Regeling bijstand bestrijding luchtvaartterrorisme

Geraadpleegd op 25-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2013.
Geldend van 01-01-2013 t/m heden

Regeling van 20 april 2005, nr. 5348913/505, houdende het verlenen van militaire bijstand ten behoeve van de bewaking van het Nederlandse luchtruim en de inzet van defensiemiddelen tegen terroristische dreigingen vanuit de lucht (Regeling bijstand bestrijding luchtvaartterrorisme)

De Minister van Justitie,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Defensie;

Gelet op artikel 59, tweede lid, van de Politiewet 1993;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. een terroristische dreiging vanuit de lucht: een civiel vliegtuig dat zich gedraagt op een zodanige wijze dat het vermoeden rijst dat het mogelijk gebruikt wordt als een middel voor het plegen van een terroristisch misdrijf;

  • b. Master Controller: de dienstdoende Master Controller bij het Air Operations and Control Station van de Koninklijke Luchtmacht te Nieuw Milligen (AOCS NM);

  • c. Quick Reaction Alert (QRA): twee bewapende F-16 jachtvliegtuigen van de Koninklijke Luchtmacht;

  • d. Militaire bijstand: bijstand ingevolge artikel 58 van de Politiewet 2012 voor de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde;

  • e. Nationaal Actieplan (NAP): het gerubriceerde nationaal draaiboek voor de uitvoering van de militaire bijstand door de QRA in het kader van de bestrijding van luchtvaartterrorisme;

  • f. NAVO: de Noord Atlantische Verdragsorganisatie.

Artikel 2. Terbeschikkingstelling van defensiemiddelen in het kader van militaire bijstand

In aangelegenheden waarin sprake is van een terroristische dreiging vanuit de lucht verleent de krijgsmacht bijstand op de wijze als bepaald in deze regeling. De Minister van Defensie stelt daartoe de QRA en het AOCS NM, voorzover dit station als schakel in de uitvoering van de militaire bijstand fungeert, ter beschikking aan de Minister van Veiligheid en Justitie.

Artikel 3. Terroristische dreiging vanuit de lucht

  • 1 De NAVO, de Master Controller, dan wel de Minister van Veiligheid en Justitie kan een civiel vliegtuig aanmerken als een terroristische dreiging vanuit de lucht.

  • 2 Voor het aanmerken van een civiel vliegtuig als een terroristische dreiging vanuit de lucht zijn de criteria van de NAVO van toepassing. Deze criteria zijn opgenomen in het Nationaal Actieplan.

  • 3 De Minister van Veiligheid en Justitie kan ook op andere gronden een civiel vliegtuig aanmerken als een terroristische dreiging vanuit de lucht.

  • 4 Van een terroristische dreiging vanuit de lucht is in ieder geval sprake indien wordt voldaan aan ten minste twee van de in het tweede lid bedoelde criteria.

Artikel 4. Alarmering van de Minister van Veiligheid en Justitie door het AOCS NM

  • 1 De Master Controller is uit hoofde van zijn taak ter zake van de bewaking van het luchtruim en onder verantwoordelijkheid van de Minister van Defensie bevoegd tot het geven van een opdracht aan de QRA:

    • a. het luchtruim te kiezen;

    • b. een civiel vliegtuig te naderen ten behoeve van de verificatie van informatie over dit vliegtuig;

    • c. het geven van (visuele) signalen aan een civiel vliegtuig.

  • 2 De Master Controller alarmeert de Minister van Veiligheid en Justitie zodra de QRA het luchtruim kiest en hij informeert hem onverwijld en voortdurend over:

    • a. de reden voor de inzet van de QRA;

    • b. alle bij de Master Controller bekende informatie over het civiele vliegtuig, waaronder de positie, het type en de vluchtgegevens;

    • c. de overeenkomstig het eerste lid verstrekte opdrachten, en

    • d. alle overige bij hem bekende relevante informatie.

  • 3 De Master Controller informeert na de alarmering van de Minister van Veiligheid en Justitie terstond de Minister van Defensie.

Artikel 5. Overgang van de verantwoordelijkheid van de Minister van Defensie naar de Minister van Veiligheid en Justitie

  • 1 Vanaf het moment dat de NAVO, de Master Controller, dan wel de Minister van Veiligheid en Justitie, overeenkomstig artikel 3, een civiel vliegtuig aanmerkt als een terroristische dreiging vanuit de lucht, is de Minister van Veiligheid en Justitie bevoegd via de Master Controller aanwijzingen te geven aan de QRA. Alsdan vindt inzet van de QRA plaats onder verantwoordelijkheid van de Minister van Veiligheid en Justitie.

  • 2 De Minister van Veiligheid en Justitie kan via de Master Controller de QRA, naast de opdrachten genoemd in artikel 4, eerste lid, met inachtneming van de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit, opdracht geven tot:

    • a. het afdwingen van een koerswijziging en/of landing van het civiele vliegtuig zonder het gebruik van geweld;

    • b. het lossen van een waarschuwingsschot;

    • c. het geven van gericht vuur.

  • 3 Op de inzet van de QRA voor de bestrijding van luchtvaartterrorisme is een specifieke geweldsinstructie van toepassing. Deze geweldsinstructie is gerubriceerd.

Artikel 6. Verslaglegging

Van iedere inzet van de QRA in geval van een terroristische dreiging vanuit de lucht wordt zowel door de Minister van Veiligheid en Justitie als door de Minister van Defensie een verslag opgemaakt ten behoeve van een gezamenlijke evaluatie. Deze verslagen zijn gerubriceerd.

Artikel 7. Vergoeding van de kosten van de bijstand

De additionele kosten van de inzet van de QRA onder verantwoordelijkheid van de Minister van Veiligheid en Justitie komen voor vergoeding in aanmerking conform de vigerende afspraken tussen de Minister van Defensie en de Minister van Veiligheid en Justitie.

Artikel 8. Slotbepaling

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 9

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bijstand bestrijding luchtvaartterrorisme.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 20 april 2005

De

Minister

van Justitie,

J.P.H. Donner