Circulaire Ambtstoelage burgemeesters, (onkosten)vergoedingen wethouders, raadsleden en commissieleden

[Regeling materieel uitgewerkt per 01-01-2009.]
Geraadpleegd op 10-11-2024.
Geldend van 01-01-2007 t/m heden

Circulaire ambtstoelage burgemeesters, (onkosten)vergoedingen wethouders, raadsleden en commissieleden

1. Bezoldiging burgemeesters

De bezoldiging van burgemeesters wijzigt overeenkomstig de wijziging van de bezoldiging van het personeel in de sector Rijk. De looptijd van het arbeids-voorwaardenakkoord sector Rijk is van 1 januari 2006 tot 1 januari 2007. Momenteel zijn de arbeidsvoorwaardenonderhandelingen in de sector Rijk nog gaande.

De laatste algemene salarisverhoging was in januari 2006. Indien er een volgende wijziging van het salaris wordt vastgesteld, wordt u geïnformeerd over de gevolgen daarvan voor de bezoldiging van de burgemeester.

Het bovenstaande houdt in dat u vooralsnog kunt uitgaan van de bezoldiging die is vastgesteld per 1 januari 2006.

2. Ambtstoelage burgemeesters

In artikel 16, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit burgemeesters is bepaald dat de ambtstoelage van burgemeesters per 1 januari van elk jaar wordt herzien aan de hand van de consumentenprijsindex geldend voor de maand september van het voorafgaande kalenderjaar.

De consumentenprijsindex voor 2006 is bepaald op 115,3. Voor 2005 was dat indexcijfer 114,1.

Dit betekent dat de bedragen van de ambtstoelage per 1 januari 2007 worden verhoogd met 1,1%.

Met ingang van 1 januari 2007 luiden de bedragen genoemd in artikel 16, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit burgemeesters als volgt:

Inwonersklasse

Ambtstoelage

Klasse 1 en 2

€ 600,04

Klasse 3 en 4

€ 630,78

Klasse 5 en 6

€ 657,35

Klasse 7 t/m 11

€ 679,21

3. Vergoedingen wethouders

De vergoeding van wethouders wijzigt overeenkomstig de wijziging van de bezoldiging van het personeel in de sector Rijk. De looptijd van het arbeids-voorwaardenakkoord sector Rijk is van 1 januari 2006 tot 1 januari 2007. Momenteel zijn de arbeidsvoorwaardenonderhandelingen in de sector Rijk nog gaande.

De laatste algemene salarisverhoging daarvan was in januari 2006. Indien er een volgende wijziging van het salaris wordt vastgesteld, wordt u geïnformeerd over de gevolgen daarvan voor de vergoeding van wethouders.

Het bovenstaande houdt in dat u vooralsnog kunt uitgaan van de vergoeding die is vastgesteld per 1 januari 2006.

4. Onkostenvergoeding wethouders

In artikel 25, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders is bepaald dat de onkostenvergoeding voor wethouders per 1 januari van elk jaar wordt herzien aan de hand van de consumentenprijsindex geldend voor de maand september van het voorafgaande kalenderjaar.

De consumentenprijsindex voor 2006 is bepaald op 115,3. Voor 2005 was dat indexcijfer bepaald op 114,1.

Dit betekent dat de bedragen van de onkostenvergoeding per 1 januari 2007 worden verhoogd met 1,1%.

Met ingang van 1 januari 2007 luiden de bedragen genoemd in artikel 25, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders als volgt:

Tabel II

Aantal inwoners gemeente

Max. onkostenverg. per maand

–8.000

€ 252,62

8.001–14.000

€ 415,13

14.001–18.000

€ 537,02

18.001–

€ 585,98

5. Splitsingsproblematiek wachtgeld en pensioen op grond van de Appa

Met ingang van 1 januari 2006 worden wethouders aangemerkt als werknemer en vallen onder de werking van de Wet op de loonbelasting (circulaire van 1 september jl., kenmerk 2005-158381). Tot die datum werden wethouders fiscaal beschouwd als niet-werknemer (hierna aangeduid als zelfstandigen) die desgewenst kunnen kiezen om voor de loonbelasting te worden aangemerkt als fictief werknemer.

Voor wethouders die tijdens hun ambtsperiode zowel in een tijdvak als zelfstandige als in een ander tijdvak als (fictief) werknemer zijn aangemerkt, moet de wachtgeld- of pensioenuitkering naar evenredigheid worden gesplitst naar het inkomsten- en loonbelastingregime. Dit heeft echter een gecompliceerde uitvoering van de Appa-uitkeringsregeling tot gevolg.

Eerder is in de circulaire van 20 december 2005 (nr. 2005-321095) aangegeven dat het streven was om de Appa-uitkeringsregelingen met ingang van 1 januari 2007 in alle situaties onder de Wet op de loonbelasting te brengen waardoor de splitsingsproblematiek wordt beëindigd. Gezien het beperkte aantal uitkeringen waarvoor de splitsingsproblematiek geldt en de geleidelijke daling van dergelijke uitkeringen, is uiteindelijk besloten dit niet in regelgeving vast te leggen. Dat betekent dat de met de belastingsdienst overeengekomen praktische oplossing kan worden gecontinueerd.

De belastingdienst gaat er in de praktijk mee akkoord als inhoudingsplichtigen – om splitsing van de uitkering te voorkomen – de volgende inhoudingswijze toepassen. De inhoudingsplichtige (gemeente) houdt met instemming van betrokkene loonbelasting in over de volledige uitkering.

De Appa-uitkeringsgerechtigde kan dan de belastinginspecteur verzoeken de voorlopige aanslag inkomstenbelasting die over dat jaar eventueel is opgelegd te verminderen met het bedrag dat naar verwachting in dat jaar aan loonbelasting zal worden ingehouden. Per saldo levert deze werkwijze daardoor voor betrokkene geen nadeel op.

6. Vergoeding raadsleden

In artikel 2, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is bepaald dat de vergoeding voor werkzaamheden voor raadsleden per 1 januari van elk jaar wordt herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid inclusief bijzondere beloningen geldend voor de maand september van het voorafgaande kalenderjaar.

Toepassing van het bovenstaande houdt in dat de bedragen van de vergoeding voor werkzaamheden voor raadsleden per 1 januari 2007 worden verhoogd met 2,5%. Dit is de verhoging van het indexcijfer van 2006 (116,7) ten opzichte van 2005 (113,8).

Het maximumbedrag per maand voor de vergoeding van werkzaamheden voor raadsleden genoemd in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden bedraagt per 1 januari 2007:

Tabel I

Klasse

Inwonertal

Maximum vergoeding werkzaamheden per maand

1

–6.000

€ 188,11

2

6.001–8.000

€ 208,35

3

8.001–10.000

€ 242,29

4

10.001–12.000

€ 280,99

5

12.001–14.000

€ 329,22

6

14.001–18.000

€ 414,35

7

18.001–24.000

€ 513,16

8

24.001–30.000

€ 645,32

9

30.001–40.000

€ 796,54

10

40.001–50.000

€ 954,38

11

50.001–60.000

€ 1.037,02

12

60.001–80.000

€ 1.133,08

13

80.001–100.000

€ 1.213,48

14

100.001–125.000

€ 1.301,18

15

125.001–150.000

€ 1.377,68

16

150.001–250.000

€ 1.460,33

17

250.001–375.000

€ 1.604,96

18

375.001–

€ 1.953,98

7. Onkostenvergoeding raadsleden

In artikel 2, vijfde lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is bepaald dat de onkostenvergoeding voor raadsleden per 1 januari van elk jaar wordt herzien aan de hand van de consumentenprijsindex geldend voor de maand september van het voorafgaande kalenderjaar.

De consumentenprijsindex voor 2006 is bepaald op 115,3. Voor 2005 was dat indexcijfer bepaald op 114,1.

Dit betekent dat de bedragen van onkostenvergoeding per 1 januari 2007 worden verhoogd met 1,1%.

Het maximumbedrag per maand voor de onkostenvergoeding voor raadsleden genoemd in artikel 2, derde lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden bedraagt per 1 januari 2007:

Tabel II

Klasse

Inwonertal

Onkostenvergoeding raadsleden per maand

1

–6.000

€ 37,51

2

6.001–8.000

€ 39,59

3

8.001–10.000

€ 43,24

4

10.001–12.000

€ 46,87

5

12.001–14.000

€ 52,60

6

14.001–18.000

€ 59,90

7

18.001–24.000

€ 69,80

8

24.001–30.000

€ 80,74

9

30.001–40.000

€ 95,84

10

40.001–50.000

€ 116,68

11

50.001–60.000

€ 123,97

12

60.001–80.000

€ 133,35

13

80.001–100.000

€ 141,16

14

100.001–125.000

€ 150,00

15

125.001–150.000

€ 157,83

16

150.001–250.000

€ 165,12

17

250.001–375.000

€ 188,04

18

375.001–

€ 225,53

Het maximumbedrag per maand voor de onkostenvergoeding voor raadsleden (bij fictieve dienstbetrekking) genoemd in artikel 2, vierde lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden bedraagt per 1 januari 2007:

Tabel III

Klasse

Inwonertal

Onkostenvergoeding raadsleden (bij fictieve dienstbetrekking) per maand

1

–6.000

€ 78,13

2

6.001–8.000

€ 82,30

3

8.001–10.000

€ 90,11

4

10.001–12.000

€ 97,93

5

12.001–14.000

€ 109,37

6

14.001–18.000

€ 125,02

7

18.001–24.000

€ 144,80

8

24.001–30.000

€ 168,24

9

30.001–40.000

€ 199,50

10

40.001–50.000

€ 242,74

11

50.001–60.000

€ 258,35

12

60.001–80.000

€ 277,63

13

80.001–100.000

€ 293,78

14

100.001–125.000

€ 313,06

15

125.001–150.000

€ 328,68

16

150.001–250.000

€ 344,30

17

250.001–375.000

€ 391,18

18

375.001–

€ 469,83

8. Commissieleden

In artikel 14, eerste lid, juncto artikel 2, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is bepaald dat de vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen per 1 januari van elk jaar wordt herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid inclusief bijzondere beloningen geldend voor de maand september van het voorafgaande kalenderjaar.

Toepassing van het bovenstaande houdt in dat de bedragen van de vergoeding voor werkzaamheden voor commissieleden per 1 januari 2007 worden verhoogd met 2,5%. Dit is de verhoging van het indexcijfer van 2006 (116,7) ten opzichte van 2005 (113,8).

De maximumvergoeding voor het bijwonen van vergaderingen voor leden van gemeentelijke commissies genoemd in het eerste lid van artikel 14 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden bedraagt per 1 januari 2007:

Tabel IV

Klasse

Inwonertal

Vergoeding per vergadering

1

–10.000

€ 50,05

2

10.001–20.000

€ 55,33

3

20.001–50.000

€ 66,38

4

50.001–100.000

€ 81,67

5

100.001–250.000

€ 104,31

6

250.001–

€ 132,24

9. Informatie op internet

Informatie die betrekking heeft op politieke ambtsdragers, kunt u vinden op de internetsite van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties: www.minbzk.nl, openbaar bestuur, politieke ambtsdragers.

De

Minister

van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
voor deze:
de

Directeur-Generaal Koninkrijksrelaties en Bestuur

,

L.A.M. van Halder