Wijzigingswet Wet op het voortgezet onderwijs (vervanging basisvorming door nieuwe regeling voor de onderbouw )(regeling onderbouw VO)

Geraadpleegd op 25-10-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-08-2006.
Geldend van 01-08-2006 t/m heden

Wet van 29 mei 2006 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs inzake vervanging van de basisvorming door een nieuwe regeling voor de onderbouw (regeling onderbouw VO)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, de regeling voor de basisvorming in de Wet op het voortgezet onderwijs te vervangen door een nieuwe regeling voor de onderbouw, waarbij de mogelijkheden worden vergroot voor variëteit in het traject tussen de bovenbouw van het primair onderwijs en de vervolgtrajecten in de verschillende schoolsoorten in het voortgezet onderwijs, evenals de ruimte voor scholen bij het inrichten van onderwijsprogramma’s in de onderbouw van het voortgezet onderwijs;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel IIa. Wijzigingen in verband met het wetsvoorstel aanpassing profielen tweede fase vwo en havo

[Red: Wijzigt de Wijzigingswet Wet op het voortgezet onderwijs (aanpassing profielen tweede fase vwo en havo).]

Artikel III. Overgangsbepaling bevoegdheden combinatievakken

Degene die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet op grond van artikel 9b van de Regeling bewijzen van bekwaamheid O.W.V.O. zoals luidend op de dag voor de inwerkingtreding van dit artikel bevoegd is voor een van de in dat artikel genoemde combinaties van vakken, blijft bevoegd voor de desbetreffende combinatie.

Artikel IIIa. Wijziging Wet van 12 mei 2005, Stb. 288

[Red: Wijzigt de Wijzigingswet Wet op het voortgezet onderwijs (decentralisatie vervangingsuitgaven en wachtgelduitgaven vo).]

Artikel IIIb. Wijziging wetsvoorstel aanpassing profielen tweede fase vwo en havo

[Red: Wijzigt de Wijzigingswet Wet op het voortgezet onderwijs (aanpassing profielen tweede fase vwo en havo).]

Artikel IIId. Evaluatie lichamelijke opvoeding

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zendt in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit binnen vier jaar na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel H, van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten in de praktijk van deze wet, voorzover het betreft lichamelijke opvoeding. In het evaluatierapport wordt in ieder geval aandacht besteed aan de omvang en schooltijd en aan de verdeling daarvan over de leerjaren voor verschillende groepen leerlingen en wordt de vraag beantwoord of lichamelijke opvoeding zowel in kwalitatieve als in kwantitatieve zin voldoende is gewaarborgd.

Artikel IIIe. Evaluatie

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zendt in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de wijzigingen van artikel 33 van de Wet op het voortgezet onderwijs voor zover het betreft vakoverstijgende programmaonderdelen, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de artikelen I tot en met III van deze wet in de praktijk.

Artikel IV. Inwerkingtreding

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. Daarbij kan tevens worden bepaald dat:

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage, 29 mei 2006

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ,

M. J. A.van der Hoeven

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ,

C. P. Veerman

Uitgegeven de zevenentwintigste juni 2006

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner