3. Voorbeelden
[Regeling vervallen per 05-05-2007 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2007]
Voorbeeld 1
Vertrek op maandag 04.00 uur en terug op vrijdag 20.00 uur. Het betreft een meerdaagse,
internationale rit.
Uitwerking: vertrek- en terugkomstdag tellen elk voor de helft mee (2 × ½ = 1) en
3 hele dagen. In totaal 4 × het vaste bedrag per dag.
Voorbeeld 2
Rit naar Rusland gedurende 3 weken. Vertrek op maandag 04.00 uur in week 1 en terug
zaterdag 20.00 uur in week 3. Tussenliggende dagen: 18.
Uitwerking: vertrek- en terugkomstdag tellen voor de helft mee (2 × ½ = 1) en 18 hele
dagen. In totaal 19 × het vaste bedrag per dag.
Voorbeeld 3
Transportondernemer woont in Hoogeveen. Vertrekt zondagavond om 22.00 uur naar Rotterdam
en van daaruit naar Frankrijk; dinsdagmiddag om 14.00 uur terug in Rotterdam. Woensdag
om 1.00 uur vertrek naar Duitsland (Ruhrgebied); terug om 22.00. De overige dagen
staat de auto één dag in de garage (onderhoud), terwijl twee dagen in Nederland wordt
gereden.
Uitwerking: De rit naar Duitsland voltrekt zich over een traject geheel buiten een
afstand van 50 km van het woonadres. Deze rit vindt aansluitend op de terugkomstdag
uit Frankrijk plaats, zodat woensdag als terugkomstdag geldt. Zondag en woensdag tellen
elk voor de helft mee (2 × ½ = 1) en 2 hele dagen. In totaal 3 × het vaste bedrag
per dag.
Wanneer het traject naar Duitsland niet buiten 50 km van het woonadres van de transportondernemer
zou liggen, is de uitwerking: De rit naar Frankrijk vertrek- en terugkomstdag tellen
voor de helft mee (2 × ½ =1) en 1 hele dag. In totaal 2 × het vaste bedrag per dag.
De ritten in Nederland betreffen geen internationaal vervoer. Voor de ritten in Nederland
kunnen wel de aannemelijk te maken werkelijke verblijfkosten in aftrek worden gebracht.
Voor de dag dat de auto in de garage staat kunnen geen verblijfkosten in aftrek worden
gebracht.
Voorbeeld 4
Transportondernemer woont in Groningen. Hij vertrekt op maandagmorgen 03.00 uur om
vanuit Rotterdam containers naar Duitsland (Ruhrgebied) te vervoeren en weer terug
naar Rotterdam. Om tijd te besparen rijdt hij ’s avonds niet terug naar huis. Hij
komt vrijdag om 20.00 uur weer thuis.
Uitwerking: Er is in deze situatie sprake van internationale ritten op meer aaneengesloten
dagen op een traject buiten 50 km van het woonadres. Maandag en vrijdag tellen als
vertrek- en terugkomstdag elk voor de helft mee (2 × ½ = 1) en 3 hele dagen. In totaal
4 × het vaste bedrag per dag.
Voorbeeld 5
Transportondernemer woont in Heerenveen. Hij vertrekt maandagmorgen 3.00 uur om gedurende
de week vanuit Rotterdam containers te vervoeren naar verschillende plaatsen.
Hij rijdt ’s avonds niet naar huis, maar blijft in Rotterdam. Vrijdagavond 18.00 uur
is hij weer thuis. Op maandag en dinsdag vervoert hij containers naar het Ruhrgebied;
op woensdag naar Amsterdam; op donderdag en vrijdag naar Antwerpen.
Uitwerking: Woensdag is er geen internationale rit. Maandag en dinsdag tellen voor
de helft mee (2 × ½ = 1); ook donderdag en vrijdag tellen voor de helft mee (2 × ½
= 1). In totaal dus 2 × het vaste bedrag per dag.
Wanneer vrijdag niet weer naar Antwerpen maar – evenals woensdag – naar Amsterdam
zou zijn gereden, is er op donderdag geen sprake van een internationale rit die aansluit
bij zodanige rit op de dag ervoor of erna. In dat geval blijft de vaste aftrek beperkt
tot de maandag en dinsdag: 2 × ½ = 1 × het vaste bedrag per dag.
Voor de ritten in Nederland en op donderdag naar Antwerpen kunnen de aannemelijk te
maken werkelijke verblijfkosten in aftrek worden gebracht.