Uitvoeringsregeling en beleidsregel BDU verkeer en vervoer

Geraadpleegd op 25-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 22-12-2005.
Geldend van 22-12-2005 t/m 20-12-2006

Regeling tot vaststelling van regels ter uitvoering van de BDU verkeer en vervoer en van een beleidsregel ter uitvoering van artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van de Wet BDU verkeer en vervoer (Uitvoeringsregeling en beleidsregel BDU verkeer en vervoer)

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. wet: de Wet BDU verkeer en vervoer;

  • b. uitkeringsontvanger: de provincie die of het openbaar lichaam dat een uitkering ontvangt.

Artikel 2

Het percentuele aandeel, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet, van een uitkeringsontvanger bedraagt het bij die ontvanger genoemd percentage in de onderstaande tabel:

Uitkeringsontvanger

Percentage

Bestuur Regio Utrecht (BRU)

5,34%

Stadsgewest Haaglanden

11,63%

Knooppunt Arnhem-Nijmegen (KAN)

4,08%

Regionaal Orgaan Amsterdam (ROA)

22,97%

Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE)

2,34%

Stadsregio Rotterdam (SRR)

15,21%

Regio Twente

1,80%

Provincie Drenthe

1,64%

Provincie Flevoland

1,98%

Provincie Friesland

2,46%

Provincie Gelderland

3,64%

Provincie Groningen

3,02%

Provincie Limburg

3,64%

Provincie Noord-Brabant

5,59%

Provincie Noord-Holland

4,12%

Provincie Overijssel

1,74%

Provincie Utrecht

2,14%

Provincie Zeeland

1,54%

Provincie Zuid-Holland

5,12%

Artikel 3

Het absolute aandeel, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet, van een uitkeringsontvanger bedraagt voor de uitkeringsjaren 2005 tot en met 2007 de som van het in de onderstaande tabel bij die ontvanger voor het uitkeringsjaar genoemd bedrag en de aanvullingen, bedoeld in artikel 4.

Regio

Bedrag x 1.000 euro

 

2005

2006

2007

Bestuur Regio Utrecht (BRU)

€ 12.416

€ 11.590

€ 7.844

Stadsgewest Haaglanden

€ 8.015

€ 18.557

€ 38.170

Knooppunt Arnhem-Nijmegen (KAN)

€ 557

€ 560

€ 560

Regionaal Orgaan Amsterdam (ROA)

€ 18.658

€ 23.185

€ 47.706

Samenwerkingsverband Regio Eindhoven

(SRE)

€ 501

€ 504

€ 504

Stadsregio Rotterdam (SRR)

€ 70.531

€ 38.395

€ 64.543

Regio Twente

€ 13.944

€ 12.828

€ 5.569

Provincie Drenthe

€ 140

€ 38

€ 28

Provincie Flevoland

€ 8.424

€ 8.041

€ 6.031

Provincie Friesland

€ 6.524

€ 8.396

€ 5.836

Provincie Gelderland

€ 16.215

€ 13.040

€ 12.274

Provincie Groningen

€ 10.988

€ 10.663

€ 9.966

Provincie Limburg

€ 4.639

€ 1.586

€ 42

Provincie Noord-Brabant

€ 266

€ 267

€ 973

Provincie Noord-Holland

€ 305

€ 341

€ 8.251

Provincie Overijssel

€ 5.532

€ –911

€ 212

Provincie Utrecht

€ 253

€ 254

€ 4.276

Provincie Zeeland

€ 48

€ 38

€ 28

Provincie Zuid-Holland

€ 448

€ 450

€ 450

Artikel 4

  • 1 De aanvullingen op het absolute aandeel, bedragen voor het uitkeringsjaar 2005 nihil.

  • 4 Er wordt voor het uitkeringsjaar 2007 een aanvulling verstrekt ter grootte van 6% van het deel van de uitkering voor 2006, dat door de uitkeringsontvanger voor het uitkeringsjaar 2006 is toegekend aan een vervoerder op grond van een ingevolge de Wet personenvervoer 2000 verleende concessie indien voldaan is aan de in het zesde lid opgenomen vereisten.

  • 6 De vereisten, bedoeld in het tweede en vierde lid zijn dat:

    • a. de inspecteur van de rijksbelastingdienst, die bevoegd is voor de heffing van de omzetbelasting ten aanzien van de concessiehouder, heeft besloten dat overde op basis van de concessie te ontvangen subsidie, omzetbelasting verschuldigd is; en

    • b. de inspecteur, bedoeld in artikel 1, onderdeel h, van de Wet op het BTW-compensatiefonds, heeft besloten dat de uitkeringsontvanger voor de omzetbelasting, in onderdeel a, geen recht heeft op een bijdrage uit het BTW-compensatiefonds.

  • 7 De vereisten, bedoeld in het derde en vijfde lid zijn dat:

    • a. de persoon, bedoeld in het tweede lid of vijfde lid heeft op basis van de overeenkomst met de uitkeringsontvanger omzetbelasting aan die ontvanger in rekening gebracht; en

    • b. de inspecteur, bedoeld in artikel 1, onderdeel h, van de Wet op het BTW-compensatiefonds, heeft besloten dat de uitkeringsontvanger voor de omzetbelasting, bedoeld in onderdeel a, geen recht heeft op een bijdrage uit het BTW-compensatiefonds.

Artikel 5

  • 3 Indien de uitkeringontvanger de financiële verantwoording, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de wet, niet voor 1 november na afloop van het uitkeringsjaar, overeenkomstig het in de bij deze regeling behorende bijlage I opgenomen model van verantwoording heeft ingediend, verlaagt de Minister van Verkeer en Waterstaat, indien hij toepassing geeft aan artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van de wet, de uitkering voor dat uitkeringsjaar met € 150.000.

Artikel 6

  • 2 Deze regeling treedt in afwijking van het eerste lid, in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin deze regeling is geplaatst, indien het Besluit BDU verkeer en vervoer op een daarvoor liggend tijdstip in werking is getreden.

Artikel 7

Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling en beleidsregel BDU verkeer en vervoer.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen I en II, die ter inzage worden gelegd bij de bibliotheek van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

De

Minister

van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs

Bijlage I. , behorende bij artikel 5, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling en beleidsregel BDU verkeer en vervoer

Verantwoordingsmodel

Verantwoording inzake de besteding van de ontvangen bijdrage voor de uitgaven van voorbereiding en uitvoering van het provinciaal/regionaal verkeer- en vervoerbeleid op basis van de Wet BDU verkeer en vervoer van <naam provincie/ kaderwetgebied> over <jaar>.

 

Jaar n

Eindsaldo vorig jaar

 

Toegerekende rente

 

Ontvangen BDU-bijdrage VenW

 

Terugbetaling door derden van uit de BDU-bijdrage verstrekte middelen

 

Bestedingen

 

Eindsaldo lopend jaar

 

A. Specificatie bestedingen BTW

Van de hierboven verantwoorde bestedingen heeft het hiernaast vermelde bedrag betrekking op OV-concessies en met het openbaar vervoer gelijkgesteld vervoer waarover BTW is betaald die niet verrekenbaar is met het BCF

Ontvangen BTW-bijdrage VenW

Betaalde BTW op OV-concessies en op met het openbaar vervoer gelijkgesteld vervoer die niet verrekenbaar is met het BCF

B. Specificatie bestedingen

Alle individuele bestedingen (concessie, contract, project, enz.) die meer dan 10% van de totaal ontvangen BDU bedragen, dienen hieronder gemeld te worden:

Individuele besteding (concessie, contract, project)

Bedrag besteding

Percentage van totaal

1:

   

2:

   

3:

   

4:

   

5:

   

6:

   

7:

   

8:

   

9:

   

10: Verzamelpost

   

Bijlage II. , behorende bij artikel 5, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling en beleidsregel BDU verkeer en vervoer

Controleprotocol

1. Inleiding

1.1. Dit controleprotocol heeft betrekking op de controle van de door de provincies en kaderwetgebieden af te leggen verantwoording inzake de besteding en reservering van de ontvangen bijdrage voor de uitgaven aan de voorbereiding en uitvoering van het provinciaal en regionaal verkeer- en vervoerbeleid op basis van de Wet BDU verkeer en vervoer. Dit protocol heeft niet alleen betrekking op de verantwoording van de BDU maar ook op de rechtmatige besteding en reservering daarvan.

1.2. De volgende wet- en regelgeving is van toepassing:

1.3. De volgende begrippen zijn van toepassing:

1.4. In dit controleprotocol wordt uiteengezet welke algemene uitgangspunten en specifieke vereisten gelden bij de controle door de accountant van de provincie en kaderwetgebied ten behoeve van de onder 1.1 genoemde bijdrage, alsmede op welke wijze de uitkomsten van deze controle dienen te worden gerapporteerd.

1.5. Het is mogelijk dat door of namens de Departementale Auditdienst van Verkeer en Waterstaat een review zal worden uitgevoerd bij de derde-accountant ter toetsing van de naleving van dit controleprotocol. Indien een review wordt uitgevoerd, zal hierover tevens overleg worden gepleegd met de betreffende provincie en kaderwetgebied.

1.6. Provincies en kaderwetgebieden, zijnde de uitkeringsontvangers, leggen verantwoording af over de gehele BDU-bijdrage, ongeacht of de uitkeringsontvangers al dan niet zelf uitgaven verrichten. De uitkeringsontvangers zijn daarbij zelf verantwoordelijk voor het opzetten en uitvoeren van hun eigen beleid ten aanzien van het toekennen, beheersen en laten verantwoorden (en desgewenst reviewen ervan) van door derden of zelf uit te voeren activiteiten. De uitkeringsontvangers doen dat op dusdanige wijze dat voldaan kan worden aan de verplichtingen die uit de voor de BDU relevante regelgeving (zie onder 1.2) voortvloeien.

2. Algemene uitgangspunten voor de controle

2.1. De controle dient zowel de getrouwe weergave van de financiële verantwoording alsmede de rechtmatige besteding en reservering van de ter beschikking gestelde bijdrage te omvatten. Van de derde-accountant wordt derhalve verwacht dat hij niet alleen de getrouwheid van de verantwoording controleert, maar dat hij ook de naleving van de subsidievoorwaarden (geldende regelgeving) toetst. De controle van de derde-accountant dient ook de besteding door de gemeenten en de waterschappen te omvatten. In dit kader dient de derde-accountant voorzover noodzakelijk voor zijn oordeel over de totale verantwoording over de besteding en reservering van de BDU-bijdrage reviews uit te voeren op de uitgevoerde controle door de accountant van de gemeente of het waterschap. Hierbij wordt verwezen naar de relevante bepalingen uit de Richtlijnen voor de Accountantscontrole.

2.2. De betrokken uitkeringsontvanger blijft voor de minister het aanspreekpunt ten aanzien van de verantwoording en de informatieverschaffing over alle door hem te ontvangen BDU-middelen. Dit betekent, dat de minister en de door hem aangewezen ambtenaren of accountants zich uitsluitend zullen hoeven te verstaan met de in de wet opgenomen 19 ontvangers van de BDU verkeer en vervoer, ook al besluit de provincie of het kaderwetgebied een gedeelte van de uitkering door te decentraliseren.

2.3. Ten aanzien van de uitvoering van de controle van de financiële verantwoording geldt een tolerantie van maximaal 1% van de uitkering van het desbetreffende uitkeringsjaar.

3. Specifieke vereisten

3.1. Bij de uitvoering van de controle door de derde-accountant van de verantwoording van de provincie of het kaderwetgebied dient te worden vastgesteld dat:

  • a. de onder 1.1 genoemde bijdrage geheel is aangewend voor de uitgaven van voorbereiding en uitvoering van het provinciaal/regionaal verkeer- en vervoerbeleid, als bedoeld in artikel 1, onderdeel h, van de Wet BDU verkeer en vervoer, dan wel is opgenomen in een daarvoor bestemde reserve zoals bedoeld in artikel 9 van de Wet BDU verkeer en vervoer;

  • b. de reserve, zoals opgenomen in de verantwoording, op juiste wijze is gevormd conform de regelgeving;

  • c. over de uitstaande saldi de rente is toegevoegd zoals bedoeld in artikel 9 van de Wet BDU verkeer en vervoer;

  • d. het openbaar vervoer of daarmee gelijkgesteld vervoer voldoet aan de voorwaarden in het Besluit personenvervoer 2000, artikelen 6, 7, 8, 14, 15 en 33, in het geval de bijdrage of een deel daarvan is besteed aan de exploitatie van openbaar vervoer. Het gaat hierbij om de naleving van de voorwaarden waaraan het openbaar vervoer moet voldoen (vergunningen en concessies) en met openbaar vervoer gelijkgesteld vervoer (collectief vraagafhankelijk vervoer, openbaar vervoer over water en bedrijfsvervoer);

  • e. de onder 1.1 genoemde bijdrage niet is aangewend voor kosten van algemeen bestuurlijke aard;

  • f. wanneer een deel van de onder 1.1 genoemde bijdrage is gestort in een mobiliteitsfonds of is doorgegeven aan een andere overheid, dit bedrag niet is aangemerkt als besteding, maar als reservering voor uitgaven in een later jaar. Van besteding is pas sprake als het mobiliteitsfonds of die andere overheid daadwerkelijke uitgaven heeft verricht voor de uitvoering van maatregelen in het kader van de voorbereiding en uitvoering van het provinciaal/regionaal verkeer en vervoerbeleid.

  • g. de opgave van de niet via het BTW-compensatiefonds gecompenseerde BTW op OV-concessies juist is. Alleen BTW op OV-concessies, voor dat deel van de kosten dat betaald wordt uit de BDU-bijdrage van V en W, en die niet verrekenbaar is met het BTW-compensatiefonds, komt voor compensatie door V en W in aanmerking. Er dient een mededeling van de Inspecteur der belastingen aanwezig te zijn inzake 1) het van toepassing zijnde BTW-tarief voor betreffende concessie en 2) het niet van toepassing zijn van compensatie via het BTW-compensatiefonds.

  • h. de opgave van de niet via het BTW-compensatiefonds gecompenseerde BTW op het met het openbaar vervoer gelijkgesteld vervoer (collectief vraagafhankelijk vervoer, ov over water en bedrijfsvervoer) juist is. Alleen BTW op vervoercontracten voor dat deel van de kosten dat betaald wordt uit de BDU-bijdrage van V en W en die niet verrekenbaar is met het BTW-compensatiefonds, komt voor compensatie door V en W in aanmerking. De vervoerondernemer met wie de uitkeringsontvanger een overeenkomst heeft gesloten voor het verrichten van het met openbaar vervoer gelijkgesteld vervoer dient aan de uitkeringsontvanger op basis van die overeenkomst BTW in rekening te hebben gebracht. Er dient een mededeling van de Inspecteur der belastingen aanwezig te zijn inzake het niet van toepassing zijn van compensatie via het BTW-compensatiefonds.

4. Rapportering

4.1. Model-accountantsverklaring bij een door een provincie en kaderwetgebied af te leggen verantwoording inzake de besteding en reservering van de bijdrage voor de uitgaven van voorbereiding en uitvoering van het provinciaal en regionaal verkeer- en vervoerbeleid.

Opdracht

Ingevolge uw opdracht hebben wij de bijgevoegde en door ons gewaarmerkte verantwoording van

<naam provincie/kaderwetgebied> over <jaar> inzake de besteding en reservering van de bijdrage voor de uitgaven van voorbereiding en uitvoering van het provinciaal/regionaal verkeer- en vervoerbeleid in het kader van de Wet BDU verkeer en vervoer gecontroleerd.

Deze verantwoording is opgesteld onder de verantwoordelijkheid van de leiding van <naam provincie/kaderwetgebied>.

Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake de verantwoording te verstrekken.

Werkzaamheden

Onze controle is verricht overeenkomstig in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten. Volgens deze richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de verantwoording geen onjuistheden van materieel belang bevat. Verder is ons onderzoek verricht met inachtneming van het controleprotocol genoemd in artikel 5 van het Besluit BDU verkeer en vervoer.

Oordeel

Wij zijn van oordeel dat de verantwoording voldoet aan de ter zake gestelde eisen en dat de Wet BDU verkeer en vervoer is nageleefd door de

<naam provincie/kaderwetgebied>

<Plaats en datum>

<Ondertekening>

4.2. Ten aanzien van de onder 3.1 genoemde specifieke aandachtspunten geldt dat alle bij de controle geconstateerde en niet gecorrigeerde fouten en onzekerheden groter dan 1% van de bijdrage dan wel groter dan 250.000 euro alsmede alle voor de Wet BDU Verkeer en Vervoer relevante tekortkomingen in de administratieve organisatie en interne controle, voorzien van een toelichting, worden opgenomen in een rapport van bevindingen.