Loonbelasting/premie volksverzekeringen, fiscale beoordeling CAO Houten en Kunststoffen jachtbouw (HISWA) 2004–2006

[Regeling vervallen per 01-01-2011.]
Geraadpleegd op 18-11-2024.
Geldend van 27-06-2005 t/m 31-12-2010

Loonbelasting/premie volksverzekeringen, fiscale beoordeling CAO Houten en Kunststoffen jachtbouw (HISWA) 2004–2006

De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Inleiding

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

De Belastingdienst toetst structureel bedrijfstak-CAO’s in Nederland (‘CAO-adoptie’). Hierbij worden de fiscale gevolgen van de verschillende arbeidsvoorwaarden in een CAO in kaart gebracht. Het aantal werkgevers en werknemers dat onder de toepassing van bedrijfstak-CAO’s valt is relatief groot. Het doel van CAO-adoptie is het verbeteren van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid bij de uitvoering van de belastingwetgeving.

Beoordeling van CAO-teksten of concrete onderhandelingsresultaten kan ook op verzoek van CAO-partijen plaatsvinden. CAO-partijen kunnen hiervoor CAO-teksten of concrete onderhandelingsresultaten met een verzoek tot beoordeling in eerste instantie sturen naar: Belastingdienst Rijnmond, kantoor Rotterdam, t.a.v. dhr. J.B. van Eijk, Postbus 50961, 3007 BC Rotterdam. De uiteindelijke beoordelingen worden verspreid binnen de Belastingdienst en toegestuurd aan CAO-partijen.

In overleg met verschillende werkgeversorganisaties en instanties is besloten de fiscale beoordelingen van algemeen verbindend verklaarde CAO’s te publiceren. In het vervolg zal regelmatig worden aangegeven welke CAO’s beoordeeld zijn. De tekst van de beoordelingen zal beschikbaar zijn op de internetsite van het Ministerie van Financiën, www.minfin.nl.

Met betrekking tot de premieheffing werknemersverzekeringen merk ik in overeenstemming met de Voorzitter Raad van Bestuur Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het volgende op. Bij de beoordeling is UWV niet betrokken. Deze beoordeling geldt hierom alleen voor de premieheffing werknemersverzekeringen voorzover de beoordeling rechtstreeks verwijst naar het Handboek Loonheffing en premies werknemersverzekeringen van het desbetreffende jaar, daarmee in overeenstemming is en er geen sprake is van een expliciet, afwijkend standpunt van UWV. In het laatste geval geldt het afwijkende UWV-standpunt. Het Handboek is een gezamenlijke uitgave van de Belastingdienst en UWV.

Ik wijs erop, dat de beoordeling gelezen moet worden tegen de achtergrond van de desbetreffende CAO-tekst. De tekst van de CAO is in het algemeen op internet te vinden op www.cao.szw.nl.

De hierbij gepubliceerde beoordeling is reeds aan de CAO-partijen toegestuurd. Het kan derhalve gaan om een inmiddels geëxpireerde CAO.

Waar mogelijk beperkt de tekst van de beoordeling zich tot arbeidsvoorwaarden met mogelijk ongewenste fiscale gevolgen of in de betreffende branche belangrijke arbeidsvoorwaarden. Voor wat betreft arbeidsvoorwaarden die wel fiscale relevantie bezitten maar die geen bijzondere opmerkingen behoeven, wordt direct verwezen naar het Handboek Loonheffing en premies werknemersverzekeringen.

De beoordeling heeft uitsluitend betrekking op de algemeen verbindend verklaarde bepalingen van de CAO Houten en Kunststoffen jachtbouw (HISWA), alsmede waterrecreatie ondersteunende activiteiten 2004–2006 en heeft plaatsgevonden naar de wet- en regelgeving zoals die geldt per 1 januari 2005.

Inwerkingtreding en vervaldatum

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dagtekening van dit besluit en vervalt met ingang van 1 januari 2011. Dit besluit verliest tussentijds zijn belang wanneer de beoordeling materieel haar belang verliest. Dit vindt plaats als de CAO expireert danwel voorzover de relevante wet- en regelgeving wijzigt.

Bijlage

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Artikel 1 Definities

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Lid 6 Werkgever

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Voor het fiscale begrip inhoudingsplichtige verwijs ik naar hoofdstuk 1 van het Handboek.

Lid 7 Werknemer

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

De CAO geeft een definitie van het begrip werknemer. Voor de volledigheid merk ik op, dat de Wet LB een ruimer begrip werknemer kent. Voor het in de Wet LB gehanteerde begrip werknemer verwijs ik naar hoofdstuk 1 van het Handboek.

Voor het in de WVA gehanteerde begrip werknemer verwijs ik naar paragraaf 22.1.1 van het Handboek.

In de CAO worden de stagiaire en de vakantiewerker niet als werknemer beschouwd. Een vakantiewerker is in de zin van de Wet LB en de WVA wel werknemer. Voor een stagiaire geldt het volgende:

Als een stagiaire voor haar werkzaamheden een beloning ontvangt die niet uitsluitend bestaat uit het ontvangen van onderricht, is zij voor de toepassing van de Wet LB in dienstbetrekking (zie paragraaf 15.11 van het Handboek). Dit kan een echte dienstbetrekking zijn of een fictieve dienstbetrekking. Ik verwijs naar de paragrafen 1.1.1 en 1.1.2 van het Handboek.

Als er sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking kunnen stagebeloningen onder voorwaarden toch onbelast worden uitgekeerd. Deze voorwaarden zijn opgenomen in paragraaf 15.11 van het Handboek.

Stagiaires in echte dienstbetrekking worden voor alle afdrachtverminderingen als werknemer aangemerkt. Voor stagiaires in fictieve dienstbetrekking geldt in 2005 dat slechts de afdrachtverminderingen onderwijs en arbo non profit van toepassing kunnen zijn. Ik verwijs naar mijn opmerkingen hiervóór onder het kopje ‘Algemeen’ en naar de paragrafen 22.1.1 en 22.4.1 (punt 6) van het Handboek.

Lid 9 Schaalsalaris

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

De Wet LB kent een ruim loonbegrip: loon is al hetgeen uit een dienstbetrekking wordt genoten. Het fiscale loonbegrip is dus meer omvattend dan het schaalsalaris dat de werknemer volgens deze bepaling dient te ontvangen.

De WVA kent een gedeeltelijk afwijkend loonbegrip. Dit wordt gebruikt om de hoogte van de afdrachtvermindering te bepalen. Ik verwijs naar hoofdstuk 4 en paragraaf 22.1.3 van het Handboek.

Lid 10 Periode- of maandinkomen

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Het periode- of maandschaalsalaris, de persoonlijke toeslag en de vaste ploegendiensttoeslag behoren tot het loon voor de Wet LB en tot het WVA-loon. Voor de toepassing van de afdrachtvermindering onderwijs behoort de ploegentoeslag echter niet tot het WVA-loon (zie paragraaf 22.4.1 van het Handboek).

Artikel 3 Verplichtingen van de werkgever

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Lid 3 Veiligheid

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Lid 4 Milieu

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Volgens deze bepalingen zal de werkgever alle maatregelen gericht op veiligheid en milieu nemen welke nodig zijn in zijn onderneming.

In dit kader kan sprake zijn van verplichtingen op grond van de Arbeidsomstandighedenwet. Vergoedingen of verstrekkingen die samenhangen met verplichtingen op grond van die wet en die tevens voor de werknemer geen aanmerkelijke privé-besparing opleveren, behoren voor de toepassing van de Wet LB en de WVA niet tot het loon. In de praktijk kan er van worden uitgegaan, dat van een aanmerkelijk privé-voordeel in ieder geval sprake is, als de privé-uitgaven van de werknemers op jaarbasis € 454 minder zullen zijn dan de privé-uitgaven van met hem vergelijkbare werknemers. Ik verwijs naar paragraaf 17.4 van het Handboek.

Lid 5 Jaaropgave verdiend inkomen

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

In deze bepaling wordt aangegeven, dat de werkgever verplicht is de werknemer jaarlijks een opgave te verstrekken van het door hem verdiende salaris en de daarop ingehouden premies en loonbelasting.

Op de jaaropgave moeten bepaalde gegevens staan vermeld. Ik verwijs naar hoofdstuk 12 van het Handboek.

Lid 8 Periodiek Arbeidsgezondheidskundig Onderzoek (PAGO)

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Op grond van deze bepaling heeft de werknemer van 55 jaar en ouder het recht om eenmaal per 3 jaar op kosten van de werkgever een Periodiek Arbeidsgezondheidskundig Onderzoek te ondergaan.

Vergoedingen of verstrekkingen die samenhangen met verplichtingen op grond van de Arbeidsomstandighedenwet en die tevens voor de werknemer geen aanmerkelijke privé-besparing opleveren, behoren voor de toepassing van de Wet LB en de WVA niet tot het loon. Een dergelijk onderzoek houdt geen aanmerkelijke privé-besparing voor de werknemer in. Ik verwijs naar paragraaf 17.4 van het Handboek.

Lid 9 Deeltijd

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Voor de afdrachtverminderingen lage lonen, langdurig werklozen en onderwijs wordt onder voltijds verstaan: een contractuele arbeidsduur van 36 of meer uren per week. Voor deze afdrachtverminderingen is sprake van een deeltijder als er geen overeengekomen arbeidsduur is, dan wel een overeengekomen arbeidsduur van minder dan 36 uren per week. Voor deeltijders waarvoor recht op afdrachtvermindering bestaat, geldt dat het toetsloon en het bedrag van de afdrachtvermindering naar evenredigheid moeten worden herrekend. Ik verwijs naar paragraaf 22.1.4 van het Handboek. Ten aanzien van de afdrachtvermindering onderwijs verwijs ik tevens naar mijn opmerkingen hiervóór onder het kopje ‘Algemeen’.

Lid 10 Scholing

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Vergoedingen of verstrekkingen in verband met een studie of een opleiding die een werknemer volgt, behoren, voorzover er werkelijk sprake is van beroeps- of studiekosten, niet tot het loon voor de Wet LB. Voor meer informatie over de vergoeding van beroeps- en studiekosten verwijs ik naar de paragrafen 17.11 en 17.44 van het Handboek.

Een vergoeding voor reizen is vrijgesteld, als de vergoeding niet uitgaat boven de werkelijk gemaakte kosten. Voor vergoeding van binnenlandse reizen in verband met een opleiding of studie met het oog op verwerven van inkomen uit werk en woning geldt, dat de vergoeding van de werkelijke kosten gemaximeerd is tot € 0,18 per kilometer. Ik verwijs naar paragraaf 7.1.10 van het Handboek voor administratieve verplichtingen ten aanzien van reiskostenvergoedingen. Het tijdens de studie doorbetaalde salaris of de vergoeding van het uurloon behoort tot het loon voor de Wet LB en tot het WVA-loon.

Artikel 5 Aanstelling en ontslag

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

In deze bepaling zijn afspraken over het aangaan en het beëindigen van een arbeidsovereenkomst opgenomen.

De werkgever heeft de verplichting om vóór de aanvang van de werkzaamheden de identiteit van de werknemer vast te stellen. Dit dient te gebeuren aan de hand van een geldig en origineel identiteitsbewijs. Als de werkgever de identiteit niet op de voorgeschreven wijze heeft vastgesteld, moet bij de inhouding van loonheffing het anoniementarief worden toegepast. Ik verwijs naar paragraaf 2.1 van het Handboek.

Ook moet aan de werknemer een loonbelastingverklaring worden uitgereikt. Ik verwijs naar paragraaf 2.2 van het Handboek.

Voor de volledigheid wijs ik ook op de bewaarplicht en de bewaartermijnen zoals die gelden ten aanzien van de loonadministratie in het algemeen en de loonbelastingverklaringen en de kopieën van identiteitsbewijzen in het bijzonder. Ik verwijs naar paragraaf 3.4 van het Handboek.

Artikel 6 Arbeidsduur en dienstrooster

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Lid 1

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

In onderdeel a van deze bepaling is aangegeven, dat de gemiddelde werkweek 38 uur op jaarbasis bedraagt.

Voor de afdrachtverminderingen lage lonen, langdurig werklozen en onderwijs wordt onder voltijdswerknemer verstaan: een werknemer met een contractuele arbeidsduur van 36 of meer uren per week. Voor de genoemde afdrachtverminderingen geldt, dat, uitsluitend als sprake is van een voltijdswerknemer, het toetsloon en de afdrachtverminderingen niet naar evenredigheid hoeven te worden herrekend. Hiervoor verwijs ik naar paragraaf 22.1.4 van het Handboek. Ten aanzien van de afdrachtvermindering onderwijs verwijs ik tevens naar mijn opmerkingen hiervóór onder het kopje ‘Algemeen’.

Lid 5

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

In onderdeel a van deze bepaling zijn de arbeidsuren per werkweek opgenomen voor werknemers in de leeftijdsklasse van 60 tot 65 jaar.

Voor de afdrachtverminderingen lage lonen, langdurig werklozen en onderwijs wordt onder voltijdswerknemer verstaan: een werknemer met een contractuele arbeidsduur van 36 of meer uren per week. Voor deeltijders waarvoor recht op afdrachtvermindering bestaat, geldt, dat het toetsloon en de afdrachtverminderingen naar evenredigheid moeten worden herrekend. Hiervoor verwijs ik naar paragraaf 22.1.4 van het Handboek en tevens naar mijn opmerkingen hiervóór onder het kopje ‘Algemeen’.

In onderdeel b van deze bepaling is aangegeven, dat werknemers van 60 jaar en ouder de keuze krijgen om de beschikbare arbeidsduurverkorting op de huidige wijze in te zetten voor een kortere werkweek of op te sparen en op te nemen voorafgaand aan de uittredingsleeftijd.

Voor de fiscale behandeling van het sparen van arbeidsuren voor verlof verwijs ik naar de fiscale aspecten bij artikel 13, lid 15 van deze CAO.

Lid 6

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Deze bepaling regelt de aanspraak op twee roostervrije dagen per jaar.

De aanspraak op de twee roostervrije dagen behoort als zodanig niet tot het loon, voorzover de aanspraak aan het eind van het kalenderjaar, samen met aanspraken op vakantie- en compensatieverlof, niet meer bedraagt dan de arbeidsduur per week, gerekend over een periode van 50 weken. Ik verwijs hiervoor naar paragraaf 17.49 van het Handboek. De doorbetaling tijdens de opname van de roostervrije dagen behoort (dan wel) tot het loon voor de Wet LB en tot het WVA-loon.

Lid 7

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

In onderdeel b van deze bepaling is geregeld, dat de werkgever voor de werknemer die door aanpassing van de arbeidsovereenkomst pensioenopbouw mist, de jaarpremie van maximaal 50% van het gemiste deel afdraagt.

Ik verwijs voor de fiscale behandeling van pensioenaanspraken en pensioenregelingen naar de paragrafen 17.2.2 en 17.31 van het Handboek.

Artikel 7 Functiegroepen en salarisschalen

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Lid 2

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

De in deze bepaling onder verwijzing naar bijlage IV van de CAO bedoelde (schaal)salarissen behoren tot het loon voor de Wet LB en tevens tot het WVA-loon.

In bijlage IV is tevens een eenmalige resultaatafhankelijke uitkering opgenomen. Afhankelijk van de meldingsfrequentie van het ziekteverzuim ontvangen de werknemers in april 2005 een uitkering van € 200.

Als deze uitkering plaatsvindt, behoort zij tot het loon voor de Wet LB. De tabellen voor bijzondere beloning mogen worden toegepast. Als deze tabellen tot een lagere inhouding leiden, is hun toepassing verplicht. Hiervoor verwijs ik naar paragraaf 6.3.5 van het Handboek.

Voor de WVA behoort deze eenmalige uitkering niet tot het WVA-loon. Ik verwijs naar paragraaf 22.1.3 van het Handboek.

Lid 5

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

In deze bepaling is opgenomen, dat de salarissen gelden per volle periode van 4 weken of per maand.

Afhankelijk van de gekozen loontijdvakken gelden voor de bepaling van de loonheffing verschillende tijdvaktabellen (zie paragraaf 6.3.3 en 6.3.4 van het Handboek). In deze CAO dient derhalve in beginsel uitgegaan te worden van de vierweken- dan wel de maandtabel.

Lid 6

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

In deze bepaling is aangegeven, dat bij beëindiging van het dienstverband verrekening plaatsvindt van te veel of te weinig genoten salaris.

De op grond van deze bepaling uitbetaalde vergoeding wegens te weinig genoten salaris behoort tot het loon. De tabellen voor bijzondere beloning mogen worden toegepast. Als deze tabellen tot een lagere inhouding leiden, is hun toepassing verplicht. Hiervoor verwijs ik naar paragraaf 6.3.5 van het Handboek.

De op grond van deze bepaling uitbetaalde vergoeding wegens te weinig genoten salaris behoort niet tot het WVA-loon. Hiervoor verwijs ik naar paragraaf 22.1.3 van het Handboek.

Lid 7

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

In deze bepaling is opgenomen, dat verrekening van te veel genoten salaris plaats kan vinden door korting op de op het moment van beëindiging van het dienstverband nog openstaande vakantiedagen, -diensten, c.q. -uren en/of op de op dat moment opgebouwde vakantietoeslag.

Het door de werkgever verrekenen van teveel genoten salaris door korting op openstaande vakantiedagen, -diensten, c.q. -uren en/of op de op dat moment opgebouwde vakantietoeslag heeft geen invloed op het loon voor de Wet LB en het WVA-loon. Als verrekening in geld plaatsvindt van te veel genoten salaris is voor de toepassing van de Wet LB sprake van negatief loon. Hiervoor verwijs ik naar paragraaf 4.9 van het Handboek.

Een verrekening in geld verlaagt het WVA-loon niet. Hiervoor verwijs ik naar paragraaf 22.1.3 van het Handboek.

Artikel 8 Toepassing van de salarisschalen

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Lid 2.a

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

De verhogingen die elk jaar worden toegekend aan de in dienst zijnde functievolwassen werknemers behoren tot het loon voor de Wet LB en tot het WVA-loon.

Lid 2.b

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

De leeftijdsverhogingen die jeugdige werknemers ontvangen, behoren tot het loon voor de Wet LB en tot het WVA-loon.

Lid 4

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

In onderdeel 4.b.2 is aangegeven, dat in de situatie dat het maximum schaalsalaris van de lagere schaal voor de terugplaatsingmaatregel niet toereikend is, het ontbrekende bedrag omgezet wordt in een persoonlijke toeslag.

De persoonlijke toeslag behoort tot het loon voor de Wet LB en tot het WVA-loon.

Artikel 10 Toeslagen, vergoedingen en spaarloon

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Lid 1 Overwerk

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Bij overuren ontvangen de werknemers afhankelijk van het aantal gewerkte overuren een toeslag op het loon.

De vergoeding van het reguliere uurloon met daarbij de toeslag voor overwerk behoort tot het loon voor de Wet LB. Als sprake is van overwerkloon in de betekenis van een beloning voor arbeid welke wordt verricht gedurende de tijd die uitgaat boven de voor de werknemer geldende normale arbeidsduur, mogen de tabellen voor bijzondere beloningen worden toegepast. Hiervoor verwijs ik naar paragraaf 6.3.5 van het Handboek.

Voor de WVA geldt als hoofdregel, dat overwerkloon niet tot het WVA-loon behoort. Alleen in de gevallen dat de deeltijdfactor wordt toegepast mag ook worden uitgegaan van het werkelijke aantal uren waarover het loon verschuldigd is in plaats van het contractueel vastgelegde aantal uren. Als voorwaarde geldt echter wel, dat sprake moet zijn van structureel overwerk. In dat geval moet vooraf (voor de periode van een kalenderjaar) worden vastgelegd, dat er gebruik wordt gemaakt van deze mogelijkheid en voor welke categorie werknemers. Als de deeltijdfactor wordt vastgesteld aan de hand van het aantal uren waarover het loon verschuldigd is, behoort het overwerkloon tot het WVA-loon dat getoetst wordt aan het toetsloon. Ik verwijs naar paragraaf 22.1.4 van het Handboek.

In onderdeel c is opgenomen, dat overwerk in principe gecompenseerd wordt in vrije tijd.

Als overwerkloon in vrije tijd wordt gecompenseerd, ontstaat een aanspraak op compensatieverlof. Aanspraken op compensatieverlof behoren als zodanig niet tot het loon, voorzover zij aan het eind van het kalenderjaar, samen met aanspraken op vakantieverlof, niet meer bedragen dan de arbeidsduur per week, gerekend over een periode van 50 weken. Hiervoor verwijs ik naar paragraaf 17.49.1 van het Handboek. De doorbetaling tijdens de opname van het compensatieverlof behoort (dan wel) tot het loon voor de Wet LB en tot het WVA-loon.

Lid 2 Werken op karwei

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Werknemers die werken op karwei kunnen in aanmerking komen voor een vergoeding voor de tijd die nodig is voor het gaan en terugkeren van het karwei.

Een eventuele vergoeding voor reistijd behoort tot het loon voor de Wet LB en tevens tot het WVA-loon. Omdat reistijd niet tot de arbeidstijd behoort, kan (de vergoeding voor) reistijd niet als overwerk(loon) worden beschouwd.

In onderdeel b is opgenomen, dat de reis- en verblijfkosten door de werkgever worden betaald.

Sinds 1 januari 2004 is de – fiscale – reiskostenregeling voor regelmatig woon-werkverkeer afgeschaft. Woon-werkverkeer wordt vanaf die datum als zakelijk verkeer aangemerkt. Tegelijkertijd is de maximale onbelaste vergoeding van zakelijke kilometers vastgesteld op € 0,18 per kilometer, ongeacht het vervoermiddel. Dit betekent dat werkgevers vanaf 2004 elke zakelijke kilometer, dus ook elke kilometer voor woon-werkverkeer, met maximaal € 0,18 onbelast kunnen vergoeden. In hoofdstuk 18 van het Handboek wordt de wet- en regelgeving met betrekking tot reiskosten uitgebreid behandeld. Als met openbaar vervoer wordt gereisd, gelden bijzondere regels. Ik verwijs hiervoor naar paragraaf 18.1 van het Handboek. In paragraaf 18.2 van het Handboek wordt, onder meer aan de hand van schema’s, ingegaan op reizen anders dan met openbaar vervoer. In paragraaf 18.3 wordt behandeld, dat, indien en voorzover sprake is van vervoer vanwege de werkgever, er geen mogelijkheid is om reiskosten onbelast te vergoeden. In de paragrafen 18.4 tot en met 18.5 worden respectievelijk de reiskosten voor periodiek gezinsbezoek, vaste reiskostenvergoedingen en het verstrekken en vergoeden van parkeergelegenheid behandeld. Ik verwijs tevens naar paragraaf 7.1.10 van het Handboek voor de administratieve verplichtingen ten aanzien van reiskostenvergoedingen.

Een verblijfkostenvergoeding is onbelast als de vergoeding is gebaseerd op de werkelijk gemaakte kosten en deze kosten zijn opgeroepen door de dienstbetrekking. Ik verwijs naar paragraaf 4.4 van het Handboek.

Lid 3 Vergoeding, verzekering, toeslagen

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Volgens onderdeel a van deze bepaling zullen werkgevers aan de werknemers, voorzover zij het voor hun werk nodige gereedschap niet verstrekken, een tegemoetkoming van € 9,75 per periode of € 10,28 per maand in de kosten van aanschaffing en onderhoud van gereedschap verlenen. Daarbij is tevens bepaald dat deze vergoeding netto wordt verstrekt als dit fiscaal is toegestaan.

De verstrekking van gereedschap kan, voorzover het om zakelijk gebruik gaat, onbelast plaatsvinden. Indien en voorzover gereedschap wordt verstrekt, is een onbelaste vergoeding voor dergelijke kosten uiteraard niet mogelijk. Ik verwijs naar de paragrafen 4.3, 4.4 en 17.3 van het Handboek.

Een vergoeding voor (onderhoud van) gereedschap kan onbelast plaatsvinden voorzover die vergoeding is afgestemd op het gebruik ten behoeve van de dienstbetrekking. Voor de vaste CAO normbedragen geldt, dat deze vergoedingen slechts vrije vergoedingen zijn, als de werkgever óók aannemelijk kan maken dat de werknemer daadwerkelijk die kosten heeft gemaakt. Of er sprake is van een volledig vrije vergoeding heb ik niet beoordeeld. Ik verwijs naar de paragrafen 4.3, 4.4 en 17.3 van het Handboek.

Volgens onderdeel c van deze bepaling is de werkgever verplicht de eigen gereedschappen en/of werkkleding van de werknemer, voorzover deze in de onderneming voor de werknemer opgedragen werkzaamheden worden gebruikt en voorkomen op de door de werknemer ingediende en bij de werkgever berustende inventaris, ten name van de werknemer voor maximaal € 1.134,45 tegen brandschade en diefstal te verzekeren.

Een vergoeding voor schade aan of verlies van persoonlijke zaken van de werknemer behoort niet tot het loon voor de Wet LB, als de schade of het verlies is ontstaan door een bijzondere gebeurtenis die samenhangt met de dienstbetrekking. Ik verwijs hiervoor naar paragraaf 17.41 van het Handboek.

Volgens onderdeel d van deze bepaling worden de werkelijk gemaakte kosten door de werkgever vergoed in de situatie dat de werknemer gebruik maakt van zijn privé-vervoermiddel bij opgedragen karweiwerkzaamheden.

Voor de vergoeding van reiskosten verwijs ik naar hetgeen ik hiervóór heb opgenomen bij artikel 10, lid 2 Werken op karwei.

Als tijdens zo’n rit schade aan de auto ontstaat, kan voor deze schade geen belastingvrije vergoeding worden gegeven, tenzij deze valt binnen het vrij te vergoeden bedrag voor autokosten van € 0,18 per kilometer. Zie hiervoor paragraaf 18.2.3 van het Handboek.

Volgens onderdeel e van deze bepaling wordt op verzoek van iedere werknemer die in de werkplaats of op de werf in of aan schepen werkzaamheden verricht door de werkgever werkkleding verschaft. De werkgever verstrekt schoenen aan werknemers die polyester verwerken.

Volgens onderdeel f verstrekt de werkgever, zo dit noodzakelijk is, regenkleding, waaronder regenlaarzen. Deze kleding blijft eigendom van de werkgever.

De vergoeding of verstrekking van kleding behoort tot het loon voor de Wet LB, tenzij er sprake is van werkkleding. Kleding wordt slechts als werkkleding aangemerkt als zij:

  • a. uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt is om tijdens de vervulling van de dienstbetrekking te worden gedragen;

  • b. is voorzien van een of meer duidelijk zichtbare, aan de inhoudingsplichtige gebonden beeldmerken met een oppervlakte van samen ten minste 70 cm2.

Door de werkgever ter beschikking gestelde kleding die niet aan deze voorwaarden voldoet, is onbelast zolang deze kleding aantoonbaar op de werkplek blijft. Ik verwijs naar paragraaf 17.52 van het Handboek.

In alle overige gevallen moet de vergoeding of de waarde van de door de werkgever verstrekte of ter beschikking gestelde kleding tot het loon worden gerekend. Voor de waardering ervan verwijs ik naar paragraaf 4.3 van het Handboek.

Voor de onderhoudskosten van kleding geldt, dat, als er sprake is van werkkleding in fiscale zin, het onderhoud belastingvrij mag worden vergoed of verstrekt. Is geen sprake van werkkleding, dan behoort de vergoeding van onderhoudskosten en/of de waarde van de verstrekking tot het loon te worden gerekend.

Voor de WVA geldt, dat, indien en voorzover terzake van kleding sprake is van loon voor de Wet LB, tevens sprake is van WVA-loon, tenzij de betreffende vergoeding of verstrekking in de regel slechts eenmaal of eenmaal per jaar wordt toegekend. Ik verwijs hiervoor naar paragraaf 22.1.4 van het Handboek.

Voor schoenen en laarzen geldt hetzelfde als hiervoor over kleding is opgemerkt.

Volgens onderdeel g van deze bepaling ontvangt de werknemer die in het bezit is van een EHBO-diploma voor het behoud van dat diploma een onkostenvergoeding van € 9,75 per periode of € 10,55 per maand.

Cursus- en examenkosten voor het behalen van een EHBO-diploma en kosten gemaakt voor bijscholing kunnen onder de volgende voorwaarden onbelast worden vergoed:

  • 1. De werkgever heeft een ARBO-plan.

  • 2. Dat de werkgever een EHBO-diploma behaalt maakt in redelijkheid deel uit van dat ARBO-plan.

  • 3. De werknemer is geen eigen bijdrage verschuldigd.

  • 4. Er is geen sprake van een aanmerkelijke privé-besparing voor de werknemer.

Het vorenstaande geldt eveneens voor de vergoeding van kosten van bijscholing in verband met het EHBO-diploma of herhalingscursussen.. Een vergoeding voor het in bezit hebben of (be)houden van een EHBO diploma als zodanig is niet vrijgesteld en behoort, evenals een toeslag voor andere specifieke deskundigheden, tot het loon voor de Wet LB en tot het WVA-loon. Ik verwijs naar de paragrafen 4.4 en 17.4 van het Handboek.

Volgens onderdeel h van deze bepaling heeft de werkgever de verplichting voor alle werknemers een ongevallenverzekering af te sluiten. De werknemer heeft recht op een uitkering ingeval van volledige dan wel gedeeltelijke blijvende invaliditeit of overlijden als gevolg van een ongeval dat de werknemer in of buiten arbeidstijd overkomt.

Een aanspraak op een uitkering bij overlijden of invaliditeit als gevolg van een ongeval behoort als zodanig niet tot het loon voor de Wet LB of tot het WVA-loon. De uitkering zelve behoort wel tot het loon voor de Wet LB. Mogelijk kan de uitkering als een vrijgestelde diensttijd- of overlijdensuitkering worden opgevat. Ik verwijs naar paragraaf 17.15.1 van het Handboek. De werkgever dient eventueel verschuldigde loonheffing in te houden en af te dragen, waarbij mogelijk de tabel bijzondere beloningen moet worden toegepast. Mogelijk is terzake van de uitkering sprake van loon uit vroegere dienstbetrekking en/of van loon van nabestaanden. Ik verwijs hiervoor naar de paragrafen 4.1.2 en 6.3.2 van het Handboek.

Indien en voorzover voor de Wet LB sprake is van loon uit tegenwoordige dienstbetrekking en de uitkering tevens niet eenmalig of eenmaal per jaar wordt verstrekt, behoort zij tot het WVA-loon. Ik verwijs naar paragraaf 22.1.3 van het Handboek.

Lid 4 Ploegendienst

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

De ploegentoeslag behoort tot het loon voor de Wet LB en tot het WVA-loon. Voor de toepassing van de afdrachtvermindering onderwijs behoort de ploegentoeslag echter niet tot het WVA-loon (zie paragraaf 22.4.1 van het Handboek).

Lid 5 Meerwerktoeslag deeltijdwerkers

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Deeltijdwerkers die meer uren werken dan het voor hun geldende dienstrooster aangeeft, maar niet het aantal uren behorend bij een voltijddienstverband overschrijden, ontvangen een meerwerktoeslag.

Deze toeslag behoort tot het loon voor de Wet LB.

Als sprake is van overwerkloon in de betekenis van een beloning ter zake van arbeid welke wordt verricht gedurende de tijd die uitgaat boven de voor de werknemer geldende normale arbeidsduur, mogen de tabellen voor bijzondere beloningen worden toegepast. Hiervoor verwijs ik naar paragraaf 6.3.5 van het Handboek.

Voor de WVA geldt als hoofdregel, dat overwerkloon niet tot het WVA-loon behoort. Alleen in de gevallen dat de deeltijdfactor wordt toegepast mag ook worden uitgegaan van het werkelijk aantal uren waarover het loon verschuldigd is in plaats van het contractueel vastgelegde aantal uren. Als voorwaarde geldt echter wel dat sprake moet zijn van structureel overwerk. In dat geval moet vooraf (voor de periode van een kalenderjaar) worden vastgelegd, dat er gebruik wordt gemaakt van deze mogelijkheid en voor welke categorie werknemers. Als de deeltijdfactor wordt vastgesteld aan de hand van het aantal uren waarover het loon verschuldigd is, behoort het overwerkloon tot het WVA-loon dat getoetst wordt aan het toetsloon. Ik verwijs naar paragraaf 22.1.4 van het Handboek.

Lid 6 Toeslag verschoven werkweek

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Deze toeslag behoort tot het loon voor de Wet LB en tot het WVA-loon.

Lid 7 Toeslag leermeesters

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

De toeslag die erkende leermeesters ontvangen, behoort tot het loon voor de Wet LB en tot het WVA-loon.

Lid 8 Spaarloon

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

De CAO biedt de mogelijkheid tot deelname aan een spaarloonregeling. Voor een toelichting op fiscale bepalingen van een spaarloonregeling verwijs ik naar paragraaf 19.1 van het Handboek. Over het spaarloon is eindheffing verschuldigd. Hiervoor verwijs ik naar paragraaf 21.6 van het Handboek.

Lid 9 Reiskosten woon-werkverkeer

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Voor de vergoeding van reiskosten woon-werkverkeer verwijs ik naar de fiscale aspecten bij artikel 10, lid 2 van de CAO.

Artikel 11 Feestdagen

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Op een aantal feestdagen wordt niet gewerkt met behoud van het periode- of maandinkomen.

Aanspraken op verlof tijdens feestdagen zijn vrijgesteld. Zie paragraaf 17.49.3 van het Handboek. Doorbetaald loon op feestdagen is loon voor de Wet LB en ook WVA-loon.

Vanaf 2004 mag eenmaal per jaar bij een algemeen erkende feestdag of Sint-Nicolaas een geschenk in natura van maximaal € 35 worden verstrekt tegen een eindheffingstarief van 15%. Hiervoor verwijs ik naar de paragrafen 17.17 en 21.7 van het Handboek.

Artikel 12 Kort verzuim

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Leden 1 tot en met 3

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Volgens deze bepalingen wordt loon doorbetaald wanneer de werknemer in aanmerking komt voor verlof op een dag dat normaal gesproken arbeid wordt verricht.

Voor de toepassing van de Wet LB en de WVA behoren aanspraken op geclausuleerd verlof niet tot het loon. Buitengewoon verlof wordt als geclausuleerd verlof aangemerkt. Het doorbetaalde loon tijdens dergelijk verlof behoort wel tot het loon voor de wet LB en het WVA-loon. Hiervoor verwijs ik naar paragraaf 17.49.2 van het Handboek.

Volgens het tweede lid, onderdeel d worden de reiskosten voor het bezoek aan de Arbo-dienst, periodiek geneeskundig onderzoek of medische keuring door de werkgever vergoed.

Er kan sprake zijn van verplichtingen op grond van de Arbeidsomstandighedenwet. Vergoedingen of verstrekkingen die samenhangen met verplichtingen op grond van die wet en die tevens voor de werknemer geen aanmerkelijke privé-besparing opleveren, behoren voor de toepassing van de Wet LB en de WVA niet tot het loon. In de praktijk kan er van worden uitgegaan, dat van een aanmerkelijk privé-voordeel in ieder geval sprake is, als de privé-uitgaven van de werknemer op jaarbasis € 454 minder zullen zijn dan de privé-uitgaven van met hem vergelijkbare werknemers. Hiervoor verwijs ik naar paragraaf 17.4 van het Handboek.

Voor de vergoeding van reiskosten verwijs ik naar de fiscale aspecten bij artikel 10, lid 2 van de CAO.

Lid 4

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Voor de toepassing van de Wet LB en de WVA behoren aanspraken op geclausuleerd verlof niet tot het loon. Verlof voor rouwverwerking wordt als geclausuleerd verlof aangemerkt. Het doorbetaalde loon tijdens dergelijk verlof behoort wel tot het loon voor de Wet LB en tot het WVA-loon. Hiervoor verwijs ik naar paragraaf 17.49.2 van het Handboek.

Lid 5

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Hierin is aangegeven wat onder partner moet worden verstaan: de wettelijke echtgeno(o)t(e) of de geregistreerde partner of de partner met wie de werknemer duurzaam samenleeft op eenzelfde adres.

Fiscaal kan een ander partnerbegrip van toepassing zijn. Hiervoor verwijs ik naar paragraaf 17.15.1 van het Handboek.

Lid 6 Onbetaald palliatief verlof

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Aanspraken op palliatief verlof behoren niet tot het loon. In deze CAO is opgenomen, dat de werknemer in deze situatie onbetaald verlof krijgt.

Als de werknemer op basis van de arbeidsovereenkomst recht heeft op onbetaald verlof, dan heeft dat invloed op het WVA-loon. Op de dagen dat onbetaald verlof genoten wordt, krijgt hij geen loon, waardoor het WVA-loon daalt. De uren onbetaald verlof hebben echter geen invloed op de overeengekomen arbeidsduur.

Artikel 13 Vakantie

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Lid 2

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

In deze bepaling is aangegeven hoeveel vakantiedagen of -diensten c.q. vakantie-uren een werknemer per volledig vakantiejaar of dienstverband ontvangt.

Aanspraken op vakantieverlof behoren als zodanig niet tot het loon, voorzover zij aan het eind van het kalenderjaar, samen met aanspraken op compensatieverlof, niet meer bedragen dan de arbeidsduur per week, gerekend over een periode van 50 weken. Ik verwijs naar paragraaf 17.49.1 van het Handboek. De doorbetaling tijdens vakantiedagen behoort (dan wel) tot het loon voor de Wet LB en tot het WVA-loon.

Lid 13

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Volgens deze bepaling heeft de werknemer wiens dienstverband is/wordt beëindigd aanspraak op een uitkering in geld van de nog niet opgenomen vakantie-uren.

Een vergoeding wegens te weinig genoten vakantiedagen behoort tot het loon voor de Wet LB. De tabellen voor bijzondere beloningen mogen worden toegepast, tenzij deze tabellen tot een lagere inhouding leiden of als uitsluitend premie volksverzekeringen op het loon wordt ingehouden. In die situatie is de toepassing van de bijzondere tabellen verplicht. Hiervoor verwijs ik naar paragraaf 6.3.5 van het Handboek.

Een eenmalige vergoeding wegens te weinig genoten vakantiedagen behoort niet tot het WVA-loon. Hiervoor verwijs ik naar paragraaf 22.1.3 van het Handboek.

Lid 15

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Deze bepaling geeft de werknemer de mogelijkheid in overleg met de werkgever maximaal 4 bovenwettelijke vakantiedagen te verkopen of maximaal 6 vakantiedagen bij te kopen. Als de werknemer dagen verkoopt, kan hij voor dit bedrag een extra pensioenstorting doen of kiezen voor een uitkering ineens.

Als de werknemer dagen verkoopt en kiest voor een uitkering ineens, dan vormt deze uitkering loon voor de Wet LB. De tabellen voor bijzondere beloning mogen worden toegepast. Als deze tabellen tot een lagere inhouding leiden is hun toepassing verplicht. Hiervoor verwijs ik naar paragraaf 6.3.5 van het Handboek. Deze uitkering behoort niet tot het WVA-loon. Hiervoor verwijs ik naar paragraaf 22.1.3 van het Handboek.

Onder bepaalde voorwaarden is geen loonheffing verschuldigd over op het loon ingehouden eigen bijdragen van de werknemer in een pensioenregeling. Voor een toelichting op de fiscale bepalingen van een pensioenregeling verwijs ik naar paragraaf 17.31 van het Handboek.

Deze bepaling geeft de werknemer eveneens de mogelijkheid om in overleg met de werkgever bovenwettelijke vakantiedagen en de eventueel bij te kopen dagen te sparen voor langdurig verlof. Het sparen geschiedt in tijd.

Een collectieve verlofspaarregeling moet aan bepaalde voorwaarden voldoen. Hiervoor verwijs ik naar paragraaf 19.2 van het Handboek. In paragraaf 17.49 van het Handboek zijn de fiscale regels opgenomen voor individueel tijdsparen .

Artikel 14 Vakantietoeslag

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

De vakantietoeslag behoort tot het loon voor de Wet LB. De tabellen voor bijzondere beloningen mogen worden toegepast, tenzij deze tabellen tot een lagere inhouding leiden of als uitsluitend premie volksverzekeringen op het loon wordt ingehouden. In die situaties is de toepassing van de bijzondere tabellen verplicht. Hiervoor verwijs ik naar paragraaf 6.3.5 van het Handboek.

De vakantietoeslag welke eenmaal per jaar wordt toegekend, behoort voor de WVA niet tot het WVA-loon. Hiervoor verwijs ik naar paragraaf 22.1.3 van het Handboek.

Artikel 15 Arbeidsongeschiktheid

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Lid 1 onderdeel A, Loondoorbetaling en aanvulling bij ziekte waarbij eerste ziektedag voor 1 januari 2004 ligt

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Letter a Wettelijke loondoorbetaling

Letter b Aanvulling wettelijke loondoorbetaling

De wettelijke doorbetaling van het salaris bij arbeidsongeschiktheid (lid 1, A, onderdeel a) en de aanvulling op de wettelijke doorbetaling van het salaris respectievelijk de wettelijke uitkering tot 100% van het netto periode-(maand)-inkomen (lid 1, A, onderdeel b) behoren tot het loon voor de Wet LB en de WVA. Hiervoor verwijs ik naar de paragrafen 4.1.2, 6.3.1 en 22.1.3 van het Handboek.

In dit artikellid staat opgenomen, dat bij de tweede en volgende ziekmelding van een werknemer binnen één kalenderjaar, de eerste dag als wachtdag geldt.

Als de werknemer bij ziekte een wachtdag heeft, dan heeft dat invloed op het WVA-loon. Een wachtdag wil zeggen, dat deze dag geen loon wordt uitbetaald. Die dag behoort wel tot de contractueel overeengekomen arbeidsduur en blijft daartoe ook behoren.

Lid 1, A, letter c Aanvulling WAO-uitkering bij volledige arbeidsongeschiktheid

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Na de in lid b bedoelde wachttijd c.q. ziekteperiode zal bij volledige arbeidsongeschiktheid de WAO-uitkering gedurende maximaal 52 weken worden aangevuld tot 100% van het netto periode (maand)-inkomen.

De doorbetaling van het salaris bij volledige arbeidsongeschiktheid en de aanvulling op de WAO-uitkering behoren tot het loon uit vroegere dienstbetrekking. Hiervoor verwijs ik naar de paragrafen 1.1.3, 4.1.2, 4.2.2 en 6.10 van het Handboek. Op deze doorbetaling en aanvulling is onder voorwaarden de witte tabel van toepassing. Ik verwijs naar paragraaf 6.3.1 van het Handboek.

Loon uit vroegere dienstbetrekking komt niet in aanmerking voor een afdrachtvermindering. Hiervoor verwijs ik naar de paragrafen 22.1.1 en 22.1.3 van het Handboek.

Lid 1, A, letter d Aanvulling WAO-uitkering bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en werken

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Volgens dit artikel vult de werkgever, bij de werknemer die wegens ziekte ongeschikt is tot het verrichten van arbeid, bij samenloop van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO en restcapaciteit die bij de werkgever wordt ingezet, gedurende maximaal een jaar de som van de WAO-uitkering en het maandinkomen, aan tot het netto periode-(maand)-inkomen.

Het salaris dat betrekking heeft op de restcapaciteit en de aanvulling op de WAO-uitkering behoren tot het loon uit tegenwoordige respectievelijk vroegere dienstbetrekking. Hiervoor verwijs ik naar de paragrafen 1.1.3, 4.1.2, 4.2.2 en 6.10 van het Handboek. Op deze aanvulling is de witte tabel van toepassing. Zie het Handboek, paragraaf 6.3.1.

Uitsluitend het salaris dat betrekking heeft op de restcapaciteit behoort tot het WVA-loon. Als de arbeidsduur van de werknemer door de gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid minder dan 36 uur per week gaat bedragen, is de werknemer niet langer voltijdswerknemer. Voor sommige afdrachtverminderingen moeten het toetsloon en de afdrachtverminderingen met een deeltijdfactor worden herberekend. Hiervoor verwijs ik naar paragraaf 22.1.4 van het Handboek. Terzake van de aanvulling op de WAO-uitkering is sprake van loon uit vroegere dienstbetrekking en bestaat geen recht op een afdrachtvermindering. Hiervoor verwijs ik naar de paragrafen 22.1.1 en 22.1.3 van het Handboek.

Lid 1, A, letter e Aanvulling WAO-uitkering bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en werkloosheid

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

De werkgever verstrekt de werknemer die wegens ziekte ongeschikt is tot het verrichten van arbeid bij samenloop van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO en restcapaciteit die niet in passende arbeid kan worden omgezet bij de werkgever (waarvoor de werknemer een WAO-uitkering en een WW-uitkering of een reïntegratie-uitkering ontvangt), gedurende maximaal 52 weken een aanvulling op deze uitkeringen tot 100% van het netto periode-(maand)-inkomen.

De aanvulling op de uitkeringen behoort tot het loon uit vroegere dienstbetrekking. Hiervoor verwijs ik naar de paragrafen 1.1.3, 4.1.2, 4.2.2 en 6.10 van het Handboek.

Loon uit vroegere dienstbetrekking komt niet in aanmerking voor een afdrachtvermindering. Hiervoor verwijs ik naar de paragrafen 22.1.1 en 22.1.3 van het Handboek.

Lid 1, onderdeel B Loondoorbetaling en aanvulling bij ziekte waarbij eerste ziektedag ligt op of na 1 januari 2004

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Letter a Wettelijke loondoorbetaling eerste periode van 52 weken

Letter b Aanvulling wettelijke loondoorbetaling eerste periode van 52 weken

De wettelijke doorbetaling van het salaris bij arbeidsongeschiktheid (lid 1, B, onderdeel a) en de aanvulling op de wettelijke doorbetaling van het salaris tot 100% van het maandinkomen (lid 1, B, onderdeel b) behoren tot het loon voor de Wet LB en de WVA. Hiervoor verwijs ik naar de paragrafen 4.1.2, 6.3.1 en 22.1.3 van het Handboek.

In dit artikellid staat opgenomen, dat bij de tweede en volgende ziekmelding van een werknemer binnen één kalenderjaar, de eerste dag als wachtdag geldt.

Als de werknemer bij ziekte een wachtdag heeft, dan heeft dat invloed op het WVA-loon. Een wachtdag wil zeggen, dat deze dag geen loon wordt uitbetaald. Die dag behoort wel tot de contractueel overeengekomen arbeidsduur en blijft daartoe ook behoren.

Lid 1, B, letter c Wettelijke loondoorbetaling tweede periode van 52 weken

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Na de in lid b bedoelde wachttijd c.q. ziekteperiode zal aan de werknemer 70% van het maandinkomen, tot maximaal het voor de werknemer geldende maximum dagloon op grond van de Coördinatiewet SV, worden doorbetaald.

De doorbetaling van het salaris behoort tot het loon uit vroegere dienstbetrekking. Hiervoor verwijs ik naar de paragrafen 1.1.3, 4.1.2, 4.2.2 en 6.10 van het Handboek. Op deze doorbetaling is onder voorwaarden de witte tabel van toepassing. Ik verwijs naar paragraaf 6.3.1 van het Handboek.

Loon uit vroegere dienstbetrekking komt niet in aanmerking voor een afdrachtvermindering. Hiervoor verwijs ik naar de paragrafen 22.1.1 en 22.1.3 van het Handboek.

Lid 1, B, letter d Aanvulling wettelijke loondoorbetaling tweede periode van 52 weken

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Volgens dit artikel vult de werkgever gedurende de tweede 52 weken boven op de wettelijke loondoorbetaling het maandinkomen aan tot 70% van het maandinkomen.

De doorbetaling van het salaris behoort tot het loon uit vroegere dienstbetrekking. Hiervoor verwijs ik naar de paragrafen 1.1.3, 4.1.2, 4.2.2 en 6.10 van het Handboek. Op deze doorbetaling is onder voorwaarden de witte tabel van toepassing. Ik verwijs naar paragraaf 6.3.1 van het Handboek.

Loon uit vroegere dienstbetrekking komt niet in aanmerking voor een afdrachtvermindering. Hiervoor verwijs ik naar de paragrafen 22.1.1 en 22.1.3 van het Handboek.

Lid 4

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Als de werknemer door een ongeval op het werk door de behandelend arts naar een specialist wordt verwezen, zal de werkgever de wettelijk vastgestelde eigen bijdragen van het consult vergoeden.

De werkgever kan de eigen bijdrage van de werknemer voor dit consult belastingvrij vergoeden. Ik verwijs u naar paragraaf 17.2 en 17.58 van het Handboek en naar het Besluit van 8 juli 2004, nr. CPP2004/475M waarvan ik een kopie heb bijgevoegd.

Lid 6

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

De werkgever is verplicht het aangegane collectieve branchecontract aan te bieden dat voorziet in een aanvulling op de WAO-uitkering tot 70% van het laatstgenoten jaarbasis aan iedere werknemer voor het inkomensdeel tussen de maximum WAO-uitkeringsgrondslag en het wettelijk minimumloon. De premie is voor rekening van de werknemer.

Het recht dat voor de werknemer voortvloeit uit de door de werkgever afgesloten verzekering ten behoeve van het WAO-hiaat behoort als zodanig niet tot het loon als is voldaan aan de volgende voorwaarde. Een aanspraak ingevolge de WAO heeft als strekking een inkomensvervangende uitkering bij arbeidsongeschiktheid. De aanvullende verzekering moet dezelfde strekking hebben en moet dus voorzien in een uitkering die niet hoger is dan het gederfde inkomen.

De eventueel van de werknemer ingehouden premies mogen als aan genoemde voorwaarde is voldaan, op het loon in mindering worden gebracht.

De uitkeringen die uit het recht voortvloeien behoren uiteraard wel tot het loon. Zie de paragrafen 17.2.1 en 17.59 van het Handboek.

Artikel 16 Uitkering bij overlijden

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Ingeval van overlijden van de werknemer betaalt de werkgever aan de nagelaten betrekkingen de uitkering zoals bepaald in artikel 7:674 BW.

Voor de gevolgen van (de aanspraak op) een (eenmalige) overlijdensuitkering voor de Wet LB, verwijs ik naar paragraaf 17.15 van het Handboek. In deze paragraaf worden de gevolgen van een aantal te onderscheiden situaties uitvoering behandeld.

Een overlijdensuitkering behoort niet tot het WVA-loon. Ik verwijs naar de paragrafen 22.1.1 en 22.1.2 van het Handboek.

Artikel 17 Bedrijfsgezondheidszorg/arbeidsomstandigheden

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Lid 1

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Tot de verplichte verrichtingen op grond van een mantelovereenkomst met een gecertificeerde Arbodienst behoort onder andere een periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek.

Er kan sprake zijn van verplichtingen op grond van de Arbeidsomstandighedenwet. Vergoedingen of verstrekkingen die samenhangen met verplichtingen op grond van die wet en die tevens voor de werknemer geen aanmerkelijke privé-besparing opleveren, behoren voor de toepassing van de Wet LB en de WVA niet tot het loon. In de praktijk kan er van worden uitgegaan, dat van een aanmerkelijk privé-voordeel in ieder geval sprake is, als de privé-uitgaven van de werknemer op jaarbasis € 454 minder zullen zijn dan de privé-uitgaven van met hem vergelijkbare werknemers. Ik verwijs naar paragraaf 17.4 van het Handboek.

Artikel 17B Kinderopvang

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

In dit artikel is opgenomen, dat voor de sector een voorziening voor kinderopvang geldt.

Op 1 januari 2005 is de Wet kinderopvang ingevoerd. Voor de (sterk gewijzigde) regelgeving over de mogelijkheid om kinderopvang gedeeltelijk belastingvrij te vergoeden of te verstrekken, verwijs ik naar paragraaf 17.25 van het Handboek.

Sinds 1 januari 2005 is de afdrachtvermindering kinderopvang afgeschaft. Ik verwijs naar hoofdstuk 22, bladzijde 183, van het Handboek voor de mogelijkheid en voorwaarden dat in 2005 aan werknemers verstrekte vergoedingen voor kosten van kinderopvang die nog betrekking hebben op 2004, in 2005 toch tot een afdrachtvermindering kinderopvang kunnen leiden. Voor de volledigheid verwijs ik in dit verband tevens naar het bijgevoegde besluit van 18 januari 2005, nr. CPP2004/1432M. De daarin opgenomen goedkeuring kan in beginsel ook worden toegepast op de op bladzijde 183 van het Handboek genoemde nabetaalde bedragen.

Artikel 17c Ziektekostenverzekering

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Op grond van deze bepaling heeft de werknemer die niet verplicht verzekerd is ingevolge de Ziekenfondswet recht op een werkgeversbijdrage in de premie van de particuliere ziektekostenverzekering.

De werkgeversbijdrage in de premie van een particuliere ziektekostenverzekering behoort tot het loon voor de Wet LB. Hiervoor verwijs ik naar paragraaf 17.57 van het Handboek.

Deze bijdrage behoort tevens tot het WVA-loon, tenzij zij eenmalig of eenmaal per jaar wordt uitbetaald. Hiervoor verwijs ik naar paragraaf 22.1.3 van het Handboek.