Inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, uitsmeerregeling voor na 1 januari 2001 nabetaalde inkomsten

[Regeling vervallen per 29-12-2016.]
Geraadpleegd op 30-11-2024.
Geldend van 12-01-2006 t/m 28-12-2016

Inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, uitsmeerregeling voor na 1 januari 2001 nabetaalde inkomsten

De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 29-12-2016]

In bepaalde gevallen is (onder de Wet op de inkomstenbelasting 1964) tot en met het jaar 2000 aan de progressienadelen in de heffing van inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, die zijn veroorzaakt door nabetaalde inkomsten, op grond van de hardheidsclausule tegemoet gekomen door toepassing van de zogenoemde uitsmeerregeling. Voor de Wet IB 1964 is dit goedgekeurd in het Besluit van 4 oktober 1991, nr. DB91/4045. Voor de Wet IB 2001 is dit goedgekeurd in het besluit van 5 december 2002, nr. CPP2002/1006M. Dit laatste besluit wordt thans op een enkel punt verduidelijkt.

In het besluit wordt een algemene beschrijving gegeven van de fiscale behandeling van nabetaalde inkomsten uit werk en woning (hierna: de nabetaalde inkomsten) die zijn ontvangen na 1 januari 2001 en die mede betrekking hebben op de jaren tot en met 2000. Onderdeel 2 van dit besluit beschrijft in het kort welke nabetaalde inkomsten onder het besluit vallen. In onderdeel 3 wordt vervolgens goedgekeurd dat voor nabetaalde inkomsten onder bepaalde voorwaarden het progressieve tarief van de heffing van inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen wordt gematigd. Voorbeelden van de berekening zijn in onderdeel 4 opgenomen. In onderdeel 5 is aangegeven met welke aanvullende bepalingen rekening gehouden moet worden. Onderdeel 6 geeft aan wanneer en aan wie het verzoek om uitsmering moet worden gericht. In onderdeel 7 is de geldingsperiode van het besluit opgenomen.

2. Nabetaalde inkomsten

[Regeling vervallen per 29-12-2016]

De volgende inkomsten worden voor deze regeling in aanmerking genomen:

  • a. nabetaalde pensioenen en andere inkomsten welke, hetzij op grond van artikel 10 van de Wet op de loonbelasting 1964, hetzij op grond van artikel 11 van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965, worden aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking;

  • b. nabetaalde inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking, niet zijnde salarisverhogingen met terugwerkende kracht;

  • c. nabetaalde (jaarlijkse) periodieke uitkeringen, zoals bij voorbeeld rijksbijdragen eigen woningbezit.

De nabetaling moet gedaan zijn aan de belastingplichtige die oorspronkelijk voor de inkomsten in aanmerking kwam.

De nabetaalde inkomsten moeten zijn genoten in de vorm van aanlooptermijnen en betrekking hebben op een periode van ten minste zes aaneengesloten maanden gelegen in één of meer kalenderjaren voorafgaande aan het jaar waarin de nabetaling is ontvangen.

Onder aanlooptermijnen wordt in dit verband verstaan termijnen van inkomsten welke door vertraging in de uitbetaling gecumuleerd zijn genoten op een later tijdstip dan het tijdstip waarop het recht op die inkomsten voor het eerst is ontstaan.

Met deze aanlooptermijnen worden gelijkgesteld:

  • a. termijnen van inkomsten welke gecumuleerd zijn genoten als gevolg van de omstandigheid dat die inkomsten, nadat de uitbetaling daarvan eerder was gestaakt dan wel geblokkeerd is geweest, bij voorbeeld naar aanleiding van een procedure, met terugwerkende kracht zijn uitbetaald.

  • b. nabetalingen van pensioenen, uitkeringen ingevolge de socialeverzekeringswetten e.d. welke het gevolg zijn van een met terugwerkende kracht toegekende verhoging van die inkomsten, zulks in verband met de bijzondere omstandigheden waaronder dergelijke nabetalingen in het algemeen tot stand komen.

In dit verband worden nabetalingen ten gevolge van salarisverhogingen met terugwerkende kracht, bijvoorbeeld als gevolg van nadere inschaling in verband met functie (her-)waardering, niet aangemerkt als aanlooptermijnen. Voor dergelijke nabetalingen geldt de wettelijke middelingsregeling.

3. Goedkeuring

[Regeling vervallen per 29-12-2016]

Met toepassing van artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen keur ik het volgende goed. De inspecteur van de Belastingdienst neemt op verzoek van de binnenlandse belastingplichtige, of de belastingplichtige die in het jaar van nabetaling op grond van artikel 2.5 Wet IB 2001 heeft gekozen voor toepassing van de regels voor binnenlandse belastingplichtigen, de nabetaalde inkomsten die worden ontvangen na 1 januari 2001 en die mede betrekking hebben op de jaren tot en met 2000 op de volgende wijze in aanmerking.

De nabetaalde inkomsten worden in het jaar van ontvangst belast naar het gemiddelde percentage inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen dat daadwerkelijk verschuldigd is over de top van de belastbare inkomens respectievelijk de belastbare inkomens uit werk en woning van de jaren waarop de nabetaling betrekking heeft en van het jaar waarin de nabetaling is ontvangen. Dit gemiddelde percentage wordt ten minste gesteld op het voor de betreffende belastingplichtige geldende percentage inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen van de eerste schijf van het jaar waarin de nabetaling is ontvangen.

Indien het belastbare inkomen uit werk en woning van het jaar waarin de nabetaling wordt ontvangen zonder de nabetaalde inkomsten negatief is, wordt het gemiddelde percentage op de nabetaalde inkomsten toegepast tot ten hoogste het belastbare inkomen uit werk en woning van dat jaar.

De tegemoetkoming is het verschil tussen de verschuldigde inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen bij toepassing van het gemiddelde percentage en het reguliere heffingspercentage, verminderd met een drempel van € 545. Deze drempel is in overeenstemming met de drempel voor de middelingsregeling. Bij de berekening van de tegemoetkoming wordt geen rekening gehouden met een eventuele aftrek ter voorkoming van dubbele belasting en met de heffingskorting(en). Ook wordt de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting die is toegekend bij de oorspronkelijke aanslag, niet aangepast.

Voorts wordt de verschuldigde inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen allereerst berekend over de nabetaalde inkomsten tegen het gemiddelde percentage en vervolgens, volgens het schijventarief, over het restant van het inkomen uit werk en woning.

De tegemoetkoming wordt geëffectueerd door vermindering van de (voorlopige/definitieve) aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar van ontvangst van de nabetaalde inkomsten.

4. Voorbeelden van de berekening van het gemiddelde percentage

[Regeling vervallen per 29-12-2016]

  • 1. In het jaar 2005 vindt een nabetaling plaats over de periode 1994 tot en met 2004. Het marginale tarief bedraagt in genoemde jaren respectievelijk: 38,125%, 37,65%, 0%, 60%, 50%, 37,05%, 0%, 32,35%, 52%, 42%, 42% en 42%. Het gemiddelde percentage is de som van de berekende percentages gedeeld door het aantal jaren, ofwel 433,1755 : 12 = 36,097%, afgerond 36,10%.

  • 2. In het jaar 2005 vindt een nabetaling plaats over de periode 1998 tot en met 2004. In de jaren 1998 tot en met 2004 is er geen inkomen en in het jaar 2005 bedraagt het marginale percentage 52%. Het gemiddelde percentage is de som van de berekende percentages gedeeld door het aantal jaren, ofwel 52 : 8 = 6,5%. Het gemiddelde percentage wordt in dit geval ten minste gesteld op 34,40%, zijnde het percentage van de eerste schijf in 2005 (16,50% indien belastingplichtige ouder is dan 65 jaar).

5. Aanvullende bepalingen

[Regeling vervallen per 29-12-2016]

Bij de berekening van het gemiddelde heffingspercentage wordt rekening gehouden met het volgende:

  • a. De uitsmeerregeling van dit besluit kan niet cumuleren met de middelingsregeling van artikel 3.154 van de Wet IB 2001. Is over één of meer jaren waarvoor toepassing van de uitsmeerregeling wordt verzocht reeds een middelingsteruggaaf verleend, dan vindt herrekening van deze middelingsteruggaaf plaats. Deze herrekening vindt plaats op basis van de belastbare inkomens respectievelijk de belastbare inkomens uit woning en werk na toerekening van de nabetaalde inkomsten. Dit verschil wordt verrekend met de tegemoetkoming op grond van dit besluit.

  • b. In geval een nabetaling wordt ontvangen over jaren waarvoor op grond van een eerder verzoek om uitsmering reeds een tegemoetkoming is verleend, wordt voor de berekening van de nieuwe tegemoetkoming uitgegaan van de belastbare inkomens respectievelijk inkomens uit werk en woning zoals deze na toerekening van de eerder genoten nabetaalde inkomsten zijn vastgesteld. Indien in dat geval bij de laatste drie jaren van de uitsmeerberekening één dan wel twee jaren zijn betrokken die deel hebben uitgemaakt van een eerdere uitsmeerberekening, wordt de drempel niet gesteld op € 545, maar op € 363, respectievelijk € 182. Betreft de uitsmeerberekening slechts twee jaren dan wordt de drempel gesteld op € 182.

6. Verzoek om toepassing van de uitsmeerregeling

[Regeling vervallen per 29-12-2016]

Toepassing van de uitsmeerregeling geschiedt op verzoek van de belastingplichtige. Het verzoek moet worden gedaan bij de inspecteur binnen 36 maanden nadat de aanslag, de voorheffing of de beschikking om geen aanslag op te leggen, van het jaar waarin de nabetaalde inkomsten zijn ontvangen, onherroepelijk is geworden. Bij het verzoek dient een berekening te worden gevoegd van het gemiddelde percentage inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen als bedoeld in onderdeel 3.

7. Inwerkingtreding en intrekking besluit

[Regeling vervallen per 29-12-2016]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dagtekening van dit besluit. Het besluit van 5 december 2002, CPP2002/1006M is met ingang van de dagtekening van dit besluit ingetrokken.