Regeling uniforme saneringen

Geraadpleegd op 02-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2007.
Geldend van 01-07-2007 t/m 30-09-2008

Regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 1 februari 2006, nr. LMV 2006.229362, Directie Lokale Milieukwaliteit en Verkeer, Afdeling Sturing Bodemsaneringsoperatie, houdende nadere regels voor uniforme saneringen (Regeling uniforme saneringen)

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op het Besluit uniforme saneringen;

Besluit:

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. besluit: het Besluit uniforme saneringen;

  • b. streefwaarde: de getalsmatige invulling van het concentratieniveau aan de hand waarvan kan worden getoetst of sprake is van een relatief onbelaste bodem/sediment (Circulaire streefwaarden en interventiewaarden bodemsanering, Stcrt. 2000, 39);

  • c. interventiewaarde: de getalsmatige invulling van het concentratieniveau waarboven sprake is van een geval van ernstige verontreiniging (Circulaire streefwaarden en interventiewaarden bodemsanering, Stcrt. 2000, 39);

  • d. tussenwaarde: het rekenkundig gemiddelde van de streefwaarde en de interventiewaarde van een verontreinigende stof;

  • e. immobiele verontreinigingssituatie: een situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich tot ten hoogste de tussenwaarde hebben verspreid naar het grondwater;

  • f. mobiele verontreinigingssituatie: een situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich tot meer dan de tussenwaarde hebben verspreid naar het grondwater;

  • g. achtergrondwaarden: het rekenkundig gemiddelde van de concentraties aan verontreinigende stoffen in de bodem, die diffuus verspreid binnen een afgebakend gebied voorkomen;

  • h. projectgebied de Kempen: het gebied bedoeld in bijlage 3;

  • i. NVN: door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven voornorm;

  • j. NEN: door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm;

  • k. NVN 5725: Bodem – Leidraad voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend, oriënterend en nader onderzoek, oktober 1999;

  • l. NEN 5740: Bodem – Onderzoeksstrategie bij verkennend onderzoek – Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond, oktober 1999;

  • m. NEN 5707: 2003: ‘Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem;

  • n. Richtlijn nader onderzoek deel 1: nader onderzoek voor specifieke categorieën van gevallen van bodemverontreiniging, Sdu 1995.

Artikel 1.2. Aanwijzing van categorieën van uniforme saneringen

Als categorieën van uniforme saneringen, bedoeld in artikel 39b van de wet, worden aangewezen:

  • a. immobiel;

  • b. mobiel;

  • c. tijdelijk uitplaatsen;

  • d. projectgebied de Kempen.

Artikel 1.3. Melding uniforme sanering

  • 1 Degene die het voornemen heeft te saneren overeenkomstig het besluit verstrekt bij de melding, bedoeld in artikel 6 van het besluit, de volgende gegevens aan het bevoegd gezag:

    • a. de naam, adres- en woonplaatsgegevens van de saneerder en de eigenaar of erfpachter van de saneringslocatie;

    • b. de kadastrale gegevens met betrekking tot de saneringslocatie;

    • c. de rapporten van de uitgevoerde bodemonderzoeken, bedoeld in paragraaf 3;

    • d. de onderzoeksgegevens, bedoeld in paragraaf 3, zoals aangegeven in de modellen die zijn opgenomen in bijlage 4;

    • e. het tijdstip waarop de sanering naar verwachting zal aanvangen, of, voorzover bekend, het tijdstip van de feitelijke aanvang van de sanering;

    • f. het tijdstip waarop de sanering naar verwachting zal zijn uitgevoerd;

    • g. een situatietekening waarop is aangegeven:

      • 1°. de saneringslocatie;

      • 2°. de geplande saneringswerkzaamheden, inclusief dwarsdoorsnede; en

      • 3°. de plaats en de soort voorzieningen;

    • h. voor grondwateronttrekkingen een beschrijving van de wijze waarop dit zal plaatsvinden, de debieten, de te onttrekken hoeveelheden en vrachten aan verontreinigingen en de toe te passen reinigingsmethoden en lozingen;

    • i. gegevens over de voor de uitvoering van de werkzaamheden benodigde vergunningen, ontheffingen, toestemmingen en meldingen, zoals aangegeven in de modellen die zijn opgenomen in bijlage 4;

    • j. gegevens over de voor de uitvoering op de saneringslocatie van belang zijnde infrastructurele voorzieningen, waaronder gebouwen, wegen, verhardingen en eventueel aanwezige kabels, leidingen, puin;

    • k. de overige gegevens en documenten, zoals aangegeven in de modellen die zijn opgenomen in bijlage 4.

  • 2 Voor het verstrekken van de gegevens bij de melding, bedoeld in het eerste lid, wordt per categorie uniforme saneringen gebruik gemaakt van een formulier waarvan de modellen zijn opgenomen in bijlage 4.

  • 3 De melding, bedoeld in het eerste lid, betreft één of meer aaneengesloten kadastrale percelen van dezelfde eigenaar of erfpachter, tenzij in paragraaf 3 anders is bepaald.

Artikel 1.4. Melding wijziging

  • 1 De melding van wijzigingen als bedoeld in artikel 10 van het besluit geschiedt:

    • a. onmiddellijk nadat van de wijzigingen of gewijzigde omstandigheden is gebleken, voorzover het betreft gegevens, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a, b en c van het besluit;

    • b. onmiddellijk nadat van de wijzigingen of gewijzigde omstandigheden is gebleken, voorzover het betreft de volgende gegevens:

      • 1°. de persoons- en adresgegevens; en

      • 2°. de verwachte dan wel de feitelijke aanvangsdatum van de sanering;

    • c. binnen twee weken nadat van de wijzigingen of gewijzigde omstandigheden is gebleken, voorzover het betreft gegevens, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder d, en gegevens met betrekking tot de feitelijke situatie, waartoe in ieder geval behoren:

      • 1°. de kadastrale gegevens met betrekking tot de saneringslocatie;

      • 2°. de gegevens omtrent het huidige en toekomstige gebruik van de saneringslocatie; en

      • 3°. de verwachte dan wel de feitelijke einddatum van de sanering.

  • 2 Indien tijdens de sanering sprake is van actuele risico’s, als gevolg van de aangetroffen verontreinigingssituatie of calamiteiten bij de uitvoering van de saneringswerkzaamheden, wordt dit onmiddellijk nadat van deze risico’s is gebleken, gemeld aan het bevoegd gezag door degene die saneert of degene die de sanering feitelijk uitvoert.

Artikel 1.5. Onderzoek

  • 1 De saneerder voert de volgende onderzoeken uit, tenzij in paragraaf 3 anders is bepaald:

    • a. vooronderzoek overeenkomstig NVN 5725;

    • b. verkennend onderzoek overeenkomstig NEN 5740. De onderzoeksstrategie dient te worden gebaseerd op de gegevens van het vooronderzoek bedoeld in sub a;

    • c. indien de resultaten van het onderzoek, bedoeld onder a, daartoe aanleiding geven dient een onderzoek naar asbest te worden uitgevoerd, overeenkomstig NEN 5707:2003; en

    • d. nader onderzoek, gebaseerd op de Richtlijn nader onderzoek deel 1, waarbij de aard en omvang van de verontreinigingen in de bodem wordt vastgesteld.

  • 2 Onderzoek als bedoeld in het eerste lid, onder b en c, kan achterwege blijven indien eerder in een ander kader onderzoek is uitgevoerd dat representatief is voor de heersende situatie en waarvan de resultaten nog voldoende actueel zijn.

  • 4 De gegevens voortvloeiend uit de onderzoeken bedoeld in het eerste en tweede lid worden in de vorm van bodemonderzoeksrapporten vastgelegd.

Paragraaf 2. Uitvoeringsbepalingen

Artikel 2.1. Melding aanvang saneringswerkzaamheden

Degene die saneert, meldt aan het bevoegd gezag schriftelijk de datum en het tijdstip van de feitelijke aanvang van de saneringswerkzaamheden uiterlijk vijf werkdagen voorafgaande aan de aanvang.

Artikel 2.2. Saneringsuitvoering

  • 1 De sanering wordt uitgevoerd door een persoon of instelling die op grond van het Besluit uitvoeringskwaliteit bodembeheer of daarvoor in de plaats tredende regelgeving, beschikt over een erkenning voor het uitvoeren van de betrokken werkzaamheden.

  • 2 De verontreinigingen binnen de saneringslocatie zijn goed bereikbaar met de in te zetten technieken.

  • 3 De saneringslocatie en buiten de saneringslocatie liggende depots zijn omgeven door een hekwerk. Na het beëindigen van de dagelijkse werkzaamheden wordt het hekwerk afgesloten. Het hekwerk is aan de buitenzijden voorzien van het duidelijk leesbaar opschrift, luidende: verboden toegang voor onbevoegden, gevaarlijk terrein.

  • 4 De saneerder, dan wel degene die de sanering feitelijk uitvoert, stelt het bevoegd gezag in staat om de uitvoering van de sanering te controleren, zowel gedurende als na afloop van de sanering.

Artikel 2.3. Milieukundige begeleiding

  • 1 De werkzaamheden worden milieukundig begeleid, tenzij in paragraaf 3 anders is bepaald.

  • 2 De milieukundige begeleiding wordt uitgevoerd door een persoon of instelling die op grond van het Besluit uitvoeringskwaliteit bodembeheer of daarvoor in de plaats tredende regelgeving, beschikt over een erkenning voor het uitvoeren van de betrokken werkzaamheden.

  • 3 Gedurende de sanering houdt de milieukundig begeleider een logboek bij.

Artikel 2.4. Opslag van grond

Het tijdelijk opslaan van bij de sanering vrijkomende verontreinigde grond en bodemvreemd materiaal dient te voldoen aan de volgende eisen, tenzij in paragraaf 3 anders is bepaald:

  • a. de tijdelijke opslag is toegestaan binnen het geval van verontreiniging;

  • b. depots en containers voor tijdelijke opslag dienen op deugdelijke wijze te worden afgedekt met een lekdicht folie;

  • c. het is niet toegestaan de opslag te laten voortduren:

    • 1°. na het beëindigen van de grondsanering, of

    • 2°. langer dan zes maanden na de aanvang van de sanering.

  • d. partijen verontreinigde grond worden naar aard, samenstelling en verontreiniging in te onderscheiden deelpartijen opgeslagen, zonder dat de grond een bewerking heeft ondergaan. De deelpartijen dienen fysiek te worden gescheiden.

Artikel 2.5. Afvoer van grond

Vrijgekomen asbesthoudende grond of bodemmateriaal wordt uiterlijk binnen vier weken na het vrijkomen ervan afgevoerd.

Paragraaf 3. Categorieën van uniforme saneringen

Paragraaf 3.1. Categorie: immobiel

Artikel 3.1.1. Reikwijdte

Tot de categorie van uniforme saneringen, bedoeld in artikel 1.2, onder a, behoren saneringen die voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • a. de saneringslocatie betreft een landbodem;

  • b. de sanering heeft betrekking op een immobiele verontreinigingssituatie;

  • c. toegepast wordt ten hoogste één van de saneringsaanpakken beschreven in de artikelen 3.1.2 tot en met 3.1.5;

  • d. de eventuele verspreiding van verontreinigende stoffen uit de grond van de saneringslocatie heeft niet geleid tot een overschrijding van de tussenwaarde voor die stoffen in het grondwater; en

  • e. het betreft een verontreiniging met stoffen als bedoeld in bijlage 6 onder categorie Immobiel waarop het besluit van toepassing is.

Artikel 3.1.2. Saneringsaanpak: open ontgraving tot niveau terugsaneerwaarde

De saneringsaanpak bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van het besluit bestaat bij deze categorie uniforme saneringen uit:

  • a. het ontgraven van de aanwezige verontreinigde grond tot minimaal het niveau van de terugsaneerwaarde als bedoeld in artikel 3.1.6; en

  • b. het van de saneringslocatie afvoeren van de ontgraven grond;

  • c. het eventueel aanvullen van de ontgraving met grond van een kwaliteit van ten hoogste het concentratieniveau voor stoffen bedoeld in artikel 3.1.7.

Artikel 3.1.3. Saneringsaanpak: aanbrengen isolatielaag

De saneringsaanpak bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder c, van het besluit, bestaat bij deze categorie uniforme saneringen uit:

  • a. in geval van het aanbrengen van een leeflaag dat:

    • 1°. deze bestaat uit een laag grond met een op de gebruiksfunctie afgestemde kwaliteit die ten hoogste gelijk is aan het concentratieniveau voor stoffen bedoeld in artikel 3.1.7;

    • 2e. deze een standaarddikte heeft van mimimaal één meter;

    • 3e. deze, in afwijking van het bepaalde onder 2e, een dikte heeft van minimaal 50 centimeter in geval van bijzondere situaties waarbij als gevolg van de situering van het gebied waarbinnen de saneringslocatie is gelegen al gebruiksbeperkingen gelden; en

    • 4e. tussen de grond in de leeflaag en de onderliggende verontreinigde bodem een signaallaag aanwezig is.

  • b. in geval van het aanbrengen van een duurzame aaneengesloten afdeklaag, dat deze in zijn geheel bestaat uit beton, asfalt, asfaltbeton, stelconplaten of bestrating met klinkers of tegels;

  • c. in afwijking van onderdeel b geldt voor spoorwegterreinen die zich bevinden op kadastrale percelen die in eigendom zijn van NS Vastgoed BV en Railinfratrust BV, dat een aaneengesloten duurzame afdeklaag tevens kan bestaan uit:

    • 1e. een laag ballastmateriaal met een minimum dikte van 25 centimeter met daaronder een aaneengesloten waterdoorlatend geotextiel;

    • 2e. een splitbed met een minimum dikte van 25 centimeter met daaronder een aaneengesloten waterdoorlatend geotextiel op een fundatielaag bestaande uit zand.

  • d. dat de verontreinigde grond die moet worden afgegraven om de isolatielaag te kunnen aanbrengen, moet worden afgevoerd, indien herschikken binnen de saneringslocatie niet tot de mogelijkheden behoort.

Artikel 3.1.4. Saneringsaanpak: open ontgraving in combinatie met aanbrengen isolatielaag

  • 2 In afwijking van artikel 3.1.2, onder b, is herschikken van de verontreinigde grond, op dat deel van de saneringslocatie waar een isolatielaag wordt aangebracht, toegestaan.

Artikel 3.1.5. Saneringsaanpak: open ontgraving in combinatie met aanbrengen aanvullaag

  • 1 In stedelijke gebieden, waarvoor geen gebiedsgerichte bodemgebruikswaarden zijn bepaald, is de saneringsaanpak bedoeld in het tweede lid toegestaan voorzover sprake is van een dunne verontreinigde toplaag met een dikte van ten hoogste 50 centimeter, waarvan de onderliggende bodem een kwaliteit heeft van ten hoogste de tussenwaarde.

  • 2 De saneringsaanpak bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van het besluit, in combinatie met het aanbrengen van een laag aanvulgrond, bestaat uit:

    • a. het ontgraven van de verontreinigde toplaag tot ten hoogste de naar grondsoort gecorrigeerde tussenwaarden;

    • b. het aanbrengen van een laag aanvulgrond met ten minste een dikte van 50 centimeter, van een op de gebruiksfunctie afgestemde kwaliteit van ten hoogste het concentratieniveau voor stoffen bedoeld in artikel 3.1.7, en

    • c. het van de saneringslocatie afvoeren van de ontgraven grond.

Artikel 3.1.6. Terugsaneerwaarde

De terugsaneerwaarden voor de saneringsaanpak bedoeld in artikel 3.1.2, zijn ten hoogste gelijk aan de functieafhankelijke bodemgebruikswaarden, bedoeld in bijlage 1.

Artikel 3.1.7. Kwaliteit leeflaag en aanvulgrond

Het concentratieniveau voor stoffen in de leeflaag en de laag aanvulgrond is, ingeval van de saneringsaanpakken bedoeld in de artikelen 3.1.2, 3.1.3, onder a, 3.1.4 en 3.1.5, ten hoogste gelijk aan de bodemgebruikswaarden die gelden voor het gebied waarin de saneringslocatie is gelegen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.1.6.

Artikel 3.1.8. Onderzoek bij aanbrengen isolatielaag

Artikel 1.5, eerste lid, onder d, is niet van toepassing voor de saneringsaanpak bedoeld in artikel 3.1.3 en 3.1.5.

Artikel 3.1.9. Nazorg isolatielaag

  • 1 Een saneringsaanpak bedoeld in artikel 3.1.3, onderdeel a, mag niet leiden tot beperkingen voor de gebruiksfunctie van de saneringslocatie en het gebruik van de bodem. Het gebruik van de bodem van de saneringslocatie wordt vermeld op het formulier bedoeld in artikel 1.3, tweede lid.

Paragraaf 3.2. Categorie: mobiel

Artikel 3.2.1. Reikwijdte

Tot de categorie van uniforme saneringen, bedoeld in artikel 1.2, onder b, behoren saneringen die voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • a. de saneringslocatie betreft een landbodem;

  • b. de sanering heeft betrekking op een op zichzelf staande mobiele verontreinigingssituatie;

  • c. toegepast wordt een saneringsaanpak bedoeld in artikel 3.2.2, 3.2.2a of 3.2.3 of een combinatie hiervan;

  • d. het betreft verontreiniging met stoffen als bedoeld in bijlage 6 onder categorie Mobiel waarop het besluit van toepassing is;

  • e. de verontreinigingen die aanwezig zijn op plaatsen die niet bereikbaar zijn met de in te zetten technieken, zoals onder gebouwen, wegconstructies, hoofd(transport)leidingen en overige belangrijke (ondergrondse) infrastructuur vallen buiten de saneringslocatie;

  • f. uit de melding, bedoeld in artikel 1.3, blijkt dat het verontreinigde bodemvolume voor grond en grondwater, met gehalten aan te saneren verontreinigende stoffen boven de streefwaarde ten hoogste gelijk is aan 1.000 m3; en

  • g. in afwijking van onderdeel f geldt voor spoorwegterreinen, die zich bevinden op kadastrale percelen die in eigendom zijn van NS Vastgoed BV en Railinfratrust BV, dat het verontreinigde bodemvolume voor grond en grondwater, met gehalten aan te saneren verontreinigende stoffen boven de streefwaarde ten hoogste gelijk is aan 2.000 m3.

Artikel 3.2.2. Saneringsaanpak: open ontgraving tot niveau terugsaneerwaarde

De saneringsaanpak, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van het besluit bestaat bij deze categorie uniforme saneringen uit:

  • a. het ontgraven van de aanwezige verontreinigde grond tot minimaal het niveau van de terugsaneerwaarde bedoeld in artikel 3.2.4;

  • b. het van de saneringslocatie afvoeren van deze grond;

  • c. het aanvullen van de ontgraving met grond van een kwaliteit van ten hoogste het concentratieniveau voor stoffen bedoeld in artikel 3.2.5.

Artikel 3.2.2a. Saneringsaanpak: open ontgraving tot niveau terugsaneerwaarde (combi)

  • 1 De saneringsaanpak, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder e, van het besluit bestaat bij deze categorie uniforme saneringen uit:

    • a. het tijdelijk uitplaatsen van de aanwezige verontreinigde grond zoals bedoeld in artikel 3.3.1 en volgens de aanpak als bedoeld in artikel 3.3.2;

    • b. het ontgraven van de te saneren grond tot minimaal het niveau van de terugsaneerwaarde bedoeld in artikel 3.2.4;

    • c. het van de saneringslocatie afvoeren van de te saneren grond;

    • d. het aanvullen van de ontgraving tot het niveau van de terug te plaatsen grond bedoeld in lid a met grond van een kwaliteit van ten hoogste het concentratieniveau voor stoffen bedoeld in artikel 3.2.5; en

    • e. het weer terugplaatsen van de verontreinigde grond, bedoeld in onderdeel a.

  • 2 Bij de saneringsaanpak bedoeld in het eerste lid kan, in afwijking van artikel 3.2.1, onderdeel b, tevens sprake zijn van een immobiele verontreinigingssituatie.

Artikel 3.2.3. Saneringsaanpak: saneren verontreinigd grondwater tot niveau terugsaneerwaarde

De saneringsaanpak, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder d, van het besluit, bestaat bij deze categorie uniforme saneringen uit:

  • a. het onttrekken van verontreinigd grondwater tot minimaal het niveau van de terugsaneerwaarde bedoeld in artikel 3.2.4 en het behandelen van het hierbij vrijkomende water; of

  • b. de inzet van in de saneringspraktijk gangbare en bewezen in-situ technieken, waarmee de in artikel 3.2.4 bedoelde terugsaneerwaarde kan worden gerealiseerd, zoals onder meer beschreven in de Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit (www.bodemrichtlijn.nl).

Artikel 3.2.4. Terugsaneerwaarde

  • 1 De verontreinigde grond van de saneringslocatie, bedoeld in artikel 3.2.2, wordt ontgraven tot een niveau waarop de ontgraving geurvrij is en tot minimaal de naar grondsoort gecorrigeerde concentraties:

    • a. 0,1 maal de interventiewaarden voor minerale olie, vluchtige aromaten;

    • b. twee maal de streefwaarde voor de overige verontreinigende stoffen bedoeld in bijlage 6 onder categorie Mobiel waarop het besluit van toepassing is.

  • 2 De grondwaterverontreiniging van de saneringslocatie, bedoeld in artikel 3.2.3, wordt voor alle aanwezige verontreinigende stoffen gesaneerd tot minimaal de tussenwaarde.

Artikel 3.2.5. Kwaliteit aanvulgrond

  • 1 De grond die wordt toegepast voor het aanvullen van de ontgraving is vrij van mobiele verontreinigingen.

  • 2 Voor de immobiele verontreinigingen in de laag aanvulgrond geldt dat het concentratieniveau voor stoffen ten hoogste gelijk is aan het concentratieniveau voor stoffen van de aansluitende bodem.

Artikel 3.2.6. Melding datum einddiepte ontgraving

De datum waarop de einddiepte van de ontgraving zal worden bereikt wordt door de saneerder dan wel degene die de sanering uitvoert uiterlijk één werkdag voorafgaande aan het bereiken van dat punt aan het bevoegd gezag gemeld.

Artikel 3.2.7. Opslag van verontreinigde grond

  • 1 Ter bepaling van de afvoerbestemming kan de verontreinigde grond ten hoogste drie werkdagen worden opgeslagen op de saneringslocatie.

  • 2 De opgeslagen grond is van de onderliggende bodem gescheiden door middel van een lekdicht folie.

Artikel 3.2.8. Voorzieningen in geval van achterblijvende verontreinigingen

In geval van een sanering van een verontreinigingssituatie, bedoeld in artikel 3.2.1, onder e, geldt dat de saneerder op het grensvlak van de saneringslocatie en de achterblijvende verontreiniging een isolatiefolie aanbrengt, dat reikt tot 30 centimeter onder de ontgravingsdiepte met daarachter een horizontale drain met pompput, op een niveau van ten hoogste 50 centimeter beneden de gemiddeld aanwezige grondwaterstand. De isolatiefolie dient te reiken tot aan het maaiveld.

Paragraaf 3.3. Categorie: tijdelijk uitplaatsen

Artikel 3.3.1. Reikwijdte

Tot de categorie van uniforme saneringen, bedoeld in artikel 1.2, onder c, behoren saneringen die voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • a. de saneringslocatie betreft een landbodem;

  • b. de sanering betreft een immobiele verontreinigingssituatie;

  • c. toegepast wordt een saneringsaanpak bedoeld in artikel 3.3.2;

  • d. het tijdelijk uitplaatsen is noodzakelijk voor de uitvoering van civieltechnische werkzaamheden zoals voor de aanleg, het onderhoud of de verwijdering van ondergrondse infrastructuur, waaronder wordt begrepen kabels, leidingen, rioleringen, duikers, funderingen en vergelijkbare activiteiten binnen een geval van verontreiniging; en

  • e. artikel 1.3, derde lid is niet van toepassing;

  • f. het betreft een verontreiniging met stoffen bedoeld in bijlage 6 onder categorie Tijdelijk uitplaatsen waarop het besluit van toepassing is.

Artikel 3.3.2. Saneringsaanpak: het verplaatsen van verontreinigde grond

De saneringsaanpak, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, van het besluit bestaat bij deze categorie uniforme saneringen uit:

  • a. het na uitplaatsen zoveel mogelijk terug brengen van de tijdelijk uitgeplaatste grond in het hetzelfde ontgravingsprofiel onder dezelfde bodemomstandigheden zonder dat de grond een bewerking heeft ondergaan; en

  • b. eventueel het van de locatie afvoeren van de overtollige verontreinigde grond.

Artikel 3.3.4. Nadere regels eenvoudige saneringen tijdelijk uitplaatsen

Voor saneringen die binnen de termijn, bedoeld in artikel 7 van het besluit aanvangen, geldt dat de kwaliteit van de terug te plaatsen grond niet verschilt met die van de aansluitende bodem.

Artikel 3.3.5. Milieukundige begeleiding

Milieukundige begeleiding is slechts van toepassing op situaties waarbij:

  • a. een deel van de verontreinigde grond niet wordt teruggebracht in het profiel van ontgraving, maar zal worden afgevoerd;

  • b. op de saneringslocatie reeds een isolatielaag in de vorm van een leeflaag of andere duurzame afdeklaag aanwezig is en de ontgraving dieper reikt dan deze isolatielaag;

  • c. de ontgraving dieper reikt dan de verontreinigde bodemlaag en daardoor selectief moet worden ontgraven.

Paragraaf 3.4. Categorie: projectgebied de Kempen

Artikel 3.4.1. Reikwijdte

  • 1 In deze paragraaf wordt verstaan onder:

    • a. zinkassen: restproduct van de (voormalige) zinkertsverwerkende bedrijven in de Nederlandse en Belgische Kempen, bedoeld in het ‘Basisdocument: beginseldocument Actief Bodembeheer de Kempen van 5 februari 2001’;

    • b. moestuin: (een deel van) een perceel dat, binnen de gebruiksfunctie ‘wonen’, bedoeld is om gewassen te telen voor eigen consumptie;

    • c. siertuin: (een deel van) een perceel waar, binnen de gebruiksfunctie ‘wonen’, geen gewassen worden of zullen worden geteeld voor eigen consumptie en waar geen beweiding van kleinvee plaatsvindt;

    • d. Industrie- en bedrijfsterreinen: (een deel van) een perceel waarvoor de bodemgebruiksfunctie industrie- en bedrijfsterreinen, bedoeld in bijlage 3, van toepassing is;

    • e. Protocol Bodemonderzoek Zivest/zinkassenerven: het voor het projectgebied de Kempen geldende onderzoeksprotocol.

  • 2 Tot de categorie van uniforme saneringen, bedoeld in artikel 1.2, onder d, behoren saneringen die voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a. de saneringslocatie betreft een landbodem gelegen binnen het projectgebied de Kempen;

    • b. het huidig dan wel toekomstig gebruik van de saneringslocatie betreft een moestuin, siertuin of industrie- en bedrijfsterreinen;

    • c. de sanering heeft betrekking op een verontreinigingssituatie waarbij zinkassen in de bodem aanwezig zijn of waarbij de bodem verontreinigd is geraakt door de aanwezigheid van zinkassen;

    • d. het betreft een saneringsaanpak bedoeld in artikel 3.4.2;

    • e. het betreft een verontreiniging met stoffen als bedoeld in bijlage 6 onder categorie De Kempen waarop het besluit van toepassing is.

Artikel 3.4.2. Saneringsaanpak: open ontgraving tot niveau terugsaneerwaarde

De saneringsaanpak, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van het besluit, bestaat bij deze categorie uniforme saneringen uit:

  • a. het ontgraven van de aanwezige verontreinigde grond en zinkassen tot minimaal het niveau van de terugsaneerwaarde bedoeld in artikel 3.4.3;

  • b. het van de saneringslocatie afvoeren van de ontgraven verontreinigde grond en zinkassen; en

  • c. het aanvullen van de ontgraving met grond met een kwaliteit bedoeld in artikel 3.4.4.

Artikel 3.4.3. Terugsaneerwaarde

De terugsaneerwaarden bedoeld in artikel 3.4.2 zijn ten hoogste gelijk aan de gebiedsgerichte bodemgebruikswaarden, genoemd in bijlage 3.

Artikel 3.4.4. Kwaliteit aanvulgrond

Het concentratieniveau voor stoffen in de laag aanvulgrond, in geval van de saneringsaanpak bedoeld in artikel 3.4.2, is ten hoogste gelijk aan de bodemgebruikswaarden voor bodemgebruikfunctie I bedoeld in bijlage 1.

Artikel 3.4.5. Onderzoek

  • 2 De saneerder voert een bodemonderzoek uit overeenkomstig het Protocol Bodemonderzoek Zivest/zinkassenerven.

Artikel 3.4.6. Tijdelijke opslag van verontreinigde grond met of tengevolge van zinkassen

  • 1 Het depot voor tijdelijke opslag van verontreinigde grond dient het te worden voorzien van een afsluitbaar hek.

  • 2 De opgeslagen grond is van de onderliggende bodem gescheiden door middel van een lekdicht folie.

Paragraaf 4. Afronding sanering

Artikel 4.1. Melding afronding sanering

Degene die saneert, meldt de datum van afronding van de sanering aan het bevoegd gezag schriftelijk binnen twee weken na de datum van beëindiging van de saneringswerkzaamheden.

Artikel 4.2. Evaluatieverslag

  • 1 Degene die saneert verstrekt bij het verslag, bedoeld in artikel 13 van het besluit, de volgende gegevens aan het bevoegd gezag:

    • a. de naam, adres- en woonplaatsgegevens van de melder, de eigenaar of erfpachter van de saneringslocatie en de saneerder;

    • b. de kadastrale gegevens met betrekking tot de saneringslocatie;

    • c. de toegepaste categorie van uniforme saneringen;

    • d. de toegepaste saneringsaanpak of -aanpakken;

    • e. een revisietekening waarop is aangegeven:

      • 1°. de gerealiseerde oppervlakte van de saneringslocatie;

      • 2°. de gerealiseerde saneringswerkzaamheden, inclusief dwarsdoorsnede; en

      • 3°. de plaats en de soort voorzieningen;

      • 4e. de voorzieningen, inclusief hun beschrijving, bedoeld in artikel 3.2.8;

    • f. een overzicht van het totale grondverzet op de saneringslocatie;

    • g. de hoeveelheid, kwaliteit en de feitelijke afvoerbestemming van bij de sanering vrijgekomen verontreinigde grond;

    • h. de hoeveelheid en kwaliteit van de aangevoerde grond;

    • i. de dikte, aard, constructie en kwaliteit van de aangebrachte isolatielaag;

    • j. de gerealiseerde terugsaneerwaarden voor grond en grondwater;

    • k. voor grondwateronttrekkingen een beschrijving van de wijze waarop dit heeft plaatsgevonden, de debieten, de onttrokken hoeveelheden, gehalten aan verontreinigingen, de eventuele (voor)zuivering en lozingswijze; en

    • l. in geval van toepassing van de saneringsaanpak bedoeld in artikelen 3.1.3 of 3.1.4 een beschrijving van de eventuele beperkingen van het gebruik van de bodem als gevolg van het aanwezig zijn van de isolatielaag; en

    • m. de overige gegevens en documenten, zoals aangegeven in de modellen die zijn opgenomen in bijlage 5.

  • 2 De gegevens met betrekking tot gerealiseerde aspecten bedoeld in het eerste lid, onder e tot en met k, worden achterwege gelaten in het verslag indien:

    • a. gesaneerd is volgens de saneringsaanpak verplaatsen van verontreinigde grond, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, van het besluit;

    • b. de uitkomende grond is teruggebracht in de ontgraving; en

    • c. de kwaliteit van de terug te plaatsen grond niet verschilt met de kwaliteit van de aansluitende bodem.

  • 3 Voor het verstrekken van de gegevens bij het verslag, bedoeld in het eerste lid, wordt per categorie uniforme saneringen gebruik gemaakt van een formulier waarvan de modellen zijn opgenomen in bijlage 5.

Paragraaf 5. Slotbepalingen

Artikel 5.1

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit uniforme saneringen in werking treedt. Indien de dagtekening van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst later is gelegen dan de tweede dag vóór genoemd tijdstip, treedt deze regeling in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen 4 en 5, die ter inzage worden gelegd bij het Ministerie van VROM en op internet worden geplaatst op www.vrom.nl.

Den Haag, 1 februari 2006

De

Staatssecretaris

van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P.L.B.A. van Geel

Bijlage 1. behorende bij de artikelen 3.1.6 en 3.4.4 van de Regeling uniforme saneringen

Functieafhankelijke bodemgebruikswaarden

Bodemgebruikswaarden per bodemgebruikfunctie, in relatie tot streefwaarden en interventiewaarden voor een standaardbodem (25% lutum en 10% organisch stof (1))(mg/kg).

   

Bodemgebruikfunctie*

 

Stof

Streefwaarde

I

II

III

IV (4)

Interventiewaarde

Antimoon

3

3

15

   

15

Arseen

29

40

40

 

55

Barium

160

160

625

   

625

Cadmium

0,8

1

12

 

12

Chroom

100

300

380

 

380

Cobalt

9

9

240

   

240

Koper

36

80

190

 

190

Kwik

0,3

2

10

 

10

Lood

85

85

290

 

530

Molybdeen

0,5

0,5

200

   

200

Nikkel

35

50

210

 

210

Tin

20

20

   

Zink

140

350

720

 

720

PAK (10-VROM)

1

2

40

 

40

DDT/DDD/DDE (2)

0,01

2,5

4

 

4

Drins (3)

0,005

0,2

4

 

4

Minerale Olie

50

50

500

   

5000

             

Andere stoffen

 

streefwaarde

interventiewaarde

     

*I wonen en intensief gebruikt (openbaar) groen

II extensief gebruikt (openbaar) groen

III bebouwing en verharding

IV landbouw en natuur.

(2) som DDT/DDD/DDE

(3) som aldrin, dieldrin, endrin

(4) BGW nog in ontwikkeling: voor landbouw nu gebruik maken van LAC-signaalwaarden; onderscheid in klei, veen en zand hanteren en rekening houden met de vorm van landbouwkundig gebruik.

Voor het gebruik van de concentraties in de tabel geldt, dat voor andere bodems dan de standaard bodem een bodemtype correctie moet worden uitgevoerd conform de bestaande formules voor het corrigeren van streef- en interventiewaarden, inclusief de bestaande uitzondering voor PAK (zie Circulaire streefwaarden en interventiewaarden bodemsanering, 4 februari 2000, kenmerk DBO 1999226863, bijlage A, pagina 13 en 14).

Bijlage 3. behorende bij de artikelen 3.4.1 en 3.4.3 van de Regeling uniforme saneringen

Gebiedsgerichte bodemgebruikswaarden in het projectgebied de Kempen

Gebiedsgerichte bodemgebruikswaarden voor de bodemgebruikfuncties moestuin, siertuin, industrie- en bedrijfsterreinen in relatie tot streefwaarden en interventiewaarden voor een standaardbodem (25% lutum en 10% organisch stof (1))(mg/kg).

   

Verbijzondering bodemgebruikswaarden voor projectgebied De Kempen voor: *

 

Stof

Streefwaarde

Moestuin

Siertuin

Industrie- en bedrijfsterreinen

interventie-waarde

Antimoon

3

3

3

15

15

Arseen

29

55

55

55

55

Barium

160

160

160

625

625

Cadmium

0,8

3,7

12

12

12

Chroom

100

300

300

380

380

Cobalt

9

9

9

240

240

Koper

36

190

190

190

190

Kwik

0,3

2

2

10

10

Lood

85

85

276

290

530

Molybdeen

0,5

0,5

0,5

200

200

Nikkel

35

50

50

210

210

Tin

20

20

20

Zink

140

720

720

720

720

PAK (10-VROM)

1

2

2

40

40

DDT/DDD/DDE (2)

0,01

2,5

2,5

4

4

Drins (3)

0,005

0,2

0,2

4

4

Minerale Olie

50

50

50

500

5000

           

Andere stoffen

 

streefwaarde

streefwaarde

interventiewaarde

 

* De bodemgebruikswaarde ‘wonen en intensief gebruikt (openbaar) groen’ (functie I) is alleen voor het projectgebied De Kempen verbijzonderd in het gebruik als moestuin en als siertuin. De verbijzondering van deze functie geldt binnen het projectgebied alleen voor de stoffen Arseen, Cadmium, Koper, Lood en Zink.

Met bovenstaande gebiedsgerichte verbijzondering voor moestuin en siertuin is door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant ingestemd op 6 april 2004 onder nummer 982886 en door Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg op 1 juni 2004 onder besluit 2004/30014.

Aan de tabel met BGW’s is de functie Industrie- en bedrijfsterreinen toegevoegd. Voor de hoogte van de waarden van de stoffen is vooralsnog aangesloten bij de huidig geldende waarden voor BGW-II uit bijlage 1 van deze Regeling, met uitzondering van de stof arseen. Voor arseen is aangesloten bij de verhoogde waarde die al gold voor de functie siertuin. Zie ook paragraaf 6 van de Toelichting en de artikelsgewijze toelichting bij artikel S.

De waarde voor minerale olie is gelijkgetrokken met de in het kader van de Ontwerpregeling bodemkwaliteit geldende waarde. Op verzoek van de gemeente is aan de lijst van het projectgebied De Kempen de gemeente Tilburg toegevoegd.

Voor het gebruik van de concentraties in de tabel geldt, dat voor andere bodems dan de standaard bodem een bodemtype correctie moet worden uitgevoerd conform de bestaande formules voor het corrigeren van streef- en interventiewaarden, inclusief de bestaande uitzondering voor PAK (zie Circulaire streefwaarden en interventiewaarden bodemsanering, 4 februari 2000, kenmerk DBO 1999226863, bijlage A, pagina 13 en 14).

De situering en omvang van het Projectgebied de Kempen staat weergegeven in de volgende tekening (in kleur).

Bijlage 242402.png

Figuur 1. Overzicht projectgebied De Kempen

Het Projectgebied De Kempen betreft de volgende gemeenten:

Asten

Someren

Bergeijk

Nederweert

Best

Gemert-Bakel

Bladel

Helmond

Boxtel

Geldrop-Mierlo

Cranendonck

Waalre

Deurne

Valkenswaard

Eindhoven

Veldhoven

Eersel

Reusel - De Mierden

Hilvarenbeek

Oirschot

Heeze-Leende

Son en Breugel

Horst aan de Maas

Nuenen ca

Helden - Panningen

Veghel

Meijel

Sevenum

Maasbree

Sint-Oedenrode

Maasgouw

Sint-Michielsgestel

Kessel

Tilburg

Leudal

Vught

Laarbeek

Weert

Bijlage 4. behorende bij artikel 1.3 van de Regeling uniforme saneringen

[Red: Ligt ter inzage bij het Ministerie van VROM.]

Bijlage 5. behorende bij artikel 4.2 van de Regeling uniforme saneringen

[Red: Ligt ter inzage bij het Ministerie van VROM.]

Bijlage 6. behorende bij de artikelen 3.1.1, 3.2.1, 3.2.4, 3.3.1 en 3.4.1 van de Regeling uniforme saneringen

Reikwijdte stoffen in de Regeling Uniforme Saneringen

Stofgroepen en stoffen

Categorie mobiel

Categorie immobiel, tijdelijk uitplaatsen en de kempen

1. zware metalen

JA

JA

2. overige anorganische stoffen

JA

JA

3. aromatische stoffen

JA

NEE

4. pak’s

JA

JA

5. gechloreerde koolwaterstoffen

NEE

NEE

– (vluchtige) chloorkoolwaterstoffen

   

– chloorbenzenen

   

– chloorfenolen

   

– PCB’s

   

– overige gechloreerde kws

   

6. bestrijdingsmiddelen

NEE

NEE

– organochloorbestrijdingsmiddelen

   

– organofosforpesticiden

   

– organotinbestrijdingsmiddelen

   

– MCPA

   

– overige bestrijdingsmiddelen

   

7. minerale olie

JA

JA

8. asbest

n.v.t.

JA

9. overige stoffen

NEE

NEE

* JA = BUS is van toepassing NEE = BUS is niet van toepassing.