Antwoord
[Regeling vervallen per 24-09-2008]
De premies voor een pensioenregeling dienen bij toepassing van artikel 10c, onderdeel
b, van het UBLB te worden berekend op basis van de bedrijfseconomische kosten van
de pensioenregeling. Het waarderingsvoorschrift van artikel 8, zesde lid, van de Wet
op de vennootschapsbelasting 1969 speelt hierbij geen rol.
Bij de berekening van de premies van werkgever en werknemer dienen de totale kosten
van de pensioenregeling te worden onderscheiden in enerzijds de kosten die samenhangen
met de door de werknemer verrichte arbeid en anderzijds de kosten die voor de inhoudingsplichtige
ontstaan in zijn hoedanigheid van verzekeraar van de reeds opgebouwde pensioenaanspraken.
De laatstgenoemde kosten bestaan uit de kosten van de actuariële oprenting van de
waarde van de reeds opgebouwde aanspraken. Deze kosten worden bij de berekening van
de premies niet in aanmerking genomen. In een situatie waarin de aanspraken geheel
bij een derde zijn verzekerd worden ze immers niet gedragen door de inhoudingsplichtige
maar door deze derde.
Premies voor het deel van het pensioen dat in eigen beheer wordt gehouden
Voor de berekening van de totale premie voor werkgever en werknemer zal de werkgever
moeten uitgaan van de bedrijfseconomische kosten van de pensioenregeling die hij maakt
in zijn functie van inhoudingsplichtige werkgever. Hierbij verdienen de volgende punten
aandacht:
-
1. Bij een aanpassing van de opgebouwde aanspraken aan het gestegen salaris in een eindloonregeling
kunnen de kosten van die aanpassing (backservicepremie), overeenkomstig de gebruikelijke
financiering in de verzekeringswereld, worden gerekend tot de premie van het jaar
waarin de eindloonaanpassing plaatsvindt.
-
2. Een recht op een toekomstige aanpassing als gevolg van een indexatie kan in de jaarlijkse
premie worden opgenomen.
-
3. Als sprake is van een toegekende open indexatie kan voor de berekening van de premies
worden gerekend met een netto rekenrente van 4%, zonder indexatie.
-
4. Indien een deel van de aanspraak elders is verzekerd, zal daarmee bij de berekening
van de premie voor de in eigen beheer gehouden aanspraken rekening moeten worden gehouden.
Premies voor een bij een derde verzekerde pensioenaanspraak
Als de pensioenaanspraak gedeeltelijk is verzekerd bij een derde (bijvoorbeeld een
professionele verzekeraar, een directiepensioenlichaam of een (tussen)holding), zal
de financiering zijn vastgelegd in een financieringsovereenkomst of een polis. Voorzover
sprake is van gelieerde partijen dient sprake te zijn van een zakelijke overeenkomst.
De met de derde aldus overeengekomen jaarlijkse financiering vormt de jaarlijkse premie
voor het verzekerde deel.
Eigen bijdrage en inkoop van pensioen
Voor de eigen bijdrage (premie) ter zake van de inkoop van pensioen als bedoeld in
artikel 10a, eerste lid, onderdeel f, of artikel 10a, tweede lid, van het UBLB heb
ik in mijn besluit van 1 april 2003, nr. CPP2002/2980M, een goedkeuring onder voorwaarden
opgenomen. Hierbij is aangegeven dat voor de kosten van de inkoop een verdeling kan
worden overeengekomen die afwijkt van artikel 10c, onderdeel b, van het UBLB. Ten
aanzien van de zakelijkheid van een inkoop van pensioen verwijs ik overigens nog naar
mijn besluit van 31 oktober 2001, nr. CPP2001/2188M. Ingevolge dat besluit kan voor
de inkoop van pensioen onder omstandigheden sprake zijn van een winstuitdeling voor
de heffing van inkomsten- en vennootschapsbelasting.
Eigen bijdrage en fictief loon
Als de werknemer een aanmerkelijk belang heeft in de inhoudingsplichtige moet het
loon na aftrek van de ingehouden pensioenpremie voldoen aan de regels voor het gebruikelijk
loon (artikel 12a van de Wet op de loonbelasting 1964). Ik verwijs hiervoor naar mijn
besluit van 22 mei 2001, nr. CPP2000/3172M, met name punt 2, onderdeel e.