Circulaire houtopslag

[Regeling vervalt op nader te bepalen datum].
Geraadpleegd op 18-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 02-11-2006.
Geldend van 02-11-2006 t/m heden

Circulaire houtopslag

1. Intrekking ontwerp-Reparatiebesluit

Bij brief van 19 augustus 2004, kenmerk: 2004035856, heb ik u geïnformeerd over de ontwikkelingen met betrekking tot de algemene regels voor meldingplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 8.40 van de Wet milieubeheer. In die brief heb ik u gemeld dat voorafgaand aan de uitvoering van de herijkingvoornemens van de VROM-regelgeving er een zogeheten Reparatiebesluit zou komen. Dat reparatiebesluit zou urgente knelpunten uit verschillende krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer gegeven algemene maatregelen van bestuur wegnemen. Bedoeld ontwerp-Reparatiebesluit is vervolgens in de Staatscourant van 11 november 2004, nr. 218, bekend gemaakt, opdat een ieder zijn zienswijze daarover binnen vier weken aan mij kenbaar kon maken. Enkele van de ingekomen zienswijzen waren zodanig dat in overleg met de betrokken branches nader onderzoek diende plaats te vinden. Dat onderzoek en de resultaten daarvan hebben de verdere voortgang van het ontwerp-Reparatiebesluit zodanig vertraagd dat ik heb besloten het ontwerp-Reparatiebesluit niet verder in procedure te brengen. Immers, inmiddels was de voorbereiding van de modernisering van de algemene regels voor inrichtingen zo ver gevorderd dat het verschil tussen de geplande datum van inwerkingtreding van het Reparatiebesluit en de geplande datum van inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit weinig tijdwinst zou opleveren. Bovendien bespaart het niet doorzetten van het Reparatiebesluit ambtelijke capaciteit die vervolgens kon worden benut voor de voltooiing van het Activiteitenbesluit. Uiteraard is in het ontwerp-Activiteitenbesluit rekening gehouden met de wijzigingsvoorstellen, zoals voorzien in het Reparatiebesluit.

2. Regeling voor de buitenopslag van hout

In het ontwerp-Reparatiebesluit was onder meer voorzien in een wijziging van de voorschriften betreffende de opslag van hout, zoals neergelegd in het Besluit bouw- en houtbedrijven milieubeheer (artikelen 1.6.13 en 2.1.3) en het Besluit opslag- en transportbedrijven milieubeheer (artikel 1.6.11). Naar aanleiding van de voorgestelde wijziging van die voorschriften heeft nader overleg plaatsgehad met de bij houtopslag betrokken brancheorganisaties, de Nederlandse Emballage- en Palletindustrie Vereniging (EPV), de Vereniging van Nederlandse houtondernemingen (VVNH) en VNO-NCW. Dat overleg heeft geleid tot een aangepaste regeling. Kortheidshalve verwijs ik naar die aangepaste regeling die als bijlage bij deze circulaire is gevoegd. Ik verzoek u om bij de beoordeling of een inrichting die hout in de buitenlucht opslaat, voorlopig van deze regeling uit te gaan. Voorlopig, omdat de regeling voor de buitenopslag van hout in het kader van de modernisering van de VROM-regelgeving met de inwerkingtreding van het op grond van de Woningwet te nemen Gebruiksbesluit onderdeel zal uitmaken van dat besluit en niet langer van de algemene regels die op grond van de Wet milieubeheer worden gegeven. Hout en andere producten, zoals kunststof kozijnen en autobanden, zijn aan te merken als niet-gevaarlijke stoffen. De milieuwetgeving is in beginsel bedoeld om regels te stellen voor gevaarlijke stoffen. Met deze duidelijke scheiding wordt beoogd te voorkomen dat dubbele en wellicht tegenstrijdige regelgeving ontstaat. Bijgaande regeling heft de knelpunten in de huidige voorschriften voor houtopslag op en biedt voor zowel u als het betrokken bedrijfsleven duidelijkheid.

Omdat voor de binnenopslag van hout (opslag in een gebouw) ook voorschriften gelden op grond van de gemeentelijke bouwverordening, voortvloeiende uit artikel 8 van de Woningwet, was ter voorkoming van dubbele en/of tegenstrijdige regels in het ontwerp-Reparatiebesluit voorzien in het laten vervallen van de regeling voor de binnenopslag van hout. Wat de regels voor de binnenopslag van niet-gevaarlijke stoffen betreft, verzoek ik u tot de inwerkingtreding van het hierboven bedoelde Activiteitenbesluit en het Gebruiksbesluit uit te gaan van de regels, zoals die thans in de gemeentelijke bouwverordening zijn gegeven. Dit geldt overigens ook voor de eisen met betrekking tot bluswatervoorzieningen en de bereikbaarheid van de houtopslag voor de brandweer, waarvoor artikel 2.3.1 van het Besluit bouw- en houtbedrijven milieubeheer ook regels stelt.

3. Status, reikwijdte en werkingsduur circulaire

Deze circulaire heeft, voor zover betrekking hebbend op de opslag van hout in inrichtingen als bedoeld in de Wet milieubeheer een juridisch normerend karakter. Het bevoegd gezag zou uit het oogpunt van nationaal milieu- en duurzaamheidsbeleid rekening moeten houden met de inhoud van deze circulaire, voor zover betrekking hebbend op de opslag van hout in een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer. Deze circulaire vervalt met ingang van de dag waarop het Activiteitenbesluit en het Gebruiksbesluit Woningwet in werking treden. Naar verwachting zal die inwerkingtreding op of omstreeks 1 mei 2007 plaats hebben.

Ik vertrouw er op u hiermede voldoende te hebben geïnformeerd.

Hoogachtend,
De

Staatssecretaris

van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P.L.B.A. van Geel

Bijlage bij de circulaire over de intrekking van het ontwerp-Reparatiebesluit algemene regels meldingplichtige inrichtingen milieubeheer en voorschriften voor de opslag van hout, kenmerk: 2006306496

Nieuw voorschrift betreffende de buitenopslag van hout ten behoeve van het Besluit bouw- en houtbedrijven milieubeheer en het Besluit opslag- en transportbedrijven milieubeheer

Voorschrift 1.6.11

  • a. De opslag van brandbare stoffen binnen de inrichting, doch buiten een tot de inrichting behorend bouwwerk is zodanig dat die opslag bij brand geen onaanvaardbare risico’s oplevert voor een naast de inrichting gelegen kampeerterrein als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a, of derde lid, van de Wet op de openluchtrecreatie, speeltuin of een gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Woningwet, dat niet wederrechterlijk is gebouwd.

  • b. Indien op het naast de inrichting gelegen perceel geen kampeerterrein, speeltuin of gebouw als bedoeld in onderdeel a, aanwezig is, maar volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan en de bij dat plan behorende voorschriften op dat perceel een kampeerterrein of speeltuin mag worden gevestigd of een gebouw mag worden gebouwd, geldt het in onderdeel a gestelde ten opzichte van dat kampeerterrein, die speeltuin of dat gebouw zodra het kampeerterrein of de speeltuin op dat perceel is gevestigd of het gebouw op dat perceel is gebouwd.

  • c. Aan onderdeel a of b is in elk geval voldaan, indien de brandbare stof hout is en de opslag daarvan bij brand gedurende ten minste 60 minuten, bepaald volgens de publicatie ‘Rekenmethode stralingsbelasting opslag van brandbare stoffen’, Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, geen grotere stralingsbelasting veroorzaakt dan 15 kW/m2:

    • 1°. op de perceelsgrens van de inrichting, indien het naast de inrichting gelegen perceel een kampeerterrein of een speeltuin is, en

    • 2°. op de naar de inrichting toegekeerde uitwendige scheidingsconstructie van een in onderdeel a of b bedoeld gebouw.

  • d. Bij ministeriële regeling worden nadere voorschriften gegeven voor de toepassing van de rekenmethode, bedoeld in onderdeel c. Daarbij kan worden bepaald dat die methode ook van toepassing is op de opslag van andere brandbare stoffen dan hout.

  • e. Indien uitvoering wordt gegeven aan de tweede volzin van onderdeel d, is onderdeel c van overeenkomstige toepassing.

  • f. In afwijking van onderdeel c mag ook op andere wijze dan genoemd in dat onderdeel worden aangetoond dat ten minste wordt voldaan aan de in onderdeel c genoemde stralingsbelasting gedurende in dat onderdeel genoemde periode.