Besluit van 8 december 2005, houdende regels met betrekking tot de werkzaamheden en
procedures van de Raad voor plantenrassen (Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, van 1 september
2005, TRCJZ/2005/2598, Directie Juridische Zaken;
Gelet op richtlijn nr. 1999/105/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 december 1999 betreffende het in de handel
brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal (PbEG L 11), op richtlijn nr. 2002/53/EG van de Raad van de Europese Unie van 13 juni 2002 betreffende de gemeenschappelijke
rassenlijst van landbouwgewassen (PbEG L 193) en op richtlijn nr. 2002/55/EG van de Raad van de Europese Unie van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen
van groentezaad (PbEG L 193);
Gelet op de artikelen 3, vijfde lid, 25, vijfde lid, 35, eerste en zesde lid, 59, 84, 85 en 87, tweede, derde en zesde lid, van de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005;
De Raad van State gehoord (advies van 7 oktober 2005, no. W11.05.0399/V);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
van 1 december 2005, nr. TRCJZ/2005/3477, Directie Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan: