebben bijgedragen aan de realisatie van het door hem nagestreefde kwaliteitsniveau.

  • 3 Indien dit naar zijn oordeel naar aanleiding van de evaluatie noodzakelijk is, wijzigt en vernieuwt de netbeheerder het registratieproces en de procedures en plannen.

Hoofdstuk 3a. Calamiteitenplannen en voorvallen

Artikel 20a

  • 1 De netbeheerder beschikt over een calamiteitenplan waarin de volgende onderdelen in ieder geval aan bod komen:

    • a. de visie, uitgangspunten en strategie met betrekking tot crisismanagement;

    • b. de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van crisismanagers;

    • c. de crisisorganisatie;

    • d. de besluitvormingsstructuur;

    • e. de wijze van alarmering en opschaling van activiteiten;

    • f. interne en externe communicatieafspraken.

  • 2 De netbeheerder stemt het calamiteitenplan, bedoeld in het eerste lid, af met de hulpverlenende diensten die bij calamiteiten over het algemeen worden ingeschakeld.

Artikel 20b

De netbeheerder verstrekt met betrekking tot een voorval, bedoeld in artikel 8a, eerste lid, van de Gaswet, zodra zij bekend zijn, aan de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de gegevens over:

  • a. de oorzaken van het voorval en de omstandigheden waaronder het voorval zich heeft voorgedaan;

  • b. de ten gevolge van het voorval vrijgekomen gassen, alsmede hun eigenschappen en de hoeveelheden die zijn vrijgekomen;

  • c. de aard en de ernst van de gevolgen voor de mens of het milieu van het voorval;

  • d. de maatregelen die zijn genomen of worden overwogen om de gevolgen van het voorval te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken;

  • e. de maatregelen die zijn genomen of worden overwogen om te voorkomen dat het voorval zich nogmaals kan voordoen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 20 december 2004

De

Minister

van Economische Zaken,

L.J. Brinkhorst