Een verklaring verontreinigde grond geeft aan dat de desbetreffende partij grond niet
reinigbaar is tot een nuttig toepasbaar product en leidt voor die partij tot ontheffing
van het stortverbod krachtens het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen (Bssa).
altijd plaats na ontgraving van de grond en op basis van een ex-situ depotkeuring.
Wij raden u aan om al tijdens de voorbereiding van de ontgraving rekening te houden
met de melding aan Bodem+ en het verwerkingstraject van de grondstromen. Bij het uitvoeren
van bodemonderzoek en het opstellen van een saneringsplan en -bestek kunt u denken
aan het volgende:
B. Projectgegevens
11. Het projectnummer wordt door Bodem+ toegekend. Als dit nummer bekend is, kunt
u het hier invullen. De gegevens bij 12 t/m 20 hoeft u dan niet in te vullen mits
er geen veranderingen zijn opgetreden.
12. De naam die door de saneerder/ontdoener aan het project is gegeven.
13. Geef hier aan of de financiering van het project plaatsvindt door de overheid
ingevolge de Wbb. De code is het nummer waaronder dit project bij het bevoegd gezag bekend is.
14. Adres, postcode en plaats van de projectlocatie.
15. De X- en de Y-coördinaat van de locatie zoals deze op de topografische kaart zijn
te vinden.
16 t/m 20. De naam en gegevens van de projectleider van de saneerder/ontdoener (dus
niet van de projectadviseur die de melding verzorgt).
Projectadviseur
21 t/m 26. Onder projectadviseur verstaat Bodem+ de persoon/instantie/het adviesbureau
die na-mens de saneerder/ontdoener de melding verzorgt en al dan niet als correspondentieadres
fungeert. Bodem+ kent aan de projectadviseur een blijvend relatienummer toe. Bij volgende
aanmeldingen, wijzigingen of uitbreidingen volstaat vermelding van dit relatienummer.
De gegevens bij 22 t/m 26 kunt u dan open laten mits er geen veranderingen zijn opgetreden.
27 t/m 29. De contactpersoon, het toestelnummer en het e-mail adres van de projectadviseur
die de melding verzorgt.
30. Hier kunt u aangeven of de projectadviseur de correspondentie wenst te ontvangen.
Aanvullende informatie en toelichting
31. Hier vermeldt u de relevante rapporten met titel, nummer, datum en plaats waar
deze rapporten ter inzage liggen en zonodig de naam van de daarvoor te benaderen persoon.
Steekproefsgewijs en bij onduidelijkheden kan Bodem+ deze rapporten opvragen ten behoeve
van de beoordeling van een partij. Stuur in alle gevallen de volledige rapportage
van de partijkeuring toe!
32. Bij de toelichting verstrekt u algemene achtergrondinformatie met betrekking tot
historie, bedrijfsvoering, enzovoort. Eventueel gebruikt u hiervoor een kopie van
de samenvatting van het nader onderzoek of het saneringsonderzoek.
C. Partijgegevens
Dit onderdeel (kopiëren en) invullen per depot c.q. te onderscheiden partij (zie brochure
‘Indelen in partijen’). Bij een aanvraag voor een niet-reinigbaarheidsverklaring moeten
partijen groter dan 2.000 ton zijn opgesplitst in deelpartijen van maximaal 2.000
ton.
33 en 34. Naast het partijnummer van de saneerder/ontdoener, kent Bodem+ aan elke
partij een eigen uniek partijnummer toe.
35. Hier geeft u de totale hoeveelheid materiaal inclusief puin en afval zo goed mogelijk
aan, zowel in tonnen als in kubieke meters. Geef tevens de gehanteerde omrekenfactor
van tonnen naar kubieke meters aan. Zijn puin en afval vóór levering op een bepaalde
diameter afgezeefd, dan het afgezeefde deel niet aanmelden. Eventueel bij 46 de gebruikte
zeefdiameter aangeven.
36. Geef hier aan wanneer de partij vermoedelijk wordt afgevoerd.
37 en 38. In principe wordt gebruik gemaakt van één grondsoortaanduiding. Alleen in
bijzondere omstandigheden, in geval van een sterk heterogene bodemlaag of een sterk
heterogeen depot, kunt u één partij met twee verschillende grondsoorten aanmelden.
Naast de indeling van partijen op basis van de grondsoort, dient u vóór ontgraving
de partijen ook te scheiden op basis van combinaties van verontreinigingen, de mate
van verontreiniging en de aanwezigheid van bodemvreemde stoffen (afval, puin). Het
indelen van partijen is beschreven in de brochure ‘Indelen in partijen’ en in de handleiding
van het programma K-SOIL.
De grondsoort geeft u aan met de volgende codes (zie ook de figuren 1 en 2):
Code
|
Benaming conform NEN 5104
|
%[m/m]
|
%
|
<2 μm
|
2–63 μm
|
63–2000 μm
|
Humus
|
31
|
zwak tot matig siltig zand
|
0–5
|
0–17,5
|
82,5–100
|
0–20
|
21
|
kleiig zand
|
5–8
|
0–12,5
|
82,5–95
|
0–20
|
22
|
sterk siltig zand tot zwak zandige leem
|
0–25
|
9,5–100
|
0–82,5
|
0–25
|
32
|
sterk zandig tot zwak siltige klei
|
8–100
|
0–75
|
0–92
|
0–30
|
41
|
zwak tot sterk zandig veen
|
0–8
|
55–85
|
15–40
|
42
|
zwak tot sterk kleiig veen
|
5–70
|
0–75
|
15–70
|
43
|
mineraalarm veen
|
0–30
|
0–65
|
35–100
|
Partijen met meer dan 50% bodemvreemd materiaal worden door Bodem+ gekwalificeerd
als partijen niet-zijnde grond. Voor dergelijke partijen wordt géén niet-reinigbaarheidsverklaring
verstrekt. Bodem+ gebruikt de volgende codes als een partij voor minder dan 50% uit
grond bestaat (zie 43):
|
61
|
Huisvuil
|
|
|
|
62
|
Bedrijfs- of industrieel afval
|
|
|
|
63
|
Bouw- en sloopafval, puin
|
|
|
|
64
|
Gecombineerde stort
|
|
|
|
67
|
Bodemsaneringsmateriaal
|
|
|
|
81
|
Slakken
|
|
|
|
82
|
Sintels, (kolen)as, -gruis
|
|
|
|
39. Geef het gemiddelde vochtgehalte aan (100 - % droge stof, bepaald volgens NEN
5748).
40. Geef het gemiddelde humusgehalte aan, bepaald volgens NEN 5754. De pH (0,01 M
CaCl 2) bepalen volgens NEN 5750. Het gehalte calciumcarbonaat bepalen volgens NEN
5757.
41. Geef het gemiddelde lutumgehalte en de fractieverdeling van de minerale delen
(0–2000 μm) aan. Het lutumgehalte (uitgedrukt in % d.s.) bepalen volgens NEN 5753.
De fractieverdeling eveneens bepalen volgens NEN 5753 (met destructie, met behulp
van zeef en pipet, inclusief de fractie > 2 mm) en berekenen als massapercentage van
de som van de minerale delen (zie bijlage C.3 van NEN 5753). Minimaal één fractieverdeling
bepalen per (deel)partij van maximaal 2.000 ton.
42. Dit betreft de minerale delen < 2 mm. samen met humus en CaCO3 en eventueel aanwezige grind met een diameter van 2 tot 63 mm. en schelpen; dit is
een bepaald percentage van de totale hoeveelheid droge stof.
43. Bodem+ gaat ervan uit dat de partij zo mogelijk wordt gezeefd op 32 mm en in ieder
geval op 80 mm. Vermeld derhalve op basis van visuele waarnemingen, de zeefcurve en
boorstaten een schatting van de gehaltes voor de fracties van 2–32, 32–80 en >80 mm.
Met puin wordt het gehalte aan steenachtig materiaal bedoeld.
44 en 45. Onder afval verstaat Bodem+ bodemvreemde stoffen (uitgezonderd puin) zoals
slakken, sintels en kooldeeltjes, ijzerdelen, boomstronken, begroeiingsresten, plastics,
huisvuil e.d.
Het percentage bodemvreemd materiaal (b) kan worden aangegeven door sommatie van het
percentage puin en afval. Als het percentage bodemvreemd materiaal is aangegeven,
dan is de totale partij bestaande uit grond (a) en bodemvreemd materiaal (b) voor
100% benoemd. Deze 100% is dan de totaal bij 35 aangemelde hoeveelheid.
46. Bij de omschrijving afval geeft u een beschrijving van het afval, bijvoorbeeld
soort, verspreiding, grootte, uitzeefbaarheid en dergelijke. Eventueel de gebruikte
zeefdiameter aangeven.
47. Hier geeft u de verontreinigingen van de partij aan:
Verontreinigingstype
Bij elk verontreinigingstype (Vt.) hoort een code; deze codes staan vermeld op bijgaande
lijst. Voor PAK’s geldt: naast het PAK-totaal (de 10 van VROM) o.a. in verband met
de toetsing van hergebruiksmogelijkheden ook altijd de overige op het formulier aangegeven
PAK’s invullen.
Concentratie
Bij de concentratie (Conc.) geeft u de gemeten concentraties op van de verontreinigende
stoffen (in mg/kg d.s.). Deze concentratie is het ‘gewogen gemiddelde’ van de analyses
van de partij. In geval van een depotkeuringen met twee mengmonsters is het gewogen
gemiddelde identiek aan het rekenkundig gemiddelde.
Minimum/maximum
Hier geeft u de gemeten minimale (Min.) en maximale (Max.) waarden (in mg/kg d.s.)
aan.
Aantal analyses
Bij Nan vermeldt u het aantal analyses dat op de partij betrekking heeft. Bij Nmm
vermeldt u het aantal grepen per monster van het depotonderzoek of in geval van een
bodemonderzoek het aantal deelmonsters per samengesteld monster.
Uitloging
Bij U vermeldt u eventueel de bepaalde uitloging, gemeten met de proef voor korrelvormige
materialen (NEN 7343): de cumulatieve uitloging, uitgedrukt in mg/kg bij L/S=10. Dit
uitsluitend voor partijen met een gehalte aan organische stoffen kleiner dan de samenstellingswaarden
voor hergebruik van grond (bijlage 2 Bsb) én een gehalte aan anorganische stoffen groter dan de samenstellingswaarden voor
schone grond (bijlage 1 Bsb) maar kleiner dan de samenstellingswaarden voor hergebruik van grond (bijlage 2 Bsb).
In de toelichting kunt u bijvoorbeeld aangeven in welke vorm en verspreiding de verontreiniging
in de grond voorkomt (bijvoorbeeld wel of niet geïoniseerd) enzovoort.
48. Hier kunt u aangeven welke monsternemingsstrategie is gehanteerd en met welke
kwaliteitsniveau de monstervoorbehandeling en -analyses zijn uitgevoerd.
Een aanvraag inzake het Bssa ten behoeve van een niet-reinigbaarheidsverklaring moet altijd (m.u.v. grond met
een gemiddeld gewogen asbestgehalte hoger of gelijk dan 100 mg/kg droge stof) ex-situ
in depot worden gekeurd conform protocol VKB-1001 ‘Monsterneming grond voor het procescertificaat
partijkeuringen bouwstoffenbesluit’ (2 × 50 grepen van ca. 180 gram per deelpartij
van maximaal 2.000 ton) en monstervoorbehandeling en -analyse conform AP04.
49. Per partij ondertekenen. Bodem+ neemt alleen volledig ingevulde en ondertekende
formulieren in behandeling. Formulieren kunnen per post of fax worden verstuurd aan
Bodem+, Postbus 93144, 2509 AC, Den Haag. Fax: 070 – 3735 100.
Naast het ingevulde formulier ‘Aanvraag verklaring grond’ dient u bij iedere partij
standaard een aantal begeleidende documenten mee te sturen, te weten:
-
–
Kopie van het certificaat VKB-1001 van de monsternemende instantie;
-
–
Kopie van het monsternameplan;
-
–
Kopie van het monsternameformulier;
-
–
Kopieën van de analysecertificaten van het laboratorium;
-
–
Plattegrond van de depotlocatie;
-
–
Foto’s van de bemonsterde depots.
In geval van asbesthoudende grond die op basis van een in-situ bodemonderzoek wordt
aangemeld dient u altijd een volledig exemplaar van het rapport asbestonderzoek mee
te sturen.
In geval van residu van de reiniging van grond, die is gereinigd overeenkomstig BRL
7500 en SIKB-protocol 7510 dient u standaard een aantal begeleidende documenten mee
te sturen, te weten:
-
–
een overzicht met de herkomst en status van de ingenomen partijen, waarvan het residu
is gestort onder een eventuele voorgaande afgegeven verklaring;
-
–
de hoeveelheid ingenomen verontreinigde grond in tonnen droge stof;
-
–
de hoeveelheid afgevoerd residu gespecificeerd naar verwerker;
-
–
jaarlijks een materialenbalans over de scheidingsinstallatie.